VOLKSGEZONDHEID EN KWAKZAL VERIJ LIEVER BEZIG ZIJN IN DE WERELD, DAN STIL ZITTEN IN DE KERK? Bisschoppen nu voor moeilijke beslissingen Na het uitspreken van het Pastoraal Concilie Septuagint Wat nu BESCHOUWING OVER DE DISSERTATIE DIE DR. L. F. BAKKER OVER DIT ONDERWERP SCHREEF door M. B. BLOCH kolonel-arts Niet ieder die zegt: Here, Here....' 'n Merkwaardig vervolg Hoe kan dat nu? Een andere ongerechtigheid Zitten wij wel stil Grote verleiding Verkeerde vraag „Is het schisma nu écht geboren?" riep een geëmotioneerde Franse journalist woensdagmiddag omstreeks twaalf uur in de lange wandel gang van het fraaie „diocesaan college Leeuwenhorst" in Noordwij- kerhout, waar het pastoraal concilie van de Nederlandse kerkprovincie zojuist met grote meerderheid een aanbeveling aanvaard had die luid de: „De verplichting tot het celibaat voor de ambtsvervulling dient te worden opgeheven". „Wanneer zou de paus te weten komen wat we nu besloten heb ben?" vroeg een jonge deelneemster aan deze vijfde plenaire zitting van het concilie van Noordwijkerhout. „Zou hij erg geschokt zijn"?. TTet is al weer ettelijke maan den geleden, dat W. Duys in zijn televisieprogramma „Voor de Vuist Weg" een kruiden verko per aan de kaak stelde, die een dusdanig bloeiende zaak had, dat hij met een hele vloot van bestel auto's zijn clientèle moest bedie nen. De „bediening" bestond uit het leveren van goedkope en gro tendeels waardeloze kruiden te gen exorbitante prijzen, vaak aan chronisch invalide, niet rijke „kleine luyden". Terzelfder tijd werkte in Voor burg in een zeer hoog tempo col lega (in de dubbele zin: arts en officier) L. F. Bakker aan een proefschrift, getiteld „Kwakzal verij en Onbevoegd Uitoefenen der Geneeskunst". Op 16 decem ber jl. verwierf hij op basis van deze dissertatie, aan de samen stelling waarvan zijn vrouw een zeer grote bijdrage had geleverd, de doctorstitel. De litteratuurlijst bevat ruim honderddertig titels en dit be wijst zowel, dat Bakker niet over één nacht ijs ging alsook, dat dit facet van de volksgezondheid al vele malen de aandacht trok van artsen, psychologen, psychiaters, parapsychologen en, last but not least, wetgevers. Men moet zich daarbij realiseren, dat Bakker, evenals verreweg de meesten on zer, slechts toegang* had tot die litteratuur, die in de moderne ta len is verschenen. Het beklem toont eens te meer, hoeveel er al over dit onderwerp is geschre ven, TVt blijkt vrijwel onmiddellijk, waar Bakker, aan het begin van zijn proefschrift, een defini tie van het begrip „kwakzalve rij" tracht te vinden. Hij citeert enkele oudere definities en be grippen („the man in the street" heeft b.v. al de neiging om het woord „kwakzalverij" te bezigen, als de arts met zijn therapie geen succes heeft, waar dit, al thans volgens de leek, wel het geval zou moeten zijn). Bakker zelf komt tot een definitie, waar in essentieel zijn „zelfstandig be roepsmatig handelen, c.q. het verlenen van raad of bijstand al of niet met het oogmerk verbe tering te brengen in de gezond heidstoestand van levende we zens zonder voldoende kennis van diagnostiek en bijbehoren de therapie". Het is „een" defi nitie, met andere woorden: ook deze definitie dekt niet alle vor men van kwakzalverij. Een veel voorkomend voorbeeld: de vrien din, die welgemeende raad geeft, want bij de door haar aanbevo len therapie heeft zij zoveel baat gevonden. Of degene die naar haar mening van haar raad moet profiteren dezelfde kwaal heeft, of de door haar aanbevo len therapie in dit andere geval kwaad kan... zij weet het niet. Zij geeft slechts haar (duidelijk onbevoegd!) advies, ongehinderd door enige deskundigheid! Hier hebben we te doen met een over gangsvorm