Cijfers en duidelijkheid Conflict en curieuze conclusie „We staan nog maar aan het begin van de fusieweg" De fusies gaan voort, ook in de jaren zeventig Dr. J. R. M. van den Brink AmrobankAkzo etc.) POLITICI VERTRAGEN HET TEMPO Met mr.VG.M Marijnen denkend over nieuwe bestuursvormen Europees Drie eisen Werkspoor Chemie Verzekeraars 23- Banken Metaal Commentaar De schijnwerper ditmaal op het bedrijfsleven en dan wel heel in het bijzonder op het fusie verschijnsel, dat op dit ogenblik waarschijnlijk van heel het economisch gebeuren het be langrijkste facet is. Die fusies zijn noodzakelijk ook al doen ze dikwijls pijn. Pijn voor een ondernemer die wellicht zijn oude familiezaak ziet opgaan in grotere structuren, pijn ook dikwijls voor de werknemers. Maar zonder fusie zou onze Nederlandse industrie (en alles wat daarmee annex is) niet die welvaartspeiler hebben kun nen zijn die ze nu is. Eén facet springt eruit in deze beschouwingen: de uitspraak van dr. Van den Brink dat de fusieweg steeds meer de grenzen zal overschrijden. Hij vraagt in dit opzicht van de politici om het tempo niet te ver tragen - hij had ook van ieder van ons kunnen vragen ons hierbij aan te passen. Wij moe ten dikwijls nog leren mee te denken in grotere dan nationale verbanden - het is de opgaaf die wij onszelf voor de komende jaren zullen moeten stellen. Het gegoochel met landelijke woning- bouwcijfers is deze week niet van de lucht geweest: dinsdag maakte het minis terie van Volkshuisvesting en ruimtelijke ordening bekend dat het bouwprogramma -1969 van 125.000 woningen „ruimschoots gerealiseerd" is, maar twee dagen later publiceerde het Centraal Bureau voor de Statistiek gegevens over de woningbouw (over de maanden januari tot en met no vember 1969) waaruit naar voren kwam dat met aan zekerheid grenzende waar schijnlijkheid aangenomen kan worden dat het bouwprogramma - 1969 niet gehaald is. Het ministerie van Volkshuisvesting deel de mee dat in 1969 voor 128.612 woningen machtiging tot gunning gegeven of subsi die verleend is. Het onder het ministerie van Economische Zaken ressorterende CBS daarentegen publiceerde dat de ach terstand in de woningbouw op 30 novem ber 1969 ten opzichte van 30 november 1968 bij de gereedgekomen woningen 4229 bedroeg en bij de in aanbouw gekomen huizen 1934. In de eerste elf maanden van 1969 zijn volgens het CBS 110.534 wonin gen gereedgekomen. Gezien dit (exacte) aantal gelooft vrijwel niemand In de bouwwereld meer dat de achterstand eind 1969 ingehaald Is; een gereedkomen van ruim 14.000 woningen in één maand acht men een onmogelijke zaak. Een vreemde situatie: zijn het ministe rie van volkshuisvesting en het CBS, bin nen een paar dagen in feite met elkaar in tegenspraak? Of is dat alleen maar schijn? Wij geloven dat het laatste het ge val is omdat ministerie en CBS van ver schillende gegevens uitgaan: het ministe rie van verleende vergunningen, enz. en het CBS van eerste palen en opleverin gen. Het is de hoogste tijd dat ministerie en CBS zich buigen over tenminste een har monisatie van de berichtgeving. In Den Haag weet men dat voor de woningbouw- cijfers grote belangstelling bestaat en daarom hadden we verwacht dat ministe rie en CBS zich al over deze zaak bera den zouden hebben. Ook voor het parlementaire debat zou meer duidelijkheid in de woningbouwcij- fers geen luxe zijn; we hebben heel wat Kamerdebatten over de woningbouw mee gemaakt waarin minister en fractie woordvoerders van totaal verschillende gegevens uitgingen en daaruit hun conclu sies trokken. In een belangrijk deel van ons land is de woningnood nog groot. Des te intenser is de belangstelling voor de woningbouwge- gevens. Laten die dan In ieder geval dui delijk zijn! Het doek is gevallen over het aftreden van mr. De Block als minister van eco nomische zaken, maar er is alle reden wat na te kaarten over oorzaak en sa menhang van deze voor Nederland toch wel uitzonderlijke