Vogelwet om paal en perk te stellen aan het onwaardig vernietigen van vogelstand VEI 1 INC SEPTER HEL Vogelbescherming is ook landsbelang Zondaar Baantjes Wurtel Beter begrip door Adriaan P. de Kleuver Concoursen Held. Schilder Landbelang Zwaar gewond bij botsing tegen boom Veiling Piel Films voor Chr. Vrouwenhond Waterhoogten DINSDAG 13 JANUARI 1970 Stel eens dat er geen „wetten" waren. Heel veel zou uit de hand lopen. Al les in dit ondermaanse is gereglementeerd. Als het met dat geregeld maar bij de boompjes blijft en de individuele vrijheden maar niet té zeer in het slop raken, dan kunnen wij daar wel vrede mee, hebben. Er zijn evenwel wetten waar de massa wat vreemd tegenover staat. Eén daarvan, die door de perfectheid ervan de gemiddelde Nederlander weinig aanspreekt, is de Vogelwet. Die móest wel komen op het moment dat voor de vogelwereld met recht van een „noodtoestand" gesproken kon worden. Lang is er aan gedokterd, tot op 1 oktober 1937 deze volwaardige wet eindelijk haar be slag kreeg. Er staat sinds 1928 nog een natuurbeschermingswet op stapel en daarin is b.v. Zwitserland ons verre de baas. Planten en zo zijn bij ons nog niet bij de wet beschermd behoudens een paar plaatselijke verorde ningen op Voorne en de Waddeneilanden vogels wél. Daarmee zijn wij België en Frankrijk vér vooruit, al gaat het bij onze zuiderburen de goede kant op zou ik menen. Men kan zich afvragen waaróm dan toch zo'n complete wet er moest komen. Het was om paal en perk te stellen aan het onwaardige vernietigen van onze vogelstand. Dat was beestachtig. Een onzer publicisten schreef laatst over jon gens die huismussen vingen en die dan (pijnloos) afmaakten, plukten en in spek braadden. Volkskundig bekeken een interessant verhaal. Maar veel meer dan het volkse gegeven behelsde het niet. En dat was verduveld jammer. Ergens werd het nog goedgepraat ook. Wij hebben gemeend op het eenzijdige te moe ten wijzen en daarvan was de schrijver zich ten volle bewust. Een winstpunt dus. Dat verhaal heeft mij aan het den ken gezet. Wat weten de mensen van de Vogelwet af? Vroeger kon men er maar naar believen mee omspringen. Een vogelleven telde niet. Afschuwe lijke martelingen liet men mannetjes vinken ondergaan door ze met een gloeiende breipen de oogjes uit te bran den. En waarom? Zo'n „blinde vink" zou dan véél mooier zingen als ze die in een kooitje zetten. Kent u dat fijne boekje van onze meester-verteller W. G. van der Hulst „Om twee schitter oogjes" niet? Gevoelige mensen hebben dit wreed bedrijf altijd verafschuwd. Kijk, als je zelf een vogelvriend bent dan praat je wel eens met men sen, die vroeger in de „vogelarij" ge zeten hebben. Hoe deden ze dit of dat. Onder die vogelliefhebbers uit vroeger jaren was er één die beslist niet tot de sadisten gerekend mocht worden: Wil lem Frederik de Vries, die zich in zijn huisje aan de Nieuweweg te Veenen- daal op zijn oude dag niet langer met kooitjes met vogels omringde maar met dozen vol vlinders, mooie stenen op een kastje en allerlei vreemde opgezette dieren die vriendelijke mensen hem geschonken hadden. Deze man vertelde meesterlijk en dat verhaal noem ik „Het levensver haal van de oude vogelaar". Willem de Vries is al enige jaren met zijn voor vaderen verenigd, maar bij ons leeft de herinnering aan hem nog onverflauwd voort. Hoe zou ik alles over de voge larij te weten zijn gekomen als mijn oude vriend het voor zich gehouden had? Het is een boeiend verhaal van een zondaar die zich bekeerde. Een be keringsgeschiedenis dus, zo u wilt. Nu over een man die van natuurver- nieler een natuurbeschermer werd en liefdevol naar alles wat geschapen is keek. Van die man ga ik u vertellen en dan zult u aan het slot zeggen: „Ja, nu begrijp ik waarom de Vogelwet er moest komen." Een man als hij behoefde zich in 1937 al niet