naar een door eerdere auteurs ook al afgescheiden ge bied: de volksgeneeskunst. Typi sche voorbeelden van de laatste: de warme kwast, de hete groc, maar ook de koude douche, be doeld om het in drift krijsende kind (ook wel eens een oudere) acuut te „temmen". Dat bij het woord „kwakzalverij" overigens vaak gevoelsoverwegingen een rol spelen, moge b.v. blijken uit het feit, dat niemand er ooit aan denkt de pedicure (in goed Nederlands: de „toonkunstenaar) onder de kwakzalvers te reke nen. Ook zou men daartoe kun nen, en zelfs moeten, rekenen de door Bakker met de naam „communicatieve kwakzalverij" begiftigde groep van onpersoon lijke aanbevelingen van pillen, poeders en drankjes, zoals we die voortdurend vinden in de vorm van reclame in dagbladen, tijd schriften, in bussen en trams en via radio en tv, die men op haar beurt weer scherp moet schei den van objectieve voorlichting. Op de communicatieve kwakzal verij wordt, in een vrijwillig aan vaarde controle door de pers zelf, steeds scherper gelet, maar het is nog maar een jaar of twee ge leden dat wij een periodiek er op attent maakten, dat een in de advertentiepagina's voorkomende aanbeveling voor een ogenschijn lijk onschuldig middel beter ge staakt kon worden omdat in het artikel hormonen verwerkt wa ren! lyTen kan nog uren. dagen of zelfs maanden doorfilosofe- ren over het begrip en de be grenzing van kwakzalverij en het onbevoegd uitoefenen der genees kunst. Bakker ging verder. Hij stelde, dat de magnetiseurs, krui dendokters en gebedsgenezers, te zamen vormend het gros van de onbevoegde uitoefenaren der ge neeskunst, en alle overigen die tot dit gilde gerekend mogen worden, alleen kunnen bestaan bij de gratie van de zieke. De zie ke gelooft in hun kunnen en kennen óf hoopt tegen beter we ten in, als hij zich bewust wordt dat elk geneeskundig kunnen heeft gefaald. Bakker geeft een tragisch voorbeeld van een va der, getrouwd met een oud-ver pleegster die, wetend, dat één van zijn kinderen ongeneeslijk ziek is, zijn laatste hoop vestigt op een kruidendokter. Zelf werd ik omstreeks 1950 geconfronteerd met een dergelijk geval, toen mijn ex-buurman uit de oorlog mij het adres vroeg van een kruidendokter, nadat hem was gezegd, dat zijn vrouw leed aan longkanker. Lang niet altijd be treft het zulke tragische geval len, hoewel men wel moet beden ken dat chronische pijnen, dwanggedachten zoals ruimte vrees, enz. enz., voor patiënten en hun omgeving juist door hun chronisch karakter de sfeer en daarmee het gezinsleven blij vend kunnen ruïneren, waardoor zij zij het in andere zin minstens even tragisch zijn in hun uitwerking. TTitgebreid heeft Bakker in zijn proefschrift beschreven, hoe hij door praten met en vragen aan de patiënt(en) heeft getracht te ontdekken, wie of wat hen er toe heeft gebracht naar de on bevoegde beoefenaar der genees kunst te gaan. Vrij vaak blijkt recommandatie daarbij een rol te spelen. In feite hebben we hier een analoog verschijnsel als bij de boven genoemde vriendin met Vrijwel unaniem zijn Bakker en voorgaande onderzoekers het er over eens, dat de „bonafide" onbevoegde (sic!) geen bedrieger of oplichter is, die zijn praktijk en) uitoefent om er „beter van te worden". Wel houden zij er een inkomen aan over, dat Bak ker ergens becijfert als liggende omstreeks vijfentwintigduizend gulden, maar, afgezien van de be driegers en oplichters die langs de deur leuren (een enkele keer hoort men nog wel eens van „zi geuners", die amuletten verko pen, maar meestal zijn het krui denverkopers) is het inkomen een bate en niet doel. Tenhaeff, Ne derlands eerste hoogleraar in de parapsychologie, heeft kunnen constateren dat een aantal van de magnetiseurs