Minister Schut
in de knel
Werkende vrouw
De
politieke
vluchteling
Hoofd en hart
Nederland discrimineert
„Desertie is niet
een politieke daad!"
Dr. S. BOSGRA (ANGOLA-COMITÉ)
Artikel 6
Pidé
Vergunning
Amerikanen
Goed vertrouwen
Grote groepen
Niet politiek
Commentaar
Deze foto is er een van een eenzaam man: José Antonio
da Silva Marques, 26 jaar oud, Portugees, deserteur,
na een lange lijdensweg nu eindelijk in ons land mèt een
verblijfsvergunning èn een werkvergunning op zak.
Zeventien jaar oud was José toen hij door het Portugese
leger werd ingelijfd. Als radio-telegrafist bij de lucht
macht. Kort daarop werd hij naar Angola gestuurd om -
zoals hij zegt - „primitieve dorpjes te helpen bombarderen".
Het duurde tot vorig jaar. Toen was hij met verlof in
Portugal en maakte hij van de gelegenheid gebruik om te
deserteren. Na allerlei omzwervingen kwam hij illegaal
in Nederland terecht waar hij in de Rotterdamse haven
ging werken. Niet lang daarna echter werd hij door de
politie in de kraag gegrepen: vreemdeling zonder geldige
papieren. José legde uit dat hij per se niet naar Portugal
teruggestuurd wilde worden omdat hij daar zonder
pardon zou worden gearresteerd. Daarom zette men
hem op de trein naar Parijs, woonplaats immers van zovele
gevluchte Portugezen.
Maar José wilde niet naar Parijs. In Antwerpen stapte
hij uit de trein en voor de tweede maal wist hij illegaal
ons land binnen te komen. Maar inmiddels had hij
beter de weg leren kennen en dus zocht en vond hij contact
met mensen van het Nederlands Angola-comité. Zij be
middelden voor hem en wat in Rotterdam niet was gelukt
lukte ditmaal wel in Amsterdam: hij kreeg een verblijfs
vergunning. En heeft nu een aantrekkelijke kantoorbaan
in Amsterdam. Zodat het leven deze José Antonio da
Silva Marques weer wat toelacht. Ook al voelt hij
zich soms een eenzame in Nederlands besneeuwde winter
landschap
111III1II
Ir. H. A. Rodrigo:
Minister Schut gaat een heel moeilijke
week tegemoet: beide Kamers van het
parlement willen met hem over de stand
van de woningbouw discussiëren en het
ziet er niet naar uit dat het préttige ge
sprekken worden, al zal de toon in de
stemmige Senaatszaal wellicht iets hoffe
lijker zijn dan aan de overzijde van het
Binnenhof. Er zijn al politici die zeggen
dat het Binnenhof Volgende week rr.
Sohuts „Canossa" wordt, maar zij vormen
(nog) een duidelijke minderheid.
Het toeval wil dat beide Kamers vrijwel
tegelijk met de minister van volkshuls-
vesting en ruimtelijke ordening willen
spreken. Al vele weken was bekend dat
de Eerste Kamer op 27 en 28 januari de
begroting van volkshuisvesting en ruimte
lijke ordening zou behandelen maar op
de agenda van de dan van reces terug
kerende Tweede-Kamerleden staat een
verzoek van het socialistische Tweede-
Kamerlid drs. Hans van den Doel om
deze minister te interpelleren over de
woningbouwcijfers over 1969 en de heer
Van den Doel wil dit „met de grootst mo
gelijke spoed" doen. Hij vindt dat de be
handeling van de begroting van volks
huisvesting en ruimtelijke ordening in de
Senaat voor zijn interpellatie zal moeten
wijken. Dat zou een bittere pil voor veel
senatoren zijn die zich al helemaal op
hun agenda geprepareerd hebben, maar
daar staat tegenover dat de interpella
tie-Van den Doel (het verzoek daartoe
zal ook door de regeringsgezinde fracties
gesteund worden) aan actualiteit erg zou
inboeten als eerst de begroting in de
„Chambre de réflection" behandeld zou
worden.
Hoe dit ook zij, zéker is dat er volgen
de week een parlementair debat over de
woningbouw komt waarin minister Schut
geen prettige mededelingen kan doen.
