Muren gemetseld van stenen, die uit
Zevengebergte afkomstig zijn
Steunberen zijn uniek
Veiling Kesleren
'ilm
;;iS|
Waar
Baksteen
Ioren
Pastoor
door Adriaan
P. de Kleuver
Koor
Orgel
Rijkdom
iliii
De Hervormde of Johannes Baptistkerk in Echteld is een
van de oudste van ons land. Het benedengedeelte van het
muurwerk dateert uit de elfde eeuw.
■aliSi
WOüNSDAG 7 JANUARI 1970
ECHTELDS KERK;
EEN BIJZONDER
BOUWWERK
Rond ieder oud gebouw hangen wel een paar beminnet
ijke „leugens", leugens overigens die met een beetje
„goede wil" tot klaarheid gebracht kunnen worden. Het be
grip „leugen" is overigens rekbaar en wij komen alras tot
de ontdekking dat er eerder sprake is van misverstand in
zulke gevallen. Veelal is men geneigd aan te nemen dat
de kerk van Echteld gewijd was aan Sint-Catharina en die
van IJ zendoorn aan Sint-Johannes Baptist de doper).
Wij moeten evenwel die patronaten omkeren. Tot 1384 m
oesten de inwoners van de heerlijkheid lJzendoorn (Isen-
doren) in bijzondere gevallen naar de parochiekerk van Ec
hteld. De Echteldse kerk vervulde de functie van moe
derkerk, daar lJzendoorn slechts een kapel rijk was, evena
Is de buurschappen Medel en Ooy, de tot parochiekerk
verheven kapel van lJzendoorn. Wel had de kerk van Ech
teld iets met Sint-Catharina te maken daar Johan van
Wijhe, derde heer van Echteld, en diens vrouw Hille van
Riviere heer Jordaensdr. in de kerk een vicarie stichtten,
„genaemt Sint-Cathryn-altaer, staende aen die noerden sy
de inder kerspellkercken tot Echteld (1371)". Mogelijk is
de diepe rechte nis in de kerkmuur (interieur) aan de noor
dzijde daarvan een overblijfsel. De eigenlijke patroon van
de kerk, de Echteldse kerk, was evenwel Sint-Johannes Bap
tist, zoals blijkt uit archivalia in het Rijksarchief te Utrecht.
Wel vloeit iedere drie jaar nog geld voort uit de bezittinge
n van de kerk die aan deze Sint-Catharina-vicarie ver
bonden waren.
De Heilige Catharina (van Alexan
drië) stond bij de adel in hoge eer.
Het is dan ook goed deze figuur aan
u voor te stellen. Als bij iedere heili
ge uit de vier eerste eeuwen na Chris
tus zijn rond haar dubieuze figuur
een reeks legenden geweven.
„Eens was Alexandrië een cen
trum van wetenschap. Er woonden
geleerde mannen en er was een be
roemde bibliotheek. In deze ver
maarde stad woonde ook een jonge
maagd die bekend stond om haar
vroomheid. Op een dag disputeerde
zij met vijftig geleerden en geen
van hen wist in wijsheid Catha
rina te overtreffen. Vrijmoedig ge
tuigde zij van haar geloof in
Christus en wist de geleerde man
nen te bekeren tot het geloof in
haar Heer. Dit nu vernam de Ro
meinse keizer Maxentius (305-312),
die het Evangelie van Christus
haatte. Hij veroordeelde haar tot
het rad, maar dit vreselijke martel
tuig brak toen het jonge meisje er
op gelegd werd. Na deze foltering
werd zij daarom onthoofd".
Tot zover zou het verhaal waar ge
beurd kunnen zijn. Maar meestal stel
de men het zo voor dat na de dood
van een heilige door middel van de
relikwieën nog wonderen verricht
werden. Zij werd te Alexandrië be
graven, zo wil het verhaal, waar het
graf hoog vereerd werd. Bij de komst
van de Saracenen, zo wil de legende
namen engelen haar lichaam weg en
vlogen er mede naar de berg Sinaï,
waar het op een onbekende plaats
verborgen werd. Nuchterder is een
andere versie die verhaalt hoe vro
me monniken haar stoffelijk over
schot naar de berg Sinaï brachten en
daaromtrent een klooster stichtten.
