Boerenzoon
ging
schilderen:
alleen
maar
koeien
D
z
H.
H
D,
liillIlllS: Sinllilïl
ZATERDAG 17 JANUARI 1970
Si
mmwï. wmm
- -
I IJ x 1 fe
whi/éi
De koe - je raakt
er nooit op
uitgekeken
*8 eeuwig geduldige koe - in
de Wc op stal, door de knieën brekend
in een dampend slachthuis. Wat is die
koe eigenlijk van ons? Vaak heeft de
kunst de weg geweien om wezens en
dingen rondom ons te begrijpen. Maar
wat deden bijvoorbeeld schilders aan de
koe?
Nou ja, we hebben de stier van Pot
ter, maar wie daar een reproduktie van
ziet, denkt wellicht meer aan Potter dan
aan die stier.
Op veel andere schilderijen is de koe
hoogstens een ornament, meer niet.
Maar nu heeft in Eelderwolde, onder
de rook van Groningen, de kunstschil
der Han Jansen (38) de koe zelf bij de
horens gevat en haar middenin het vol
le leven gezet. Hij begon met het beel
dend geven van informatie, barstte ver
volgens uit in een protest tegen het
geen we allemaal met ons rundvee doen
en is nu aangeland op het punt, waar
op hij de koe voor iedere situatie kan
gebruiken, Daarna zal nog veel meer
mogelijk zijn, gelooft hij.
Het is een eindeloos onderwerp, met
steeds weer andere uitgangspunten, die
een serieus schilder kan vinden als hij
maar steeds bezig blijft met het ver
nieuwen van zichzelf.
Op 't ogenblik gaan zijn koeien -
veertig tot vijftig per jaar - voor gemid
deld duizend a twaalfhonderd gulden
de deur uit. Ook zijn er prenten in een
oplage van honderdtwintig, die ongeveer
zestig gulden kosten. Kritische kijkers
en kopers getuigen.- dat ze iets zien in
de koeien van Han Jansen. Hoe zit dat
eigenlijk?
lerie De Mangelgang in Groningen van
zijn vriend Leendert van Lagestein om te
proberen er iets van te vertellen. Niet
omdat hij het zelf zo verschrikkelijk no
dig vind, maar gewoon omdat het afge
sproken was. Het lijkt een weinig terza
ke doend detail, maar in het geheel
van zijn verhaal zégt het iets. Han Jan
sen is namelijk een heel harde jongen
in zijn werk. De boerenzoon van het
Groningse Hogeland - zijn broers heb
ben puissante boerderijen in Klooster
buren - ging de schilderkunst in als
autodidact. Maar omdat hij van niemand
afhankelijk wilde zijn, nam hij er een
zeer prozaïsch agentschap in peulvruch
ten bij. Hij probeerde wat", jaren lang
en maakte in die tijd werk. waarover
verschillend werd gedacht. Nu, na een
jaar of vijftien, is er het onbestreden
succes met de koeien. Geen toevals
treffer, maar het resultaat van jaren
lang werken en alleen daarom is het
een succes, waarvan hij zelf ook wat
voldoening heeft. En o ja, met die peul
vruchten blijft hij doorgaan, hij houdt in
ieder geval de contacten in stand. Niet
omdat het nog moet, maar omdat er
ook weer andere tijden kunnen komen.
Ook in die tijden wil Han Jansen onaf
hankelijk blijven van alles en iedereen.
Het heeft allemaal iets met elkaar te
maken: het uit z'n bed komen voor een
eens gemaakte afspraak, het verkopen
van peulvruchten, het succes als schil
der. Maar zelf denkt hij al lang weer aan
andere dingen, het vorige is zo gewoon,
dat er niet over gepraat hoeft te wor
den.
■an Jansen, juist geveld door
een diabolische combinatie van migrai
ne en griep, komt tóch even naar ga-
denkt eraan, dat een kunste
naar eigenlijk helemaal niet zou moe
ten praten. Het werk moet zó duidelijk
zijn, dat er niets aan toe te voegen valt.
Han Jansen bij zijn koeien in de wei: „Waarom zou je 't anders zeggen
dan het is? We zijn een land van windmolens, klompen en koeien, onmisbare
objecten in het landschap. In rechtszalen en gemeentehuizen zou een foto van
een koe moeten hangen de koe als symbool van een volk. Nooit raak je
er op uitgekeken een koe onder een boom, een koe waar dan ook. Voor
mij bestaat het hele landschap niet meer, als de koeien 's winters op stal
slaan."
■mmmm
t
mm
,,We hebben het spatwerk gehad, dat
nodig was voor de vernieuwing", zegt
Han Jansen, „Nu is het wellicht de tijd,
om terug te gaan naar de duidelijkheid
voor-alles. Een groot deel van het pu
bliek vindt het prettig om kennis te ne
men van zeer herkenbare dingen".
Zo'n herkenbaar iets kan voor Han
Jansen het landschap zijn, maar dan 'n
landschap zoals het was, voordat de
wals van de technocratie er overheen
ging. Hij zal („wie ben ik dat ik zoiets
zou zeggen?") het nut van die vooruit
gang niet in twijfel trekken, maar con
stateert wel, dat het Nederlandse land
schap erg steriel begint te worden, le
der boompje op z'n plaats, vijftig koeien,
die door één stukje schrikdraad bij el
kaar worden gehouden. Nu heeft hij er
dan, gelijk Noach voor de zondvloed, de
koe uitgehaald om die te redden voor
het publiek, dat in toenemende mate
meer om herkenbaar werk begint te vra
gen. De koe in letterlijk al haar onder
delen. in haar omgeving, in haar produk-
ten, de koe in haar leven en sterven.