Vooral na wat de bewindsman donderdag
in een persgesprek heeft gezegd is dui
delijk geworden dat er maatregelen ge
nomen móeten worden om het woning-
bouw-program van dit kabinet te realise
ren. In 1967 is men royaal over de
125.000 woningen gekomen, maar in '68
en '69 is het programma niet gehaald. De
achterstand is niet ernstig en zou in 1970
ingehaald kunnen worden, maar de stand
van zaken bij de woningbouw is thans zo
dat ernstig getwijfeld moet worden of dit
mogelijk is, onder meer omdat in 1969
aanzienlijk minder woningen in aanbouw
genomen zijn dan in het daaraan vooraf
gaande jaar.
Daar komt nog bij dat in de gemiddel
de bouwtijd een verlenging is opgetre
den die eveneens remmend werkt. Het
was begrijpelijk dat minister Schut ook
ten aanzien van 1970 uitermate terughou
dend was. Ook de bouwwereld zélf geeft
weinig hoop op een versnelling van de
woningbouw; de nieuwjaarsrede van de
voorzitter van de Raad van bestuur Bouw
bedrijf was op dit punt beslist niet opti
mistisch.
In de algemene beschouwingen over
de rijksbegroting in de Tweede Kamer 'm
oktober jl. heeft de voorzitter van de
KVP-fractie drs. Schmelzer op een voor
hem ongebruikelijk dreigende toon ver-
claard dat het woningbouwprogramma van
het kabinet gehaald móet worden. Minis
ter-president De Jong heeft in antwoord
daarop gezegd dat het kabinet al het mo
gelijk zal doen om realisering te berei
ken. Hij deed ook de toezegging aan het
Centraal Planbureau te zullen vragen een
onderzoek in te stellen naar de mogelijk
heden voor geleidelijke opvoering van
het programma. In dit licht bezien mag
men toch wel de verwachting uitspreken
dat het kabinet zeer bijzondere aandacht
aan de woningbouw van 1970 zal schen
ken. Men dient ook te bedenken dat dit
een kabinetszaak is en niet alleen het
beleid van de minister van volkshuisves
ting raakt; voor een eventuele opvoering
van het aantal woningwetwoningen bijv. is
de medewerking van de minister van fi
nanciën onmisbaar.
Het is te hopen dat de bouwdebatten
van volgende week in een zakelijke at
mosfeer kunnen verlopen en dat de mi
nister concrete mededelingen kan doen
over wat het kabinet gaat doen om de
woningbouw te stimuleren. Ook een re
geringsgezind Kamerlid als de heer Hans
VVieger (VVD) heeft deze wens geuit. Met
klagen over het verleden komen Wij nau
welijks verder, het gaat nu om wat er in
de naaste toekomst moet gebeuren. Als
het debat daérover iets concreets ople
vert wordt de interpellatie-Van den Doel
bijzonder zinvol!
In veel gezinnen, waar de vrouw bui
tenshuis werkt dan wel meewerkt in het
bedrijf van haar man, zal met verlangen
worden uitgekeken naar de dag waarop
de nu door staatssecretaris Grapperhaus
geuite gedachten zullen zijn gerealiseerd.
Want dat gaat inderdaad een behoorlijk
stuk belastinggeld schelen.
Toch zal ook dan niet iedereen er ge
lukkig mee zijn. Omdat ook dan nog dit
belastingstelsel op twee gedachten blijft
hinken. Enerzijds kan men er erkenning
in zien dat de gehuwde vrouw, die bui
tenshuis wil werken - en dat zij haar ei
gen vrije keuze! recht heeft op een
normaal loon voor dat werk - normaal in
die zin dat niet de fiscus er een oneven
redig groot stuk van opslokt. Maar ander
zijds wil de staatssecretaris niet zo ver
gaan dat hij het principe van het „gezins
inkomen" los laat. Hij blijft er bij dat het
gezin de belastbare eenheid is, niet de
werkende individu.
Hoe hoog wij de waarde van het gezin
ook aanslaan,^wij geloven niet dat dit de
goede weg is. Iedere werker moet naar
waarde beloond worden en volgens het
principe van gelijkheid belasting betalen,
zij het dan met inachtneming van al die
goede kanten die aan het naar-draag-
kracht-stelsel inherent zijn. Maar dat
heeft weinig te maken met het man- of
vrouw-zijn.