meer zo druk te maken over het al of niet tot stand komen van die wet. Die was al hard aan het omscha kelen. Tussen de regels door maakt men kennis met veel narigheid die de vogelvernietiging met zich meebracht en soms nog met zich meebrengt. Het is goed dat men dat weet. Nu dan dat levensverhaal over een goede vriend Willem Frederik de Vries. De jeugd van Wim verliep als die Tan ieder kind uit een arm arbeiders gezin. Ze woonden in Wageningen en wat doet een jongen alzo. Rondzwer ven en spelen. En Wim had een grote hartstocht: vissen, 't Liefst in de ha ven. Zeker bracht hem dit dichter bij de natuur. Vroeger keek men niet zo „krek" als het op een beetje stropen aankwam. Wim kwam wel eens thuis met een fikse snoek die gestrikt was of een verschalkte eend. Kwam het ge sprek daarop dan haalde de o\ide baas een oud sigarenkistje voor de dag waarin een arsenaal aan vistuigjes van eigen makelij zaten. Eén was zijn trots. Dat zat zo. Op een keer bezocht hij Artis en zag in het verblijf van de echte stekelvarkens zo'n grote pen lig gen. Hy op zoek naar de oppasser en ja wel, die haalde het geval er voor hem uit. „Daar ga ik nu eens een mooie dobber van maken", had Wim gezegd: „zo'n dobbertje zie je nooit". Och, de een heeft een Rembrandt van een mil joen en is er niet eens gelukkig mee en een ander is al bljj met zo'n buite nissig dobbertje. Zo ging dat door tot hij van school kwam. De eerste baantjes zinden hem niet best en zo werd hij sigarenmaker. Maar voor iemand als Wim was dat een bezoeking. Alle vrije tijd zat hij in het veld. Daar ontmoette hij de vo gelaars van wie hij de kunst af keek. In Wageningen had je nogal van die lui die met hun waar naar de markt in Arnhem gingen. Daar stonden dan rijen vogelhandelaren met stapels kooitjes. Je prutste die kooitjes meestal zelf in elkaar, allemaal heel klein om ruimte te sparen. Wim snuffelde graag op de markt te Wageningen rond. Bij de boekenstal letjes lagen van die mooie boekjes van Thijsse en zo. Maar Wim had geen kwartje op zak om zo'n boekje te ko pen. Oud geworden uitte hij steeds de klacht: „Als ik toen maar meer gewe ten had was misschien alles anders ge lopen". Voor ons was dat zéér ken merkend voor die generatie. Die men sen dommelen soms nog weg in dat voor ons al zo verre verleden. Willem Frederik de Vries was een van de weinige begenadigden die be grepen waar de schoen gewrongen had, maar daardoor was hij tussen de leef tijdgenoten ook een eenzame figuur. Nooit heb ik hem horen kletsen over anderen. Hij had graag bezoek. En die bij hem kwamen waren zij van de jon gere generatie, die eigenlijk ook een beetje eenzaam waren. Die vonden in dat huisje aan de Nieuweweg wat ze zochten: een oude man met oneindig veel liefde voor de natuur. Neen, met de justitie was hij nooit ernstig in aanraking geweest. Een en kele keer zat Kors Pater, de jachtop ziener van Renswoude, hem achter de vodden. Je wist evenwel goed hoe je een gestrikte haas verbergen kon en in een onbewaakt ogenblik thuis brengen. Je glipte wel door de mazen heen. Ach, oude Willem stak het helemaal niet onder stoelen en banken dat hij gedu rende de vogelarij wel eens een konijn in een strik vond. Je zou toch wel gek geweest zijn het lekkere stukje wild dan niet onder de jas te stoppen. Het ging dan meestal om de centen die zo nodig waren. De Vries kon fantastisch wild slach ten. Dat had hij van zijn vader ge leerd die in de handel zat. Later, toen Purperreiger, lepelaar en aalschol ver. Slechts in een paar natuurreserva ten broeden deze voor ons land zeldzame vogels. Geen wonder dat de Vogelwet ze moest gaan bescher men. De lepelaar b.v. heeft in Euro pa bij ons (Naardermeer en Zwa- nenwater) het noordelijkste broed gebied. In zuidelijke landen komen ze meer voor. En met de lepelaar verminderen óók de ooievaars met het