Met de minister in zee
Nu moet het écht gebeuren
Geen vlaggen
voor
een prinsenkind
Commentaar
BIAFRA:
ISRAËL:
OEFENEN:
DAG BID.
Onze militaire
medewerker schrijft
nederlaag van
het overleg...
samen dieper
in het moeras
beslissing zal
stemmen kosten
De manier waarop de nieuwe minister
van Economische Zaken mr. Nelissen de
kwestie-Verolme aanpakt, stempelt hem
zo kort na zijn eerste optreden al tot een
bewindsman in wie men vertrouwen kan
hebben. Want tot dusverre heeft hij met
vaste hand precies die dingen gedaan
die nodig waren:
de dagelijkse leiding van de onder
neming (voorlopig) In handen gelegd
van een man in wie ook de heer
Verolme alle vertrouwen heeft;
aan die dagelijkse leiding door mid
del van leningen de mogelijkheid ge
geven om In deze interimperiode
ook werkelijk zaken te doen;
een commissie In het leven geroe
pen die op korte termijn advies zal
uitbrengen over wat er verder moet
gebeuren;
die commissie zo samengesteld dat
ook de meest wantrouwende toe
schouwer er „U tegen zal willen zeg
gen I" Want mensen met een staat
van dienst als deze commissieleden
krijgt men niet gemakkelijk meer bij
elkaar!
Deze maatregelen wettigen het ver
trouwen dat het met het Verolmeconcern
tooh haast een zaak van nationaal be
lang - toch allemaal nog op z'n pootjes
terecht komt. En..ze bevestigen het ver
trouwen in minister Nelissen. Want met
een minder doortastende en bekwame
minister hadden juist deze commissiele
den zeker niet In zee willen gaan.
Met een diepe zucht van verlichting is
minister Schut donderdagmiddag achter
zijn bureau In een van de houten ba
rakken van zijn ministerie aan de Haagse
Van Alkemadelaan gaan zitten, na twee
parlementaire stormen dinsdag in de
Senaat en donderdagmorgen in de
Tweede Kamer getrotseerd te hebben.
Het zijn voor de vriendelijke en hardwer
kende bewindsman van volkshuisvesting
en ruimtelijke ordening moeilijke debat
ten geweest waarin hij al zijn (onver
woestbare) optimisme heeft moeten inzet
ten om althans te proberen de sombere
geluiden uit de beide Kamers te over
stemmen. Het is hem (ten dele) gelukt,
en dit is te danken aan het feit dat hij
enkele reële maatregelen heeft aange
kondigd die de woningbouw dit jaar moe
ten stimuleren.
Minister Schut sprak dinsdagavond laat
de verwachting uit dat het aantal begon
nen woningen spoedig „met sprongen"
omhoog zal gaan. Hoofdschuddend luis
terden de volkshuisvestingexperts van de
Eerste Kamer toe, alsof ze onmiddellijk
de bewindsman zouden willen Interrum
peren: „Minister, leert u het dan nóóit?"
Even later verdween er wat van de scep
sis toen de bewindsman concreter werd:
„Misschien kan ik dit jaar wel wat meer
doen dan in de begroting was voorzien."
Dit zou kunnen inhouden dat de minister
van zijn ambtgenoot van financiën meer
geld gaat vragen om te trachten de klei
ne achterstand in het woningbouwpro
gramma van dit kabinet In te halen.
Eén ding is zeker: volgend jaar januari
móet minister Schut met aanzienlijk gun
stiger cijfers komen dan dit jaar het ge
val was; het kabinet-De Jong kèn het
zich niet veroorloven aan het eind van de
rit te moeten zeggen dat het de oude
volksvijand no. één niet afdoende heeft
kunnen bestrijden. Er bestaat volledige
eenstemmigheid over de beantwoording
van de vraag of het nog wel hard nodig is
om zoveelwoningen te bouwen; die
noodzaak is er zonder meer; heel poli-
Hek Den Haag is zich bewust van de ur
gentie om het woningbouwprogramma
nog verder op te voeren. Het wachten is
nu op het advies van het Centraal Plan
bureau over de economische haalbaar
heid van een opvoering van de wonlng-
produktle. Dit onderzoek zal zich, zoals
de minister de Eerste Kamer toezegde,
ook over 1970 uitstrekken.
