Met de minister in zee Nu moet het écht gebeuren Geen vlaggen voor een prinsenkind Commentaar BIAFRA: ISRAËL: OEFENEN: DAG BID. Onze militaire medewerker schrijft nederlaag van het overleg... samen dieper in het moeras beslissing zal stemmen kosten De manier waarop de nieuwe minister van Economische Zaken mr. Nelissen de kwestie-Verolme aanpakt, stempelt hem zo kort na zijn eerste optreden al tot een bewindsman in wie men vertrouwen kan hebben. Want tot dusverre heeft hij met vaste hand precies die dingen gedaan die nodig waren: de dagelijkse leiding van de onder neming (voorlopig) In handen gelegd van een man in wie ook de heer Verolme alle vertrouwen heeft; aan die dagelijkse leiding door mid del van leningen de mogelijkheid ge geven om In deze interimperiode ook werkelijk zaken te doen; een commissie In het leven geroe pen die op korte termijn advies zal uitbrengen over wat er verder moet gebeuren; die commissie zo samengesteld dat ook de meest wantrouwende toe schouwer er „U tegen zal willen zeg gen I" Want mensen met een staat van dienst als deze commissieleden krijgt men niet gemakkelijk meer bij elkaar! Deze maatregelen wettigen het ver trouwen dat het met het Verolmeconcern tooh haast een zaak van nationaal be lang - toch allemaal nog op z'n pootjes terecht komt. En..ze bevestigen het ver trouwen in minister Nelissen. Want met een minder doortastende en bekwame minister hadden juist deze commissiele den zeker niet In zee willen gaan. Met een diepe zucht van verlichting is minister Schut donderdagmiddag achter zijn bureau In een van de houten ba rakken van zijn ministerie aan de Haagse Van Alkemadelaan gaan zitten, na twee parlementaire stormen dinsdag in de Senaat en donderdagmorgen in de Tweede Kamer getrotseerd te hebben. Het zijn voor de vriendelijke en hardwer kende bewindsman van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening moeilijke debat ten geweest waarin hij al zijn (onver woestbare) optimisme heeft moeten inzet ten om althans te proberen de sombere geluiden uit de beide Kamers te over stemmen. Het is hem (ten dele) gelukt, en dit is te danken aan het feit dat hij enkele reële maatregelen heeft aange kondigd die de woningbouw dit jaar moe ten stimuleren. Minister Schut sprak dinsdagavond laat de verwachting uit dat het aantal begon nen woningen spoedig „met sprongen" omhoog zal gaan. Hoofdschuddend luis terden de volkshuisvestingexperts van de Eerste Kamer toe, alsof ze onmiddellijk de bewindsman zouden willen Interrum peren: „Minister, leert u het dan nóóit?" Even later verdween er wat van de scep sis toen de bewindsman concreter werd: „Misschien kan ik dit jaar wel wat meer doen dan in de begroting was voorzien." Dit zou kunnen inhouden dat de minister van zijn ambtgenoot van financiën meer geld gaat vragen om te trachten de klei ne achterstand in het woningbouwpro gramma van dit kabinet In te halen. Eén ding is zeker: volgend jaar januari móet minister Schut met aanzienlijk gun stiger cijfers komen dan dit jaar het ge val was; het kabinet-De Jong kèn het zich niet veroorloven aan het eind van de rit te moeten zeggen dat het de oude volksvijand no. één niet afdoende heeft kunnen bestrijden. Er bestaat volledige eenstemmigheid over de beantwoording van de vraag of het nog wel hard nodig is om zoveelwoningen te bouwen; die noodzaak is er zonder meer; heel poli- Hek Den Haag is zich bewust van de ur gentie om het woningbouwprogramma nog verder op te voeren. Het wachten is nu op het advies van het Centraal Plan bureau over de economische haalbaar heid van een opvoering van de wonlng- produktle. Dit onderzoek zal zich, zoals de minister de Eerste Kamer toezegde, ook over 1970 uitstrekken. De heer Schut kreeg eind vorige week onverwachts een steuntje-in-de-rug van zijn voorganger drs. P. Bogaers die met gróte nadruk liet verklaren dat niet al leen de minister van volkshuisvesting voor de woningbouw verantwoordelijk is: „Het is een zaak van het hóle kabinet". Ook zei hij: „Die achterstand van twee duizend woningen is helemaal niet zo gek; de bouw hangt van zoveel onzekere factoren af: de weersgesteldheid, de ar- beidsbezetting op de werken, het ziekte verzuim De redenering van Bogaers werd dins dag voor een belangrijk deel overgeno men door het socialistische Eerste-Ka- merlid Ir. J. Visser die een zeer gema tigd betoog hield waarin hij bepaald niet het aftreden van de minister eiste. Wél diende hij twee moties in, maar van één hiervan (over de individuele huursubsi dies) zei hij, na een toezegging van de minister, dat de bewindsman de motie maar als een steuntje in de rug moet zien. De toon waarop de flegmatieke Nij meegse senator debatteerde was een heel andere dan die van zijn collega aan de overzijde, drs. Hans van den Doel, die donderdag met luider stem het aftreden van minister Schut eiste na een rede waarin hij zeer fel tegen de bewindsman uitpakte. De minister trok zich hiervan niet zo veel aan; veel pijnlijker voor hem was de kritiek die de woordvoerders van de regeringspartijen aan beide zijden van het Binnenhof op enkele onder delen van zijn beleid oefenden. Ook zij hebben hem duidelijk gemaakt dat hij al les zal moeten doen om het woningbouw programma verder op te voeren. Minister Schut heeft om dit te realise ren de steun van het hele kabinet en de hele bouwwereld nodig. Aan felle Kamer debatten hebben de tienduizenden wo ningzoekenden bar weinig. Zij moeten het hebben van een eensgezinde aanpak door alle betrokkenen: minister, kabinet, parlement, gemeentebesturen, woning bouwverenigingen, architecten, werkge vers en werknemers in de bouwnijver heid en institutionele beleggers. Zó kan 1970 een goed bouwjaar worden. Van de officiële gebouwen in Nederland wap perden geen vlaggen, toen bekend was gewor den dat prinses Irene op dinsdagavond 27 ja nuari het leven geschonken had aan een zoon. En al evenmin wapperden er vlaggen in Madrid, toch het land op welks troon deze jonggebore ne misschien nog eens aanspraak zal maken - de officiële nieuwsmedia keurden de geboorte van prins Carlos Xavier Bernardo zelfs geen woord waardig. Maar in Navarra hieven Carlisten het glas om te drinken op het welzijn van „hun" prins en zijn vader en moeder. En vele Neder landers zijn daar niet bij achtergebleven, ook al is dat dan niet met een heilsdronk gepaard ge gaan en ook al hebben zij over dat toekomstig welzijn van de jónge prins vermoedelijk heel andere gedachten dan de Spaanse Carlisten! Want ook bij deze geboorte is één ding weer duidelijk geworden: dat prinses Irene (weer) een grote plaats inneemt in ons Nederlandse oranjehart. De cijfers hadden dat trouwens al eerder uitgewezen: toen het Nederlands Insti tuut voor Publieke Opinie vorig jaar In opdracht van Elseviers Weekblad peilde hoe populair de leden van de koninklijke familie zijn, kreeg prinses Irene 23 pet van de stemmen. Daarmee kwam ze verrassend op de vijfde plaats, name lijk achter koningin Juliana (53 pet), prinses Beatrix (46), prins Bernhard en prins Claus (elk 44 pet). Maar nog vóór prinses Margriet (20), prins Alexander (15), de prinsen Friso en Mau- rits (beiden 8), prinses Christina en mr. Pleter van Vollenhoven (beiden 7) en haar eigen man prins Carel Hugo (4 pet). Natuurlijk zeggen deze cijfers niet al te veel. Van de jongste prinsjes en ook van prinses Christina bijvoorbeeld weet men betrekkelijk weinig. De kleine Alexander zal zijn populari teit allereerst te danken hebben aan het feit dat hij als oudste zoon van de kroonprinses wellicht eens koning der Nederlanden zal zijn, en... aan de hartveroverende show die hij gaf op het bordes van paleis Soesdijk op koningin nedag vorig jaarl Maar misschien is dit toch wel een veelzeggend cijfer: uit de enquête bleek dat 65 pet van de ondervraagden van mening was dat prinses Irene maar weer in ons land moet komen wonen. Met haar man. En sinds deze week met haar zoon. Er lijkt een tegenstrijdigheid aanwezig tussen die afwezigheid van vlaggen en elk ander