tijdens hun be handeling over geestelijke onder werpen spreken en hij aarzelt niet ze mede te beschouwen als 'n soort zielszorgers (beoefenaars van de zg. „Pastoral Medizin"). De schrijver van de hier bespro ken dissertatie legde op 18 juli 1944 het voorbereidend examen af voor heilgymnastiek en mas sage (tegenwoordig fysiothera pie). In september '45 startte hij zijn studie in de medicijnen, maar het is bij een dergelijke achtergrond niet vreemd, dat Bakker een duidelijk verband signaleert tussen magnetiseurs en (wel bevoegde) fysiotherapeu ten. Nogmaals: Waarom wordt...?! Bakker en zijn voorgangers ko men tot de conclusie, dat een be- DR. L. F. BAKKER het geheim van de persoonlijkheid haar raadgevingen, al zal'het in dit geval niet gaan om „dat (ge neesmiddel) heeft mij zo goed ge holpen", maar meer om „hij heeft mij zo goed geholpen". Merkwaardig is bij dit alles, dat een vrij groot aantal men sen zich eenvoudig niet blijkt te realiseren, dat het handwerk van de kwakzalver bij de wet verboden is. Nog merkwaardiger is, dat o.a. uit De Belasting Alma nak 1966 blijkt dat de cliënt van de onbevoegde de kosten van con sulten en/of behandeling bij zijn belastingaangifte kan op brengen als kosten voor ziekte! jyjen kan de hier aan de orde gestelde problematiek na tuurlijk van verschillende zij den benaderen: a. Waarom wordt iemand mag netiseur, kruidendokter, „na- tuur"-geneeskundige, of, ja zelfs homeopaat? Bij de laat- sten vindt men een relatief groot aantal afgestudeerde art sen, die dan echter sommi gen alleen bij patiënten, die daartoe de wens te kennen ge ven geen gebruik maken van de langs wetenschappelij ke of ondervindelijke weg ge vonden medicamenten, maar van zgn. homeopathische mid delen. b. Wat vindt of zoekt de patiënt bij de kwakzalver, wat hij bij de bevoegde geneesheer mist? patiënt zelden of nooit in verband met acute verschijnselen of een infectieziekte naar de kwakzalver loopt, behelst eigenlijk alleen het constateren van een ervaring; al eerder in dit artikel werd opge merkt, dat de patiënten van de kwakzalver bestaan uit twee ca tegorieën: de chronisch zieken en de tegen-beter-weten-in ho- penden. ]^og een punt: een aantal van degenen, die hulp zoekt bij de kwakzalver Bakker geeft er zelfs een voorbeeld van heeft volledig vertrouwen in de huis arts, maar geeft niettegenstaan de dat onder bepaalde omstandig heden de voorkeur aan (in dit ge val) de magnetiseur. Bakker wijdt er ruime aandacht aan, en meent de invloed van de kwakzalver te moeten duiden uit zijn persoons structuur. Dit geldt in min of meerdere mate voor alle kwak zalvers met één uitzondering: de gebedsgenezer. Uit zijn eigen filo sofische, diep godsdienstige over tuiging komt de auteur hier tot de conclusie, dat we hier eigenlijk te rugkeren tot het oude beeld van de priester-arts. Ettelijke filoso fen en psychologen haalt hij aan om zijn mening te staven, dat el ke mens zich gebonden voelt aan het superieure, het Wonder, het Goddelijke en dat hij daarvan in laatste instantie de redding, in dit geval de genezing ver wacht, en veel aandacht wijdt hij in dit verband aan gebedsge nezersbijeenkomsten, zoals deze o.a. ook tot uiting komt in bede vaarten (Lourdes, Kevelaer, en zovoort.). Opnieuw moeten we hier een vraagteken stellen: wat weten we over de „gewone" patiënt, die zich in zijn „orthodoxe" gelovig heid wendt tot de „twee-eenheid" arts-dominee of arts-priester? Met andere woorden: beiden om hulp vraagt? Wel kan worden op gemerkt, dat de adepten van de gebedsgenezer in het algemeen behoren tot bepaalde sekten, waarin de gebedsgenezer tevens de plaats van de arts vervult. We zeiden het al eerder: deze dissertatie roept