Het Tdeede-Kamerlid A. van der Spek, volks
vertegenwoordiger voor de P.S.P., is van plan
het vluchtelingenbeleid zoals dat in Nederland
gevoerd wordt, aan de orde te stellen. Hoe h\j
dat zal doen is nog niet te zeggen, maar zeker
is dat hij zich hierbij gesteund zal weten door
het Nederlandse Angola-comité, een organisa
tie die zich fel beijvert voor de onafhankelijk
heid van de Portugese koloniale gebieden en
dat met name doet door steun te verlenen aan
Portugezen die uit het leger zijn gedeserteerd
en proberen in ons land werk en onderdak te
vinden.
Dat laatste is geen eenvoudige zaak, want Ne
derland ziet niet in iedere Portugese staats
burger die zich bij onze vreemdelingenpolitie
meldt als politiek vluchteling, ook inderdaad
een vluchteling in de zin van de vreemdelin
genwet. En dat nu ergert de heer Van der
Spek en ergert vooral ook het Angola-comité.
Zij verwijten de Nederlandse autoriteiten een
discriminerende houding. Wie vlucht voor het
communisme, uit Hongarije, uit Tsjecho-Slo-
wakye, die wordt hier met open armen ontvan
gen. Maar zo is hun grief wie vlucht uit
een fascistisch land, Portugal, Griekenland,
omdat hij het regime beu is of zich niet met
koloniale praktijken wenst in te laten, die
moet hemel en aarde bewegen om in Neder
land als politiek vluchteling erkend te wor
den. Meestal wordt hij teruggestuurd met de
raad om, als hjj dan zo graag in Nederland
wil zijn, langs de officiële weg een aanvraag
in te dienen om als gastarbeider in ons land
te kunnen werken.
Dat zijn de grieven en ze zitten bepaalde groe
peringen erg hoog. Grimmig zeggen zij dat
Nederland zich dan wel op de borst slaat als
een gastvrij en humanitair land, dat zo'n drie
kwart miljoen buitenlanders binnen zijn greiv-
zen herbergt, maar„die vele duizenden
Turken, Marokkanen, Italianen, Spanjaarden
en wie al meer gebruiken we alleen maar voor
het smerige werk waarvoor we ons zelf te
goed achten En „dat humanitaire geldt
alleen maar voor slachtoffers van het toch zo
verschrikkelijke" communisme slachtoffers
van het fascisme „erkennen we niet, want dat
komt ons politiek minder goed uit!"
Op deze pagina houden we ons met deze pro
blematiek bezig. Men vindt het verhaal ver
teld van een Portugese deserteur; men vindt
de meningen van de heer Van der Spek en van
dr. S. Bosgra van het Angola-comité; men
vindt een uiteenzetting van de heer Rodrigo,
de hoogste ambtenaar in vreemdelingenzaken
en grensbewaking; en men vindt hiernaast
ons commentaar over dit probleem met z'n
vele aspecten.
-
y:::ïy; yyf y;:; yy;
:;x
Vreemdelingenbeleid en gastvrijheid
zfjn zaken die nauw met elkaar ver
band houden. Daarbij wijst dat
woordje beleid in de richting van het
verstandelijke, het koel-zakelijke en
heeft het woord gastvrijheid een veel
spontaner, een veel hartelijker klank.
Maar haast ieder weet uit eigen erva
ring dat ook gastvrijheid niet einde
loos rekbaar is ook daar moet wel
degelijk het verstand in mee praten.
Terwijl men omgekeerd moet stellen
dat vreemdelingenbeleid méér moet
hebben dan alleen maar een ambte-
lijk-wettelijk karakter.
In dit verband moet men dachten we
de kritiek zien die op deze pagina
op het door Nederland gevoerde
vreemdelingenbeleid wordt geuit.
Men vindt hier mensen aan het woord
die er ten volle van overtuigd zijn dat
de Nederlandse autoriteiten zich te
veel door de letter van de wet laten
léiden en te weinig oog hebben voor
het menselijk aspect. En het ant
woord van de heer Rodrigo zal hen
nauwelijks van het tegendeel overtui
gen.