jaar. WWVWVAAA^VWWWWWVVWWWWVVVN/VWWWW*A^WVWVVSAA'VWWSAAA#VWW een pluistouwtje met het kooitje ver bonden. Naar zijn aard begon de vogel dat touw uit te pluizen en haalde zo het karretje omhoog. In het begin liet hij het touw weer los maar spoedig zette hij er de poot op en at van het zaad. Steeds rolde het wagentje weg en steeds weer haalde de putter het naar zich toe. Zo kreeg de vogel zijn naam doordat op dezelfde wijze een vinger hoed uit een glas water opgehaald werd. Hij „putte" dus water voor zichzelf. Een hele stellage dus. Eigenlijk niets an ders dan grote-mensenspeelgoed. Van dit alles vond men niets bij Willem Frederik de Vries. Die was tevreden met de hem geschonken rariteiten en levenloze natuurobjec ten. Een bij zijn leven rustig, vrien delijk en gemoedelijk mens. Hij be zat in zijn ogen „schatten" en zei steeds maar weer: „Jammer dat er niet meer van mijn leeftijd zijn die als ik hun leven kunnen vullen met mooie dingen". Op bet laatst werd het bekend en menigeen bracht wat hij of zij in de natuur vond. Op zijn bescheiden wijze droeg deze man bij tot beter begrip voor de natuur. Dit wil ik nog eens nadrukkelijk memo reren. Dat er ook waren die niet zo han delden en de hele Vogelwet aan hun laars lapten,^ mag het volgende bewij zen. Het was in de hongerwinter dat een evacué uit Arnhem bij mij kwam. Hij stelde zich voor als „vogelliefheb ber". Maar zijn uiterlijk beviel mij al direct niet. Zulke mensen „hebben" nu eenmaal „iets" dat je direct alar meert. Terloops informeerde hij naar plekken waar goudvinken, putters en kneuen voorkwamen. De manier waar op die onguur uitziende man over kooi- vogels sprak was walgelijk. Een ver haal over een goudvink waarbij van schrik bloed uit de snavel liep nadat De eeuwen door maakte men wilde vogels tot huisdieren. Karei Fabritius liet ons dit prachtige schilderijtje na, dat te bewonderen is in het Maurits- huis te 's-Gravenhage. hij op de Ritmeester sigarenfabriek werkte maakte hij voor de heren na een jachtpartij veelal het wild panklaar. Dat leverde dan weer een paar centen op. Zo tobde het gezin maar voort. Want inmiddels was Wimpie Willem geworden en de trouwdag kwam. Het gezin groeide gestaag en de monden moesten gevuld worden. Willem de Vries behoorde dan ook tot de mannen van het eerste uur bij de Ritmeester sigarenfarieken. Nog zie ik hem in de pronkkamer met al haar natuurschatten telkens met vertede ring naar het portret van „moe" kij ken. Wat een liefde had die man voor zijn gezin. Dan zat je bij hem rond de warme kachel, hij op z'n pruim tabak kauwend en jij met een feestelijke sigaar „van de heren". Dan kwamen de verwachte verhalen vanzelf. „Als Wageninger had je in 't Veen heel wat te verduren", zei hij altijd, „ze scholden mij steeds voor „gêle wurtel", maar dan stak ik ze mijn kuif toe en noodde, „trek 'm eens aan het lof". Willem de Vries was slagvaardig en gemoedelijk tegelijk. En dan noemden ze hem oo nog „sijsjeslijmer", dat vanzelf door die vogelarij kwam. Het is veelal voor niet ingewijden een raadsel waarom men dat deed. Voorop gesteld, dat het om de knik kers ging en niet om het spel is het niet vergelijkbaar met b.v. postze- gelverzamelen. Maar dóór die hab- bekrats aan geld werd onnoemelijke schade aan de vogelstand toegebracht. De mooie tropische vogeltjes kende men alleen uit Artis. Alleen de man netjes werden gevangen om hun zang. Dan liet De Vries zich altijd afkeu rend uit over de bruten onder dat vo- gelaarsgilde. „Je had er", zo zei hij dan met verontwaardiging, „die de vinkemannetjes de oogjes met een gloeiende breipen uitbrandden, maar wat had je aan een vogel met zo'n levenloze blik". Dat tekende voldoende de mens in Willem de Vries. „En", zo voegde hij er altijd snel aan toe, „toen de Vogelwet er was ben ik direct ge stopt." Het verhaal wil dat