Nestenvernielers en eierrapers grote bedreiging Nestbouw grootste mysterie in vogel wonder land «g Jan Vlas tuin werd 2de in clubcompetitie veldrijden door Adriaan P. de Kleuver Toneel van Jong Gelre m Fossiel Buitengebeuren i' illll HB Eicel Tanden Nest Mosplantje Trekpleister Aanpassing WIELRENNEN DINSDAG 3 FEBRUARI 1970 Nest van een rietgors. Op het programma stond dit keer iets „historisch", maar de stroom van vragen die losbarstte na de ar tikelen over de Vogelwet en de vo gelbescherming hebben my doen be sluiten het nog een week uit te stel len. Er biykt voor de vogelwereld zo'n belangstelling te bestaan dat ik wel móet. Men vroeg het meest over het gedrag van vogels in het voor jaar. Over nestbouw en zo. Eigenlijk zou men daar beter over kunnen zwUgen zo lang er nog van die jonge stropertjes rondlopen die de nesten om weet ik veel wat voor reden leeg plunderen. Voor ik dus verder ga één ding: beste jongens, blqf in 1970 eens met je vingers van de nesten af. Ik ga nu schreven wat je er alle maal aan beleven kunt. Dat is toch véél mooier dan zo'n streng lege dop pen aan een touwtje. Jullie moeders gooien na een poosje die „stofnesten" toch in de plastic vuilniszak, 't Is zonde van die eierenverspilling. Nest van een meerkoet. Onder de vele reacties uit de meest uiteenlopende kringen was er een als volgt gesteld: „Het geeft immers niets of je mannetjes van zangvogels vangt, want er is een groot mannenoverschot in de vogelwereld". Het bekende doekje tegen het bloeden zou ik menen. Bovendien hebben de mensen die de Vogelwet opge steld hebben daar, zo het al waar is, geen rekening mede gehouden omdat het ging om het totale beeld. iVfen moet niet doen als de struisvogel, die de kop in het zand steekt omdat je dan het gevaar niet ziet. Het was mijn ervaring (gelukkig) dat lulke reacties zich niet direct tegen de vogel beschermers richtten dan wel te gen de Vogelwet. Van mijn kant moet ik waarschuwen tegen scherpslijperij. Men heeft er zich nu eenmaal aan te houden. Als men het met een wet niet eens is kan men via een afgevaardigde altijd nog oponeren. Tenzij men iemand weet te vinden die daar in trapt. Een buitengewoon interessante vraag kwam van een scholier: „Wat is een vo gel eigenlijk?" Ik zou wel eens willen weten hoeveel mensen de vogels in het vrije veld kennen. Wat is een vogel dan wel voor een wezen? Het legt eieren in plaats van levende jongen te baren. Om te kunnen vliegen moeten ze zo licht mogelijk zijn. Dan zou het voor een vogel toch onmogelijk zijn zo'n drie vier weken lang een al zwaarder wor dend jong mee te moeten torsen. Een volkomen bevrucht ei wordt di rect gelegd. Dit nu kan men „cultive ren" en van een vogel een complete eierlegmachine maken. Bovendien heb ben vogels lichtgewicht veren, ver- hoomde, deels holle dingen, soepel maar stevig genoeg, die de plaats van haren innemen. De vleugelveren en de staartpennen zijn omgevormd tot su blieme vlieg- en zweefapparaten. Maar ▼ogels zijn niet altijd vogels geweest. Net zo min als een recente mens (hij moge dan blank, geel, bruin, zwart of rood zijn) gelijkt op de harige voorva der. die miljoenen jaren geleden uit de bossen kwam en jager op de vlakke velden werd. De oudst bekende „vogel" kennen wij van een fossiel uit de kalksteengroeven van Solnhofen in Duitsland, wy kun nen ons voorstellen dat de geleerden dit vreemde wezen, dat als een schim uit de oerwereld tot ons kwam, met vreug de begroetten. Laatst zei iemand dat een handige te kenaar best „zo'n beest" in steen kan graveren. Afgezien van het feit dat er twéé exemplaren gevonden werden die identiek waren, getuigt zo'n opmerking van weinig vertrouwen in het werk van de wetenschap. Zó, ja, zó reageert he laas de ondeskundige (zéér