Vogelwet om paal en perk
te stellen aan het onwaardig
vernietigen van vogelstand
VEI 1 INC SEPTER HEL
Vogelbescherming
is ook landsbelang
Zondaar
Baantjes
Wurtel
Beter begrip
door
Adriaan P. de Kleuver
Concoursen
Held.
Schilder
Landbelang
Zwaar gewond
bij botsing
tegen boom
Veiling Piel
Films voor Chr.
Vrouwenhond
Waterhoogten
DINSDAG 13 JANUARI 1970
Stel eens dat er geen „wetten" waren. Heel veel zou uit de hand lopen. Al
les in dit ondermaanse is gereglementeerd. Als het met dat geregeld maar
bij de boompjes blijft en de individuele vrijheden maar niet té zeer in het
slop raken, dan kunnen wij daar wel vrede mee, hebben. Er zijn evenwel
wetten waar de massa wat vreemd tegenover staat. Eén daarvan, die door
de perfectheid ervan de gemiddelde Nederlander weinig aanspreekt, is de
Vogelwet. Die móest wel komen op het moment dat voor de vogelwereld
met recht van een „noodtoestand" gesproken kon worden. Lang is er aan
gedokterd, tot op 1 oktober 1937 deze volwaardige wet eindelijk haar be
slag kreeg. Er staat sinds 1928 nog een natuurbeschermingswet op stapel
en daarin is b.v. Zwitserland ons verre de baas. Planten en zo zijn bij ons
nog niet bij de wet beschermd behoudens een paar plaatselijke verorde
ningen op Voorne en de Waddeneilanden vogels wél. Daarmee zijn wij
België en Frankrijk vér vooruit, al gaat het bij onze zuiderburen de goede
kant op zou ik menen.
Men kan zich afvragen waaróm dan toch zo'n complete wet er moest komen.
Het was om paal en perk te stellen aan het onwaardige vernietigen van onze
vogelstand. Dat was beestachtig. Een onzer publicisten schreef laatst over jon
gens die huismussen vingen en die dan (pijnloos) afmaakten, plukten en in spek
braadden. Volkskundig bekeken een interessant verhaal. Maar veel meer dan
het volkse gegeven behelsde het niet. En dat was verduveld jammer. Ergens
werd het nog goedgepraat ook. Wij hebben gemeend op het eenzijdige te moe
ten wijzen en daarvan was de schrijver zich ten volle bewust. Een winstpunt
dus.
Dat verhaal heeft mij aan het den
ken gezet. Wat weten de mensen van
de Vogelwet af? Vroeger kon men er
maar naar believen mee omspringen.
Een vogelleven telde niet. Afschuwe
lijke martelingen liet men mannetjes
vinken ondergaan door ze met een
gloeiende breipen de oogjes uit te bran
den. En waarom? Zo'n „blinde vink"
zou dan véél mooier zingen als ze die
in een kooitje zetten. Kent u dat fijne
boekje van onze meester-verteller W.
G. van der Hulst „Om twee schitter
oogjes" niet? Gevoelige mensen hebben
dit wreed bedrijf altijd verafschuwd.
Kijk, als je zelf een vogelvriend
bent dan praat je wel eens met men
sen, die vroeger in de „vogelarij" ge
zeten hebben. Hoe deden ze dit of dat.
Onder die vogelliefhebbers uit vroeger
jaren was er één die beslist niet tot de
sadisten gerekend mocht worden: Wil
lem Frederik de Vries, die zich in zijn
huisje aan de Nieuweweg te Veenen-
daal op zijn oude dag niet langer met
kooitjes met vogels omringde maar met
dozen vol vlinders, mooie stenen op een
kastje en allerlei vreemde opgezette
dieren die vriendelijke mensen hem
geschonken hadden.
Deze man vertelde meesterlijk en
dat verhaal noem ik „Het levensver
haal van de oude vogelaar". Willem de
Vries is al enige jaren met zijn voor
vaderen verenigd, maar bij ons leeft de
herinnering aan hem nog onverflauwd
voort. Hoe zou ik alles over de voge
larij te weten zijn gekomen als mijn
oude vriend het voor zich gehouden
had? Het is een boeiend verhaal van
een zondaar die zich bekeerde. Een be
keringsgeschiedenis dus, zo u wilt.
