Pieter Breughel vereeuwigde kinderspel in de 16e eeuw Spel en fantasie zijn waardevolle bijdragen aan ontwikkeling van onze persoonlijkheid Krijgertje spelen eerste toenadering tussen de seksen Geperfectioneerd speelgoed doodt de kinderfantasie door Adriaan P. de Kleuver Lol Bijgaven Stokpaardje Krijgertje Knikkeren Pinke ren Volan Voethal het Staatsniusetim te Wenen hangt een beroemd schilderij, 't Is van onze Zuidnederlandse schilder Pieter Breughel de Oudere (1525-1569) en het we melt er op van spelende kinderen, één draaiende, wriemelende troep kinderen. Maar zie eens béter toe. Het zijn geen snoeperige meisjes of pientere knapen. Het zijn eerder lompe dorpskinderen uit een Vlaams dorp van zo'n vier eeuwen geleden. Het jaar '69 had méér over deze meester moeten geven. Breughel heeft ons met dit schilderij een blik gegund in het leven van het kind uit zijn dagen. Dat maakt het tot een verrukkelijk schilderij. Ineens zie je dat het allemaal groepjes zijn die met een bepaald kinderspel in de weer zijn. Spelen die al ver geten zijn. maar in grootmoeders tijd nog „in" waren, ja, en óók nog spelletjes die onze kinderen spelen. Bekijkt u de reproduktie maar eens goed. Wij allemaal hebben als kind ver toefd in het rijk van de fantasie. Het spel maakte ons vertrouwd met het le ven. Kinderen van roofdieren ik ver eenzelvig homo sapiens niet met een roofdier, alhoewel kinderen van roofdieren dan leren als spelend ja gen. Het „katjesspel" van jonge poes jes is een voorbereiding op hun levens taak. Zo zijn in het kinderspel onze in teresses tot ontwikkeling gekomen of onze ouders werden erdoor met hun neus op de feiten gedrukt waarheen onze grootste belangstelling zich uit strekte. Onze begaafdheden kwamen alzo „spelenderwijs" in de openbaar heid. Men begrijpt uit het voorgaande dat spel en fantasie in hoge mate bij gedragen hebben aan de ontwikkeling van onze persoonlijkheid. Dikke boeken hebben de psychologen en volkskundigen er over vol geschre ven. Zo belangrijk is deze materie dat er hele industrieën voor in het leven geroepen werden. Grote schilders en beeldhouwers hebben het kind in zijn spel geobserveerd en in beeld ge bracht. Dichters hebben er hun inspira tie uit geput en componisten hebben het kinderspel als het ware in klank en ritme op speelse wijze vastgelegd. Toch waren het niet deze kunstvor men en commerciële instellingen die het kind op de weg naar het spel ge leid hebben. De kunstenaar werd door het. kind gebracht tot scheppen; de fa brikant van het kinderspeelgoed zag er slechts een middel in om zijn commer ciële instelling in winst om te zetten. Het eerste geval is echt; het tweede ■oms zéér onoprecht. Niet zodra gaan alle kinderen een bepaald spel spelen of de speelgoedfabrikanten leggen er zich op 'toe de markt van de benodigde attributen te voorzien. Dat is altijd al het geval geweest en daarin schuilt op zichzelf geen gevaar. Het creatieve element van het kind wordt eerder ge schaad door zéér duur en perfect speel goed. De speelgoedmarkt wordt evenals de toeristenmarkt overvoerd met kitsch, veelal Japans spul, waaraan om het handelseffect een „westerse" vorm ge geven is. Japanse poppesmoeltjes wer den vervormd tot snoeperige fondant gezichtjes. Dat een jongen die de sol daat uit wil hangen véél meer lol be leefd aan een door hem zelf of door vader in elkaar geflanst houten ge weer. dat interesseert de fabrikant niet. Die brengt een ding van plastic op de markt. Om van het gezanik van zoon lief af te zijn geef je hem een paar gulden en je bent van de „last" af. Welke moeder lapt nu nog een echte 11 j« voor haar dochter in elkaar? Je koopt nu immers een plasticpop met tlaapogen, stem en uitkambaar haar voor je lieveling. Je hebt er die notabe- ne „echt" plassen kunnen. Kleertjes maken voor zo'n pop? Kom nou! Je koopt ze met ondergoed en een hele garderobe of het mensjes zijn. Ondertussen mist u het genoegen dat opbloeit bij uw dochtertje bij al dat knippen, naaien en breien van al die eigen ontwerpjes. Nooit slaat meer een kind de armen om uw hals en roept opgetogen: „Oh, mams. wat hebt u dat mooi gemaakt", 't Kindje moet ook heel zuinig zijn op die mooie pop. 