bewust schrijf ik niet „domme") massa op iets dat ernstig opgenomen wordt in de we reld van de paleontologen. Ik heb evenwel al eens gezegd dat mensen die de evolutie aan de hand van gevestigde dogma's wensen te bestrij den mank gaan aan één ding: onkunde van de resultaten van het onderzoek naar die evolutie. Wil men deze theorie aanvallen dan zal men er toch voldoen de kennis van moeten bezitten. Anders wordt het een robbertje straatvoetbal tegen een team van professionals. Duitzenden onder u zullen wel nooit van de Deense dominee Kierkegaard gehoord hebben. Jammer. Die ant woordde op de vraag waarom het Christendom zoveel gevoelige verliezen te incasseren heeft: „Omdat er geen be wust geloof meer is en de leer van vandaag de leugen van morgen kan zijn". Deze grote theoloog zag in het ge loof dus ook evolutie. Stilstaan bij de geijkte meningen wekt verstarring op waar groei geboden is. Werkzaamheid is geboden. Ik zag een film uit hetzelfde Dene marken met niets dan sex tot onder werp, met beelden en geluiden die een snolletje van de Zeedijk zouden doen blozen. Buiten die Sex-betJrs te Kopen hagen stonden jonge mensen met span doeken en daarop: „Hoe kan het land van Kerkegaard dit doen?" Wat dit al les met de vogelwereld te maken heeft komt nog. reptielen werden vooral na het komen van het gras (savannen, steppen, etc.) weer andere eigenschappen gevormd en daarvan is wel de voornaamste het ver mogen levende jongen te krijgen. Wat aan de aarde verbonden bleef (met vier of twee „poten") ging jongen in het lichaam dragen en stootte deze „vruchten" in meer of minder vol maakte vorm af. Hoogst merkwaardig is het dier dat de schakel tussen vogels en zoogdieren vormt: het eierleggen- de zoogdier vogelbekdier van Australië. Dit geïsoleerde continent heeft meer vreemds te bieden waar het zoogdieren betreft (buideldieren) maar ook daar leggen alle vogels eieren. Beide hogere levensvormen van de gewervelde dieren komen beslist voort uit bepaalde vor men van de reptielen. Meermalen werd de vraag gesteld hoeveel keer een vogel, na wegnemen van'de eieren, nog bij blijft leggen. Ui teraard is deze vraag bedoeld voor in het wild levende vogels. Over het alge meen zóu men kunnen zeggen dat dit zo lang voortduurt tot een vol legsel in het nest ligt. Dat varieert van wel twintig bij mezen tot één ei bij bepaalde soor ten zeevogels. Een kievit legt vier eieren en gaat dan tot bebroeden over. Vindt men een legsel waarbij de vogel de tel kwijt is, bijvoorbeeld vijf, dan is dat „kranten- voer". Zó zeldzaam komt dat voor. In één ei vindt in feite een „buiten- gebeuren" plaats. Met het begrip sex kan het ontstaan van een ei in het vo- gelvrouwtjeslichaam moeilijk verwe ven worden. Een dier volgt de wetten van de natuur onvoorwaardelijk op. Daar gelden slechts twee geweldige oerwetten: zelfbehoud en behoud van de soort. Alle geslachtsdriften worden zonder bedenken aanvaard en prompt uitge voerd. Een vogel „denkt" er niet bij door dat een kinderrijk gezin grote zor gen met zich meebrengt. Geboortebe perking is iets menselijks. Soms ingege ven om economische, soms om gemak zuchtige redenen. Ook bij zoogdieren is geen sprake van sex. De mannetjes beleven de ge slachtsdaad intens; de vrouwtjes tonen weinig emotie. Zo zag ik een fantasti sche film van het onderzoekingsteam van de Amsterdamse Universiteit bij het dier dat ons het meest nabij staat, de chimpansee. Hij werd vorige week op de Duitse t.v. gebracht. Daar géén gezinsverband en de vrouwtjes worden door alle mannetjes genomen. De man netjes raken hevig opgewonden maar het vrouwtje biedt zich zonder merkba re emotie aan. Bij vogels, die geslachtsorganen heb ben die in de anaalopening uitmonden, houdt ieder geslachtsverkeer op