een vrouw die Het constructieve bij een vader en twee zoons kan JAPAN EN DE WESTERSE MUZIEK MUZENISSEN Drie Vissers in Arnhem muziekfeuilleton door henri fh. timmerman MICK MICHEYL n Eigenlijk hoort haar show thuis een echte music-hall, zoals bij voorbeeld de Ancien Belgique in Brussel. Zo'n stokoude, enigszins armoedige zaal met lange houten tafels, grote glazen bier en limo nade, hele gezinnen bij de matinees m geduldig fluisterende obers in witte jasjes. Jiet Rotterdamse Luxor vertoont oogstens wat de kleedkamers be treft enige overeenkomst met een dergelijk theater, maar zangeres, acrobate, touwklimster en comé dienne (kortom: vedette) Mick Micheyl is er best tevreden mee Net zoals ze dat ook zal zijn met alle zalen waar ze tot en met 3 februari nog zal staan. jl/fet een variatie op een regel uit „Wat een spreker is die man!", het carnavalsliedje van Seth Gaaike- ma, zou men van de Franse vedette Mick Micheyl kunnen zeggen: „Da's een vrouw die alles kan." Als artieste is ze bijzonder veelzij dig en ze heeft daarnaast ook nog en kele hobbies, zoals schilderen en vee- fokken, die ze professioneel tracht te beoefenen. Momenteel maakt ze een tournee door Nederland. Op 3 februari krijgt men in onze contreien (lees: in Schouwburg Orpheus te Apeldoorn) deze grote ster te zien en te horen. Hier vast, bij wijze van voorproef je, een interview met en een foto van Mick Micheyl. „Het gaat voor mij in de eerste plaats om de mensen. Ze hebben zich de moeite Arie Visser js een 84-jarige civiel-inge nieur. In Papendrecht heeft hij een aannemersbedrijf. Onder de Duitse bezet ting gaat hij schilderen, vooral bijbelse taferelen. Zoon Martin (48), vroeg in aan raking gekomen met werk van Berlage. ontwerpt meubels. Zoon Carel (41) is beeldhouwer. Alle drie Vissers zijn „bou wers". Aan persoonlijke inzichten geven zij vorm. In het Arnhems Gemeentemu seum is dat momenteel te zien. „Een va der en twee zoons" heet de expositie, door museumdirecteur Pierre Janssen gemaakt achter de bij de entree van de tentoonstel lingszalen opgetrokken schuttingen. Ge bouwd wordt er immers door de Vissers Arie Visser is een religieus geïnspireerd man. Bezoeken aan Palestina verster ken zijn geloof. Zijn schilderijen getuigen van dat geloof. Arie Visser is een naïef schilder in de zin van „slecht tekenaar", maar hij weet wat hij zeggen wil. Rond een paar thema's, met name dat van de Emmaüsgangers, bouwt hij aan de getui genis van zijn geloof, een rotsvast geloof. Uit een brief van hem aan zijn kinderen, op de expositie te lezen: „Wat is nu gelo ven? Dit is Christus als de Zoon van God, de Zaligmaker te beschouwen en Hem lief te hebben, die ons zo onuitsprekelijk heeft liefgehad en nog steeds lief heeft". Bij Martin Visser, de meubelontwerper, is het geloof in de functionaliteit van het meubel een thema dat op verschil lende manieren met wisselend materiaal gevarieerd wordt. Op de expositie in Arn hem zijn daar talrijke voorbeelden van te zien, die het streven naar een logische vorm van de meubelen illustreren. De beeldhouwer Carel Visser, de be kendste van de drie, begon al vroeg met het maken van beelden. Het hout en ijzer waren in het aannemersbedrijf van zijn vader ruim voorradig. Carel Visser kwam tot een strenge opbouw van zijn constructies. Niet zelden is het een con frontatie van vormen, die van elkaar af geleid zijn en welke dan nieuwe ervarin gen doen ontstaan. Een aparte zaal is in gericht voor het Auschwitz-monument, het ontwerp van Visser uit 1957, met een aan tal modellen daarvan. Het beeld bestaat uit loodrecht op elkaar staande vierkante ijzeren balken van ongelijke lengte op verschillende hoogten aangebracht. Door een afsluiting aan het eind van elke balk wordt een beslotenheid gesuggereerd. Ca rel Visser gebruikt momenteel leer als Enkele beelden van Carel Visser in het Arnhems Gemeentemuseum. verbindingsmiddel tussen ijzeren elemen ten waardoor de constructie flexibel wordt en de vorm bepaald wordt door in vloeden van buitenaf. Is het werk van vader Arie Vissër be paald door een rotsvaste zekerheid, bij zoon Martin is de constructieve bezigheid ai meer een zoeken naar de ideale vorm, terwijl