't Is eigenlijk een ding om klein moedertje voor te zijn. Maar het kind speelt niet eens graag met die pop. Popjelief is altijd op haar zondags. Het herinnert het kind aan een verve lende visite bij een deftige vriendin die al maar door haar blikken laat dwalen of de voeten wel goed geveegd zijn en er niet met de schoenen over de spor ten van de stoelen geschaafd wordt. Echt speelt het kind eerst met zo'n eigengemaakte poppelijs. Of met een vervaarlijke knots van een houten ge weer, waar overigens geen klap gevaar van te duchten is. Dat geweer van een plankje met een stuk pijp en een spij ker als trekker gaat iets worden. Uw Jongen wordt de spreekbuis van dat geweer. Nu ia het een ratelende mi trailleur, dan weer een ouderwetse ach terlader. Zo ook de lelijke lappenpop waar een kind een prinses in ziet. Een dirvg dat tot vervelens toe uw dochter je mama noemt moet toch het meest ver velende voorwerp op aarde zijn. ze de kinderschoenen ontgroeid was, maar ook nog toen de jongenskiel om de schouders hing. Onze teenagers hoor ik al zeggen dat dat maar flauwe jonge tjes waren. Laat iemand als Moeskops dat niet horen. Dat zijn reuzen op sportgebied geworden en die nog leven zijn nóg prachtkerels. Het kinderspel legde naar hun eigen getuigenis de ba sis voor hun geweldige sportprestaties. Over niets dat de prehistorie be treft zijn wij zo schaars geïnformeerd als over het kinderleven. In ons land werd evenwel een bijzonder geval van wat wij noemen moederliefde ontdekt. Bij Molenaarsgraaf vond men een ne derzetting uit de Bronstijd (ca. 1500 jaar voor onze jaartelling). Buiten de omheining vond men drie in de klei- afzetting goed geconserveerde graven. Een er van was van een klein kind. Deze baby had men een bij het mondje geplaatst kommetje als bijgave gege ven. Mogelijk heeft zich in dat komme tje moedermelk bevonden. Wat een zorg voor de reis haar het schimmige dodenrijk. Dit lijkje is overgebracht naar het Rijksmuseum voor Oudheden te Leiden, was korte tijd „tentoonge steld", maar is thans in het depot ge borgen. Menige moeder pinkte erbij een traan weg. Een goede geste dat opber gen want men moet de dood niet als een kijkspel gaan hanteren. Reeds i de Ijzertijd kende men kin derspelgoed. Uit Hallstatt in Zwitser land zi jn o.m. wagentjes en kleine huis jes bekend. Wij blijven dichter bij huis. Tussen Rhenen en Eist, in de buurschap Remmerden, werd ca. 70 jaar geleden een graf ontdekt dat on getwijfeld van een kind was. De bijgaven bestonden uit een klein terra sigillata schaaltje.' een bronzen armbandje en een uit kaolienklei ge bakken poppetje. De oudheidkundigen dachten aan een Romeins graf, maar sinds de ontdekking van het tweede- eeuwse huis bij Rhenen ben ik daar niet zo zeker meer van. Ook daar von den wij naast veel inheemse aardewerk- scherven stukken van dat vermaarde Romeinse rode aardewerk. Er was han del tussende mensen „boven" en „be neden" de Rijn. Dit Remmerdense kind kreeg ongetwijfeld voor de reis naar het dodenrijk het liefste dat het had, het speelgoed, mee. Lange tijd weten wij dan niets. Het vermaarde Frankische grafveld bij Rhe nen bevatte onnoemelijk veel schatten maar iets dat met kinderen van doen gehad kan hebben ken ik er niet van. Wij mogen evenwel rustig aannemen dat de meisjes en jongens van toen- (400 - 800 n.o.j.) de bedrijvigheid van de ouderen in hun spel betrokken heb ben, zo goed als het middeleeuwse kind de toernooien nagebbotst zal hebben. Het „stokpaardje" is daarvan bepaald een overblijfsel. Kinderen zijn door alle tijden heen onbetwist kinderen, d.w.z. .speellustig geweest. Een fijn stukje beeldhouw werk aan de kathedrale basiliek van Sint Jan te 's-Hertogenbosch laat ons zien hoe een kind spelenderwijs lopen