zoveel vragen en beschouwingen op, dat men er hele reeksen van artikelen aan kan wijden. Wij hebben u slechts 'n summiere indruk willen geven van de inhoud. Heb u er belang stelling voor, dan brengt slechts één methode baat: koop het boek. Het is uitgegeven bij Van Gorkum en Comp NV te Assen. De inhoud inclusief de uitgebreide littera tuurlijst maakt het tot een waar devol bezit, ook al omdat het de arts confronteert met het onloo chenbare feit dat er door een aan tal mensen, als zieke, meer wordt gevraagd dan hij blijkbaar kan bieden. Dat dit op zijn beurt in bepaalde gevallen de (volks) gezondheid kan sohaden, mag een extra aanleiding zijn zich op dit aspect te bezinnen! paalde persoonlijkheidsstructuur een rol speelt. Eerlijk gezegd zijn wij niet onder de indruk van de ze redenering en conclusies. Men heeft n.l. wel getracht de per soonlijkheidsstructuur van mag netiseur, kruidendokter en ge bedsgenezer te benaderen, maar deze benadering zou ongetwijfeld objectiever conclusies toelaten, als men tevens de persoonlijk heidsstructuur van anderen daar bij had betrokken. Want wat we ten we eigenlijk van de persoon lijkheidsstructuur van de be voegde genezer, i.e. de arts en hoe zit het, vergelijkenderwijs, met de chirurg, de psychiater, de keel- neus- en oorarts, de oog arts en de neuroloog?! Waarom wordt iemand dominee of pries ter, waarom fysiottherapeut of pedicure of rij-instructeur of le raar?! Er is wel één zeer duide lijk verschil in (school)kennis. Deze is bij de meeste kwakzal vers zeer gering. Maar ten over vloede: er is geen verband tus sen schoolkennis en persoonlijk heidsstructuur! Nog een vraag, die bij ons op komt: wat weten we van de per soonlijkheidsstructuur van de patiënt(e), die de hulp inroept van de onbevoegde genezer?! Het van ouds bekende feit, ook door Bakker gereleveerd, dat een De Nederlandse bisschoppen, hier nog luisterend naar alles wat werd aangevoerd, straks ge plaatst voor de taak om beslis singen te nemen. Van rechts naar links kardinaal Alfrink en de bisschoppen Zwartkruis (Haarlem), Moors (Roermond) en Möller (Groningen). Monseig neur Bluyssen van Den Bosch ontbreekt op deze foto. li ll Er zijn mensen die hartgrondig „ja" zeggen op de vraag die hierboven staat. Zij voelen het ongeveer zo aan: het zitten in de kerk is oud, maar het uitgaan in de wereld om te helpen heeft de glans van het nieuwe; het zitten in de kerk kan vrij tam zijn en al te veilig, terwijl het helpen in de wereld de nodige risico's, offers en opwinding meebrengt. Bovendien: bij dit werken in de we reld kom je zélf aan bod; je bent zelf de handelende figuur die van optreden weet, terwijl je in de kerk veel meer passief bent: je wórdt bepreekt, je on dergaat de liturgie; je kunt tussendoor niet een eigen bijdrage leveren. En dat alles ondervindt weerzin: we leven immers in een cultuur waar voor on derhorigheid geen plaats meer is; we willen ons zelf verwerkelijken. Als hoofdmotief wordt echter opge geven: het is niet goed dat wij stil zit ten, en alleen maar mooie woorden en mooie gedachten bewonderen; we moeten wat doen! Véél doen! Er moet iets te zien zijn van ons christenen, en wel dat wij ons inzetten voor gerechtig heid en vrede. Jezus (leest u het eens in math. 7 21-23) had ook 't land aan stil zitten in de kerk. Hij heeft dat een keer duide lijk verkondigd: „Niet ieder die „Here, Here" zegt, komt het Koninkrijk bin nen, maar wie de wil van Mijn Vader doet". Daar heb je het „doen" al. Niet het onvruchtbare, niets uitwerken de, eigenlijk naar binnengekeerde He- re-zeggen, in sleur en als een automa tisme, maar de wil van de Vader vol brengen! Wat wil Hij? Dat is niet moei lijk: Hij haat het onrecht, de