Zij werd de patrones van het bisdom
Utrecht en mede daardoor kende men
in Echteld, lJzendoorn en Ingen gro
te verering van deze heilige. En nu,
in 1969, schreef op 9 mei paus Paulus
VI een apostolische brief waarin een
O Dit gedeelte van de muur laat
duidelijk zien van welke grote ste
nen de kerk is opgetrokken.
aantal heiligen van de liturgische ka
lender gevoerd werden. Daaronder wa
ren naast Sint-Catharina o.m. Sint-
Nicolaas (ja, de goedheiligman) en
ook Sint-Cunera van Rhenen. Groot
was de onsteltenis in r.k.-kririgen. 't
Kan verkeren... In ieder geval zullen
voor de hervormde gemeente van
Echteld de vicareïnkomsten van het
reeds zo'n vierhonderd jaar „gerefor
meerde" Sint-Catharina-altaar blij
ven vloeien.
De hervormde kerk van Echteld
is een van de oudste in ons land. Het
benedenste gedeelte van het muur
werk is te dateren tussen 1000 en
1100. Het lijkt mij ouder dan dat van
Dodewaard. Wie de muurvlakken links
en rechts van de voortreffelijk be
waarde romaanse hoofdingang aan de
zuidzijde nauwlettend bekijkt ziet tus
sen de verweerde tufsteen ook onre
gelmatige „keien". Men sprak steeds
van veldkeien. Niets is minder waar.
Deze bouwstoffen zijn verzeild ge
raakt tussen de in de middeleeuwen
uit het Rijnland en het Zevengeberg
te op houtvlotten over de rivier aan
gevoerde onregelmatig behakte tuf
steen. Het is besalt, trachiet, zand
steen en fylitische zandsteen en in
de gunstigste gevallen zal men zulk
materiaal in nog geen tientallen kilo
meters aan de oppervlakte van de na
bije heuvelruggen kunnen oprapen.
Daar komt het op neer. Was dat ge
daan dan zouden beslist ook noorde
lijke zwerfstenen opgeraapt zijn! Dit
kan alleen maar rechtstreeks uit de
buurt van Königswinter. De wieg van
de Echteldse kerk stond beslist ge
héél in het Zevengebergte. Tuf, tra
chiet en basalt zijn afkomstig van de
daar aanwezige tertiaire vulkaanres-
ten. Het doorslaande bewijs vormt de
nog fris uitziende Drachenfels tra
chiet met glanzende kristallen en
pikzwarte amfiboolstipjes.
Zou zulk een steen in of aan de op
pervlakte van de stuwwallen gelegen
hebben, dan zou men hem in de hand
kapot hebben kunnen krijgen. Let
wel: honderdduizenden jaren verwe
ring!
In de middelste periode van de mid
deleeuwen kende men nog geen bak
steen. Men was aangewezen op na-
tuurprodukten als tuf, een gemakke
lijk te bewerken steensoort. Men
„verscheepte" op de houtvlotten
(dat hout was tevens nodig voor de
bouw van kerken en kastelen) van al
les. Ook tras, de vulkanische as die
als specie gebruikt werd en ook wel
stukgeklopte tufafval werd tot specie
verwerkt. Meestal treft men andere
met tuf meegekomen gesteenten aan
in het gietwerk waaruit vooral bij de
pre-romaanse zaalkerkjes de funde
ringen bestaan, de vlijlaag dus. Wat
bij de kerk te Echteld aangetroffen
wordt vindt men in ons land hoogst
zelden. Het fraaie voorbeeld te Andelst
is voor ons land uniek. De zuidmuur
te Echteld bestaat boven dit oudste
benedendeel uit onregelmatig metsel
werk van uitsluitend tufsteen met tus
sengevoegd zeer grote blokken vrij re
gelmatig behakte tufsteen en hoog
geplaatste vensteropeningen van een
voudige vroeg-gotische allure. Dit
muurgedeelte vervangt zeker ouder
muurwerk dat uit de romaanse bouw
periode van de kerk geweest moet
zijn. Door ernstige verzakking werd
de noordmuur met steunberen ge
schraagd. De nog geheel romaanse
zuidingang (niet meer in gebruik)
werd enige malen hersteld en heeft
als kalf vermoedelijk de van het al
taar afkomstige altaarsteen van rode
bontzandsteen. De fraai herstelde
eikehouten deur met smeedijzeren
kopnagels beslagen, bezit nog het
prachtige oude ijzeren sluit- en hang-
werk uit de middeleeuwen.