zodra het aantal eieren aanwezig is. Dan ko men andere besognes, als uitbroeden in een warmteïsolerend nestmateriaal of Zwarte stem op haar nest. alleen door de lichaamswarmte die in alle gevallen benut wordt met uit zondering van struisvogels die dit aan de zonnewarmte overlaten. Men kan zeggen dat onder bepaalde klimatologische omstandigheden gehan deld wordt naar de behoefte die geëist wordt. Dus bij het dier wél geslachts drift, het heilig móéten bij het dier, maar géén oversext genotsbeleven als bij de mens. Sex is een cultuurverschijnsel en nooit een natuurgebeuren. De pil is voor het „dierlijk beleven" van de ge slachtsdaad nooit nodig. Dat gebeurt als het de juiste tijd is. Dat is altijd zuiver en nooit verwron gen omdat het dier onbedorven is in de gevoelens die het tot dót drijft dat no- h ii JP - Leeuweriknest. O dig is tot instandhouden van de soort. Wij mogen dit nooit uit het oog verlie zen. Het lost alle vragen als vanzelf op. Nu de vraag: wat is een ei? Een be vruchte eicel in optima forma. In feite is de aanleg van een kippeëi en een menselijk ei volkomen identiek. Alleen is een vogelei één reusachtige eicel ge worden. Voor het ontstaan van leven is eiwit onontbeerlijk. Is het dan geen wonder dat eiwit en eidooier (vetrijk) in zó gro te mate aanwezig is binnen de eischaal dat onder ontwikkeling van warmte in de kern de celdeling begint en constant wordt voortgezet tot het kuiken, meer of minder volmaakt al naar gelang de omstandigheden waaronder het leven moet, zichzelf een weg naar het vrije leven baant. Men kent in een bevrucht kippeëi dat kleine stipje op het dooier wel dat de kern voor de celdeling vormt. Het man nelijk sperma baande zich evengoed in het vogelmoederlichaam een weg naar de zeer kleine eicel als in het lichaam van een zoogdier of wat voor ander ho ger ontwikkeld dier, ja tot bij de plan ten toe manifesteert zich dit. De chromosomen bepalen bij de deling „wat het wordt". Bij de hoger ontwik- kelde dieren is dat prille begin wel haast steeds identiek. Een kip in aanleg, zogoed als een ree of een mens hebben een embryonale toestand die heenwijst naar het zéér verre verleden. Er zijn kieuwspleten die wijzen op gemeenschappelijke herkomst uit een dier dat in zee leefde. De eigen schappen van orde, klasse, familie of soort ontwikkelden zich eerst na on voorstelbaar lange tijden. Alle leven is deel van deze keten. Het wekt altijd grote verwondering dat vogels vliegen en lopen kunnen. Als het moment in de embryonale toestand aankomt dat de voortbewegingsorganen bij de dieren hun definitieve vorm aan gaan nemen worden de „voorpoten" van een vogel vleugels en die van een mens armen. Wij zagen reeds dat het dier Archaeopteryx nog vingers had. Deze zijn bij een vqral geheel opgeno men in het vleugelskeïet. De oervogel had nog een bek met tanden; de vogels van nu hebben een snavel met neusgaten. Bij de zoogdieren bleven de kaken met tanden en de neus. Het is een wonder gebeuren, tel kens als een dier „op stapel, gezet wordt", dat dit alles gebeurt vanuit die ene eicel en de ene zaadcel die zich er mede verbindt. Dat laatste is niet het levensprincipe bij de ontwikkeling van eencelligen die na deling als twee afzonderlijke indivi duen voortleven maar wel bij alle an dere, hogere leven, zogoed bij primitie vere insekten als bij de hogere planten, bij vissen en reptielen, bij vogels en zoogdieren, ja tot bij de mens toe. Wij maakten kennis met de over gangsvorm vogelbekdier, maar ook daar is het oerprincipe van de bevruchting evengoed van toepassing, al zou men een dier met een vogelsnavel en dat op de koop toe eieren legt en dan nog de jongen zoogt „vis nog vlees" vinden. Een wonderwereld van duizenden en nog eens duizenden levensvormen