bij Carel Visser het buitengebeuren zelf een woordje is gaan meepraten bij de constructie van het beeld. Maar bouwers zijn het alle drie! Str. Arie Visser: ,,Drie wijzen uit het Oos ten". gegeven om voor mijn show naar het theater te komen, per bus, per taxi, met de metro, misschien te voet. Daarom alleen al houd ik van hen. Dus doe ik overal mijn best om het ze zo goed mogelijk naar hun zin te maken, want dat doe je toch met ie mand van wie je houdt?" Mick Micheyl is 'n kleine vrouw, die te- ?lijk iets meisjesachtig-charmants en iets moederlijk-lievigs heeft. Een typisch Franse combinatie, waardoor ik in ieder geval het hart niet heb om haar te vragen hoe oud ze is. Laat ik het daarom maar voorzichtig op „tussen de veertig en de vijftig" houden, want ze heeft in ieder geval al een lange carrière achter de rug. Een carrière die begin 1969, na een wereldtournee van vier jaar, resulteerde in het maken van eigen, driewekelijkse televisieshows voor de ORTF. In de eerste show lanceerde ze de jonge Nederlandse zanger Dave (David Le- venbach), een tenger 25-jarige prinsje, wiens ster snel stijgt in Frankrijk. Hij vertelt: „Mick Micheyl onderscheidt zich van de andere vedettes doordat ze al tijd grote kansen geeft aan beginnende jonge artiesten. Ze „maakt" ze als ze wat in ze ziet. Ze zorgt bijvoorbeeld dat ze goede instrumenten hebben en steunt ze nog op allerlei andere manieren. Zoiets kun je van de meeste andere topsterren niet zeggen; die denken alleen aan zich zelf. Ze zijn voortdurend bang om hun ei gen plaats te verliezen". Een andere opvallende eigenschap van Mick Micheyl is haar verbluffende ener gie. Eerst een serie chansons, die ze op een typisch-volkse, ongecompliceerde manier brengt, dan een komische act met haar hondje Fine. Tenslotte een adembenemen de klimpartij in een dik touw. dat qls ze eenmaal hoog boven het podium in een lus hangt, snel wordt rondgedraaid. „Nee, angst heb ik op dat moment niet. Ik vind het schitterend om zo met je hoofd omlaag rond te draaien. Je ziet alle dingen heel anders. In Parijs heb ik een keer voor mijn televisieshow een filmca mera op mijn hoofd laten monteren, zodat de kijkers ook eens konden meemaken wat ik op zo'n moment beleef. Mijn enige zorg is dat mijn spieren op een gegeven moment niet meer de kracht hebben om het vol te houden. Daarom moet ik me wel enorm concentreren, want als ik naar beneden val, ben ik morsdood. „In Leningrad was dat bijna zo ver. Toen ik eenmaal met mijn hand in de lus zat, merkte ik dat dat ding alleen nog maar aan een paar draden hing. De rest was stuk. Ik klemde me stevig vast aan het grote touw, en draaide toch. Iedereen kwam het toneel op, collega's, toneel knechten, mijn impresario. Je bent gek, Mick, je bent gek, kom naar beneden, rie pen ze, smeekten ze. Maar ik ging door. Er zaten 5000 mensen in die zaal. Die moest ik toch waar voor hun geld geven?" Mick Micheyl wil alles professioneel doen ook het schilderen, waarmee ze haar artiestenloopbaan begon. „Zingen ging ik eigenlijk alleen maar om ook pu bliciteit te krijgen voor mijn schilderijen. Maar nu ik vedette ben, wil ik niet dat mijn schilderkunst op die roem teert. Dat zou al te makkelijk zijn. Mijn schilder kunst moet voor zichzelf spreken. Ook daarin wil ik een eigen naam hebben. Ik haat amateurisme, op welk gebied dan ook". r>en ze nog op de academie zat, schreef ze haar eerste liedjes. Edith Piaf, aan wie ze in deze show een chanson opdraagt, was uiteraard haar idool. „Op een avond trad ze op in Lyon, waar ik toen woonde. Ik wilde een liedje aan haar laten horen en maakte een afspraak in haar hotel. Om drie uur 's middags mocht ik komen. Ik wachtte tot negen uur 's avonds en toen kwam ze eindelijk naar beneden. Eh, mevrouw, hier ben ik, zei ik. Maar ze draaide haar hoofd om en liep me voorbij. Ik barstte In huilen uit en ging met de bus naar huis. Ja, zo was Piaf. Een loeder van een mens, een groot artieste". Tussen haar shows en haar televisiewerk in is Mick Micheyl op haar grote boer derij, een kleine 300 kilometer ten zuiden van Parijs. Niet om uit te rusten, maar om haar landbouwbedrijf te runnen en op een tractor door de weilanden