vinken mooier zingen in donker. Dón maar in eens helemaal in het donker, redeneer de zulk tuig. In onze dagen heb je in Limburg nog „vinkenconcoursen", maar die zitten dan te zingen in kleine kooitjes met zwarte hoesjes er over getrokken. Wie het mooist zingt krijgt de prijs! Daar tegen trekken ook héél wat vogel vrienden van leer. De Vries somde tientallen vogelstropers uit de omge ving op. Ik kende verhalen over het vloekbeest Hent Sirie uit Wageningen of de „ballefiets" uit Rhenen, die wreder dan wreed was. De Vries zei steeds dat die lui uit ge makzucht handelden. Hij vertelde van kerels die bij iedere „trek" (met een slagnet) de robijn-mannetjes (kneuen) in een kooitje stopten, maar de gelijk tijdig gevangen popjes (vrouwtjes) de Hoe men het keen oj wendt, roofvo-1 voor ieaere jonge havik die op het kop tussen duim en wijsvinger indruk- gels zijn onze meest beschermde vo- nest grootgebracht wordt. Ze worden ten en als waardeloze vodden wegsme- gels De regering stelt aan de jacht- met het jaar zeldzamer. ten. Die reeds gevangen geweest zijnde opzieners zelfs premies beschikbaar vogels brachten anders de jacht in de Door egalisatie en ruilverkaveling verdwijnen in Midden-Nederland hoe langer hoe meer onze weidevogels. Kievitseieren mogen nog beperkt ge raapt worden. Eieren van de Kemp haan (hen) mogen beslist niet geraapt worden! war. Hij schudde over zó veel wreed heid zijn vergrijsde haren. Hij deed óók de popjes in een kooitje en liet die elders weer los. Men had daar wat meer werk mee, maar be hoefde er geen hartzeer aan over te houden. Het verderfelijke „sijsjeslij- men" leverde ook al problemen op voor het vrouwelijk geslacht. Zo'n „lijm stok" is een takje dat in ingekookte lijnolie gedoopt wordt en aan een tak wordt gebonden. Komen er sijsjes op dan kleven die met de pootjes muur vast. Ze zijn dan maar voor het pak ken. In het elzenbos van de Hel vond ik dode sijspespopjes waarvan de teen tjes één bolletje zand geworden wa ren. Over het „leren" van vogels ver telde De Vries veel wetenswaardigs. Versta mij goed! Dat aanleren van kunstjes praat ik vanzelf niet goed. Met veel geduld worden goudvinken liedjes en marsjes voorgefloten. De Vries maakte het eens mee op de Arnhemse markt dat door een vogel koopman uit de Harz aan een baron voor een kapitale prijs een goudvink verkocht werd die drie wijsjes en een marssignaal kon fluiten. Vooral ook putters waren in trek. Al eeuwen. Beroemd is het kleine schil derijtje van onze zeventiende-eeuwse meester Carel Fabritius dat een put ter of distelvink voorstelt. De prachtig gekleurde putters pluizen 's winters de zaden uit distelkoppen. Daarom noemt men ze wel „pluisvogels" en die richt men af met pluizerig touw. Dat deden ze (en nog wel) met een kooitje waar buiten 'n heilinkje met opstaande kant jes was aangebracht. Onder een klein houten bakje werden asjes gemaakt en knopen dienden als wieltjes. Dat „kar retje" werd met zaad gevuld en aan hij onverwachts met een bolhoed op voor het kooitje was gaan staan deed voor mij de deur dicht. Deze man vertelde ook over vang- methoden. Zo over het verschalken van nachtegalen. Dat deed hij met een ouderwets glas van een petroleum lamp waar meelwormen in lagen. Zat de vogel er in om die meelwormen te bemachtigen dan deed hij beide han den voor de openingen. Ik geloofde daar geen snars van, maar ook opa De Vries vertelde later dat het zo ging. Fazanten ving hij met een strikje dat rond de opening van een met zaad gevuld ingegraven jampotje lag. Trok de vogel de kop terug dan werd hij gestrikt. Allemaal listen en lagen de mens onwaardig. Hoe verzonnen ze het toch. Onwillekeurig gaan mijn gedachten uit naar de Batenburgse kooiker die een paar jaar geleden een zeldzame zeearend in een klem ving en de vogel, de grootste roofvogel van Euro pa, daarop