De heer Schut kreeg eind vorige week
onverwachts een steuntje-in-de-rug van
zijn voorganger drs. P. Bogaers die met
gróte nadruk liet verklaren dat niet al
leen de minister van volkshuisvesting
voor de woningbouw verantwoordelijk is:
„Het is een zaak van het hóle kabinet".
Ook zei hij: „Die achterstand van twee
duizend woningen is helemaal niet zo
gek; de bouw hangt van zoveel onzekere
factoren af: de weersgesteldheid, de ar-
beidsbezetting op de werken, het ziekte
verzuim
De redenering van Bogaers werd dins
dag voor een belangrijk deel overgeno
men door het socialistische Eerste-Ka-
merlid Ir. J. Visser die een zeer gema
tigd betoog hield waarin hij bepaald niet
het aftreden van de minister eiste. Wél
diende hij twee moties in, maar van één
hiervan (over de individuele huursubsi
dies) zei hij, na een toezegging van de
minister, dat de bewindsman de motie
maar als een steuntje in de rug moet
zien. De toon waarop de flegmatieke Nij
meegse senator debatteerde was een
heel andere dan die van zijn collega aan
de overzijde, drs. Hans van den Doel, die
donderdag met luider stem het aftreden
van minister Schut eiste na een rede
waarin hij zeer fel tegen de bewindsman
uitpakte. De minister trok zich hiervan
niet zo veel aan; veel pijnlijker voor hem
was de kritiek die de woordvoerders van
de regeringspartijen aan beide zijden
van het Binnenhof op enkele onder
delen van zijn beleid oefenden. Ook zij
hebben hem duidelijk gemaakt dat hij al
les zal moeten doen om het woningbouw
programma verder op te voeren.
Minister Schut heeft om dit te realise
ren de steun van het hele kabinet en de
hele bouwwereld nodig. Aan felle Kamer
debatten hebben de tienduizenden wo
ningzoekenden bar weinig. Zij moeten
het hebben van een eensgezinde aanpak
door alle betrokkenen: minister, kabinet,
parlement, gemeentebesturen, woning
bouwverenigingen, architecten, werkge
vers en werknemers in de bouwnijver
heid en institutionele beleggers. Zó kan
1970 een goed bouwjaar worden.
Van de officiële gebouwen in Nederland wap
perden geen vlaggen, toen bekend was gewor
den dat prinses Irene op dinsdagavond 27 ja
nuari het leven geschonken had aan een zoon.
En al evenmin wapperden er vlaggen in Madrid,
toch het land op welks troon deze jonggebore
ne misschien nog eens aanspraak zal maken -
de officiële nieuwsmedia keurden de geboorte
van prins Carlos Xavier Bernardo zelfs geen
woord waardig. Maar in Navarra hieven Carlisten
het glas om te drinken op het welzijn van „hun"
prins en zijn vader en moeder. En vele Neder
landers zijn daar niet bij achtergebleven, ook al
is dat dan niet met een heilsdronk gepaard ge
gaan en ook al hebben zij over dat toekomstig
welzijn van de jónge prins vermoedelijk heel
andere gedachten dan de Spaanse Carlisten!
Want ook bij deze geboorte is één ding weer
duidelijk geworden: dat prinses Irene (weer)
een grote plaats inneemt in ons Nederlandse
oranjehart. De cijfers hadden dat trouwens al
eerder uitgewezen: toen het Nederlands Insti
tuut voor Publieke Opinie vorig jaar In opdracht
van Elseviers Weekblad peilde hoe populair de
leden van de koninklijke familie zijn, kreeg
prinses Irene 23 pet van de stemmen. Daarmee
kwam ze verrassend op de vijfde plaats, name
lijk achter koningin Juliana (53 pet), prinses
Beatrix (46), prins Bernhard en prins Claus (elk
44 pet). Maar nog vóór prinses Margriet (20),
prins Alexander (15), de prinsen Friso en Mau-
rits (beiden 8), prinses Christina en mr. Pleter
van Vollenhoven (beiden 7) en haar eigen man
prins Carel Hugo (4 pet).