offi cieel eerbetoon bij de geboorte van prins Car los en de populariteit die prinses Irene duide lijk in Nederland geniet. Maar dat is slechts schijn, de bedrieglijke schijn van het officiële, het staatsrechtelijke, dat niet tot uitdrukking kan brengen wat er echt In een volk leeft. Offi cieel is prins Carlos Xavier Bernardo een dood gewone baby; weliswaar een kleinzoon van ko ningin en prins en daardoor een prins-van- den-bloede; weliswaar zoon van een prins die door velen van zijn aanhangers erkend wordt als de wettige troonopvolger van Spanje - maar met onze dynastie, met onze troonopvolging heeft hij niets van doen. En dus ook niet met het ceremonieel dat voor de leden van ons ko ninklijk huis is voorgeschreven. Dat alles is helemaal in overeenstemming met de mening die onder ons volk leeft. Toen de toemalige premier Marijnen in die bewuste „nacht van Soetstdljk" aan Irene en haar Spaanse prins duidelijk maakte dat Nederland en het Nederlandse koningshuis niet verwikkeld konden worden in de strijd om de Spaanse erf opvolging en dat er dus geen sprake kon zijn van een parlementaire goedkeuring van hun hu welijk, toen wist hij dat de overgrote meerder heid van ons volk achter hem stond. En welis waar heeft menigeen sindsdien met bewonde ring gezien hoe dapper en gewetensvol prinses Irene heeft deelgenomen aan de strijd van haar man die de strijd is van de Carlisten en mis schien ook heeft men in de loop der jaren meer inzicht gekregen in deze Spaanse kwes tie en daardoor ook meer sympathie voor prins Carel Hugo, maar ook vandaag nog zal niemand de Nederlandse regering willen aansporen het toen ingenomen standpunt te herzien en. zich door bepaalde handelingen in deze kwestie te mengen. Integendeel, men ziet het hier als een verloren strijd, vooral nu generaal Franco me depretendent Juan Carlos als zijn toekomstige opvolger heeft aangewezen. Die 65 pet wijst het uit - het is alsof men zeggen wil: „Geef die strijd maar op en kom rustig hier wonen in ons goede Nederland!" Maar even aanvaardbaar als dat uitblijven van officieel eerbetoon - even begrijpelijk is de po pulariteit van prinses Irene in Nederland. Heel gewoon: we houden altijd het meest van een zorgenkind. En in ons volksbestaan is prinses Irene een zorgenkind geweest! Haar naam is een herinnering aan die donker ste bladzijden uit onze geschiedenis, de oorlog. Irene-vrede- werd zij genoemd bij haar geboor te op 5 augustus 1939. Een naam als een lich tende ster, maar even onbereikbaar. Want wei nig dagen later was de oorlog een feit en wei nige jaren later was deze jongste telg uit het Oranjehuis een prinses-in-balllngschap. Zes jaar was ze toen ze kon terugkeren naar haar leeg geplunderde en uitgehongerde vaderland. Te stellen dat deze trieste periode haar le ven heeft bepaald is te sterk uitgedrukt. Haar jeugd was zo onbezorgd als de jeugd van een modern koningskind maar zijn kan. Ze was op school een goede leerling, reed paard als de bes te en muntte uit bij het skiën allemaal heel plezierige dingen in het leven van een jong meis je. Maar toch, deze prinses Irene, niet als eerste voorbestemd om eens de Nederlandse kroon te dragen, bleek in zoverre een kind van de na-oorlogse tijd dat ze niet kritiekloos de problemen uit de weg ging. Ze maakte, de over stap naar het rooms-katholieke geloof, welover wogen en wetend dat velen in Nederland het er niet gemakkelijk mee zouden hebben. „Ik zie en erken zo liet zij weten een gemeen schappelijke basis van christelijk geloof in alle christelijke kerken en daarbij gaat mijn voor keur uit naar het katholieke geoof in oecume nisch licht gezien." Kort daarna kwam, na een voor haar buiten gewoon moeilijke periode, haar verloving tot stand met de toen nog Spaanse prins Carlos, telg uit het oude huis Bourbon-Parma en zeker niet van plan zijn aanspraken op de Spaanse troon op te geven. Prinses Irene wist dat zij kiezen moest tussen het oude vertrouwde en het nieuwe, het niet zo zekere bestaan van een