gebeurtenis. Te meer reden omdat zijn vertrek niet een recht streeks gevolg was van een conflict over een of meer punten van zijn eigen eco- nomisoh beleid, maar van bestaande en dreigende moeilijkheden op een terren dat in de eerste plaats de minister van sociale zaken aangaat: het loonbeleid. Nu zijn loon- en prijsbeleid wel heel nauw met elkaar verbonden, maar toch ook weer niet zo strak dat een minister van economische zaken moet aftreden als één (weliswaar belangrijke) CAO op een bepaalde manier ook voor de prijzen moeilijkheden kan veroorzaken. Dat laatste was en is zonneklaar het geval met de metaal-CAO. Een arbeids overeenkomst die een soort waardevas te welvaartsstijging garandeert en daar voor zo nodig èlle prijsstijgingen gaat compenseren, een dergelijke overeen komst nodigt als het ware uit tot nieu we prijsstijgingen. En laat een minister van economische zaken met de brokken xttten. Het kabinet-De Jong heeft, met frftzondering van de heer De Block, die kwade kans geaccepteerd. Om andere kwade kansen te ontlopen zo onge veer is het wel gemotiveerd. Duidelijk is ook welke die andere kwa de kansen zijn: arbeidsonrust als gevolg van een eventuele ingreep in deze me taal-CAO en een nog grotere verbittering bij de vakbeweging jegens het loonbeleid van deze regering en dan met name het beleid van de minister van sociale zaken, de heer Roolvlnk. En dan komt dus de nieuwe loonwet om de hoek kijken - of liever: ontwerp van wet, want de Eerste Kamer moet er nog haar goedkeuring aan hechten. Zoals bekend is de verbittering van de vakbeweging gewekt door het befaamde artikel 8 van dit wetsontwerp, waarin de minister de bevoegdheid krijgt in te grij pen in een afzonderlijke CAO als 't lands belang dat zou eisen. Na wat nu gebeurd is, mag men de vraag stellen of het maar niet beter is de strijdbijl over dat gewaag de artikels te begraven. Immers, ondanks de duidelijke bezwaren die de regering had tegen de arbeidsovereenkomst in de metaal (en de regering niet allen), heeft men deze CAO ongemoeid gelaten, dat wil zeggen dat de regering blijk heeft ge geven tot het uiterste te willen gaan In 't geven van vertrouwen aan het georgani seerde bedrijfsleven zelfs als dat de verliespost van een minister betekent! Mag men dan omgekeerd van de vakbeweging niet vragen dat zij ook tot het uiterste zal gaan in haar vertrouwen dat de re gering nooit en te nimmer misbruik zal maken van dit artikel 8? Maar ja, we hebben met politiek te ma ken en daarin spelen prestigeoverwegingen een belangrijke rol. Het lijkt ondenkbaar dat minister Roolvink het al door de Twee de Kamer goedgekeurde wetsontwerp zal intrekken om het daarna in te dienen met een gewijzigd of helemaal geen artikel 8. Dat zou niet zomaar gezichtsverlies bete kenen maar hem de politieke kop kosten! En omgekeerd geloven we niet dat de heren Kloos en Mertens weer stillekens aan het loonoverleg in SER en Stichting zullen gaan deelnemen met de verklaring dat ze nu toch wel weer meer vertrou wen hebben gekregen in minister Rool vink en zijn goede bedoelingen. Want hoe moet je zo iets verkopen aan je achterban De conclusie is curieus: met het ver trek van minister De Block de man die met deze nieuwe loonwet nauwelijks iets te maken had zou de vrede gete kend kunnen worden tussen kabinet? De Jong en vakbeweging I Maar beide par tijen zullen deze conclusie nonsens noe men omdat dit niet in de politieke kraam te pas komt. Verbaast iemand er zich nog over dat in dit land politiek geen al te beste naam heeft? J~^e Haagse burgemeester mr. V. G. M. Marynen lieeft opnieuw een belangrijke bijdrage geleverd aan de ge- dachtenvorming over de bestuursorganisatie van ons land door in zijn nieuwjaarsrede in de gemeenteraad zijn denk beelden over regionale bestuursvormen nader uit te werken. Bescheiden als mr. Marijnen is, zei hjj zélf van zjjn rede, dat hjj „zeker geen hemelbestormende gedachten" geuit had, „bepaald nog geen