leerde. „Maar", zo zult u zeggen, ..dat is toch het principe van ons driewiel- fietsje". Ja, beste lezers, en dat be wijst hoe de Oudtestamentische Spreu kendichter gelijk had toen hij neer schreef: „Er is niets nieuws onder de zon..." ban is daar plotseling dat schilderij van Pieter Bruegel, één kleurige kalei- doscoop van al wat k.nderspel is, zo volmaakt weergegeven dat wij er onze eigen jeugd er in weerspiegeld zien. Ja. Beeldhouwwerk aan de kathedrale basiliek van St. Jan in 's-Hertogen bosch, dat uitbeeldt hoe een kind spe lenderwijs leerde lopen. Dt% is nu wel niet so mooi voor de handel en de gemakzuchtige ouders, maar ieder die om zich heen kijkt en zijn of haar eigen jeugd weet te herin neren zal de waarheid er van moeten erkennen. Echt kinderspel maken de kinderen zelf. Wij behoeven ze geen handje te helpen. 'k Heb eens de vermaarde wielren ner Piet Moeskops op de televisie ho ren vertellen dat hij als jongen van 16 jaar nog met kameraden in de duinen speelde. Je moet er nu om komen. Toch vertelde Moeskops dat hij aan dit „bui- tengebeuren" niet alleen zijn sportivi teit te danken had maar vooral ook een goede lichaamsconditie. Men ziet maar dat een vorige gene ratie nog echt speelde. Niet alleen tot cn ook hel kinderspel van generaties vóór de meester. Zijn grootste verdienste was het kind in het kind te ontdekken. Het staat er allemaal zo levensecht op. De hoepe lende jongens zijn in volle actie en de uitwaaierende rokjes van de miniatuur ballerina's lokaliseerde hij als „draai end" bewegingsspel naast de voort- gezwiepte tollen. In het gebied rond de grote rivieren bleven nog oude kinderspelen bewaard. U zult er ongetwijfeld herkennen. Een geïsoleerd dorp als Veenendaal was voorbestemd iets van deze rijke folklóre binnen de dorpssfeer te bewa ren. Je ziet nog overal groepjes kinde ren bezig en je haalt er je hart bij op. Boompje verwisselen of stuivertje wis selen kreeg als variatie honken verwis selen, ja zelfs busje trappen. Ze zingen nog: „Wij maken een kringetje..." Meisjes en jongens beiden spelen „pijee" of haasje over en in Bruegel's dagen waren het alleen jongens. Een eeuwig mensenspel noemt men het krijgertje spelen, het spel van van gen en vasthouden, van ontduiken en verstoppen. Dit oude kinderspel is ei genlijk een vermildering van de ergste gesel die de menselijke geest teistert: de naijver. In het gewone leven zou een mens zijn bezinning kunnen verliezen en dan gebeuren de ergste dingen. Bij het kin derspel is dat allemaal onderdeel van het bewegingselement. In de onderwe reld, de zelfkant van de maatschappij, is het bittere ernst wanneer politie en misdadiger met listen en lagen elkaar trachten te vangen, respectievelijk trach ten te ontlopen. Het kinderspel zet de jonge mens aan tot evenveel vindingrijkheid als in de rauwe mensenmaatschappij plaats heeft. Een ander element in het krijgertje spelen is dat^ van toenadering zoeken tussen beide seksen, het spel van aan trekken en afstoten. En dit nu gaat on gemerkt over in het echte liefdesspel, door ons wat obscuur als „ze vrijen al" aangeduid. Dat kinderspelen op zéér hoge ou derdom kunnen bogen bewijst hel Wolf en herdersspel. In Veenendaal ging dat vroeger zo: Wolf: Herders laat je schaopies gaonl Herder: 'k Durruf neitl Wolf Waorom neit? Herder: Om de boze wolluf neit! Wolf De boze wolluf zit gevange tussen twee ijzere tange tussen zon en maon, herders laat je schaopies gaon! Er zijn volkskundigen die menen dal met de wolf Fenrir, de zoon van de Germaanse god Loko, bedoeld wordt, die in de gestalte van een wolf de asen vervolgde en na gevangen te zijn tus sen twee rotsen werd vastgeklemd. Dit is evenwel een Scandinavische versie! Aan dit spel kan een sprookje tot grondslag liggen; de eigenlijke beteke nis kennen wij niet. Het werd overal op welhaast dezelfde wijze gespeeld. Moeskops vertelde dat ze het bute- spel als jongens van 16 jaar in de dui nen speelden. Alweer... moet je nu om komen! In