troonpretendent die niet zo heel veel later een troonpretendent in ballingschap zou zijn. Zij koos voor haar man en men kan haar daarom alleen maar hoogachten. En zij stond naast haar man en temidden van haar nieuwe volk op een wijze die de Oranjes kenmerkt: met de volle In- doelgerlchte persoonlijk. En ook dit strekt zet van haar bijzonder charmante maar zeer haar alleen maar tot eer. En nu is ze dan moeder, moeder van een prinsje in ballingschap, geboren in een Neder lands ziekenhuis, Frans staatsburger, Spaans troonpretendent. Een kindje dat als prins weinig toekomst lijkt te hebben, want in deze wereld staan koningshuizen niet meer zo heel hoog genoteerd. Zelfs in het aan tradities zo rijke Spanje lijkt een terugkeer van de Bourbon Par- ma-dynastie geen waarschijnlijkheid meer, alle trouw van de Carlisten ten spijt. Alle ontwikke lingen wijzen immers in een andere richting: voor het nationale, het begrensde zal steeds minder plaats zijn en in een democratiserende wereld zal steeds minder waarde worden toe gekend aan vorstelijke titels en aspiraties. Niet een titel, niet een predikaat zal meer gezag afdwingen-gezag zal zijn voorbehouden aan de persoonlijkheid die dat gezag weet waar te ma ken. Door karakter en kennis en kunde. Prins Carlos Xavier Bernardo is geen Oranje telg-hij is een Bourbon Parma. Maar als wij ho pen op het welzijn van deze jonggeborene dan willen wij hem graag toewensen dat hij iets heeft van de Oranjes, van hun inzet voor de be langen waarvoor zij staan, van hun begrip ook voor de tijd waarin zij leven. Het ga hem wel. deze kleine prins. mum iiiiiiiiiimtliilt turnt ii00tt000ii*iiittut0*f00itrÊiiiiniiii0iiiiiiiiriniiiitrit0ituitiÊt»0ttri0r0trgft/irirtr0ttriinr nu tnmritgtri Zowel internationaal als nationaal was januari 1970 op militair gebied een wat bewogen maand. In ternationaal vooral door het eindelijk onder de voet lopen van Biafra door Nigeria. De twee en een half jaar du rende burgeroorlog tussen Nigeria en de afgescheiden deelstaat Biafra zou hiermee tot een einde zijn gekomen. Generaal Gowon van Nigeria is de overwinnaar en generaal Ojoekwoe moest naar het buitenland vluchten. De schokkende tv-beelden brachten de gehele wereld in beroering. Nog maals werd aangetoond dat een oor log niet meer tussen soldaten alleen wordt uitgevochten, maar dat vooral de weerloze burgerij en met name de kinderen er de dupe van worden. Overigens kwam die honger in Bia fra voort uit een vrijwel totale blok kade van de zijde van Nigeria, die daarmee precies datgene deed wat in twee wereldoorlogen de Duitsers pro beerden te bereiken met Engeland via hun onbeperkte duikbootoorlog en wat de geallieerden deden met Duits land en zijn bezette gebieden. De hon gerwinter 1944-1945 staat velen nog goed voor de geest. Naast de beelden van hongerende kinderen kon de goed oplettende tele visiekijker oorlogsmaterieel bezichti gen van Russische, Franse, Engelse en Amerikaanse makelij. De Nigeriaane ambassadeur in Moskou dankte bij voorbeeld de Russen voor hun groot scheepse wapenhulp en steun bij de opleiding van de jeugd, die hij heel wat belangrijker achtte dan „ladingen worst in blik, doperwten en tweede hands tweedjasjes". Laten we hopen dat Nigeria zich een humaan overwin naar toont, waarmede o.a. guerrilla-ac tiviteiten zouden kunnen worden voorkomen terwijl de weg voor een constructieve opbouw wordt vrijge maakt met een veilig bestaan en vol doende kansen op economische ont plooiing voor de Ibo's. Overigens blijkt uit dit hele drama de onmacht van allerlei organisaties. De Afri kaanse politici waren niet genegen drastisch in de strijd in te grijpen. De organisatie van Afrikaanse Eenheid koos in feite partij voor Nigeria, de UNO hield zich in de „binnenlandse aangelegenheid" afzijdig en het Inter nationale Rode Kruis bleef neutraal. Geen opwekkend beeld voor degenen die menen dat geweld kan worden voorkomen door overleg. Tnzake de kwestie Vietnam ver- klaarde President Nixon in zijn eerste „State