leugen, de discriminatie, dat een bepaalde groep de meeste wil zijn of het mees te wil hebben, en nog meer van die ongerechtigheden; wij moeten ons dus inspannen om dat alles weg te doen; dan volbrengen wij Zijn wil, en zijn we werkers voor de gerechtigheid: „Wanneer gij de hongerige schenkt wat gij zelf begeert, dan zal uw licht opgaan"! Daarom mogen we de kerkgang en het zitten in de kerk wel kritisch be kijken. Gaat dat niet op in een soort zelf-streling? In een bezigheid die eigen lijk alleen maar stil zitten is, geïso leerd van de grote opdrachten en ver antwoordelijkheden die wij in de we reld hebben? Worden wij juist vanuit de kerk, meer dan vanuit enige ande re plaats, er wel op uit gestuurd? Toch zijn we er nog niet uit. Ook naar de andere kant, dus: het bezig zijn in de wereld, moeten we even kritische en soms pijnlijke vragen stel len. Dat komt ook al weer door Jezus. Hij verttelt (opnieuw in Matth. 7) over mensen die bij Hem komen en die ten minste niet hun tijd verdaan hebben met een nutteloos „Here, Here"-roepen hoe goed dat ook klinkt, maar zij heb ben hun handen uit de mouwen ge stoken, zij hebben vuile handen durven oplopen; ze hebben in Jezus' naam vele krachten gedaan en boze geesten uitgedreven; laten we zeggen: de boze geest van de oneerlijke verdeling van de produktiegoederen, of de boze geest van de opgeschroefde bewapening of van de rassenhaat. Je zou zeggen: zij zijn de vrienden van Jezus, en Zijn broers. Want zij doen de wil van de Vader. Zij zijn de werkers van Ongerechtigheid, en Hij Maar nee hoor: Jezus noemt hen werkers van Ongerechtigheid, en Hij doet ijzingwekkend kil tegen hen, en moet ze niet: „Gaat weg van Mij". Je zou er niet meer uit komen. Is het bij Jezus dan nooit goed? Is Hij nooit tevreden? Wat mankeert er dan aan deze mensen die vele krachten in deze wereld gedaan hebben? Luister maar: Jezus zegt het in ron de woorden: „Ik heb u nooit gekend; u bent nooit naar Mij gekomen! U hebt nooit „Here, Here" gezegd". Je moet het echte „Here"-zeggen niet vergeten, omdat er toevallig ook nog een karikatuur van bestaat. Want op het echte noemen van Jezus' naam komt alles aan. Als je Hem niet je Heiland en je Heer noemt, ziet Hij je als een werker van ongerechtigheid, welke topprestaties je verder ook gele verd hebt in wat je zelf altijd als „werken voor de gerechtigheid" be titelde. Maar het blijkt ondertussen het grofste onrecht tegenover Hem, om Hem voorbij te lopen, omdat je Hem niet nodig vindt, en je eigen krachten wel toereikend acht. Dan zet je Hem voor schut. Hij slaat een fi guur, als Hij Zich ontledigd heeft en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, terwijl dat alles helemaal niet nodig was! Het is een misleidende simplificatie om alles wat er in de kerk gebeurt, op de ene hoop te gooien van het „stil-zitten". Dat is immers niet waar! In de kerk bent u niet passief, zit u niet zonder risico's, daar gaat het niet tam toe. Maar daar moet u telkens weer ..Jezus" zeggen, en belijden: HIJ is de waarheid; ik heb U nodig; zonder U kan ik niets doen; ik zoek mijn le ven buiten mijzelf in U. Het is onzin dat dit met „stil-zitten" afgedaan kan worden; het is heel hard werken met haast te veel opwinding, want je moet over de hoge drempel heen, omdat dit geloof in Jezus al mijn trots en al mijn waardigheid neerslaat. Wat moeten wij uitkijken dat de toe-te-juichen toeneming van activiteit en mondigheid in de kerken, en ook het groeiend besef van verantwoorde lijkheid voor de onderdrukking en nood van onze naasten, niet losgesneden wordt van de enige voedingsbodem voor dit alles, nl. het heil en de redding- van-zonde die door Jezus wordt ge bracht. Natuurlijk behoort het