doodranselde. Die kooiker veroorzaakte daarmede veel deining. Hij behoorde de Vogelwet te kennen, en als man „met de penning" diende hij te weten dat de zeearend tot de meest beschermde vogels behoort. Als beheerder van een officieel natuurreser vaat (de Batenburgse eendenkooi is bezit van de Stichting Het Gelders Landschap) .mocht hij een beschermde vogel in een beschermd gebied niet moedwillig doden. Bovendien vraag je jezelf af of zo maar een klaarblijkelijk voor zijn taak niet berekend man dergelyke bevoegdc heden kan en mag bezitten. Voor het verkopen van motteballen moet je nog een deugdelijke vergunning hebben. Maar nu het toppunt van brutaliteit! In de kranten verscheen een foto van onze held met bij zich een politieagent. Samen hielden ze de vogel met ge spreide wieken (vlucht was 2.40 m) vast. Wat bezielde die politieman die notabene een geleidebrief schreef die nodig was voor opzending van het dier naar een preparateur. Deze preparateur vertrouwde evenwel het zaakje niet, ontdekte dat de vo gelschedel ingeslagen was en deed aan gifte. Zo kwam een héél vies zaakje aan het rollen. Nogmaals werd vogelminnend Neder land opgeschrikt toen de Utrechtse re cherche bij een vogelmaniak een inval deed. Honderden door die man afge maakte en vervolgens opgezette vogels trof men aan, benevens tientallen do zen met duizenden eierschalen van al le denkbare soorten vogels. Die man vond nog afzet voor zijn „produkten" ook. In jaren was zulk een „goede vangst" niet voorgekomen. Zware straf fen waren het gevolg. De vogelarij kan men bezwaarlijk onder het hoofdstuk folklore plaatsen. Of is een schildersleerling te Rhenen die huismussen ving en die in alle kleuren van de regenboog geschilderd losliet nou zo'n lolbroek te noemen? Zo weinig was een vogelleven in tel; je kon er mede doen wat je wilde. Wie al eens de markten van Antwer pen bezocht heeft werd daar geconfron teerd met stapels dode mussen, spreeu wen, merels, lijsters en weet ik veel en allemaal voor de consumptie. In on ze ogen een kwajongensachtig bedrijf. En dan te bedenken dat wij de vogels beschermen die later hun weg naar de slachtbanken vinden. Goddank, de ornithologen en vogel beschermers in België komen op gang. Vooraan stond altijd hun koningin Eli sabeth! Zoals mannen als dr. Jac. P. Thijsse en Drijver bij ons met hart stocht geprotesteerd hebben tegen de- praktijken van de onverlaten die onze vogelstand belaagden. Het was aanvankelijk moeilijk de Nederlandse vogelaars aan de Vogfel- wet te laten wennen. De goeden als o.m. opa De Vries niet te na gesproken. Maar toch gebeurde bij ons het won der. De Nederlanders zijn zakelijk en toen bleek dat met tropica, parkieten en kanarieteelt goed geld te verdienen viel verflauwde de belangstelling voor de „wildzang". Zo zelfs dat de man nen van de „Vliegende brigade" toen zij in 1969 in de Betuwe grootscheeps op het naleven van de Vogelwet gin gen controleren niet ontevreden waren. Nergens behoefde wegens ernstige overtredingen te worden ingegrepen. Dat is dan een zéér verheugend be richt geweest. Ook in Z.O.-Utrecht houden de vogelvrienden( zo kun je ze gerust noemen) zich behoorlijk aan de regels en dat stemt tot vreug de. Wij zijn samen op de goede weg. Laten wij hopen dat de zuidelijke landen maatregelen als wij treffen. Opzettelijk heb ik mij er van onthou den bijzondere wetsartikelen aan te halen. Hoofdzaak is dat geen gevangen vogels vervoerd mogen worden; dat be schermde vogels niet gevangen mogen worden noch gedood, dat dood gevonden vogels slechts met een vervoerbewijs door de politie afgegeven een prepareur ter hand mogen worden gesteld, dat geen eieren en nesten van beschermde vogels vervoerd mogen worden, uige- zonderd kievitseieren in de zg. raaptijd; dat in feite niets tegen onze gevederde vrienden ondernomen mag