concreet bouwsel", maar ieder die geen vreemde is in het Jeruzalem van de bestuursorgani satie weet dat de heer Marijnen spreekt ais een van de weinige ervaren bestuurders van ons land als het om de opbouw van nieuwe bestuursvormen gaat. Hij was de eerste voorzitter van het Openbaar Lichaam Rijnmond en kreeg in dit ambt direct te kampen met de grote gebreken die de desbetreffende wet kenmerken. En toen hjj in 1968 van Schiedam naar Den Haag ging werd hjj in de residentie geconfronteerd met een zojuist tot stand gekomen gemeen schappelijke regeling „Intergemeentelijk overleg Haagse agglomeratie" die duideljjk het produkt was van een alles behalve fraai compromis. Op het ogenblik is mr. Marjjnen intensief bezig met de voorbereiding van een ingrijpende wijziging van deze gemeenschappelijke regeling waardoor zjj veel meer aan de eisen des tjjds en van de regio zal beant woorden. Ten slotte zouden we in dit verband zjjn voor zitterschap van de Raad van Advies voor de ruimtelijke ordening willen noemen. Jn zjjn nieuwjaarsrede heeft mr. Marjjnen gepleit voor een direct gekozen regionaal bestuur, dat taken en bevoegd heden van rjjk, provincie en gemeenten overgeheveld krjjgt en beslist niet mag functioneren als vierde bestuurslaag. De bevoegdheden van het regionaal bestuur liggen, aldus mr Marjjnen, niet boven of onder of tussen die van rjjk, pro vincie en gemeente, maar ze worden naar de regio overge heveld door deze bestuursorganen. De Haagse burgemeester denkt in dit verband aan beleidsgebieden als wonen, werken vervoer, verkeer, milieuhygiëne en recreatie, sectoren die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat ze in de verschil lende gemeenten niet of nauweljjks meer autonoom behan deld kunnen worden, maar waarbij de gemeenten wel sterk betrokken zjjn. De gemeentebesturen kunnen zich dan intensiever gaan bezighouden met de behandeling van typisch lokale aange legenheden waarbij mr. Marjjnen bjjzonder denkt aan sectoren als welzijnszorg en zjj zullen een werkzaam aandeel kunnen hebben in de beleidszaken die uit de plannen van het regionale bestuur voor de agglomeratie naar voren komen. Als inderdaad tot vorming van gezonde en levens krachtige regionale besturen kan worden overgegaan, za men moeten nagaan of de tussenschakel „provincie" op verscheidene teerreinen niet overbodig wordt, aldus mr Marjjnen. WT,ry vinden deze rede van de Haagse burgemeester een concrete bjjdrage aan de thans alom aan de gang zjjnde discussie over de bestuursorganisatie. Het materiaal dat mr. Marjjnen heeft aangedragen om te bewjjzen, dat instelling van regionaal bestuur niet creatie van een vierde bestuurslaag met zich mee hoeft te brengen, is in ons hele land de moeite van het overdenken waard. Een van de beste kenners van het Nederlandse economische en in dustriële leven is dr. J. R. M. van den Brink. Zijn proefschrift, „Maat schappijstructuur en Werkgelegen heid" dat hij in 1942 verdedigde, wijst al in deze richting zes jaar later was hij minister van Economi sche Zaken. 33 jaar oud. de jongste minister die wij ooit hebben gehad. Op het ogenblik behoort hij tot de „tweehonderd van Mertens", de top figuren uit het bedrijfsleven en on der die tweehonderd staat hij zeker bij de eerste tien op de ranglijst lid van de raad van bestuur van de Amsterdam-Rotterdam Bank, com missaris van de AKZO, Nederlands jongste reuzenconcern, en zo nog heel wat meer. In 1958 waagde de heer Van den Brink zich aan een voorspelling hij voorzag dat 't fusie verschijnsel zijn intrede zou doen in het Nederlandse bedrijfsleven en dat dit een grote vlucht zou nemen. Nu. staande voor de zeventiger jaren, voorspelt hij „We staan nog maar aan het begin van de fusieweg. Deze zal de ko mende tien jaar echter vaker over ie grens leiden dan in het nu achter ns liggende decennium". Nu is dr. Van den Brink een te groot man dan dat hij zo maar luk raak het bekende koffiedik zou gaan hanteren. Hij maakt