Gaan wij om het iets boven het
kerkdak uitstekende koor dan treft
ons enige overeenkomst met het ver
hoogde muurgedeelte van de zuidzij
de van de kerk. Nog opvallender zijn
de werkelijk unieke steunberen die al
le een „betrapping" met een zadeldak
je bezitten. Oorspronkelijk hadden de
driehoekige „tympanonnetjes" een
vulling met beeldhouwwerk in rode
bontzandsteen. Slechts één er van rest
nog, een in reliëf gehouwen kop van
naar men aanneemt een apostel of
van de een of andere in deze streken
vereerde heilige, 't Zou Sint-Willibror-
dus, Sint-Luidger of Sint-Suitbertus
kunnen zijn. De laatste vooral moet
genoemd worden daar deze zendeling
uit het gevolg van Willibrordus voor
al in deze streek opgetreden is als
brenger van het Christendom. Deter
minatie van zulk een restant is in ho
ge mate moeilijk omdat wij niet we
ten wat in de overige, nu gepleister
de betoppingen aanwezig geweest is.
De steunberen hebben halverwege de
hooggeplaatste, eenvoudige gotische
vensters een uitstekende waterlijst en
beneden deze vensters een herhaling
die tevens doorloopt langs de gehele
koormuur. Een zeer opmerkelijk koor
dus dat uit de veertiende eeuw moet
zijn. Wij zijn dan reeds gekomen in
de „baksteentijd" en afbouw van dit
koor in puur tufsteen is des te opval
lender. De noordmuur verkeert in
minder goede conditie en wij worden
bovendien geconfronteerd met een
naargeestige consistoriekamer. Men
trachtte nog een zekere eenheid rrtet
de rest van het gebouw te beteiken
door de pleisterlaag in grote vakken
te verdelen.
De schoonheid van de zuidzijde
overvleugelt de primitieve wijze van
behandeling van deze noordzijde. Ge
lukkig bleven de steunberen hier
..schoonwerk baksteen" en werden
er door overpleisteren geen wanpro-
dukten van gemaakt.
Reeds vóór 1835 was de bijbehoren
de tufstenen toren danig in verval ge
raakt. Aan restaureren dacht men
eenvoudig niet en zo stortte bij een
razende storm deze uit de dertiende
k veertiende eeuw stammende toren
in. Nadien werd hij door een onbe
duidend bouwsel vervangen, zoals 'n
memoriesteen boven de ingang uit
1835 vermeldt. Het contrast met de
kerk is groot. Bij de herbouw werd
geen gebruik gemaakt van de
oude fundering. Erger, men brak ca.
8 meter van de kerk af, plaatste te
vens een nieuwe westgevel van bak
steen en zo ontluisterd bleef de kerk
bewaard. Een tiental jaren geleden
stootten arbeiders op het oude toren
fundament en de direct gewaarschuw
de Rijksdienst voor het Oudheidkun
dig Bodemonderzoek stelde een onder
zoek in. Er kwam vast te staan dat de
toren van het begin af een westin
gang heeft gehad. Een allermerk
waardigste ontdekking daar die oude
torens veelal vluchttoren waren in
geval van oorlog en slechts vanuit de
kerk bereikt konden worden. De mees
te ingangen werden later ingehakt.
Voorbeeldig is dit bij de massieve ko
los van Dodewaard te zien. Uit onder
zoek van het verdwenen muurwerk
van de kerk bleek dat de westgevel
niet recht geweest is maar naar de
toren toe afgeschuinde hoeken had.
Een totaalbeeld dus dat ondanks de
Gelders-Nederrijns gotische indeling
toch zéér opmerkelijke afwijkingen
vertoonde en nog vertoont.