Nu over een man die van natuurver-
nieler een natuurbeschermer werd en
liefdevol naar alles wat geschapen is
keek. Van die man ga ik u vertellen
en dan zult u aan het slot zeggen: „Ja,
nu begrijp ik waarom de Vogelwet er
moest komen."
Een man als hij behoefde zich in
1937 al niet meer zo druk te maken over
het al of niet tot stand komen van die
wet. Die was al hard aan het omscha
kelen. Tussen de regels door maakt
men kennis met veel narigheid die de
vogelvernietiging met zich meebracht
en soms nog met zich meebrengt. Het
is goed dat men dat weet. Nu dan dat
levensverhaal over een goede vriend
Willem Frederik de Vries.
De jeugd van Wim verliep als die
Tan ieder kind uit een arm arbeiders
gezin. Ze woonden in Wageningen en
wat doet een jongen alzo. Rondzwer
ven en spelen. En Wim had een grote
hartstocht: vissen, 't Liefst in de ha
ven. Zeker bracht hem dit dichter bij
de natuur. Vroeger keek men niet zo
„krek" als het op een beetje stropen
aankwam. Wim kwam wel eens thuis
met een fikse snoek die gestrikt was
of een verschalkte eend. Kwam het ge
sprek daarop dan haalde de o\ide baas
een oud sigarenkistje voor de dag
waarin een arsenaal aan vistuigjes van
eigen makelij zaten. Eén was zijn
trots.
Dat zat zo. Op een keer bezocht hij
Artis en zag in het verblijf van de
echte stekelvarkens zo'n grote pen lig
gen. Hy op zoek naar de oppasser en ja
wel, die haalde het geval er voor hem
uit. „Daar ga ik nu eens een mooie
dobber van maken", had Wim gezegd:
„zo'n dobbertje zie je nooit". Och, de
een heeft een Rembrandt van een mil
joen en is er niet eens gelukkig mee
en een ander is al bljj met zo'n buite
nissig dobbertje.
Zo ging dat door tot hij van school
kwam. De eerste baantjes zinden hem
niet best en zo werd hij sigarenmaker.
Maar voor iemand als Wim was dat
een bezoeking. Alle vrije tijd zat hij
in het veld. Daar ontmoette hij de vo
gelaars van wie hij de kunst af keek.
In Wageningen had je nogal van die
lui die met hun waar naar de markt
in Arnhem gingen. Daar stonden dan
rijen vogelhandelaren met stapels
kooitjes. Je prutste die kooitjes meestal
zelf in elkaar, allemaal heel klein om
ruimte te sparen.
Wim snuffelde graag op de markt te
Wageningen rond. Bij de boekenstal
letjes lagen van die mooie boekjes van
Thijsse en zo. Maar Wim had geen
kwartje op zak om zo'n boekje te ko
pen. Oud geworden uitte hij steeds de
klacht: „Als ik toen maar meer gewe
ten had was misschien alles anders ge
lopen". Voor ons was dat zéér ken
merkend voor die generatie. Die men
sen dommelen soms nog weg in dat
voor ons al zo verre verleden.
Willem Frederik de Vries was een
van de weinige begenadigden die be
grepen waar de schoen gewrongen had,
maar daardoor was hij tussen de leef
tijdgenoten ook een eenzame figuur.
Nooit heb ik hem horen kletsen over
anderen. Hij had graag bezoek. En die
bij hem kwamen waren zij van de jon
gere generatie, die eigenlijk ook een
beetje eenzaam waren. Die vonden in
dat huisje aan de Nieuweweg wat ze
zochten: een oude man met oneindig
veel liefde voor de natuur.
Neen, met de justitie was hij nooit
ernstig in aanraking geweest. Een en
kele keer zat Kors Pater, de jachtop
ziener van Renswoude, hem achter de
vodden. Je wist evenwel goed hoe je
een gestrikte haas verbergen kon en in
een onbewaakt ogenblik thuis brengen.