daarom een voorbehoud: „Voor de komende tien jaar is zeer belangrijk de vraag in hoeverre de internationale econo mische samenwerking zal brengen wat men daarvan in redelijkheid mag verwachten". Zonder hen overigens een ver wijt te willen maken, heeft dr. Van den Brink daarbij in de allereerste plaats de politici op het oog. „Die eigenlijk de laatste jaren heel duide lijk aan tempo verloren. Dat is heel betreurenswaardig. Vooral de Gaul le heeft de Europese politieke en economische ontwikkeling vele ja ren vertraagd en soms zelfs nage noeg stopgezet. Het bedrijfsleven zal de internationalisering echter voortzetten". Erg belangrijk vindt de heer Van den Brink, dat dit bedrijfsleven streeft naar vennootschappen met een internationale, resp. Europese signatuur. „De moeilijkheden, die daarbij ongetwijfeld rijzen, zullen eerder in het psychologische vlak liggen. In dit verband kan de tot standkoming van een Europees ven nootschapsrecht van veel belang zijn, hoewel men de zakelijke bete kenis voorshands niet mag over schatten". Wat voor moeilijkheden kun nen dat zijn? „De plaats van vestiging bij voor beeld, waarbij wij wel moeten be denken, dat Luxemburg in vele ge vallen een gekunstelde oplossing is. Dan is er de verhouding tussen ar beid en kapitaal, die in elk land weer anders ligt". Wat dit laatste betreft vindt dr. Van den Brink de voorstellen van de Sociaal-Econo mische Raad (o.a. meer bevoegd heden voor de ondernemingsraden en de benoemingsprocedure voor commissarissen) voor Nederland ernstig het overwegen waard. „Voor wij echter met kracht kun nen gaan bouwen aan zo'n Europe se onderneming moet aan drie eisen worden voldaan:. Het kapitaalver keer mag geen belemmeringen in de weg worden gelegd en er mogen zich geen valuta- en taalproblemen voordoen. Zo wordt in de vergadering van de AKZO (de combinatie Aku/Zout- Organon waarin ook de Vereinigte Glanzstoff is geïntegreerd, waarvan de heer Van den Brink president commissaris is) Engels gesproken" Dat er de komende jaren in Eu- opees verband meer van dergelij ke mammoetcombinaties van stapel zullen lopen, acht deze bankdirec teur zeer waarschijnlijk. Dit voor jaar zei hij het reeds in de lande lijke economenconferentie in het \msterdamse Tropenmuseum: „Van de vijfhonderd grootste indus triële ondernemingen op de wereld staat zestig procent in de Verenig de Staten en maar vijftien in df zes landen van de Europese Ge meenschap (met een evengrote be volking). Die vijftien procent slaa op 73 concerns. Daarvan zijn ei slechts vier in Nederland gevestigd" doorzetten? Vermoedelijk niet in de eerste plaats in de textiel, die na het wegvallen van de exportmark ten (Indonesië) eigenlijk in on« land dat sein gaf tot concentratie vorming. (De heer Van den Brink deed zijn fusievoorspelling in 1958 trouwens in 't textielbolwerk Twen te). Veel eerder ziet deze bankier de chemische industrie zich verder samenvoegen, waar immers al al lerlei vormen van internationale sa menwerking zijn uitgedacht. Een verdere versmelting op zijn eigen (bank)terrein ziet hij pas helemaal aan het einde van de rit, „als een monetaire eenheid is bereikt. Dat is uitermate belangrijk. Elk land is nu nog verantwoordelijk voor zijn eigen valuta en de banken zijn de instrumenten der monetaire politiek. Het lijkt daarom uiterst onwaar schijnlijk, dat de monetaire autori teiten in deze fase der integratie hun toestemming zouden geven voor werkelijke internationale bankfu sies". In welke sectoren zal de interna tionale fusiebeweging vooral gaan ien voorbeeld van een bedrijfs- «k, die op het fusiepad helemaal chterop hinkt, vindt dr. Van der 3rink de wagonindustrie, de laatste ijd door Werkspoor-Utrecht, onder deel van de Verenigde Machinefa- irieken (Sstork-Werkspoor), nogal ens in het nieuws gebracht. ..Deze bedrijfstak" zegt de heer Van der Brink „is trouwens overal gespleten gebleven, sterk ge bonden als zij is aan nationale com plexen". De