te rijden waar haar vierhonderd koeien grazen. „Ach, hoe zou ik daar kunnen stilzitten, er is zoveel te doen, ik heb er 25 man per soneel. Mijn koeien zijn geen melkkoeien, het is slachtvee", zegt ze met een ernst alsof ze plotseling een interview weg geeft voor een landbouwperiodiek. „Het zijn prachtige, witte dieren. Niet voor de melk dus, maar voor de slacht. Alleen heb ik er nogal wat fokproblemen mee. Het zou een beetje te ver gaan om dat allemaal uit te leggen, maar laat ik vast zeggen dat ik voor deze tournee ei genlijk maar één grote wens heb: een ge sprek met de Nederlandse minister van landbouw. Uw land en het mijne zijn ten slotte in de EEG verenigd". Als we steeds meer Japanse namen in de muziekkolommen van de kranten te genkomen, dan is dit geen toeval en even min alleen te verklaren door het feit van de aanstaande wereldtentoonstelling in Osaka, waar ook Nederland door een be langrijke inzending is vertegenwoordigd. Al sinds jaren manifesteert zich het mo derne Japan ook door middel van de mu ziek, zowel in economische zin als zuiver artistiek. Japan heeft namelijk zijn pro- dukten voor de wereldmarkt al enige ja ren uitgebreid met elektronische instru menten, vleugels en piano's. Maar daar naast zijn het ook Japanse musici, uitvoe rende kunstenaars en dirigenten en de laatste tijd ook componisten, die buiten hun land sterk de aandacht trekken. De realis tische vindingrijkheid in handel en indus trie van de Japanners, hun befaamde leergierigheid en soms verbluffend opne mingsvermogen, waardoor, ondanks sterke eigen tradities, met gemak westerse cul tuurvormen worden verwerkt, zijn beken de feiten. Aanvankelijk strekten zich deze eigen schappen uit tot het opbouwen van een enorme industrie en wereldexport. Maar ook in de herscheppende en de creatieve muziek komen de karakteristieke eigen schappen van vele Japanners steeds meer tot uitdrukking. Japan staat van alle Azia tische landen aan de spits wat betreft de scheppende muziek in westerse trant, ter wijl het land bovendien een zeer groot aantal herscheppende kunstenaars ople vert, die de hele wereld bereizen en in sommige landen, zoals ons land, ook voor aanstaande muzikale posten bezetten. Deze neiging naar westerse muziek en traditie is bij Japan te meer opvallend, omdat het „land van de rijzende zon", zoals Japan vroeger (al) te poëtisch werd genoemd,, zelf ook een artistiek-culturele traditie bezit, hoewel minder gaaf en rijk dan bijvoorbeeld China en India. Onlangs kwam aan de orde, dat een groot cultuur land als India, ondanks pogingen van ho gerhand, nog nauwelijks scheppende musi ci heeft voortgebracht, die werken vol gens westerse componeertechnieken. China evenmin, maar dit is ook begrijpelijk, om dat daar het regime deze ontwikkeling be lemmert. Toch moeten we de oorzaak van het feit dat Japan, in tegenstelling tot China en India, zich zo opmerkelijk heeft aangepast aan de muziekuitingen van het westen, niet in de eerste plaats zoeken in politieke en ideologische omstandigheden. Het ligt stellig in de Japanse aard en instelling, dat relatief zeer velen in Japan zo snel en ook zo diep vertrouwd raken met de muziek van 't Westen. Het proces, waarin westerse techniek, wetenschappelijke verworvenhe den en cultuurvormen door de Japanners tot een machtige industrie werden ge smeed, is al bijna een eeuw aan de gang. Ditzelfde geldt, hoewel uiteraard ver traagd door het ongelukkige, verderfelijke nationalisme dat tot Japans deelnemen aan de wereldoorlog leidde, ook voor de cultuur en daarin vooral voor de muziek in Japan. Er moet inderdaad in de Japan ners een ingeboren natuurlijke begaafd heid zijn om vroeger vreemde invloeden harmonisch in zich op te nemen, een na tuurlijke affiniteit met de westerse mu ziek ongetwijfeld. Gevoegd bij de al ge signaleerde, spreekwoordelijk geworden leergierigheid en artistieke plooibaarheid van vele Japanners, heeft dit verrassende resultaten opgeleverd. Maar het is niet alleen deze ingeboren begaafdheid om vreemde, dit zijn wester se, cultuurinvloeden in zich op te nemen. Bij Japan spreekt stellig ook mee de wil tot het inruimen van plaats voor deze westerse elementen. De