Natuurlijk zeggen deze cijfers niet al te veel.
Van de jongste prinsjes en ook van prinses
Christina bijvoorbeeld weet men betrekkelijk
weinig. De kleine Alexander zal zijn populari
teit allereerst te danken hebben aan het feit
dat hij als oudste zoon van de kroonprinses
wellicht eens koning der Nederlanden zal zijn,
en... aan de hartveroverende show die hij gaf
op het bordes van paleis Soesdijk op koningin
nedag vorig jaarl Maar misschien is dit toch wel
een veelzeggend cijfer: uit de enquête bleek
dat 65 pet van de ondervraagden van mening
was dat prinses Irene maar weer in ons land
moet komen wonen. Met haar man. En sinds
deze week met haar zoon.
Er lijkt een tegenstrijdigheid aanwezig tussen
die afwezigheid van vlaggen en elk ander offi
cieel eerbetoon bij de geboorte van prins Car
los en de populariteit die prinses Irene duide
lijk in Nederland geniet. Maar dat is slechts
schijn, de bedrieglijke schijn van het officiële,
het staatsrechtelijke, dat niet tot uitdrukking
kan brengen wat er echt In een volk leeft. Offi
cieel is prins Carlos Xavier Bernardo een dood
gewone baby; weliswaar een kleinzoon van ko
ningin en prins en daardoor een prins-van-
den-bloede; weliswaar zoon van een prins die
door velen van zijn aanhangers erkend wordt
als de wettige troonopvolger van Spanje - maar
met onze dynastie, met onze troonopvolging
heeft hij niets van doen. En dus ook niet met
het ceremonieel dat voor de leden van ons ko
ninklijk huis is voorgeschreven.
Dat alles is helemaal in overeenstemming
met de mening die onder ons volk leeft. Toen
de toemalige premier Marijnen in die bewuste
„nacht van Soetstdljk" aan Irene en haar
Spaanse prins duidelijk maakte dat Nederland
en het Nederlandse koningshuis niet verwikkeld
konden worden in de strijd om de Spaanse erf
opvolging en dat er dus geen sprake kon zijn
van een parlementaire goedkeuring van hun hu
welijk, toen wist hij dat de overgrote meerder
heid van ons volk achter hem stond. En welis
waar heeft menigeen sindsdien met bewonde
ring gezien hoe dapper en gewetensvol prinses
Irene heeft deelgenomen aan de strijd van haar
man die de strijd is van de Carlisten en mis
schien ook heeft men in de loop der jaren
meer inzicht gekregen in deze Spaanse kwes
tie en daardoor ook meer sympathie voor prins
Carel Hugo, maar ook vandaag nog zal niemand
de Nederlandse regering willen aansporen het
toen ingenomen standpunt te herzien en. zich
door bepaalde handelingen in deze kwestie te
mengen. Integendeel, men ziet het hier als een
verloren strijd, vooral nu generaal Franco me
depretendent Juan Carlos als zijn toekomstige
opvolger heeft aangewezen. Die 65 pet wijst
het uit - het is alsof men zeggen wil: „Geef die
strijd maar op en kom rustig hier wonen in ons
goede Nederland!"
Maar even aanvaardbaar als dat uitblijven van
officieel eerbetoon - even begrijpelijk is de po
pulariteit van prinses Irene in Nederland. Heel
gewoon: we houden altijd het meest van een
zorgenkind. En in ons volksbestaan is prinses
Irene een zorgenkind geweest!
Haar naam is een herinnering aan die donker
ste bladzijden uit onze geschiedenis, de oorlog.