Je glipte wel door de mazen heen. Ach,
oude Willem stak het helemaal niet
onder stoelen en banken dat hij gedu
rende de vogelarij wel eens een konijn
in een strik vond. Je zou toch wel gek
geweest zijn het lekkere stukje wild
dan niet onder de jas te stoppen. Het
ging dan meestal om de centen die zo
nodig waren.
De Vries kon fantastisch wild slach
ten. Dat had hij van zijn vader ge
leerd die in de handel zat. Later, toen
Purperreiger, lepelaar en aalschol
ver.
Slechts in een paar natuurreserva
ten broeden deze voor ons land
zeldzame vogels. Geen wonder dat
de Vogelwet ze moest gaan bescher
men. De lepelaar b.v. heeft in Euro
pa bij ons (Naardermeer en Zwa-
nenwater) het noordelijkste broed
gebied. In zuidelijke landen komen
ze meer voor. En met de lepelaar
verminderen óók de ooievaars met
het jaar.
WWVWVAAA^VWWWWWVVWWWWVVVN/VWWWW*A^WVWVVSAA'VWWSAAA#VWW
een pluistouwtje met het kooitje ver
bonden.
Naar zijn aard begon de vogel dat
touw uit te pluizen en haalde zo het
karretje omhoog. In het begin liet hij
het touw weer los maar spoedig zette
hij er de poot op en at van het zaad.
Steeds rolde het wagentje weg en
steeds weer haalde de putter het naar
zich toe. Zo kreeg de vogel zijn naam
doordat op dezelfde wijze een vinger
hoed uit een glas water opgehaald werd.
Hij „putte" dus water voor zichzelf. Een
hele stellage dus. Eigenlijk niets an
ders dan grote-mensenspeelgoed.
Van dit alles vond men niets bij
Willem Frederik de Vries. Die was
tevreden met de hem geschonken
rariteiten en levenloze natuurobjec
ten. Een bij zijn leven rustig, vrien
delijk en gemoedelijk mens. Hij be
zat in zijn ogen „schatten" en zei
steeds maar weer: „Jammer dat er
niet meer van mijn leeftijd zijn die
als ik hun leven kunnen vullen met
mooie dingen". Op bet laatst werd
het bekend en menigeen bracht wat
hij of zij in de natuur vond. Op zijn
bescheiden wijze droeg deze man bij
tot beter begrip voor de natuur. Dit
wil ik nog eens nadrukkelijk memo
reren.
Dat er ook waren die niet zo han
delden en de hele Vogelwet aan hun
laars lapten,^ mag het volgende bewij
zen. Het was in de hongerwinter dat
een evacué uit Arnhem bij mij kwam.
Hij stelde zich voor als „vogelliefheb
ber". Maar zijn uiterlijk beviel mij al
direct niet. Zulke mensen „hebben"
nu eenmaal „iets" dat je direct alar
meert. Terloops informeerde hij naar
plekken waar goudvinken, putters en
kneuen voorkwamen. De manier waar
op die onguur uitziende man over kooi-
vogels sprak was walgelijk. Een ver
haal over een goudvink waarbij van
schrik bloed uit de snavel liep nadat
De eeuwen door maakte men wilde
vogels tot huisdieren. Karei Fabritius
liet ons dit prachtige schilderijtje na,
dat te bewonderen is in het Maurits-
huis te 's-Gravenhage.
hij op de Ritmeester sigarenfabriek
werkte maakte hij voor de heren na een
jachtpartij veelal het wild panklaar.
Dat leverde dan weer een paar centen
op. Zo tobde het gezin maar voort.
Want inmiddels was Wimpie Willem
geworden en de trouwdag kwam. Het
gezin groeide gestaag en de monden
moesten gevuld worden.
Willem de Vries behoorde dan ook tot
de mannen van het eerste uur bij de
Ritmeester sigarenfarieken. Nog zie
ik hem in de pronkkamer met al haar
natuurschatten telkens met vertede
ring naar het portret van „moe" kij
ken. Wat een liefde had die man voor
zijn gezin.