cultuurhistoricus dr. P. J. Bouman beschouwt het gemak waarmee Japan al sinds de vorige eeuw westerse cultuurvormen overnam dan ook als een „bereidheid het oude prijs te ge ven". Zonder twijfel zal zowel de minder sterk gewortelde gehechtheid aan oude vormen met een Chinees georiënteerd cul tuurpatroon en de vermenging van oud- Japans feodalisme, van buiten Japan ge komen Boeddhisme en de eigen officiële godsdienst van 't Shintoïsme als een gre tig open staan voor het nieuwe uit het westen, het enorme proces van „verweste- lijking" in vele opzichten sterk hebben beïnvloed. Maar Japan kan dan in menig opzicht een westerse indruk maken, omdat land en volk schijnbaar zo makkelijk de economie van het Westen, de muziek en sommige andere cultuuruitingen van het mm Westen in zich opnamen en verwerkten, men is zeker niet helemaal van het oude afgestapt. Achter het moderne, zeer vitale en internationaal gerichte Japan staan nog altijd typisch Japanse kunstvormen, die de laatste tijd ook in ons land te zien en te horen zijn: de superieure prentkunst, de magnifieke danskunst en bijvoorbeeld de suggestieve Noh- en Kyoggenspelen. Maar de hoofdtrekken van dit moderne Japan zijn westers van lijn, in scherpe tegenstel ling tot het huidige China. TT'r is in Japan een grote muziekhonger en vooral in de steden wordt de wes terse muziek gretig ontvangen. Buiten landse orkesten worden met een ongekend enthousiasme begroet en nog onlangs ver klaarde Bernard Haitink, zich nu al weer te verheugen op de nieuwe, derde tournee van het Concertgebouworkest door Japan. Japan bezit zelf ook grote, zuiver westerse symfonieorkesten. Alleen al Tokio bezit zeven volledige symfonie-orkesten, maar het is dan ook een stad met ruim acht miljoen inwoners. Ook de miljoenensteden Osaka (waarin in maart de grote wereld tentoonstelling wordt geopend) en de stad Kyoto, de oude keizerlijke residentie met een grote culturele traditie, hebben op westerse traditie gebouwde orkesten. Maar op hun beurt komen Japanse kunstenaars in toenemende mate naar het Westen, waarbij we niet alleen het brengen van authentieke oude Japanse kunst bedoelen, maar ook westerse muziek. Zo is de trek van Japanse uitvoerende kunstenaars naar ons land opvallend en dit betreft niet alleen de gebruikelijke in ternationale tournees van solisten, die op hun reis door Europa ook Nederland aan doen. In ons Concertgebouworkest bij voorbeeld spelen verscheidene Japanse in strumentalisten, niet minder dan zes musi ci van voortreffelijke scholing. De eerste violisten uit Japan kwamen bij onze or kesten nadat het Concertgebouworkest in 1962 voor de eerste maal in Japan had ge speeld. De belangstelling van de Japanse musici was bijzonder groot en ook door de schaarste aan violisten in West-Europa werden Japanse instrumentalisten in onze orkesten opgenomen. Van de grote Japanse solisten zullen ve len zich de muzikaliteit en verbluffende techniek herinneren van de cellist Tsuyos- hi Tsutsumi, die kort geleden in ons land speelde en onder meer in Epe de première gaf van het nieuwe cello-concert van Hans Kox. Of mogelijk herinnert men zich de knappe violistiek van Yoshic Unno, die op een VARA-matinee speelde en evenals de dirigent Hiroyuki Iwaki ook voor de radio en via de televisie te horen was. Wie niet weet, dat het „oosterse", in Japan geboren musici zijn, zal noch in stijl en interpretatie van uitgesproken westerse muziekwerken, noch in speltechniek ook maar een zweem verschil kunnen horen tussen deze Japanse kunstenaars en die toonkunstenaars die we tot de zuivere muziekcultuur van West-Europa rekenen. Wat opnieuw als bewijs kan gelden voor het merkwaardig ruime opnemingsvermo gen van de Japanse kunstenaars, voor hun openstaan voor de Westerse muziek en misschien ook voor hun los-zijn van een strenge en soms verstarde traditie. Al ver- I telde een zeer kunstzinnig aangelegde za kenman ons eens, dat hij meermalen ver rast was door een soort dubbele persoon lijkheid van sommige Japanners. In het openbare leven en buitenshuis wa ren zij volkomen westers van instelling en internationaal, maar in de beslotenheid van hun huis blekën zij toch nog enkele