Irene-vrede- werd zij genoemd bij haar geboor
te op 5 augustus 1939. Een naam als een lich
tende ster, maar even onbereikbaar. Want wei
nig dagen later was de oorlog een feit en wei
nige jaren later was deze jongste telg uit het
Oranjehuis een prinses-in-balllngschap. Zes jaar
was ze toen ze kon terugkeren naar haar leeg
geplunderde en uitgehongerde vaderland.
Te stellen dat deze trieste periode haar le
ven heeft bepaald is te sterk uitgedrukt. Haar
jeugd was zo onbezorgd als de jeugd van een
modern koningskind maar zijn kan. Ze was op
school een goede leerling, reed paard als de bes
te en muntte uit bij het skiën allemaal heel
plezierige dingen in het leven van een jong meis
je. Maar toch, deze prinses Irene, niet als eerste
voorbestemd om eens de Nederlandse kroon te
dragen, bleek in zoverre een kind van
de na-oorlogse tijd dat ze niet kritiekloos de
problemen uit de weg ging. Ze maakte, de over
stap naar het rooms-katholieke geloof, welover
wogen en wetend dat velen in Nederland het
er niet gemakkelijk mee zouden hebben. „Ik
zie en erken zo liet zij weten een gemeen
schappelijke basis van christelijk geloof in alle
christelijke kerken en daarbij gaat mijn voor
keur uit naar het katholieke geoof in oecume
nisch licht gezien."
Kort daarna kwam, na een voor haar buiten
gewoon moeilijke periode, haar verloving tot
stand met de toen nog Spaanse prins Carlos,
telg uit het oude huis Bourbon-Parma en zeker
niet van plan zijn aanspraken op de Spaanse
troon op te geven. Prinses Irene wist dat zij
kiezen moest tussen het oude vertrouwde en
het nieuwe, het niet zo zekere bestaan van een
troonpretendent die niet zo heel veel later een
troonpretendent in ballingschap zou zijn. Zij
koos voor haar man en men kan haar daarom
alleen maar hoogachten. En zij stond naast haar
man en temidden van haar nieuwe volk op een
wijze die de Oranjes kenmerkt: met de volle In-
doelgerlchte persoonlijk. En ook dit strekt
zet van haar bijzonder charmante maar zeer
haar alleen maar tot eer.
En nu is ze dan moeder, moeder van een
prinsje in ballingschap, geboren in een Neder
lands ziekenhuis, Frans staatsburger, Spaans
troonpretendent. Een kindje dat als prins weinig
toekomst lijkt te hebben, want in deze wereld
staan koningshuizen niet meer zo heel hoog
genoteerd. Zelfs in het aan tradities zo rijke
Spanje lijkt een terugkeer van de Bourbon Par-
ma-dynastie geen waarschijnlijkheid meer, alle
trouw van de Carlisten ten spijt. Alle ontwikke
lingen wijzen immers in een andere richting:
voor het nationale, het begrensde zal steeds
minder plaats zijn en in een democratiserende
wereld zal steeds minder waarde worden toe
gekend aan vorstelijke titels en aspiraties. Niet
een titel, niet een predikaat zal meer gezag
afdwingen-gezag zal zijn voorbehouden aan de
persoonlijkheid die dat gezag weet waar te ma
ken. Door karakter en kennis en kunde.
Prins Carlos Xavier Bernardo is geen Oranje
telg-hij is een Bourbon Parma. Maar als wij ho
pen op het welzijn van deze jonggeborene dan
willen wij hem graag toewensen dat hij iets
heeft van de Oranjes, van hun inzet voor de be
langen waarvoor zij staan, van hun begrip ook
voor de tijd waarin zij leven. Het ga hem wel.
deze kleine prins.
mum iiiiiiiiiimtliilt turnt ii00tt000ii*iiittut0*f00itrÊiiiiniiii0iiiiiiiiriniiiitrit0ituitiÊt»0ttri0r0trgft/irirtr0ttriinr nu tnmritgtri
Zowel internationaal als nationaal
was januari 1970 op militair
gebied een wat bewogen maand. In
ternationaal vooral door het eindelijk
onder de voet lopen van Biafra door
Nigeria. De twee en een half jaar du
rende burgeroorlog tussen Nigeria en
de afgescheiden deelstaat Biafra zou
hiermee tot een einde zijn gekomen.