Deze kerk was in meer opzichten
bijzonder. De pastoor die de zorg voor
het zieleheil van de inwoners van dit
aardige Neder-Betuwse dorp op de
schouders gelegd kreeg, was tevens
deken. Echteld was dus een deke
naat en de zorg van deze priester
strekte zich dan ook uit naar een
een aantal dorpen in de omgeving
(meestal tien) die hij bij tijd en wijle
moest visiteren. Van deze functie van
de pastoor van Echteld maakt de kei
harde Ambtman van de Neder-Betu-
we gebruik de reformatie van de ker
ken in zijn ambtsgebied er door te
drukken. Dirk Vijgh droeg de bijnaam
„koning van Tiel" niet tevergeefs. Zr
ontbood hij de dekens van de deke
naten Kerk-Avezaath en Echteld bii
zich op het kasteel te Zoelen. Voor
de hervorming waren dat gevaarlijke
mannen. Tot 1592 opereerden deze
dekens nog op eigen gelegenheid
voort. Vervolgens verschenen beiden
voor de Raad van de stad Tiel, die
openlijk de zijde van de reformatie
gekozen had. Onder bedreiging af
gezet te zullen worden, ging die van
Echteld in 1592 door de knieën en
beloofde voortaan de ware. christelij
ke (lees calvinistische) religie te zul
len prediken. Men keek in zulke ge-
vallen wel de kat uit de boom. want
de Echteldse pastoor werd eerst in 1601
„mit oplegginge" van de handen tot
predikant aangenomen. Langzaam
maar zeker won de reformatie veld
en werd de gehele Neder-Betuwe een
bolwerk van de reformatiebeweging.
Het was gedaan met wat genoemd
werd „paepsche stoutigheden".
De kerk van Echteld onderging di*-
rect grote veranderingen. De muur
vlakken van koor en kerk waren
voorzien van fraaie fresco's. Ze wer
den onmiddellijk overwit. Bij de res
tauratie van het interieur is een deel
daarvan op de noordelijke koorwand
blootgelegd. Het is slechts één vier
kante meter groot en zal zich onder
de kalklaag nog 3 4 meter voort
zetten. Op het nu zichtbare gedeelte
staat de aartsengel Michaël afgebeeld.
In de opgeheven linkerhand houdt de
ze een weegschaal waarop een men
senfiguurtje zit met voor de ogen ge
slagen handen. De schaal slaat door;
te zwaar van zonden bevonden dus.
In een zee (poel der ellende?) zwem
men en ploeteren mensen. Drie ge
bonden mannen staan naast een ploeg
die door een duivel bestuurd wordt,
terwijl een ander zwart duiveltje
trekt. In het verschiet dobbert een
schip op zee. Achter Sint-Michaël
laaien de vlammen van het helle
vuur. Het geheel vertoont een beeld
van grote verwarring. Wij staan ge
confronteerd met een afbeelding van
het laatste oordeel. De schilder is zeer
expressief en realistisch te werk ge
gaan en bovendien heeft hij zorgvul
dig zijn werkstuk in de natte kalk uit
gevoerd. Wij wachten af hoe dit vijf-
tiend^-e^uwse fresco door deskundi
ge handen blootgelegd kan worden.
Midden in het koor staat de grote
hardstenen graftombe voor Reinold
van Wijhe tot Echteld, de tiende heer
van het dorp. Hij is afgebeeld in vol
le wapenrusting en diende als cornet
in het leger van prins Frederik Hen
drik.
Reinold (ook Reinier) van Wijhe
werd in 1577 geboren en overleed on
gehuwd in 1657. Het is helaas geen
groot kunstwerk; het geheel doet wat
stijfjes aan. De 16 kwartieren zijn wat
primitief van vormgeving, maar toch
geeft het geheel ons wel een beeld
van zeventinde-eeuwse monument-
kunst. Voor deze tombe, dus staande
onder de triurrfboog, bevindt zich
de eenvoudige eikehouten preekstoel
die men van de ontsierende verflaag
ontdaan heeft Hij is nu weer keurip
toonbaar. En juist voor de preekstoel
ligt de bijzonder fraai gebeeldhouw
de zerk voor een ander illuster per
soon uit de zeventiende eeuw. Ze is
voor Hendrik van Brienen van den
Latma, kapitein in Staatse dienst. Zijn
tweede echtgenote was volgens het
Wassenaer-Catwvcksche-archief Be-
rendina van Wijhe tot Echteld en zo
komt het dat deze Gelderse edelman
in 1663 in deze kerk werd bijgezet
Het kasteel de Wijhenburg te Echteld
behoorde na de Van Wijhe's lange tijc'
aan het geslacht Van Wassenaer Ob-
lam, vandaar deze aantekening ir
de familie-archieven van dit beroemde
Hollandse geslacht. Verder verdient
nog vermelding dat over kerk en
koor een houten zoldering gelegd
werden vanwaar de twee prachtig'
koperen kronen neerhangen.