Dan zat je bij hem rond de warme
kachel, hij op z'n pruim tabak kauwend
en jij met een feestelijke sigaar „van
de heren". Dan kwamen de verwachte
verhalen vanzelf. „Als Wageninger had
je in 't Veen heel wat te verduren",
zei hij altijd, „ze scholden mij steeds
voor „gêle wurtel", maar dan stak ik
ze mijn kuif toe en noodde, „trek 'm
eens aan het lof". Willem de Vries was
slagvaardig en gemoedelijk tegelijk.
En dan noemden ze hem oo nog
„sijsjeslijmer", dat vanzelf door die
vogelarij kwam.
Het is veelal voor niet ingewijden
een raadsel waarom men dat deed.
Voorop gesteld, dat het om de knik
kers ging en niet om het spel is het
niet vergelijkbaar met b.v. postze-
gelverzamelen. Maar dóór die hab-
bekrats aan geld werd onnoemelijke
schade aan de vogelstand toegebracht.
De mooie tropische vogeltjes kende
men alleen uit Artis. Alleen de man
netjes werden gevangen om hun zang.
Dan liet De Vries zich altijd afkeu
rend uit over de bruten onder dat vo-
gelaarsgilde. „Je had er", zo zei hij
dan met verontwaardiging, „die de
vinkemannetjes de oogjes met een
gloeiende breipen uitbrandden, maar
wat had je aan een vogel met zo'n
levenloze blik". Dat tekende voldoende
de mens in Willem de Vries. „En", zo
voegde hij er altijd snel aan toe, „toen
de Vogelwet er was ben ik direct ge
stopt." Het verhaal wil dat vinken
mooier zingen in donker. Dón maar in
eens helemaal in het donker, redeneer
de zulk tuig.
In onze dagen heb je in Limburg nog
„vinkenconcoursen", maar die zitten
dan te zingen in kleine kooitjes met
zwarte hoesjes er over getrokken. Wie
het mooist zingt krijgt de prijs! Daar
tegen trekken ook héél wat vogel
vrienden van leer. De Vries somde
tientallen vogelstropers uit de omge
ving op. Ik kende verhalen over het
vloekbeest Hent Sirie uit Wageningen of
de „ballefiets" uit Rhenen, die wreder
dan wreed was.
De Vries zei steeds dat die lui uit ge
makzucht handelden. Hij vertelde van
kerels die bij iedere „trek" (met een
slagnet) de robijn-mannetjes (kneuen)
in een kooitje stopten, maar de gelijk
tijdig gevangen popjes (vrouwtjes) de
Hoe men het keen oj wendt, roofvo-1 voor ieaere jonge havik die op het kop tussen duim en wijsvinger indruk-
gels zijn onze meest beschermde vo- nest grootgebracht wordt. Ze worden ten en als waardeloze vodden wegsme-
gels De regering stelt aan de jacht- met het jaar zeldzamer. ten. Die reeds gevangen geweest zijnde
opzieners zelfs premies beschikbaar vogels brachten anders de jacht in de
Door egalisatie en ruilverkaveling
verdwijnen in Midden-Nederland hoe
langer hoe meer onze weidevogels.
Kievitseieren mogen nog beperkt ge
raapt worden. Eieren van de Kemp
haan (hen) mogen beslist niet geraapt
worden!
war. Hij schudde over zó veel wreed
heid zijn vergrijsde haren.
Hij deed óók de popjes in een kooitje
en liet die elders weer los. Men had
daar wat meer werk mee, maar be
hoefde er geen hartzeer aan over te
houden. Het verderfelijke „sijsjeslij-
men" leverde ook al problemen op voor
het vrouwelijk geslacht. Zo'n „lijm
stok" is een takje dat in ingekookte
lijnolie gedoopt wordt en aan een tak
wordt gebonden. Komen er sijsjes op
dan kleven die met de pootjes muur
vast. Ze zijn dan maar voor het pak
ken. In het elzenbos van de Hel vond
ik dode sijspespopjes waarvan de teen
tjes één bolletje zand geworden wa
ren.