Generaal Gowon van Nigeria is de
overwinnaar en generaal Ojoekwoe
moest naar het buitenland vluchten.
De schokkende tv-beelden brachten
de gehele wereld in beroering. Nog
maals werd aangetoond dat een oor
log niet meer tussen soldaten alleen
wordt uitgevochten, maar dat vooral
de weerloze burgerij en met name
de kinderen er de dupe van worden.
Overigens kwam die honger in Bia
fra voort uit een vrijwel totale blok
kade van de zijde van Nigeria, die
daarmee precies datgene deed wat in
twee wereldoorlogen de Duitsers pro
beerden te bereiken met Engeland via
hun onbeperkte duikbootoorlog en
wat de geallieerden deden met Duits
land en zijn bezette gebieden. De hon
gerwinter 1944-1945 staat velen nog
goed voor de geest.
Naast de beelden van hongerende
kinderen kon de goed oplettende tele
visiekijker oorlogsmaterieel bezichti
gen van Russische, Franse, Engelse en
Amerikaanse makelij. De Nigeriaane
ambassadeur in Moskou dankte bij
voorbeeld de Russen voor hun groot
scheepse wapenhulp en steun bij de
opleiding van de jeugd, die hij heel
wat belangrijker achtte dan „ladingen
worst in blik, doperwten en tweede
hands tweedjasjes". Laten we hopen
dat Nigeria zich een humaan overwin
naar toont, waarmede o.a. guerrilla-ac
tiviteiten zouden kunnen worden
voorkomen terwijl de weg voor een
constructieve opbouw wordt vrijge
maakt met een veilig bestaan en vol
doende kansen op economische ont
plooiing voor de Ibo's. Overigens
blijkt uit dit hele drama de onmacht
van allerlei organisaties. De Afri
kaanse politici waren niet genegen
drastisch in de strijd in te grijpen. De
organisatie van Afrikaanse Eenheid
koos in feite partij voor Nigeria, de
UNO hield zich in de „binnenlandse
aangelegenheid" afzijdig en het Inter
nationale Rode Kruis bleef neutraal.
Geen opwekkend beeld voor degenen
die menen dat geweld kan worden
voorkomen door overleg.
Tnzake de kwestie Vietnam ver-
klaarde President Nixon in zijn
eerste „State of the Union" dat de
kansen op vrede in Vietnam „veel
groter" zijn geworden dan vorig jaar.
Tevens kondigde hij aan dat Amerika
DEZE BEWOGEN MAAND JANUARI
GOWON
humaan overwinnaar
belangrijk minder steun op militair
gebied zal gaan geven. Andere lan
den zullen meer voor hun eigen de
fensie moeten gaan doen.
Tsraël denkt er niet aan passief de
vele speldeprikken der Arabieren
te ondergaan. Elke Arabische actie
wordt onmiddellijk afgestraft met
een felle represaille. Oog om oog,
tand om tand. Men zou het ook een
toepassing van het NAVO-principe
van het „aangepaste antwoord" kun
nen noemen. Vrij grote opschudding
verwekte het buitmaken van een
gloednieuw, van de Russen gekocht
ultra-modern radarstation van de
Egyptenaren. De 7 ton wegende appa
ratuur werd keurig verpakt naar Is
raël vervoerd waar, behalve de Israë
liërs, nog vele anderen grote belang
stelling zullen hebben voor deze ge
heime apparatuur.