worden. Al léén huismus en zwarte kraai zijn on voorwaardelijk onbeschermd. Spreeu wen zijn voorwaardelijk onbeschermd en de fruitteler mag er slechts in de oogsttijd iets tegen ondernemen. De boer en de bosbouwer kunnen ver tellen hoe nuttig al die kleine insek- tenetende vogels zijn. 7én luttel kool mees je vertegenwoordigt voor de landbouw en bosbouw zo ongeveer de somma van honderd gulden. Dat wil zeggen dat het aantal schadelijke in- sekten dat één koolmees verdelgt, voor 100,- aan landbouwgewassen verorberd zou hebben. De Vogelwet beschermt ook de mens. Wie denkt dat deze wet alléén maar op idealis tische gronden haar beslag kreeg slaat de plank vorstelijk mis. Vogel bescherming is ook landsbelang. DODEWAARD Zwaar gewond werd gisteren mej. R. uit Zetten naar het ziekenhuis te Nijmegen overge bracht nadat zij naast haar broer ge zeten nabij het station te Hemmen-Do- dewaard met een auto tegen een boom was gereden. De auto raakte in een bocht in een slip. De heer R. liep slechts lichte verwondingen op. Van de auto bleef niets meer over. OCHTEN Dinsdag 20 januari or ganiseert de Chr. Vrouwenbond in het verenigingsgebouw naast de kerk, haar eerste bijeenkomst in het nieuwe jaar. De avond wordt verzorgd door de Chevron benzinëmaatschappij, die en kele films zal vertonen o.a. over Sur matra, Spanje en Griekenland. Aanvang acht uur. Appelen Cox's Orange Pippin I 75/85 64-68, 70/80 61-67, 65/75 43-48, 60/70 23-29; II 75 85 60-66, 70/80 49-58, 65/75 33-43. Golden Delicious II 75/85 25-35, 70/80 26- 36, 65/75 24-29; I 15-33. Goudreinette I 75/85 42-55, 70/80 30-39; II 75/85 33-44, 70/80 28-35, 65/75 24-31 I 22-37; II 15-20. Jonathan I 70/80 33-38, 65/75 28-31; II 75 85 31-37, 70/80 22-32, 65/75 20-28 60 70 15-19; I 15-26. Ingrid Marie II 75/85 26-30, 65/75 20-24. Lobo II 70/80 20-24, 60/70 16-20. Lombartscalville I 75/85 23-27, 70'80 21- 25; II ,75/85 19-21, 65/75 16-20; I 15-19. Jasappel.I 27-43; II 10-25. Industrie-appelen per 100 kg: blank f 12,40, rood f 8,40. Peren Comtesse de Paris I 65/75 44, 60 70 36-43. Brederode I 1,07-1,16. Alles in ets per kg tenzij anders ver meld. Konstanz 264 +1; Rheinfelden 191 7; Straatsburg 220 4; Plittersdorf 364 +16; Maxau 410 +16; Plochingen 148 —3; Mannheim 235 +1; Steinbach 122 —2; Mainz 223 +17; Bingen 148 +18. Kaub 147 +20; Trier 458 +20; Koblen/ 220 +42; Keulen 170 +62; Ruhrort 289 12; Lobith 879 +10; Nijmegen 667 5; Arnhem 686 +2; Eefde IJssel 270 13; Deventer 167 +11; Monsin 5484 +2; Borgharen 4017 +57; Belfeld 1180 30; Grave beneden de sluis 515 +15. Maandag 12 januari 1970 Opgave na klasse mm maat. Appelen 75/opw 70/75 65/70 60/65 55/60 1 t Campagnezoet 30—36 x Cox Orange kl.l 70—76 56—64 3847 23—30 x Cox Orange kl.2 68—75 44—62 31—45 21—28 17—20 x Golden Delicious kl.l 3743 3135 x Golden Delicious kl.2 29—39 22—33 1427 1522 x Goudreinet kl.l 4053 2836 20—32 x Goudreinet kl.2 3051 2435 1929 Jonathan verpakt kl.l 31—33 2527 1618 x Jonathan kl.2 22—35 15—28 14—25 11—14 Dijkmanszoet 2948 1225 Ingrid Marie kl.2 2831 1421 22—29 Lombarts Calville kl.l 2633 1820 Ix)mbarts Calville kl.2 2529 2428 Kroet per 100 kg f 7,50, rood f 6,10, zoet f 6,00. Fabrieksfruit per 100 kg blank f 12,30, rood f 9,00. Peren Comtesse de Paris kl.2 4345 38—40 3340 Brederode 112—121 62-100 Doyenne du Cornice kl.2 88103 9598 St.-Re my 89—99 47—60 Winterjan 75—81 48—68 Kamperveen 5054 Giezewildeman 130134 8690 IJsbouten 4853 Legipont kl.l 51—53 40—43 Legipont kl.2 32—51 31—35 Conference geel kl.2 6971 4951 Perenkroet per 100 kg f 3,00 Groenten Andijvie 103—106; Boerenkool 13—16, 11—13; Prei 81—112, 35—75 Wortelen 18—23; Uien 52—55 Rode kool 3740; Spruiten 5999; Koolraap 1220 Knolselderij per stuk 2544, 1220 x is hoofdaanvoer Alles in centen per kg tenzij anders vermeld.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 5