zoals gewis alléén op onze aarde voor zal ko men. Een ei is dus een echt „organisme" maar dan met dien verstande dat het jonge dier zich buiten het moederli chaam ontwikkelt, maar wél volkomen de eigenschappen van de ouders mee krijgt. Een soort „baarmoederctje" dus al gaat een vergelijking met die van een vrouwelijk zoogdier in alle delen mank. In het laatste geval hebben wij van doen met een volwaardig orgaan dat blijvend aanwezig is en een eischaal is slechts... omhulsel dat teniet gaat. De nestbouw is het grootste mysterie in vogelwonderland. Het moet u toch al eens opgevallen zijn dat iedere vogel Die fossiele Archeopteryx had al wel veren, maar kop en staart waren nog reptielachtig en buiten de vleugels sta ken nog tenen met nagels. Je ziet dat dier zó aan dat het nog dicht bij de al lermerkwaardigste „vliegende" reptie len staat. Die werden eveneens bij Solnhofen ontdekt in de vermaarde „Lithografische" kalksteen die als te gel ook in uw hal en gang kan liggen. „Hé", zei u steeds, „dat zijn nét mos plantjes, die er in zitten". Dat zijn evenwel dendrieten, gevormd door het mineraal mangaan zoals de vorst van waterdamp „bloemen" op uw ruiten to vert. Dat is dus niets bijzonders. Die reptielen die miljoenen jaren ge leden het luchtruim kozen zoals nu de vleermuizen (zoogdieren) nog doen, zul len eveneens „gefladderd" hebben er die oer-vogel had het vermogen gekre gen écht te vliegen. Een ding verbindt onze vogels, reptielen en vissen nog met elkaar: ze leggen eieren. Dat deden ze al miljoenen jaren lang. Bij de land- van om en bij de dertig paren broedge- legenheid vond, verdween geheel De vogels bleven aanvankelijk de plas trouw en nestelden tussen en op cl# dichte begroeiing van de waterlelies die de plaats gingen innemen. Maar het werd een sof. Ieder jaar kwamen er minder. Toen bedachten wij er wat op. Er werden rietmatjes met ijzerdraad in elkaar geknutseld, te water gelaten en erop wat plantenafval gelegd. Het luk te wonderwel. Maar bij harde wind kantelde het vlondertje om. Wij maak ten er „drijftilletjes" van door er stevig gekurkte flessen onder te binden en ze met een touw waaraan een steen zat'te „verankeren". Het hielp, maar toch zijn het telkens maar een paar paartjes die terugkomen. Misschien is er óók voed selschaarste in het geding en daarmede kunnen wij* ze maar moeilijk van dienst zijn. soort haar eigen nestvorm heeft. Al weer moet ik mij schrap zetten tegen het misbruik van macht dat de sterkere zich jegens de zwakkere aanmatigt. Jongens plegen niet alleen eieren uit de nesten te „roven" maar voltooien hun onzinnig werk nogal eens met een com plete vernieling van het nest. Zij weten niet hoeveel zorg en geduld er voor no dig was zo'n kunstig bouwsel te maken. Dit geldt dan vooreerst de in struiken nestelende vogels. De grondbroeders maken er niet veel van. Als het nest kommetje van de weidevogels maar goed gecamoufleerd zit is het al vol doende. Een vogel heeft honderden vij anden, van roofdieren tot roofvogels toe en ook van verwilderde katten die het ergste van allemaal zijn. De natuur zit vol dreiging. Bij storm kunnen de eieren uit het nest geslin gerd worden en een wolkbreuk zou jon ge vogels doen verdrinken. Soms sprei den dan de oude vogels de vleugels als een regenscherm over het nest. Dag in dag uit sjouwen de vogels met nestma teriaal en is het kunstwerk tot stand gebracht dan zijn ze er nog niet. Dan komt een tijd van wachten tot het jong met de harde eitand op de punt van de snavel het omhulsel als het ware door gaat zagen. Zie dan eens wat voor een krachtsinspanning dat vergt. Doodmoe is een jong vogeltje dan nog. De dons veertjes kleven nog aan elkaar. De nog kale jongen van mezen worden extra beschermd in het boomholletje