de jaarcyclus van het kinderspel is het vooral het voorjaar dat opvalt. Een heel jaar lag de knikkerzak ver geten in een lade, tot moeder de schoon- maakkoorts kreeg en die op de proppen kwam. „Hé", zei moeder dan, „daar is je zak met knikkers". Het kind werd er door gebiologeerd en--- het knikkeren zat in de lucht. Met het knikkeren hangen tal van spelen samen van bal-spelen tot het geheel in ongebruik geraakte bikkel- spel toe. Voor dat laatste werden in de Betuwe door de meisjes de sprong- beenderen (kootjes) uit het voetge wricht van schapen gebruikt. Ze wierpen er op met een bal of grote glazen stuiters die de „bikkel" moest laten kantelen. Ze zaten bij voorkeur op de hoge stoepen van huizen. Met het schaap verdween dit oude kinderspel. Op het schilderij van Bruegel zie dat spel ge heel links in de benedenhoek. Het is dus al eeuwen oud. Ik zou weieens wil len weten of ergens nog gebikkeld wordt. Dansspelen worden door de meisje» nog veel „opgevoerd" en dan bedoel ik het ouderwetse touwtjespringen met al die leuke opzegversjes en als „moder ne" variant het veel beoefende „elas tieken". Toch is het oude „in-spin-de- bocht-gaat-in" juist als dansspel zo be langrijk. Bij het trainen voor de bokssport is touwtjespringen een belangrijk onder deel! Héél zeiden zie je zo kinderen nog reidansen. Aardig was hoe achter een groter meisje in de Zandstraat te Vee nendaal een hele stoet kleintjes ijverig danspasjes aan het instuderen was. Daar herleefde iets van het volkse element in het kinderspel: zelf iets doen op straat. Ook het hinkelspel (in Veenendaal heet het hinkelen) mag men onder de dans spelen rekenen. Even kom ik nog op het knikkerspel terug, 't Zijn nu overwegend glazen knikkers, die als „reclame" in plastic zakjes bij o.m. wasmiddelen cadeau gegeven worden en in onze jeugd ge kocht werden bij snoepwinkeltjes. Maar dat waren de gebakken kogeltjes die ge verfd waren. Als onderscheiding waren er de schietspelen en werp- of rolspelen. Dat schieten gebeurde door de hand dood stil te houden en de knikkers tussen duim en wijsvinger los te laten. Dat gebeurde rond een kuiltje. Vervolgens rolde men het voorwerp naar het kuil tje (kuiltje rollen) en in Veenendaal ook door werpen naar een streep. Wie bijvoorbeeld twee knikkers met de hand palm kn overspannen, won de pot. Maar er veranderde iets. De zandpa den langs de huizen veranderden in trottoirs en het kuiltje maakte plaats voor een schoenendoos. Voorts keek men een en ander af van sjoelbak door in de omgekeerde doos vakjes te snijden en ziedaar: een nieuw knikkerspel was geboren. Kinderen zijn soms bijzond'er vindingrijk. Soms zitten ze in rijen op de trottoirs. En geen moeder zal haar dochter meer een knikkermeid noemen omdat het bij uitstek een jongensspel was. I)at „knikkermeid" duidde dan zo'n beetje op straatmeid. Wat ik ih jaren niet heb zien doen: pinkeren! Dat gebeurde met een stok die op een van beide zijden aangepunt houtje dat opwaarts rustte op een stok je geslagen werd en waarbij in de op sprong de „pinker" nogmaals wegge slagen moest worden. Mesjepikken duikt een enkele keer nog wel eens op, maar „op de streep gooien" dat in Veenendaal pleieren genoemd werd met centen zie je haast nooit meer. Toen in Veenendaal de buurt Van de Pollstraat nog bestond werd dat een paar jaar geleden door jongens nog ge daan. De kleintjes die geen centen had den deden het met kroonkurken. Maar wie van U zag een kind nog hoe pelen? De hoela-hoep-rage was ook maar tijdelijk al leek het een jaar of tien geleden of dit bewegingsspel eeu wig zou gaan duren. Wat wél een lan ger leven beschoren bleek was het tollen. Maar dat is al zo oud als Bruegel en 'nog ouder. Wat op het schilderij van Bruegel niet voorkomt is vliegeren. Juist onder de zomerspelen neemt dit spel nog een grote plaats in. De Veenendalers wa ren bekend om de prachtige vliegers die ze maakten. Ik behoef maar te me moreren de familie Van Beek (Kostver- loren) en