Al met al echter zullen april 1970 de
Israëlische defensieuitgaven zijn op
gelopen tot 1286 miljoen dollar. Bij
een totale begroting van 2857 miljoen
dollar betekent dit uiteraard een ver
traagde groei van de Israëlische eco
nomie en een lager levenspeil voor de
bevolking. Het tekort op de betalings
balans steeg in drie jaar van 316 mil
joen dollar tot 880 miljoen dollar ter
wijl de voorraad aan goud en devie
zen in twee jaar tijd slonk van 800 tot
400 miljoen dollar. Voordeel voor de
Arabieren, zult U zeggen, maar die
zinken zelf ook steeds verder in het
(economische) moeras. Al met al blijft
het Midden-Oosten een groot gevaar
voor de wereldvrede.
Tke betrekkingen tussen Rusland en
China worden ook steeds meer
een gevaar voor de wereldvrede.
Agressieve patrouillegang in de grens
gebieden moet leiden tot oplopende
spanningen. De Russen worden ge
dwongen de enorm lange grens zo vol
ledig mogelijk te bemannen, om te
voorkomen dat de Chinezen zwak be
zette gebieden zouden bezetten. Het
zou de Russen dwingen tot grotere
ipilitaire zuiveringsoperaties of in het
geval van onderhandelen tot gezichts
verlies. Dat deze grensbeveiliging
enorme sommen gelds kost en de Rus
sische economie schaadt is wel duide
lijk. Meer of minder bedekte Russi
sche dreigementen brachten de Chine
zen terug aan de onderhandelingsta
fel, maar van harte gaat het beslist
niet. Ook hier kan door allerlei be
trekkelijke kleinigheden een explosie
ve situatie ontstaan.
Rationaal kwamen enkele punten
deze maand zeer in de publieke
belangstelling. In de volksvertegen
woordiging werd de minister van de
fensie om een nota verzocht, waarin
zijn standpunt inzake de zg. „crisisbe
heersing" en het „aangepaste ant
woord" (de „flexible response"). De
ongerustheid die kennelijk heerste aal
waarschijnlijk haar oorsprong vinden
in de andere, meer gedetailleerde be
schrijving van deze materie in de de
fensienota van 1969. De indruk be
stond dat de „atoomdrempel" was
verlaagd, met andere woorden: dat
men van plan was sneller naar
atoomwapens te grijpen in geval van
een aantasting van het Westeuropese
gebied vanuit het oosten. Zowel de
minister van defensie als de hoge
NAVO-autoriteiten ontkennen een
(voorgenomen) verandering in de stra
tegiex waarop de plannen zijn geba
seerd. Men houdt volledig vast aan
een strategie gebaseerd op een voor
waartse verdediging en het aangepas
te antwoord op iedere agressie, en van
een geloofwaardige conventionele en
nucleaire afschrikking die zowel het
gebruik op grote schaal als op het lo
kaal strijdniveau omvat.
Simpel gezegd: elke aantasting van
westelijk grondgebied zal onmiddel
lijk worden beantwoord; in principe
conventioneel, doch indien nodig nu
cleair. Het" is in dit verband wel nood
zakelijk zich te realiseren dat naar
mate men de (inderdaad dure) con
ventionele strijdkrachten zou inkrim
pen, de noodzaak om in geval van
nood sneller naar nucleaire wapens te
grijpen toeneemt. Dit heeft overigens
niet alleen te maken met de kwanti
teit aan conventionele troepen doch
evenzeer met de kwaliteit.
TAaarmede zitten we meteen midden
in het volgende probleempunt:
de oefenterreinen. Vrijwel iedereen
kent de lijdensweg. Alvele jaren
wordt er gestudeerd hoe aan de mini
mum-behoefte aan oefenterreinen in
Nederland te voldoen. De nota
Schut/Haex hierover voorziet in het
volgende:
Kuinderbos: 900 ha bos in te rich
ten tot schietbaan; dit houdt te
vens een ontruiming van 600 ha
landbouwgronden in.
Harskamp: houdt op schietterrein
te zijn en wordt uitgebreid en
aangepast als oefenterrein voor
gemechaniseerde eenheden.