De kerk bezit een fraai orgelfront
dat moet zijn van ca. 1850-1870. De or
gelbouwers Gabry en Zonen uit Gou
da hebben het bouwjaar van dit in
strument niet op de naamplaat aan
gebracht. Zo verkeert de kerkvoogdij
in een wat moeilijk parket. De tweede
fase van de restauratie van deze bij
zondere kerk is aanstaande. Het or
gel verkeert in een deplorabele toe
stand en als... ja, als dit instrument
op de monumentenlijst geplaatst kon
worden, kwam subsidie wel los. Maar
daarvoor komt heel wat kijken. Het
orgel is al eens „gekeurd" door de
Orgelcommissie van de Hervormde
kerken. Bij het doornemen van dit
rapport heb ik het hoofd geschud. Dat
viel zéér overtrokken uit. Jammer is
dat, want het orgel heeft ook goede
kwaliteiten, die nota bene slechts
zonder commentaar aangeduid wor
den als „stemmen van oude" (dus deug
delijke) herkomst.
Wij kennen maar weinig van de
orgelbouwers Gabry en Zonen. Ze
werkten in de tijd dat menige orga
nist er op aandrong oud stemmen-
materiaal te laten vervangen door
weker klinkende stemmen. Het
schijnt dat minstens vier van zulke
vervangen stemmen een plaats op dit
orgel gekregen hebben en het verder
werd aangevuld met wat nieuw ma
teriaal.
Er is gebruik gemaakt van vure-
hout bij het vervaardigen of aanvul
len van een paar stemmen. Dat zal
vervangen dienen te worden. Maar
daarnaast is het zeker de moeite
waard dat fraaie, zeer oude stem-
menmateriaal te handhaven. Bij een
voorgaande opknapbeurt heeft een
jparateur (hoe moet je zo iemand
nou anders te boek stellen!) de euve
le moed gehad het aangehangen pe
daal compleet te slopen. Dat is toch
ien onzinnige daad geweest. Zoiets
brengt verwarring. Dat weggehaalde
pedaal en die totaal verknoeide trom
pet zijn niet de belangrijkste facto
ren. Het zal de moeite lonen tot res
tauratie van het Echteldse orgel over
te gaan. En daarover zijn musici van
naam het met mij roerend eens.
Ai met al zal de lezer ontdekt heb
ben dat daar in het Neder-Betuwse
De nog geheel Romaanse zuid
ingang is een van de typische ken
merken van de kerk.
land nog rijkdommen verspreid liggen
die het bekijken dubbel en dwars
waard zijn. Zo'n oud dorp is door
weven met een niet te breken volks
kracht, een onmisbaar element voor
de dorpse samenleving. In die dorpen
houdt men van de oude kerk. Als
overgeleverd geschenk van hen die
in het verleden zich zo uitgesloofd
hebben dit alles bij stukjes en beet
jes tot stand' te brengen, staat de oude
kerk nog altijd in de volle belang
stelling. Oók daar in Echteld.
KESTEREN De prijzen van de
aangevoerde produkten bij de veiling te
Kesteren waren als volgt:
Goudreinette: I 65-75: 31-34, II 65-75:
27-30; I 75-85: 40-51, II 75-85: 31-35;
85-95: 43-52, II 85-95: 34-36.
Cox's Or. Pippin: I 60-65: 21-25; I
65-70; 33-42; I 70-75: 59-64; I 75-85:
64-79.
Jonathan: I 60-70: 20-24; I 70-80: 26-32;
I 80-90: 28.
Golden Delicious: II 65-75: 26; II 75-85:
34.
Ingrid Marie: I 60-70: 18-20; I 70-80:
35-39.
DijkmanszoetII 60-65: 35; II 65-75: 46;
II 70-80: 50.
Jasappels: I 60-65: 37-38; I 65-70: 51;
I 70-80: 59.
St. Remy: II 50-60: 76; II 60-70: 98;
II 70-80: 101.
Winter jannen: II 45-55: 92; II 55-65:
111.
Brederodes: II 55-65: 85; II 65-75: 112.
Conference: I 55-65: 54; I 65-75: 64.
Blanke doordraai: f 12,- per 100 kg.
Jonathan doordraai f 7,50 per 100 kg.
Prijzen genoteerd in centen per kg.
tenzij anders is vermeld.
■«•51
(MM