Over het „leren" van vogels ver
telde De Vries veel wetenswaardigs.
Versta mij goed! Dat aanleren van
kunstjes praat ik vanzelf niet goed.
Met veel geduld worden goudvinken
liedjes en marsjes voorgefloten. De
Vries maakte het eens mee op de
Arnhemse markt dat door een vogel
koopman uit de Harz aan een baron
voor een kapitale prijs een goudvink
verkocht werd die drie wijsjes en een
marssignaal kon fluiten.
Vooral ook putters waren in trek. Al
eeuwen. Beroemd is het kleine schil
derijtje van onze zeventiende-eeuwse
meester Carel Fabritius dat een put
ter of distelvink voorstelt. De prachtig
gekleurde putters pluizen 's winters de
zaden uit distelkoppen. Daarom noemt
men ze wel „pluisvogels" en die richt
men af met pluizerig touw. Dat deden
ze (en nog wel) met een kooitje waar
buiten 'n heilinkje met opstaande kant
jes was aangebracht. Onder een klein
houten bakje werden asjes gemaakt en
knopen dienden als wieltjes. Dat „kar
retje" werd met zaad gevuld en aan
hij onverwachts met een bolhoed op
voor het kooitje was gaan staan deed
voor mij de deur dicht.
Deze man vertelde ook over vang-
methoden. Zo over het verschalken van
nachtegalen. Dat deed hij met een
ouderwets glas van een petroleum
lamp waar meelwormen in lagen. Zat
de vogel er in om die meelwormen te
bemachtigen dan deed hij beide han
den voor de openingen. Ik geloofde
daar geen snars van, maar ook opa
De Vries vertelde later dat het zo
ging.
Fazanten ving hij met een strikje
dat rond de opening van een met zaad
gevuld ingegraven jampotje lag. Trok
de vogel de kop terug dan werd hij
gestrikt. Allemaal listen en lagen de
mens onwaardig. Hoe verzonnen ze het
toch.
Onwillekeurig gaan mijn gedachten
uit naar de Batenburgse kooiker die
een paar jaar geleden een zeldzame
zeearend in een klem ving en de
vogel, de grootste roofvogel van Euro
pa, daarop doodranselde. Die kooiker
veroorzaakte daarmede veel deining.
Hij behoorde de Vogelwet te kennen,
en als man „met de penning" diende
hij te weten dat de zeearend tot de
meest beschermde vogels behoort. Als
beheerder van een officieel natuurreser
vaat (de Batenburgse eendenkooi is
bezit van de Stichting Het Gelders
Landschap) .mocht hij een beschermde
vogel in een beschermd gebied niet
moedwillig doden.
Bovendien vraag je jezelf af of zo
maar een klaarblijkelijk voor zijn taak
niet berekend man dergelyke bevoegdc
heden kan en mag bezitten. Voor het
verkopen van motteballen moet je nog
een deugdelijke vergunning hebben.
Maar nu het toppunt van brutaliteit!
In de kranten verscheen een foto van
onze held met bij zich een politieagent.
Samen hielden ze de vogel met ge
spreide wieken (vlucht was 2.40 m)
vast. Wat bezielde die politieman die
notabene een geleidebrief schreef die
nodig was voor opzending van het dier
naar een preparateur.
Deze preparateur vertrouwde evenwel
het zaakje niet, ontdekte dat de vo
gelschedel ingeslagen was en deed aan
gifte. Zo kwam een héél vies zaakje
aan het rollen.
Nogmaals werd vogelminnend Neder
land opgeschrikt toen de Utrechtse re
cherche bij een vogelmaniak een inval
deed. Honderden door die man afge
maakte en vervolgens opgezette vogels
trof men aan, benevens tientallen do
zen met duizenden eierschalen van al
le denkbare soorten vogels. Die man
vond nog afzet voor zijn „produkten"
ook. In jaren was zulk een „goede
vangst" niet voorgekomen. Zware straf
fen waren het gevolg.
De vogelarij kan men bezwaarlijk
onder het hoofdstuk folklore plaatsen.