menige oude dorpsgenoot zal van ja knikken. Het vliegeren is dan ook nog niet zo langs in ons land ingeburgerd. De oor sprong ligt wel in de oosterse landen. Van de natuurkundeles weer u dat Benjamin Franklin door een vlie ger ontdekte dat een bliksemstraal niets anders is dan een pntlading van elek triciteit. Wanneer de aardappelen gerooid wa ren of het koren gemaaid begon in on ze jonge tijd de pret. Het, Haverland nu Julianastraat te Veenendaal was erg in trek. Maar óók het Boerse- land, waar alleen aan de Marktzijde een paar woningen stonden en de Boer- selandseschool bij de Zandstraat was een geliefd speelveld. Het is neg niet zo lang geleden dat er een smal landweg getje door liep. (van Jantje en de pruimpjes) dichtte over volan of vederbal: „Terwijl ik bezig met palletten bij het venster was vloog mijn volan door 't fors raketten daar in 't glas", (uit Keesje of Het gebroken glas). Dat badminton een volwaardig spel is, bewijst wel dat het véél langer „in leven" blijft dan b.v. die hoela-hoep-ra ge waarbij het bewegingselement be perkt bleef tot een poosje staan wiege len. Fantastische herinneringen heb ik aan het fenomeen Frits van Brenk uit Kesteren, een wat kinderlijke figuur, die op de oude markt te 'Rhenen des zondagmiddags kinderspelen kwam houden. Voor de hele „onder-stad" was dat een geweldig evenement. Er vorm de zich een kring van wel vijftig meis jes en jongens. Nog zie ik Frits voor mij! Zijn hoofd was dan net zo rood als zijn haar en hij droop van het zweet als hij gelijk een slang onder de opgeheven armen van de kinderen door kroop. Een keur van kinderspelen leer de ik zo kennen. Frits' was toen al wel dertig jaar maar nog zo helemaal een kind. Eigenlijk moesten wij daar een film pje van hebben, want ook in Rhenen gaan de kinderspelen zienderogen ach teruit. Dit gebeurde een kleine vijfen dertig jaar geleden. We hebben wat af- gelachen. Al was het maar om die kwaaie kleermakt. die in het oude raadhuis woonde en dan z'n middag dutje niet kon doen. Frits speelde zijn jeugdig spel door en och, de politie keek lachend toe. De laatste jaren is het badminton spel bijzonder intrek. Toch is dit niet nieuw, want onze volksdichter Hiëronymus van Alphen Van de rammelaar in de wieg naar de voetbal op het sportveld is een lan ge weg. Maar in beide gevallen is het spel. In het laatste geval gaat het in yeel gevallen om de knikkers, maar wat moest de mensheid beginnen zon der voetbal? Het spel is ondenkbaar geworden in onze samenleving. Er is uiteraard verschil tussen het kinder spel en het grote-mensenspel. Tóch bleef in ons allen het kind latent aanwezig. Het kind dat móét spelen omdat het zijn leven uitmaakt. Dat kipd in de wieg beleeft intens de spanning van het steeds weer nieuw ontdekken. Het speelt voor zich alleen zijn individueel bewegingsspel. Later speelt het nóg al leen of gemeenschappelijk en dan komt de geaardheid en vooral het seksever schil tot openbaarheid. Het meisje zal met haai poppen moe dertje, zustertje of schooljuf spelen. De jongen zal met een bord tussen de han den geklemd alle handelingen van de buschauffeur nabootsen. Het meisje herhaalt in eindeloze variatie en de jon gen wisselt snel van spclonderwerp. Het mooiste kinderspel wordt ieder jaar op Lammelietjesavond in Veenen daal opgevoerd. De volwassenen kijken dan bij duizenden toe Er dringt zich een vraag bij mij op Kinderen in Biafra, spelen die óók nog? Grote mensen spelen daar met kinder levens. Een moeder uit de Bronstijd gaf haar kindje altijd voedsel mee voor de reis naar het dodenrijk. Wat denkt u dat een Biairaanse moe der haar kind wil geven? Eten en drin ken! Opdat haar kind zorgeloos kan spelen en niet van ellende zal sterven. Laten we onbekommerd onzje zeker heden en dogma's laten varen, want het zijn allen kinderen van die éne Vader, wiens ondoorgrondelijke wil het is dal de kinderen spelen. Bij ons én in Biafra!

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 7