bezig-zijn in de wereld er te zijn, maar dan niet vanuit de wet (vanuit ons zelf), maar Vanuit het evangelie (vanuit Jezus, en het geloof in Hem). Als u het verhaal tot nu toe hebt kunnen volgen, hebt u door dat de vraag boven dit artikel hopeloos ver keerd is. Dat is de vraag helemaal niet of wij meer geporteerd zijn voor het een dan voor het ander. Beide zul len moeten gebeuren, en anders geen van beide! Je kunt het bezig-zijn in de kerk en in de wereld niet tegenover elkaar stellen. Alsof het concurrerende werkzaamheden zijn. Het is één werk! Alleen als ik samen met alle gelovigen de hoogte en de diepte van het evan gelie heb leren kennen en belijden (en steeds weer opnieuw, want de accu is gauw leeg!), kan ik in de wereld aan het werk voor de gerechtigheid, en zal ik dat ook wel moeten, en ook willen! Veenendaal, ds. W. Blanken De 108 concilieleden en hun (tiental len) gasten hebben er weer een gedenk waardige zitting van gemaakt. Dat zou niet het geval zijn geweest als het bij de eerste en tweede dag was gebleven; maan dag werd uitvoerig en zonder enig noe menswaardig resultaat over de positie van de religieuzen gesproken en dinsdag von den de eerste, nog rustige, discussies over het ontwerp-rapport over het ambt plaats. Woensdag werd het allemaal heel an ders n het moderne, monumentale ge bouw aan de voet van de duinen: het pas toraal concilie zorgde voor voorpagina nieuws in de belangrijkste bladen ter we reld. In de concilie-aula waren ditmaal meer pers-, radio- en televisiemensen dan deelnemers: twee man van Time/Life, re porters van Le Monde, France Soir, de grote internationale persbureaus en van tientallen Duitse, Belgische en andere bladen. Kardinaal Alfrink was niet zo blij met al deze publiciteit; hij was bang dat in de internationale pers niet duidelijk ge noeg tot uiting zou komen dat de Nederland se bisschoppen hun collegiale standpunt nog niet bepaald hebben en dat daarom ook niet gezegd kan worden dat de Neder landse kerkprovincie al een besluit waar tegen Rome zich scherp zou verzetten ge nomen heeft. Men kan zich de vrees van kardinaal Alfrink indenken. Het is immers aan men sen die de verhoudingen in de Neder landse rooms-katholieke kerk niet goed kennen nauwelijks kwalijk te nemen als zij, na de uitslag van het conciliedebat over het celibaat gehoord te hebben, con cluderen zouden dat Nederland de celi- baatsplicht wil afschaffen! In feite is het zo: alleen de bisschoppen kunnen besluiten nemen en „het" besluit van het episcopaat móet nog genomen wor den; slechts insiders weten, wannéér dit zal gebeuren; in Noordwijkerhout werd het stilzwijgen hierover volledig bewaard. Conciliedeelnemers kunnen uiterst be langrijke uitspraken met zeer grote meer derheid doen, kracht van wet hebben die uitspraken niet. Stappen met juridische ge volgen worden, voor zover het de rooms- katholieke kerk in óns land betreft, al leen in het statige paleis aan de Utrechtse Maliebaan genomen. Dat was het frustre rende in de felle discussies van woens dagmiddag in de Leeuwenhorst-aula waar een reusachtige spanning heerste, een spanning die mogelijk nog groter was dan die ik vorig jaar om deze tijd in hetzelf de gebouw signaleerde toen het concilie zich van de pauselijke encycliek Huma- nae Vitae distantieerde en zich voor handhaving van de oorspronkelijke tekst van de Nieuwe Catechismus uitsprak, zich daarmee tegen de Romeinse autori teiten kerend, die het nodig vonden deze Nederlandse Catechismus van een aantal „aanvullingen" te voorzien. dag 19 januari over het celibaatsprobleem van gedachten wisselen met de hoofden van de orden en congregaties in Neder land. Als ook dezen van dezelfde gedach ten blijken te