of the Union" dat de kansen op vrede in Vietnam „veel groter" zijn geworden dan vorig jaar. Tevens kondigde hij aan dat Amerika DEZE BEWOGEN MAAND JANUARI GOWON humaan overwinnaar belangrijk minder steun op militair gebied zal gaan geven. Andere lan den zullen meer voor hun eigen de fensie moeten gaan doen. Tsraël denkt er niet aan passief de vele speldeprikken der Arabieren te ondergaan. Elke Arabische actie wordt onmiddellijk afgestraft met een felle represaille. Oog om oog, tand om tand. Men zou het ook een toepassing van het NAVO-principe van het „aangepaste antwoord" kun nen noemen. Vrij grote opschudding verwekte het buitmaken van een gloednieuw, van de Russen gekocht ultra-modern radarstation van de Egyptenaren. De 7 ton wegende appa ratuur werd keurig verpakt naar Is raël vervoerd waar, behalve de Israë liërs, nog vele anderen grote belang stelling zullen hebben voor deze ge heime apparatuur. Al met al echter zullen april 1970 de Israëlische defensieuitgaven zijn op gelopen tot 1286 miljoen dollar. Bij een totale begroting van 2857 miljoen dollar betekent dit uiteraard een ver traagde groei van de Israëlische eco nomie en een lager levenspeil voor de bevolking. Het tekort op de betalings balans steeg in drie jaar van 316 mil joen dollar tot 880 miljoen dollar ter wijl de voorraad aan goud en devie zen in twee jaar tijd slonk van 800 tot 400 miljoen dollar. Voordeel voor de Arabieren, zult U zeggen, maar die zinken zelf ook steeds verder in het (economische) moeras. Al met al blijft het Midden-Oosten een groot gevaar voor de wereldvrede. Tke betrekkingen tussen Rusland en China worden ook steeds meer een gevaar voor de wereldvrede. Agressieve patrouillegang in de grens gebieden moet leiden tot oplopende spanningen. De Russen worden ge dwongen de enorm lange grens zo vol ledig mogelijk te bemannen, om te voorkomen dat de Chinezen zwak be zette gebieden zouden bezetten. Het zou de Russen dwingen tot grotere ipilitaire zuiveringsoperaties of in het geval van onderhandelen tot gezichts verlies. Dat deze grensbeveiliging enorme sommen gelds kost en de Rus sische economie schaadt is wel duide lijk. Meer of minder bedekte Russi sche dreigementen brachten de Chine zen terug aan de onderhandelingsta fel, maar van harte gaat het beslist niet. Ook hier kan door allerlei be trekkelijke kleinigheden een explosie ve situatie ontstaan. Rationaal kwamen enkele punten deze maand zeer in de publieke belangstelling. In de volksvertegen woordiging werd de minister van de fensie om een nota verzocht, waarin zijn standpunt inzake de zg. „crisisbe heersing" en het „aangepaste ant woord" (de „flexible response"). De ongerustheid die kennelijk heerste aal waarschijnlijk haar oorsprong vinden in de andere, meer gedetailleerde be schrijving van deze materie in de de fensienota van 1969. De indruk be stond dat de „atoomdrempel" was verlaagd, met andere woorden: dat men van plan was sneller naar atoomwapens te grijpen in geval van een aantasting van het Westeuropese gebied vanuit het oosten. Zowel de minister van defensie als de hoge NAVO-autoriteiten ontkennen een (voorgenomen) verandering in de stra tegiex waarop de plannen zijn geba seerd. Men houdt volledig vast aan een strategie gebaseerd op een voor waartse verdediging en het aangepas te antwoord op iedere agressie, en van een geloofwaardige conventionele en nucleaire afschrikking die zowel het gebruik op grote schaal als op het lo kaal strijdniveau omvat. Simpel gezegd: elke aantasting van westelijk grondgebied zal onmiddel lijk worden beantwoord; in principe conventioneel, doch indien nodig nu cleair. Het" is in dit verband wel nood zakelijk zich te realiseren dat naar mate men de (inderdaad dure) con ventionele strijdkrachten zou inkrim pen, de noodzaak om in geval van nood sneller naar nucleaire wapens te grijpen toeneemt. Dit heeft overigens niet alleen te maken met de kwanti teit aan conventionele troepen doch evenzeer met de kwaliteit. TAaarmede zitten we