„Exported everywhereeen van zijn mooiste schilderijen uit de laat
ste tijd, waar het exportver haal eigenlijk van a tot z in zit.
■ijn protestperiode rondom de
koe heeft Han Jansen al achter de rug.
Het loog er niet om. dat protest. Hij
wist van uiers, die door strakke fokme-
thoden steeds verder werden „opgebla
zen" om de melkproduktie te bevorde
ren. Wanstaltige uiers. Hij schilderde die
uiers. Hij hoorde van stieren in k.i.-sta-
tions, die op tweejarige leeftijd werden
geslacht omdat ze al genoeg sperma
hadden geproduceerd, dat voor jaren
en jaren was ingevroren. Han Jansen
schilderde dat proces. Hij nam het op
voor die koe dèt was zijn protest.
Maar intussen kwam hij tot de slotsom,
dat deze hele vertechnisering van de koe
al lang geleden begonnen was bij de
boeren zelf. Noemden zij hun koeien al
van oudsher niet Griëtje één tot en met
zoveel en brachten zij al niet een wet
matigheid in de veeteelt, die nu alleen
nog maar wordt voortgezet? Nog riep
hij uit in zijn werk: „Als je een koe on
der een boom schildert, is dat nooit een
complete koe. Je moet die hele uitbui
ting van het beest erbij schilderen".
Maar van lieverlee nam het protest an
dere vormen aan. Han Jansen kwam in
een nieuwe fase („één van de vele mo
gelijke"), waarbij we nu de koe in een
wat meer rustieke sfeer zien. „In je fel
le protestperiode maak je vaak niet je
beste werk", overpeinst hij, „zoals is het
nu doe, is het óók een gepast antwoord
op de vraag of het goed is, wat we al
lemaal met de koe doen".
■Zuidelijk is dat het aanslaat. Er
is al héél wat werk verkocht, ook naar
het buitenland. Kunsthandelaar Leendert
van Lagestein spreekt daar wat gereder
over dan de schilder zelf. Onlangs heeft
hij in een catalogus hele stukken uit
het blad „De Boerderij" gezet met agra
rische verhandelingen, die in dit ver
band nergens op sloegen. Maar het was
wél een succes, waar zelfs de redactie
van „De Boerderij" breed uit over mee-
lachte. Een tentoonstelling van het koei-
enwerk in zijn galerie aan de Kijk in 't
Jatstraat te Groningen trok meer bezoe
kers in een week tijd dan welke ande
re tentoonstelling tevoren.
Maar er komen ook zoveel nieuwe as
pecten naar voren. Er bestaat bijvoor
beeld belangstelling van agrarische in
dustrieën en fokverenigingen. Zij geven
de indruk, dat ze in hun dagelijkse
werk met de koeien een dimensie mis
sen ^en niet zo n heel kleintje ook: de
levende koe zélf. Dat zal ook in ander
soortige bedrijfstakken, werkend met le
vende wezens en die verwerkend, het
geval zijn.
Maar hier wordt nu dan, toevallig voor
de een en bewust voor de ander, die
kóe gepresenteerd. Je hoeft wellicht
geen kunstenaar en geen kunsthande
laar te zijn om dat fijn te vinden. Alles
wat ons in deze eeuw nog wat dichter
bij het leven kan houden, is fijn. Niet
in de laatste plaats wanneer het in ons
bedrijfsleven gebeurt.
tenaffaire hebben we 't al gehad.. Hij
kan ook tegen zijn broers zeggen: „De
melkopbrengst van koeien, zoals jullie
die hebben, staat gelijk aan de prijs
van één van mijn schilderijen". Dat doet
hij dan niet om zich tegen die broers
af te zetten - waarom zou hij ook, zich
als vanouds een der hunnen voelend?
Het is wellicht meer de voldoening, dat
het gaat op zijn manier. Daar hoeft hij
- om zijn eigen woorden te gebruiken
ook allerminst de artiest voor uit te
hangen, die het alléén weet. Morgen kan
alles anders zijn. Alleen één ding weet
hij zeker: nooit in de contraprestatie-re
geling en nooit zeggen, dat je eerst
moet sterven om een goeie schilder ge
noemd te kunnen worden. En als Den
Haag andere koeien nodig heeft dan
Groningen, dan krijgt Den Haag die an
dere koeien. Daar wonen toch immers
ook mensen met eigen opvattingen, die
je kunt bereiken met wat je zelf kunt
zeggen?
In het ouderlijk huis te Kloosterburen
was hij een van de elf kinderen en hij
zou de derde boer zijn geweest.
Maar zó is het beter misschien.
De bekende boom in Hattem, die je alleen al door die koeien met andere'
ogen kunt gaan zien.
- r 1
füL Mg ÉpfSP
-
"at kan gebeuren door een glas
harde realist, zoals Han Jansen er een
is. Toen hij nog een klein autootje had,
maakte hij alleen doeken die op de
achterbank pasten. Over de peulvruch-
Ze
70
Blaarkoppen op het Hoge Land in Groningen, waarvan Han Jansen devoot getuigt: „Het is zo onvoorstelbaar
leeg, dal je er wel creatief van móet worden".