waarin het nestje van mosjes en zachte veer tjes veilig verborgen zit. Hoe geweldig moest de specht zich inspannen om het gat met naar beneden een holletje in een harde stam te hak ken. Dat bebroeden van de eieren gaat in feite héél geheimzinnig toe. Ze heb ben geen pottekijkers nodig. Het man netje weert met zijn gezang indringers van dezelfde soort uit het kleine ko ninkrijkje dat hij voor zijn gezin afba kende. De prinsen en prinsesjes worden beschermd door papa die generaal en soldaat tegelijk is. Vroeger was men zó romantisch en sentimenteel dat men „lof en prijs" de ijverig in de weer zijnde mannetjes in de schoenen schoof. Maar wij weten nu al heel wat meer van de drijfveren en :nstincten van het vogelleven af. Of de vogels die zulke mooie nesten maken dan „geestelijk" hoger staan? Weineen, want wat is intellect anders ian een menselijke verworvenheid. En :o het bij dieren verondersteld wordt an borduurt de mens daarop voort. Jaar het blijven aangeboren eigen- chappen en ze komen niet verder dan epaalde handelingen die aangeleerd 'orden en telkens herhaald worden. Dat het geheim van de dressur. Er is een nde. Het dier handelt zoals zijn gehele voorgeslacht handelde. Dit noemt men „slim" zijn. Al die slimmigheid- es zijn erfelijke verworvenheden. De watersnip die deed of ze vleugellam was demonstreerde niets dan een afl eidingsmanoeuvre om ons in de Ben- lekomse meent bij haar jongen weg e lokken. Wij „beredeneerden" dat en vonden er juist de jongen door. Zij deed niet iets dat ze zelf bedacht had maar dat luizenden andere soortgenoten in erleden, heden en toekomst deden, loen of nog zullen doen. Dat is de cwestie. Soms passen vogels zich wondersnel aan. Bij de tapijtweverij van de fa. Van Kleine karekiet. Wijngaarden in Rhenen vond ik een prachtig kneuenest dat welhaast ge heel van gekleurde kokosvezels ge maakt was. De vogels hadden die opge scharreld rond de fabriek. Normaal zoeken ze uitsluitend paardehaar, maar wóór moet zo'n vogel dót materiaal nu vinden? Een paardehaar wordt langza merhand zeldzaam. Vriend 1 pk. heeft het veld moeten ruimen voor benzine- verslindende wegmonsters. In de kokosvezels zag de kneuen-fa milie een vervangingsmiddel. Op de kleur werd niet gelet en het ontstane „weefsel" was zo modem als een werkstuk van Karei Appel. De mens kan ook een handje helpen. Een frappant staaltje is het volgende. Door milieuverandering ging de kolonie zwarte sterntjes op de Hel bij Veenen- daal schrikbarend terug. De krabbe- scheren die vroeger massaal in het wa ter groeiden en waartussen een kolonie Nesten zijn de objecten uit de vogel wereld die wij nog het minst te zien krijgen. Zag u al eens zo'n prachtig in het riet hangend bouwsel van een karekiet? Of dat nestbolletje van mosjes en veertjes van een staart- mees, het bladbolletje van een win terkoning of dó overkuifdó nestjes in de wegberm van fitis of tjiftjaf? Allemaal éven mooi. Je ziet wél hoog in de populieren eksternesten zitten en rond de Oude Kerk op de Markt te Veenendaal proberen ieder jaar kauwtjes hun nestprobleem op te lossen. In het laatste geval komt de brandweer die dan met inhoud en al er uit spuiten. Een weinig verhef fend gezicht. Vijfentwintig jaar geleden broedden de Turkse tortels nog niet in het dorp en nu hoor je de klaaglijke roep van het grauwgrijze doffertje door de hele gemeente. En dan onze merels. Ook al zo'n echte cultuurvolger. Wat dacht u? Dat het nest van zo'n dorps-merel an ders is dan van de neefjes en nichtjes langs de Cuneraweg? Dor gras, soms houtwol en een enkele keer een pluk poetskatoen zijn de ingrediënten waar van de „dorpsbewoners" hun nest bou wen, maar de architectuur is volkomen identiek met die van de familieleden die de bosranden