meteen midden in het volgende probleempunt: de oefenterreinen. Vrijwel iedereen kent de lijdensweg. Alvele jaren wordt er gestudeerd hoe aan de mini mum-behoefte aan oefenterreinen in Nederland te voldoen. De nota Schut/Haex hierover voorziet in het volgende: Kuinderbos: 900 ha bos in te rich ten tot schietbaan; dit houdt te vens een ontruiming van 600 ha landbouwgronden in. Harskamp: houdt op schietterrein te zijn en wordt uitgebreid en aangepast als oefenterrein voor gemechaniseerde eenheden. Oirschot: uitbreiding van be staande oefenterreinen met 900 ha landbouwgronden, eveneens te gebruiken voor gemechaniseerde eenheden. Lauwerszee: nieuw oefenterrein dat tussen 1973 en 1975 ter be schikking kan komen. Ter Apel: een rijksplanologische commissie zoekt naar een vierde terrein en besteedt aandacht aan het in het plan-Kikkert genoemde Ter Apel. Vier dagen lang was deze maand een groep Kamerleden onderweg (te voet, per bus, en per tank) om zich plaatselijk in de problemen van de militaire oefenterreinen in te leven. De gehele tour omvatte tevens open bare hoorzittingen in deze gebieden. De indruk die men na dit bezoek uit de verschillende uitlatingen van deze heren in de pers krijgt is dat de nota Schut/Haex het beslist niet gemakke lijk zal krijgen in de Kamer. Al met al een moeilijke en vooral penibele opgave voor onze volksvertegenwoor digers, daar vrijwel de gehele Kamer inziet dat aan de geoefendheid van de Nederlandse soldaat „niet te tornen valt". Dat is een prachtige uitdruk king, maar laten we vaststellen dat daar al lang aan getornd is. De kwali teit van onze landmacht loopt vooral ook door gebrek aan oefenmogelijkhe den beslist terug. Oefenen in het buitenland is bijzonder kostbaar en dat terwijl defensie financieel al in een noodsituatie is komen te zitten. Bo vendien zijn oefeningen in het bui tenland zeer tijdrovend terwijl ook daar de oefenterreinen overvol zijn. Vooral in Duitsland gaat men er steeds meer toe over nieuwe kazernes te bouwen aan de rand van de be staande (schaarse) oefenterreinen. Deze efficiency-maatregel is er de oorzaak van dat Nederlandse troepen die op de buitenlandse terreinen oefenen, nu reeds tijdens de oefeningen op duur gehuurd terrein om de haverklap stui ten op een andere oefenende eenheid. Chaotische situaties die niet zonder gevaar kunnen zijn, zijn het gevolg. Vrijwel iedereen in de Kamer (be halve de communisten) ziet de nood zaak van die oefenterreinen wel dege lijk in. Iedereen wil ze echter „el ders". Het zal een heel impopulaire beslissing blijken te zijn die „stemmen kost". Als laatste de reorganisatie van de Nederlandse inlichtingendien sten. Wat was het geval? De Buiten landse Inlichtingen Dienst (BID) ongeveer 45 man, budget 2 miljoen per jaar zal worden opgeheven. Het werk zou door andere veiligheidsdien sten zoals BVD binnenlandse vei ligheidsdienst en de militaire inlich tingen diensten MARID (marine in lichtingendienst), LUID (luchtmacht in lichtingendienst) en MID (militaire in lichtingendienst landmacht) worden overgenomen. Al deze inlichtingen diensten worden sedert 1966 gecoördi neerd door vice-admiraal H. Bos. Het opheffen van die BID moet dus gezien worden als een efficiency-maatregel. Aangezien delen van het werk van die BID in den vervolge door militaire in lichtingendiensten zouden worden overgenomen, rees er bij de commissies voor inlichtingen en veiligheidsdiens ten uit de Tweede Kamer verzet omdat men bang was dat deze militaire orga nisaties zich zouden gaan begeven op burger- en politiek terrein. Ook in de oude BID zaten echter verscheidene functionarissen van mi litaire diensten ingedeeld en het ligt wel voor de hand dat de plannen voorzien in een overneming van de mi litaire facetten door de militaire dien sten terwijl de burger- en politiek# facetten de BVD zullen toevallen. Ir. SCHUT ruimtelijke ordening JC. E. HA EX zoekend naar ruimte OJOEKWOE verslagen en balling

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 14