Het vervelende van deze zaak is dat
beide partijen gelijk hebben. De heer
Van der Spek klaagt dat in onze
vreemdelingenwet het voornaamste
ontbreekt, namelijk een omschrijving
wie en wat nu eigenlijk een politiek
vluchteling is dat manco zit er in
derdaad duidelijk in. Maar ongekeerd
kan men het de heer Rodrigo niet
kwalijk nemen als hij zegt dat het
niet zijn taak is om te beoordelen of
Portugal al dan niet oorlog voert en
zeker niet om uit te maken of het al
dan niet een „smerige oorlog" is. Hij
kan en mag niet anders doen dan zich
houden aan de letter van de wet
die op eigen houtje gaan interprete
ren zou willekeur betekenen.
Eerlijk gezegd geloven we dat men er
niet uitkomt als men de oplossingen
de politieke hoek gaat zoeken. Dan
zal men altijd de kreet blijven horen
dat een bepaalde groep gediscrimi
neerd wordt. Veel meer komt het
naar onze mening aan op de mense
lijke kant: Iaat Nederland in die zin
gastvrij zijn dat het altijd bereid is
mensen in nood te helpen. Mits vast
staat dat men ook inderdaad met
mensen in nood van doen heeft. En
dan kan het onverschillig zijn uit
welk land zij komen of welke politie
ke kleur zij aanhangen. Die noodsi
tuatie zal zich niet altijd even ge
makkelijk laten vaststellen, dat be
grijpen we heel goed. Maar laat dan
richtlijn zijn dat in twijfelgevallen
het hart het laatste woord heeft.
Zeli's als men dan wel eens bedrogen
zal uitkomen.
Wanneer het gaat over vluchte
lingen en het op hen van toepas
sing zijnde toelatingsbeleid ko
men er zelden of nooit moeilijk
heden in gevallen die in heel de
wereld als een noodsituatie wor
den aangemerkt. De Hongaarse
opstand, de Russische inval in
Tsjecho-Slowakije zelfs de Ne
derlandse communisten hebben
het er niet zo heel erg moeilijk
mee gehad dat ons land toen zijn
grenzen wijd openstelde. Die
moeilijkheden komen er wél in
grensgevallen, gevallen waarin de
beoordeling ten gunste of ten on
gunste nét kan afhangen van de
politieke gedachtenwereld van
beoordelaars. En zo'n geval doet
zich op het ogenblik voor met
mensen als José Antonio da Sil
va Marques, de Portugese deser
teur die tweemaal als een dief
in de nacht ons land is binnenge
slopen.
Naar schatting zwerven er en
kele tienduizenden Portugese de
serteurs door Europa. Ze zijn uit
het Portugese leger gevlucht, om
dat zij naar hun zeggen de
wrede koloniale oorlog van hun
land in Angola en Mozambique
beu zijn. De meesten komen tij
dens hun vlucht in Frankrijk te
recht, waar zij een verblijfsver
gunning krijgen en gastarbeider
worden. Maar Frankrijk is voor
een aantal van hen geen eindpunt.
Zij trekken verder en komen in
Nederland terecht.
autoriteiten na de mei-opstand
ook niet meer zo vriendelijk voor
politiek bewuste jongeren, die
bovendien nog linkse sympa
thieën hebben en buitenlander
zijn.
Het is dus logisch dat die Por
tugezen daar weg willen en naar
Nederland komen. Maar Neder
land stuurt hen weer terug, om
dat zij een Franse verblijfsver
gunning hebben".
Het Angola-comité, het Kamer
lid A. van der Spek (PSP) en en
kele universitaire hulporganisa
ties voor vluchtelingen verwijten
de Nederlandse regering een dis
criminerende houding. Dr. Bos
gra: „DenHaag geeft bij het toe
latingsbeleid voor vreemdelingen
voorrang aan politieke principes
boven humanitaire principes. Het
gevolg is discriminatie. Tsjechen
krijgen wél een status als politiek
vluchteling met alle rechten van-
dien. Maar Portugezen krijgen
slechts een tijdelijke verblijfs
vergunning, zoals alle gastarbei
ders. Zij krijgen geen studiebeur
zen en hebben recht op een klei
ner aantal sociale voorzieningen".