Oirschot: uitbreiding van be
staande oefenterreinen met 900
ha landbouwgronden, eveneens te
gebruiken voor gemechaniseerde
eenheden.
Lauwerszee: nieuw oefenterrein
dat tussen 1973 en 1975 ter be
schikking kan komen.
Ter Apel: een rijksplanologische
commissie zoekt naar een vierde
terrein en besteedt aandacht aan
het in het plan-Kikkert genoemde
Ter Apel.
Vier dagen lang was deze maand
een groep Kamerleden onderweg (te
voet, per bus, en per tank) om zich
plaatselijk in de problemen van de
militaire oefenterreinen in te leven.
De gehele tour omvatte tevens open
bare hoorzittingen in deze gebieden.
De indruk die men na dit bezoek uit
de verschillende uitlatingen van deze
heren in de pers krijgt is dat de nota
Schut/Haex het beslist niet gemakke
lijk zal krijgen in de Kamer. Al met
al een moeilijke en vooral penibele
opgave voor onze volksvertegenwoor
digers, daar vrijwel de gehele Kamer
inziet dat aan de geoefendheid van de
Nederlandse soldaat „niet te tornen
valt". Dat is een prachtige uitdruk
king, maar laten we vaststellen dat
daar al lang aan getornd is. De kwali
teit van onze landmacht loopt vooral
ook door gebrek aan oefenmogelijkhe
den beslist terug. Oefenen in het
buitenland is bijzonder kostbaar en dat
terwijl defensie financieel al in een
noodsituatie is komen te zitten. Bo
vendien zijn oefeningen in het bui
tenland zeer tijdrovend terwijl ook
daar de oefenterreinen overvol zijn.
Vooral in Duitsland gaat men er
steeds meer toe over nieuwe kazernes
te bouwen aan de rand van de be
staande (schaarse) oefenterreinen. Deze
efficiency-maatregel is er de oorzaak
van dat Nederlandse troepen die op de
buitenlandse terreinen oefenen, nu
reeds tijdens de oefeningen op duur
gehuurd terrein om de haverklap stui
ten op een andere oefenende eenheid.
Chaotische situaties die niet zonder
gevaar kunnen zijn, zijn het gevolg.
Vrijwel iedereen in de Kamer (be
halve de communisten) ziet de nood
zaak van die oefenterreinen wel dege
lijk in. Iedereen wil ze echter „el
ders". Het zal een heel impopulaire
beslissing blijken te zijn die „stemmen
kost".
Als laatste de reorganisatie van de
Nederlandse inlichtingendien
sten. Wat was het geval? De Buiten
landse Inlichtingen Dienst (BID)
ongeveer 45 man, budget 2 miljoen
per jaar zal worden opgeheven. Het
werk zou door andere veiligheidsdien
sten zoals BVD binnenlandse vei
ligheidsdienst en de militaire inlich
tingen diensten MARID (marine in
lichtingendienst), LUID (luchtmacht in
lichtingendienst) en MID (militaire in
lichtingendienst landmacht) worden
overgenomen. Al deze inlichtingen
diensten worden sedert 1966 gecoördi
neerd door vice-admiraal H. Bos. Het
opheffen van die BID moet dus gezien
worden als een efficiency-maatregel.
Aangezien delen van het werk van die
BID in den vervolge door militaire in
lichtingendiensten zouden worden
overgenomen, rees er bij de commissies
voor inlichtingen en veiligheidsdiens
ten uit de Tweede Kamer verzet omdat
men bang was dat deze militaire orga
nisaties zich zouden gaan begeven op
burger- en politiek terrein.
Ook in de oude BID zaten echter
verscheidene functionarissen van mi
litaire diensten ingedeeld en het ligt
wel voor de hand dat de plannen
voorzien in een overneming van de mi
litaire facetten door de militaire dien
sten terwijl de burger- en politiek#
facetten de BVD zullen toevallen.
Ir. SCHUT
ruimtelijke ordening
JC. E. HA EX
zoekend naar ruimte
OJOEKWOE
verslagen en balling