Of is een schildersleerling te Rhenen
die huismussen ving en die in alle
kleuren van de regenboog geschilderd
losliet nou zo'n lolbroek te noemen?
Zo weinig was een vogelleven in tel;
je kon er mede doen wat je wilde.
Wie al eens de markten van Antwer
pen bezocht heeft werd daar geconfron
teerd met stapels dode mussen, spreeu
wen, merels, lijsters en weet ik veel
en allemaal voor de consumptie. In on
ze ogen een kwajongensachtig bedrijf.
En dan te bedenken dat wij de vogels
beschermen die later hun weg naar de
slachtbanken vinden.
Goddank, de ornithologen en vogel
beschermers in België komen op gang.
Vooraan stond altijd hun koningin Eli
sabeth! Zoals mannen als dr. Jac. P.
Thijsse en Drijver bij ons met hart
stocht geprotesteerd hebben tegen de-
praktijken van de onverlaten die onze
vogelstand belaagden.
Het was aanvankelijk moeilijk de
Nederlandse vogelaars aan de Vogfel-
wet te laten wennen. De goeden als o.m.
opa De Vries niet te na gesproken.
Maar toch gebeurde bij ons het won
der.
De Nederlanders zijn zakelijk en toen
bleek dat met tropica, parkieten en
kanarieteelt goed geld te verdienen
viel verflauwde de belangstelling voor
de „wildzang". Zo zelfs dat de man
nen van de „Vliegende brigade" toen
zij in 1969 in de Betuwe grootscheeps
op het naleven van de Vogelwet gin
gen controleren niet ontevreden waren.
Nergens behoefde wegens ernstige
overtredingen te worden ingegrepen.
Dat is dan een zéér verheugend be
richt geweest. Ook in Z.O.-Utrecht
houden de vogelvrienden( zo kun je
ze gerust noemen) zich behoorlijk
aan de regels en dat stemt tot vreug
de. Wij zijn samen op de goede weg.
Laten wij hopen dat de zuidelijke
landen maatregelen als wij treffen.
Opzettelijk heb ik mij er van onthou
den bijzondere wetsartikelen aan te
halen. Hoofdzaak is dat geen gevangen
vogels vervoerd mogen worden; dat be
schermde vogels niet gevangen mogen
worden noch gedood, dat dood gevonden
vogels slechts met een vervoerbewijs
door de politie afgegeven een prepareur
ter hand mogen worden gesteld, dat
geen eieren en nesten van beschermde
vogels vervoerd mogen worden, uige-
zonderd kievitseieren in de zg. raaptijd;
dat in feite niets tegen onze gevederde
vrienden ondernomen mag worden. Al
léén huismus en zwarte kraai zijn on
voorwaardelijk onbeschermd. Spreeu
wen zijn voorwaardelijk onbeschermd
en de fruitteler mag er slechts in de
oogsttijd iets tegen ondernemen.
De boer en de bosbouwer kunnen ver
tellen hoe nuttig al die kleine insek-
tenetende vogels zijn. 7én luttel kool
mees je vertegenwoordigt voor de
landbouw en bosbouw zo ongeveer de
somma van honderd gulden. Dat wil
zeggen dat het aantal schadelijke in-
sekten dat één koolmees verdelgt,
voor 100,- aan landbouwgewassen
verorberd zou hebben. De Vogelwet
beschermt ook de mens. Wie denkt
dat deze wet alléén maar op idealis
tische gronden haar beslag kreeg
slaat de plank vorstelijk mis. Vogel
bescherming is ook landsbelang.
DODEWAARD Zwaar gewond
werd gisteren mej. R. uit Zetten naar
het ziekenhuis te Nijmegen overge
bracht nadat zij naast haar broer ge
zeten nabij het station te Hemmen-Do-
dewaard met een auto tegen een boom
was gereden. De auto raakte in een
bocht in een slip. De heer R. liep
slechts lichte verwondingen op. Van de
auto bleef niets meer over.