Hier vertellen zij, dat zij uit
Frankrijk zijn gevlucht, omdat de
Pidé (Portugese geheime politie)
daar erg actief zou zijn.
Het ministerie van Justitie in
Den Haag en de vreemdelingen
politie in ons land geloven daar
niet erg in. Zij zeggen nooit con
tact te hebben kunnen krijgen
met de Pidé in Frankrijk. Boven
dien zou de Pidé het ministerie in
Den Haag drie weken geleden
hebben laten weten, dat deze or
ganisatie is opgeheven.
Waarom vluchten de Portugese
deserteurs dan uit Frankrijk? Dr.
S. Bosgra van het Nederlandse
Angola-comité (dat opkomt voor
de ons land binnenkomende Por
tugezen): „In Frankrijk zijn de
De Nederlandse Vreemdelin
genwet dateert uit 1967. Zij werd
gebaseerd op eenx in 1951 in Ge-
nève met de Verenigde Naties ge
sloten verdrag.
Artikel 6 (lid 2) van de Vreem
delingenwet zegt: „De ambtenaar
belast met de grensbewaking,
weigert niet dan na een bijzonde
re aanwijzing van de minister
toegang aan vreemdelingen die
zich erop beroepen, dat zij door
deweigering genoopt zouden
worden zich onmiddellijk te be
geven naar een land, waarin zij
gegronde reden hebben te vrezen
voor vervolging wegens hun
godsdienstige of politieke over
tuiging of hun nationaliteit, dan
wel wegens het behoren tot een
bepaald ras of een bepaalde
groep".
En daar zit nu juist de moei
lijkheid. Ons land erkent iemand
alleen als politiek vluchteling,
wanneer hij gevaar loopt om
godsdienstige, politieke, racisti
sche of sociale redenen. Een de
serteur uit een land als Portugal
past niet in dat rijtje.
De heer Van der Spek: „Veel
Portugese jongelui deserteren,
omdat zij hun hachje niet willen
wagen in een koloniale oorlog".
Het pacifistische Kamerlid vindt
dit een respectabel motief.
Bovendien zegt de heer Van
der Spek: „Onze ministeries van
Justitie en van Buitenlandse Za
ken kunnen ongeacht het verdrag
van Genève zeggen, dat zij be
paalde vreemdelingen geen status
van politiek vluchteling willen
geven. Het VN-verdrag regelt wél
de rechten van een eenmaal er
kende vluchteling, maar niet aan
welke eisen hij moet voldoen om
vluchteling te zijn. Daarom is het
Geneefse verdrag een farce".
De PSP gaat nu binnenkort de
kat de bel aanbinden en het
vluchtelingenbeleid van ons land
aan de orde stellen. „Ik vind",
zegt de heer Van der Spek, „dat
wanneer iemand in ons land om
erkenning vraagt als politiek
vluchteling, hij die erkenning
moet kunnen krijgen, ongeacht
of hij uit een bevriend fascis
tisch land komt, een Tsjech is of
een Zwitser".
Vreemdelingen uit bevriende
landen hebben alleen een kans
zich in Nederland te mogen vesti
gen, wanneer zij in hun eigen
land bij de Nederlandse diploma
tieke vertegenwoordiger een ver
blijfsvergunning aanvragen. Zij
moeten dan wel van te voren
voor werk in ons land zorgen.
Pas dan is de Nederlandse consul
of ambassadeur bereid samen
met de autoriteiten van het be
treffende land te bekijken of de
man als gastarbeider naar Neder
land mag.
Dat is de legale weg. Portuge
zen die illegaal en zonder geld of
werk ons land binnenkomen,
moeten volgens onze wet over de
grens worden gezet. Zeker wan
neer zij, zoals vaak gebeurt, ook
nog een Franse verblijfsvergun
ning in hun zak hebben.
Maar volgens de heer Bosgra is
de starre houding van onze rege
ring iets aan het verbeteren: „De
vreemdelingenpolitie mag Portu
gezen die in een dergelijke situa
tie ons land binnenkomen en dan
om erkenning vragen als politiek
vluchteling, niet meer eigener be
weging uitwijzen. Daarvoor is nu
toestemming nodig van de minis
ter van Justitie".