zijn als de concilie-leden en de deelnemers aan het nationaal pries- terberaad, kan de dialoog met Rome be ginnen. In de wandelgangen hoorde ik woens dagmiddag dat kardinaal Alfrink toch wel blij is met de overduidelijke concilie uitspraken omdat deze voor hem een flinke steun in de rug zijn in de gesprek ken die hij over deze zaak in Rome moet gaan voeren. Hij zal aan de paus en de curie duidelijk kunnen maken dat de Ne derlandse situatie eist dat er maatrege len genomen worden om tot de ontkoppe ling van celibaatsplicht en priesterambt over te gaan, als het episcopaat althans de kern van de concilie-uitspraken zou overnemen. Uit allerlei gesprekken in Noordwijkerhout kreeg ik deze week de indruk dat het episcopaat daartoe in meerderheid wel bereid zal zijn; mogelijk zijn alleen de bisschoppen van Roermond en (in mindere mate) Rotterdam, de monseigneurs Moers en Jansen, tegen ontkoppeling. Een concessie van Rome zou kunnen zijn dat Nederland „experi menteel gebied" wordt. Inmiddels heeft de vooruitstrevende priestergroep Septuagint al direct na af loop van het concilie aangekondigd tot actie te zullen overgaan zonder op de be sluiten van de bisschoppen, laat staan op het oordeel van Rome, te wachten. De Septuagintgroep is ook in het afgelopen jaar bijzonder actief geweest, o.a. op schaduwconferenties die tegelijkertijd met de Europese bisschoppenconferentie in Chur en de bisschoppensynode in Rome gehouden werden. Septuagiant is een provocerende groep van uiterst bekwame en boeiende, veelal jon ge, priesters van wie de Amsterdamse studentenpastor en dichter Huub Ooster huis een der bekendsten is. „We hebben vorig jaar telkens weer beloofd dat we indien nodig na het pastoraal con cilie in januari 1970 tot actie zouden over gaan; nu de bisschoppen hier zo'n fora accent gelegd hebben op de verbonden heid met Rome en de wereldkerk zijn wij van mening dat we niet langer meer kun nen wachten. De lange weg naar ontkop peling is in Noordwijkerhout geëindigd!", zei pastor Oosterhuis ons woensdagavond. Wat gaat er nu gebeuren? In de eer ste plaats zullen de bisschopen op maan- Septuagint gaat nu contacten organise ren tussen priesters die willen trouwen en parochies („gemeenten", zei Oosterhuis erg protestants) die een gehuwde priester als hun voorganger willen accepteren. De groep gaat óók meedenken over (bijvoor beeld) de financiële consequenties die de ze ontwikkeling met zich mee zal bren gen. „We hebben nu lang genoeg over het celibaatsprobleem gedacht en gepraat en we hebben wel wat belangrijkers te doen", zei pastor Oosterhuis bitter. Een van de jongste conciliedeelneem sters, de Utrechtse studente Ineke Mees ter, schoot woensdagmiddag in de roos toen zij in een reactie op een interventie van bisschop Bluyssen van Den Bosch er op wees dat, waar over een geloofszaak als de Nieuwe Katechismus geen schisma ontstaan is, dit nog minder het geval zou moeten zijn als het over een juridische zaak als het celibaat gaat, een conclusie die mgr. Bluyssen stilzwijgend beaamde. De sympathieke Bossche bisschop zei haar dat de bisschoppen, indien nodig, hóóg spel zullen durven te spelen", met alle risico's van dien, maar niet ten kos te van de eenheid met de wereldkerk". De Nederlandse rooms-katholieke kerk gaat weken van grote spanning tegemoet. Weinigen zijn zich hiervan zo bewust als kardinaal Alfrink; misschien las hij daar om aan het slot van de conciliezitting de ze bevrijdende passage uit Paulus' twee de brief aan de gemeente van Korinthe voor: „De Heer is de Geest en waar de Geest des Heren is, daar is vrijheid. Daarom verliezen wij de moed niet!". E. J. MATHIES

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 15