OCHTEN Dinsdag 20 januari or
ganiseert de Chr. Vrouwenbond in het
verenigingsgebouw naast de kerk,
haar eerste bijeenkomst in het nieuwe
jaar.
De avond wordt verzorgd door de
Chevron benzinëmaatschappij, die en
kele films zal vertonen o.a. over Sur
matra, Spanje en Griekenland. Aanvang
acht uur.
Appelen
Cox's Orange Pippin I 75/85 64-68, 70/80
61-67, 65/75 43-48, 60/70 23-29; II 75 85
60-66, 70/80 49-58, 65/75 33-43.
Golden Delicious II 75/85 25-35, 70/80 26-
36, 65/75 24-29; I 15-33.
Goudreinette I 75/85 42-55, 70/80 30-39;
II 75/85 33-44, 70/80 28-35, 65/75 24-31
I 22-37; II 15-20.
Jonathan I 70/80 33-38, 65/75 28-31; II 75
85 31-37, 70/80 22-32, 65/75 20-28 60 70
15-19; I 15-26.
Ingrid Marie II 75/85 26-30, 65/75 20-24.
Lobo II 70/80 20-24, 60/70 16-20.
Lombartscalville I 75/85 23-27, 70'80 21-
25; II ,75/85 19-21, 65/75 16-20; I 15-19.
Jasappel.I 27-43; II 10-25.
Industrie-appelen per 100 kg: blank
f 12,40, rood f 8,40.
Peren
Comtesse de Paris I 65/75 44, 60 70 36-43.
Brederode I 1,07-1,16.
Alles in ets per kg tenzij anders ver
meld.
Konstanz 264 +1; Rheinfelden 191
7; Straatsburg 220 4; Plittersdorf
364 +16; Maxau 410 +16; Plochingen
148 —3; Mannheim 235 +1; Steinbach
122 —2; Mainz 223 +17; Bingen 148 +18.
Kaub 147 +20; Trier 458 +20; Koblen/
220 +42; Keulen 170 +62; Ruhrort 289
12; Lobith 879 +10; Nijmegen 667
5; Arnhem 686 +2; Eefde IJssel 270
13; Deventer 167 +11; Monsin 5484
+2; Borgharen 4017 +57; Belfeld 1180
30; Grave beneden de sluis 515 +15.
Maandag 12 januari 1970
Opgave na klasse mm maat.
Appelen 75/opw 70/75 65/70 60/65 55/60 1 t
Campagnezoet 30—36
x Cox Orange kl.l 70—76 56—64 3847 23—30
x Cox Orange kl.2 68—75 44—62 31—45 21—28 17—20
x Golden Delicious kl.l 3743 3135
x Golden Delicious kl.2 29—39 22—33 1427 1522
x Goudreinet kl.l 4053 2836 20—32
x Goudreinet kl.2 3051 2435 1929
Jonathan verpakt kl.l 31—33 2527 1618
x Jonathan kl.2 22—35 15—28 14—25 11—14
Dijkmanszoet 2948 1225
Ingrid Marie kl.2 2831 1421 22—29
Lombarts Calville kl.l 2633 1820
Ix)mbarts Calville kl.2 2529 2428
Kroet per 100 kg f 7,50, rood f 6,10, zoet f 6,00.
Fabrieksfruit per 100 kg blank f 12,30, rood f 9,00.
Peren
Comtesse de Paris kl.2 4345 38—40 3340
Brederode 112—121 62-100
Doyenne du Cornice kl.2 88103 9598
St.-Re my 89—99 47—60
Winterjan 75—81 48—68
Kamperveen 5054
Giezewildeman 130134 8690
IJsbouten 4853
Legipont kl.l 51—53 40—43
Legipont kl.2 32—51 31—35
Conference geel kl.2 6971 4951
Perenkroet per 100 kg f 3,00
Groenten
Andijvie 103—106; Boerenkool 13—16, 11—13; Prei 81—112, 35—75
Wortelen 18—23; Uien 52—55
Rode kool 3740; Spruiten 5999; Koolraap 1220
Knolselderij per stuk 2544, 1220
x is hoofdaanvoer
Alles in centen per kg tenzij anders vermeld.