Zowel de heer Bosgra als de
heer Van der Spek is ervan over
tuigd, dat ons land voor Portuge
zen een soepeler toelatingsbeleid
zou voeren wanneer de verhou
ding tussen de Nederlandse en de
Portugese regering slechter zou
zijn
Het probleem speelt in ons land
vooral voor Portugese vluchtelin
gen. Weliswaar zitten in Amster
dam en omgeving ook tientallen
Amerikaanse deserteurs onderge
doken die willen voorkomen dat
de Amerikaanse legerleiding hen
naar Vietnam stuurt, maar zij
KAMERLID VAN DER SPEK
andere wet
melden zich niet bij de Neder
landse politie.
Zij worden ook niet of zelden
in hun kraag gegrepen. Met an
dere woorden: Zij vragen Den
Haag niet om erkenning als poli
tiek vluchteling-.
Toch hopen veel betrokkenen
dat het nog ooit eens zover zal
komen. Zij willen weten welk
standpuqt de Nederlandse rege
ring dan zal innemen. Vooral zijn
zij nieuwsgierig of minister Luns
woord zal houden, die vorig jaar
de Tweede Kamer liet weten, dat
de regering zo'n geval „soepel zal
bekijken". Maar veiligheidshalve
wijken veel Amerikaanse deser
teurs via ons land uit naar Zwe
den, waar het toelatingsbeleid
wat soepeler is.
Ook voor Griekse vluchtelingen
geldt het probleem in mindere
mate. Zij melden zich zelden als
politieke vluchtelirigen, hoewel
nu in Amsterdamse studenten
kringen nieuwe hulporganisaties
zijn opgericht om de weinige
Griekse vluchtelingen niet in de
kou te laten staan.
Dit is vooral belangrijk nu het
Griekse consulaat in Rotterdam
heeft besloten alleen paspoorten
te verlengen van Griekse gastar
beiders, die bereid zijn de fascisti
sche junta in Athene een hand
boven het hoofd te houden.
Normaliter zou het niet ver
lengen van zo'n paspoort be
tekenen dat Den Haag de gast-
tarbeider ook geen nieuwe ver
blijfsvergunning geeft. Maar
kortgeleden heeft de Nederlandse
regering de eerste Griekse arbei
der die slachtoffer was gewor
den van het nieuwe beleid van
het Griekse consulaat, geholpen.
En dat geeft hoop voor de toe
komst.
De man die moet beslissen over de toe
komst van duizenden vreemdelingen die
zich, al dan niet als vluchteling, aan onze
grenzen komen melden is ir. H. A. Rodri
go, hoofd van de hoofdafdeling Vreemde
lingenzaken en Grensbewaking van het
ministerie van Justitie. Hoe denkt hij?
Hoe handelt hij Welke macht heeft hij
Is het aan hém om te beslissen of Neder
land wel of niet vindt dat er in Portugal
een fascistisch regime heerst? En moet
hij beoordelen of Portugal ja dan nee in
Afrika een koloniale oorlog voert en of
Nederland die oorlog weerzinwekkend
vindt
Zo is het natuurlijk niet. Ir. Rodrigo:
„Het ligt niet in mijn weg om mij ervan
op de hoogte te stellen of die oorlog wer
kelijk weerzinwekkend is. Zelfs voor wat
betreft de vraag of er een óorlog aan de
gang is houd ik mij aan de mening van het
ministerie van buitenlandse zaken. Per
soonlijk geloof ik dat die koloniale oorlog
door de pers erger wordt voorgesteld dan
hij in werkelijkheid is."
„De beslissing om een politieke vluchte
ling te erkennen nemen wij in goed ver
trouwen samen met het ministerie van
buitenlandse zaken".
„Natuurlijk", zegt de heer Rodrigo, „kun
je discussiëren over de vraag of een ge
voel van onbehagen over een. militair op
treden op zijn plaats is. Maar dat geldt
voor alle delen van de wereld waar oorlog
wordt gevoerd".
Wat betreft de Portugese deserteurs, die
vaak illegaal ons land binnenkomen,
vraagt de heer Rodrigo zich af: „Moeten
wij iemand die aan zijn dienstplicht wil
ontkomen alleen op dat feit erkennen als
een vluchteling? Volgens onze Vreemdelin
genwet kan iemand pas als vluchteling
worden beschouwd als hij gegronde reden
heeft te vrezen voor vervolging in zijn
land wegens zijn godsdienstige of politieke
overtuiging, nationaliteit, ras of sociale
groep".