oude Japanse gebruiken en traditioneel ce remonieel te huldigen. Japan is een goede, zelfs voortreffelijke leerling geweest van het muzikale Westen en dit geldt zelfs voor de zeer pro gressieve muziek van vandaag die ook in Japan bewonderaars en creatieve volgelin gen vindt. Japan heeft inderdaad al parti turen geleverd, die geschreven zijn in de hedendaagse westerse componeertechnie ken. In tegenstelling tot andere Aziatische landen met een eeuwenoude muziekcul tuur, zoals China en India, is het Japan gelukt naast de eigen traditionele muziek een nieuwe, westers georiënteerde, muziek te scheppen. De vraag of we er mee gebaat zijn, dat de Japanse musici hun creatief talent gaan gebruiken om composities in Europe se vorm en idioom te schrijven, is niet van belang. Kennelijk willen immers talrijke componisten dit, omdat zij zich tot de wes terse muziekcultuur voelen aangetrokken. Overigens trachten deze Japanse compo nisten, zoals tal van Europese componisten ook doen, elementen van hun volksmuziek en ook typisch Japanse instrumenten in hun muziek te verwerken. Zij willen dui delijk een synthese tussen Oost en West. Als voorbeeld, dat ons bijzonder heeft gefrappeerd, noemen we een nieuw werk van de Japanse componist Toru Takemit- su, die naar eigen getuigenis tijdens een langdurige ziekte gegrepen werd door de westerse muziek. In zijn November Steps, onder meer gespeeld door het Concertge bouworkest, heeft de Japanner zeker ge streefd naar de synthese tussen Oost en West. In het westerse symfonieorkest ge bruikt hij in een muziekvorm van varia ties zonder gefixeerd thema twee traditio nele Japanse muziekinstrumenten. Deze beide oeroude instrumenten, de Biwa (een soort luit) en de Sjakoehatsji (een bamboe fluit) spelen solistisch zulke wonder lijk verstilde dialogen, da+. ook de niet-Japanner bevangen wordi i de oosterse sfeer en rust en onderhuidse spanningen. Juist door dit contrast met de klank en kleur van ons westerse orkest, klinken beide Japanse instrumenten nog suggestiever. De componist, één van de vrij velen, heeft dus allerminst hooghartig afstand gedaan van de oude muziekcul tuur van zijn land. Hij wil'het nieuwe op nemen en verwerken in een eigen stijl: elementen van Japanse muziek en oude instrumenten, gebruikt in duidelijk wes terse vormen en in een overigens westers bezet symfonieorkest. Het is merkwaardig dat zich in dit duidelijke streven van een groot aantal Japanse kunstenaars in de muziek eigenlijk het hele moderne Japan weerspiegelt: westerse vormen met een kern van het eigene, het oeroude. De grootste verzameling van de wer ken van de Nobelprijswinnaar. S'a- muel Beckett is verkocht aan de McMas- ter-universiteit in HamiltonOntario. De zelfde instelling betaalde destijds meer dan een kwart miljoen dollar voor de werken van Bertrand Russell. De voormalige eigenaar van de collec tie, Theodore Besterman, die directeur is van het Voltaire-museum in Genève, be vestigde deze week de verkoop, maar wilde de prijs niet bekendmaken. De verzameling bevat onder andere manuscripten en handtekeningen en een aantal eerste edities in verschillende ta len. Besterman begon de werken van Beckett in 1929 te verzamelen, toen de schrijver samenwerkte met James Joyce. De Ier Beckett is nogal teruggetrokken van aard en verblijft meestal in het zui den van Frankrijk en in Noord-Afrika. Na de publiciteit van de Nobelprijs heeft hij zich nog meer teruggetrokken. Besterman verklaarde dat hij besloten had zijn collectie te verkopen, omdat alle publiciteit rondom de Nobelprijs '..het mij bijna onmogelijk zou hebben gemaakt de verzameling compleet te houden". Het komende seizoen zullen aan de Haagse Comedie verbonden zijn Agaath Meulenbroek en Peter Hoeksema, die beiden op het ogenblik bij de Neder landse Comedie werken, en Eli Blom en Hans Culeman, die uit de vrije sector ko men. De Haagse Comedie geeft voorlopig de laatste voorstellingen van Jongens on der elkaar", van Mart Crowley op 25 ja nuari en 11 februari, omdat Henk van Clsen gedurende de tweede helft van het lopende seizoen verbonden is aan het Nieuw Rotterdams Toneel.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 10