trouw bleven. Waarom de vogels dan de dorpssfeer opzoeken? Kijk, dat is nu het gevolg van ünze zin tot verfraaiing. Wij plan ten een boompje hier en zetten een struikje daar en wat ziet zo'n vogel dóór nu in? Het vertrouwde parkland schap dat van het hoge cultuurbos tot in de woonsteppe van homo sapiens zich uitstrekt. Het „groen" in een dorp. dót is de trekpleister. AMERSFOORT In Den Treek/Henschoten werd de laatste rit in de clubcompc- titie veldryden verreden. Door diverse oorzaken waren er maar 10 renners, die echter vol overgave deelgenomen hebben. Vooral Peter Kuypers, kortgeleden nog in de adspirantenklasse uitgekomen, deed het by zonder goed. Hy had, na de geza- meniyke start van alle klassen, zelfs geruime tyd de leiding vóór Max de Vries. Max de Vries, die lijstaanvoerder was, toonde weer aan, dat hij momen teel wel de sterkste veldrijder is. Hij volgde Peter Kuijpers op korte afstand en nam later de leiding over. Aan zijn overwinning kon ook Jan Cozijnsen, die hier 2e werd, niets afdoen. Gerard van 't Klooster kreeg reeds na enkele hon derden meters een lekke band e/i later een ander rijwiel, zodat hij al gauw een niet te overbruggen achterstand kreeg. Hij werd dan ook 3e. Peter Kuijpers, die tussentijds naar de nieuwelingenklasse was overgestapt, volgde in de beginronden Max de Vries en Evert Smit (sterk begonnen, maar later teruggevallen) zeer goed en nam zelfs de algehele leiding. Zijn tegen standers in de nieuwelïngenrit moesten dan ook toestaan, dat hij steeds meer afstand nam en onbedreigd zegevierde. Evert Smit, die tegen het einde nog door Ronald de Beer en Hans Marcus werd gepasseerd, kreeg in de laatste ronde een lekke band, waardoor hij uit de strijd raakte. De Beer werd 2e en Marcus 3e. De strijd bij de adspiranten tussen Gert Vink en Job Mandersloot werd nu door Vink, die zich tegen de grotere broers goed weerde, gewonnen. Man dersloot kwam enige tijd later binnen. Hans Badenbroek had het rijk weer eens alleen, zodat hij zich er rustig toe kon bepalen om de voorgeschreven af stand af te leggen. Uitslagen: Amateurs: 1. Max de Vries (A'foort), 2. Jan Cozijnsen (Scherpen- zeel), 3. Gerard van 't Klooster (Ha- mersveld). Nieuwelingen: 1. Peter Kuij pers (Leusden), 2. Ronald de Beer (Woudenberg), 3. Hans Marcus (Eder- veen). Adspiranten: 1. Gert Vink (Wou denberg), 2. Job Mandersloot (Scher- penzeel). A-Jeugd: 1. Hans Badenbroek (A'foort). Eindstanden clubcompetitie: Ama teurs: 1. Max de Vries (A'foort) 32 p., 2. Jan Vlastuin (Scherpenzeel) 23 p., 3. Gerard van 't Klooster (Hamersveld) 20 p., 4. Wim van Dompseler (Putten) 16 p., 5. Willem Middelaar (Achterveld) 15 p. Nieuwelingen: 1. Evert Smit (A'foort) 39 p., 2. Johan Ossendrijver (Achterveld) 26 p., 3. Jan Cozijnsen (Scherpenzeel) 21 p., 4. Peter Kuijpers (Leusden) 15 p., 5. Hennie Hendriksen (Rhenen) 13 p. Adspiranten: 1. Gert Vink (Woudenberg) 34 p., 2. Job Man dersloot (Scherpenzeel) 31 p., 3. Peter Kuijpers (Leusden) 28 p. A-Jeugd: 1. Hans Badenbroek (A'foort) 35 p.. 2 Cees Berkhof (Barneveld) 12 p. De 7e en laatste rit in de gezamenlij ke competitie Midden-Nedórland Veld rijden zal worden georganiseerd in Den Treek/Henschoten nabij de Para- dijsweg, op zaterdag 7 februari, aan vang 2 respectievelijk 3 uur. Na afloop zullen de eindprijzen van deze 8-vei enigingen-competitie worden uitgereikt in café-restaurant „Bavoort" aan de Trekkerweg. OPIJNEN In zaal De Ruijter Ir Opijnen houdt de afdeling Neerijnen en omstreken van Jong Gelre vrijdag 6 februari een propaganda-feestavond. Er zal een vrolijk toneelstuk worden op gevoerd, getiteld „Oom Albert op hu welijksreis". De avond, die om acht UU' begint, wordt besloten met een bal.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 5