jaren zestig zijn voor het Nederlandse bedrijfsleven bepalend ge weest voor zijn toekomstige positie in Nederland en in de wereld. Door de vorming van grotere economische blokken, de snelle ont wikkeling van de techniek, de voortgang van automatisering, het toe nemende gebruik van peperdure computers, verdergaand speurwerk en marktonderzoek en fellere concurrentie is men gaan beseffen dat men het vaak alleen niet meer kan. Bundeling van technische en financiële kracht, bundeling van kennis en van mogelijkheden zijn daarvan het gevolg geworden. Hier en daar probeert een bedrijf dat nog niet sterk gespecialiseerd is, tegen de stroom op te roeien, maar de roep om grotere eenheden werd steeds luider. Voor vele bedrijven heeft de noodklok geluid. Andere hebben wel de mogelijkheden gezien en van de nood een deugd gemaakt of moe ten maken terwille van de instandhouding van de onderneming en dc werkgelegenheid en ter voorkoming van nodeloos verlies aan kapitaal en kennis. Daarbij zullen zij moeten bewijzen dat de som van één plus één veel meer kan zijn dan twee. Zo zijn de jaren zestig voor het Nederlandse bedrijfsleven de jaren van een enorme fusiebeweging geworden, die zich tot ver in de jaren zeventig zal voortzetten. De fusiebeweging van de jaren zestig heeft alle bedrijfstakken omvat. Grote ban ken kropen bij elkaar Amsterdamsche Bank en Rotterdamsche Bank, die samen de Amro Bank gingen vormen en de Nederland- sche Handel Maatschappij, die de Twentsche Bank en de Hollandsche Bank Unie over nam en nu onder de naam Algemene Bank Nederland door het leven gaat. Daarnaast namen buitenlandse bankconcerns belangen in Nederlandse banken. Ook op assurantiegebied ontstond een gro te fusiebeweging. De Nationale ging met de Nederlanden van 1845 samen onder Nationa le Nederlanden werken. De Amfas-groep werd gevormd RVS en Zeven Provinciën de Amev-groep VVM, de Utrecht en de HAV-Bank. Daarnaast zijn tussen de verze keringsconcerns belangrijke vormen van samenwerking met buitenlandse bedrijven tot stand gekomen. Om in de financiële wereld te blijven: ook hypotheekbanken gingen op één stoel zitten, zoals dit jaar de Westlandsche en de Utrecht- sche. Dit jaar kwam de eerste grote werkelijke internationale fusie tot stand: Fokker met de Westduitse Vereinigte Flugtechnische Werke. Opmerkelijk was ook de vorming van zeer grote concerns: de Algemene Kunstzijde Unie AKU ging met de Koninklijke Zout Organon een fusie aan, nadat fusiebesprekin gen tussen de AKU en de Staatsmijnen DSM op niets waren uitgelopen. De AKZO werd gevormd, bestaande uit een groep van tientallen ondernemingen in binnen- en bui tenland, waaraan in 1969 nieuwe werden toegevoegd. Nederlands zesde concern in omvang wordt de combinatie Internation-Wm. H. Muller Co., waarin naast grote handels- en mijn bouwbelangen ook de scheepvaart zijn plaats krijgt. Nederlands grootste scheepvaartmaatschap pij werd gevormd door een fusie van de Stoomvaart Maatschappij Nederland met de Koninklijke Java-China Paketvaart Lijnen, de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd en de VNS. In de Nederlandse Scheepvaart Unie. 23- Unilever Aréher Daniels en internationaal het Fran se kunstharsbedrijf Sheby, dat op haar beurt een belang heeft van tachtig procent in Naar- den-Kemi in Wormerveer en de Italiaanse Stabilital. Voorts sloot Unilever een belang rijk samenwerkingscontract met de Zwitser se Nestlé op het gebied van diepvries en consumptie-ijs. In deze bedrijfstak kocht Meneba Vermaat in Haarlem, nam de Britse Lyons een meer derheidsbelang in Ulrich en kocht De Gruy- ter Kahrels. In de sector van de beleggingsorganisaties groeide het concern Robeco, dat Interunie en Vereenigd Bezit opkocht. Groten in de uitgeverssector werden nog groter. Elsevier kocht de Noord-Hollandsche Uitgevers Mij. en Focus; Kluwer en Zomer en Keunings gingen samen en de kranten Het Parool en De Volkskrant vormden samen de