Portugezen in ons land. „Ik heb sterk het
gevoel", zegt hij „dat dit comité speelt en
schuift met de Portugezen met een ander
doel dan dit comité voorgeeft. Wat dat an
dere doel is zegt het niet, maar volgens
mij wil het alleen maar afbreuk doen
aan de Navo".
„U kunt toch niet beweren dat deserte
ren een politieke daad is. Stel je voor dat
wij deserteren zouden gaan goedpraten.
Met dat in gedachten zeg ik: Het woord
vluchteling wordt vaak anders gebruikt
dan in onze wet wordt bedoeld.
Als je een gedeserteerde Portugees naar
zijn land zou terugsturen, wordt hij daar
natuurlijk gearresteerd, want deserteren is
strafbaar. Niet alleen in Portugal, maar
overal. Desondanks sturen wij deze men
sen nooit rechtstreeks naar hun land te
rug".
De heer Rodrigo gelooft niet zo erg in
de goede bedoelingen van het Angola-co
mité dat opkomt voor de belangen van de
„Niemand kan beweren", zegt de heer
Rodrigo, „dat Nederland nu en in het ver
leden schriel is geweest voor vreemdelin
gen. Kijk maar naar de grote groepen In
donesiërs, Hongaren en Tsjechen die bij
ons onderdak hebben gevonden. En wij
zijn nog steeds erg soepel. Maar ik moet
wél objectief zijn, en de wet handhaven.
Als er een Portugees illegaal ons land bin
nenkomt met een Franse verblijfsvergun
ning in zijn zak, dan sturen wij hem terug
naar Frankrijk. Dat is toch logisch?".
„Er wordt ons wel eens verweten", zegt
de heer Rodrigo, „dat wij discrimineren,
omdat wij het de Tsjechen en Hongaren
indertijd zo gemakkelijk hebben gemaakt
in ons land erkend te worden als politieke
vluchtelingen terwijl wij het de portugezen
en de Grieken nu zo moeilijk zouden ma
ken. Dat is pure onzin. Er is geen sprake
van discriminatie. De mensen vergeten dat
er voor de Hongaren en de Tsjechen een
acute noodsituatie ontstond. Voor deze
vreemdelingen was er een causaal verband
tussen hun vlucht en het gevaar dat zij in
eigen land liepen. Maar een dergelijke
noodsituatie is er niet voor Portugezen of
Grieken".
„Ik blijf zeggen: de mensen interprete
ren het woord vluchteling verkeerd. Op
het ogenblik dat een Portugees met een
Franse verblijfsvergunning in Parijs in de
trein stapt om naar Nederland te gaan, ls
hij voor mij geen vluchteling meer".
„Bovendien", aldus de heer Rodrigo,
„zijn de motieven van deze mensen niet
altijd even zuiver. Trouwens, de meesten
die bij ons terecht komen vragen niet eens
om erkenning als politiek vluchteling. Zij
vragen domweg naar een tijdelijke ver-
blijfs- en werkvergunning, omdat zij in
ons land méér kunnen verdienen dan in
hun éigen land".
„Pet zou voor de hand liggend zijn,
wanneer die mensen in hun land van her
komst, Portugal dus, bij de Nederlandse
diplomatieke vertegenwoordiging een ver
blijfsvergunning voor Nederland zouden
aanvragen. Wat is er op tegen, dat zij de
legale weg van een gastarbeider bewande
len? Ik vind Portugezen die op de bonne
fooi naar Nederland komen, een twijfel
achtig soort vluchtelingen. Maar wanneer
wij met een bonafide geval te doen heb
ben, dan krijgt hij van ons zo goed als ze
ker een verblijfsvergunning. Vergeet niet,
dat wij gebonden zijn aan de regerings
maatregelen van 1967, toen de stroom
vreemdelingen in verband met de werk
loosheid moest worden ingedamd. Die
maatregelen gelden nog steeds .en wij laten
ons door geen enkele organisatie en geen
enkele vreemdeling van die legale weg af
brengen."