Perscombinatie, die op haar beurt de Deli Drukkerij overnam. De assurantiewereld is nog niet tot rust gekomen. Hier gingen Delta en Nedlloyd samen, kocht de Stad Rotterdam de Verze- kerings Unie en Bouwkas Rohyp en kwam een grote fusie tot stand van Eerste Neder- landsche met de Nillmij. De reeds gefusioneerde Geveke-Groenpol breidde zijn belangen in de sector elektro techniek uit. Ógem nam Damm en Zoon over en de Technische Unie. Philips sloot belang rijke contracten o.m. met de Italiaanse Ig nis, de Amerikaanse Fairchild Camera and Instruments en de Japanse Matsushita. Het concern kocht voorts Procento in Amsterdam. Tevergeefs trachtte Unilever tot twee zeer grote fusies te komen: het Britse farmaceu tische concern Smith Nephew en het gro te Britse drankenconcern Allied Breweries, die al eerder twee Nederlandse bierbrouwe rijen Oranjeboom en de Drie Hoefijzers had overgenomen. Daartegenover ontstond een fusie van Heineken met Amstel Brouwe rij. Het zou te ver voeren om alle fusies in de jaren zestig te vermelden. Het zijn er dui zenden geweest. De fusiebeweging heeft in 1969 haar climax gekregen. In dit jaar kwa men vele honderden fusies tot stand. Er is vrijwel geen bedrijfstak die niet door de fusiebeweging is aangeraakt. Wij zul len ons voor wat 1969 betreft tot slechts en kele moeten beperken. In de textielsector gingen Peek en Cloppen- burg en Lampe met elkaar samen; Chas Macintosh nam Hollandia Kattenburg over; Texoprint en Hatéma besloten tot een fusie; Modemagazijn Vinke kocht het kledingbe drijf Wassen; de kousenproducent Danlon kocht zijn collega Hin in Haarlem. Ook op het gebied van de metaalnijverheid gebeurde het een en ander. Holec ge vormd uit Heemaf-Hazemeijer kocht Smit Nijmegen. Reineveld kocht Spronk. In de metallurgie zat men eveneens niet stil. Hier was de Billiton Maatschappij zeer actief. Het concern verkreeg de Kempense zinkmaatschappij geheel in zijn gezit evenals De Vries Robbé en Osma Plastics. De Hoog ovens verkregen de buizenindustrie Excelsior- De Maas. In de sector handel stond in fusiedrift Ha- gemeijer vooraan. Het bedrijf kocht de zo in opspraak gekomen Edy, alsmede Indola, Hof man en Vis, de Canadese International Food Distributors, de Zilveren staalwarenindustrie Nieuwpoort. Hagemeijer is al jaren op fusie pad en telt reeds vele bedrijven. Internatio, die een fusie aangaat met Wm H. Müller en Co. werd uitgebreid met de In dustriële Maatschappij Zutphen. Etna en Daalderop gingen na heftige strubbelingen eindelijk samen. Een belangrijke samenwer king ontstond tussen Pakhoed en Nederhorst op het gebied van het vast goed. In de financiële wereld is de fusiebewe ging nog lang niet uitgewerkt. De Algemene Bank Nederland kocht de Hollandsche Be legging en Beheer Mij. H. B. B. Slavenburg's Bank kocht enkele effectenkantoren alsmede het Bankiershuis Kraemer van der Kooy. De Overzee Bank ging samen met Mees en Ho pe; Pierson, Heldring en Pierson kocht de firma A. van Hoboken. In de scheepvaartwereld ging het stuwa- doorsbedrijf Cornelis Swarttouw naar Fur- ness en ging Van Nievelt-Goudriaan over naar de Steenkolen Handelsvereeniging. In de sector voedingsmiddelen breidde Uni lever zijn belangen verder uit nationaal onder meer Gebrs. van Oeveren's Transport en Veembedrijf en Scado- De verfindustrie kreeg ook haar tik van do fusiebeweging. De Belgische Pétrofina kocht Pieter Schoen; Varossieau en Vettewinkel gingen onder één dak zitten, I.C.M. geheten. Heftig was de beweging in de hotelbranche waar de Amsterdamse hotelmagnaat Caransa o.m. het Amstel Hotel en het American Hotel kocht. In de drankenindustrie nam Heineken een belang in J.A. van Olffen (De Zwarte Kip) en kocht Bols Gall en Gall. Deze grepen uit de fusiebeweging tonen aan dat het Nederlandse bedrijfsleven in nog meer geconcentreerde vorm de jaren zeven tig binnentreedt, welbewust van de noodzaak ttot samenwerking.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 12