Nestenvernielers en
eierrapers grote
bedreiging
Nestbouw grootste mysterie in vogel wonder land
«g
Jan Vlas tuin werd 2de in
clubcompetitie veldrijden
door
Adriaan
P. de Kleuver
Toneel van
Jong Gelre
m
Fossiel
Buitengebeuren
i' illll HB
Eicel
Tanden
Nest
Mosplantje
Trekpleister
Aanpassing
WIELRENNEN
DINSDAG 3 FEBRUARI 1970
Nest van een rietgors.
Op het programma stond dit keer
iets „historisch", maar de stroom
van vragen die losbarstte na de ar
tikelen over de Vogelwet en de vo
gelbescherming hebben my doen be
sluiten het nog een week uit te stel
len. Er biykt voor de vogelwereld
zo'n belangstelling te bestaan dat ik
wel móet. Men vroeg het meest over
het gedrag van vogels in het voor
jaar. Over nestbouw en zo. Eigenlijk
zou men daar beter over kunnen
zwUgen zo lang er nog van die jonge
stropertjes rondlopen die de nesten
om weet ik veel wat voor reden leeg
plunderen. Voor ik dus verder ga
één ding: beste jongens, blqf in 1970
eens met je vingers van de nesten
af. Ik ga nu schreven wat je er alle
maal aan beleven kunt. Dat is toch
véél mooier dan zo'n streng lege dop
pen aan een touwtje. Jullie moeders
gooien na een poosje die „stofnesten"
toch in de plastic vuilniszak, 't Is
zonde van die eierenverspilling.
Nest van een meerkoet.
Onder de vele reacties uit de meest uiteenlopende kringen was er een als volgt
gesteld: „Het geeft immers niets of je mannetjes van zangvogels vangt, want
er is een groot mannenoverschot in de vogelwereld". Het bekende doekje tegen
het bloeden zou ik menen. Bovendien hebben de mensen die de Vogelwet opge
steld hebben daar, zo het al waar is, geen rekening mede gehouden omdat het
ging om het totale beeld. iVfen moet niet doen als de struisvogel, die de kop in
het zand steekt omdat je dan het gevaar niet ziet.
Het was mijn ervaring (gelukkig) dat
lulke reacties zich niet direct tegen de
vogel beschermers richtten dan wel te
gen de Vogelwet. Van mijn kant moet
ik waarschuwen tegen scherpslijperij.
Men heeft er zich nu eenmaal aan te
houden. Als men het met een wet niet
eens is kan men via een afgevaardigde
altijd nog oponeren. Tenzij men iemand
weet te vinden die daar in trapt.
Een buitengewoon interessante vraag
kwam van een scholier: „Wat is een vo
gel eigenlijk?" Ik zou wel eens willen
weten hoeveel mensen de vogels in het
vrije veld kennen. Wat is een vogel dan
wel voor een wezen? Het legt eieren in
plaats van levende jongen te baren. Om
te kunnen vliegen moeten ze zo licht
mogelijk zijn. Dan zou het voor een
vogel toch onmogelijk zijn zo'n drie
vier weken lang een al zwaarder wor
dend jong mee te moeten torsen.
Een volkomen bevrucht ei wordt di
rect gelegd. Dit nu kan men „cultive
ren" en van een vogel een complete
eierlegmachine maken. Bovendien heb
ben vogels lichtgewicht veren, ver-
hoomde, deels holle dingen, soepel
maar stevig genoeg, die de plaats van
haren innemen. De vleugelveren en de
staartpennen zijn omgevormd tot su
blieme vlieg- en zweefapparaten. Maar
▼ogels zijn niet altijd vogels geweest.
Net zo min als een recente mens (hij
moge dan blank, geel, bruin, zwart of
rood zijn) gelijkt op de harige voorva
der. die miljoenen jaren geleden uit de
bossen kwam en jager op de vlakke
velden werd.
De oudst bekende „vogel" kennen wij
van een fossiel uit de kalksteengroeven
van Solnhofen in Duitsland, wy kun
nen ons voorstellen dat de geleerden dit
vreemde wezen, dat als een schim uit
de oerwereld tot ons kwam, met vreug
de begroetten.
Laatst zei iemand dat een handige te
kenaar best „zo'n beest" in steen kan
graveren. Afgezien van het feit dat er
twéé exemplaren gevonden werden die
identiek waren, getuigt zo'n opmerking
van weinig vertrouwen in het werk van
de wetenschap. Zó, ja, zó reageert he
laas de ondeskundige (zéér bewust
schrijf ik niet „domme") massa op iets
dat ernstig opgenomen wordt in de we
reld van de paleontologen.
Ik heb evenwel al eens gezegd dat
mensen die de evolutie aan de hand van
gevestigde dogma's wensen te bestrij
den mank gaan aan één ding: onkunde
van de resultaten van het onderzoek
naar die evolutie. Wil men deze theorie
aanvallen dan zal men er toch voldoen
de kennis van moeten bezitten. Anders
wordt het een robbertje straatvoetbal
tegen een team van professionals.
Duitzenden onder u zullen wel nooit
van de Deense dominee Kierkegaard
gehoord hebben. Jammer. Die ant
woordde op de vraag waarom het
Christendom zoveel gevoelige verliezen
te incasseren heeft: „Omdat er geen be
wust geloof meer is en de leer van
vandaag de leugen van morgen kan
zijn". Deze grote theoloog zag in het ge
loof dus ook evolutie. Stilstaan bij de
geijkte meningen wekt verstarring op
waar groei geboden is. Werkzaamheid
is geboden.
Ik zag een film uit hetzelfde Dene
marken met niets dan sex tot onder
werp, met beelden en geluiden die een
snolletje van de Zeedijk zouden doen
blozen. Buiten die Sex-betJrs te Kopen
hagen stonden jonge mensen met span
doeken en daarop: „Hoe kan het land
van Kerkegaard dit doen?" Wat dit al
les met de vogelwereld te maken heeft
komt nog.
reptielen werden vooral na het komen
van het gras (savannen, steppen, etc.)
weer andere eigenschappen gevormd en
daarvan is wel de voornaamste het ver
mogen levende jongen te krijgen.
Wat aan de aarde verbonden bleef
(met vier of twee „poten") ging jongen
in het lichaam dragen en stootte deze
„vruchten" in meer of minder vol
maakte vorm af. Hoogst merkwaardig
is het dier dat de schakel tussen vogels
en zoogdieren vormt: het eierleggen-
de zoogdier vogelbekdier van Australië.
Dit geïsoleerde continent heeft meer
vreemds te bieden waar het zoogdieren
betreft (buideldieren) maar ook daar
leggen alle vogels eieren. Beide hogere
levensvormen van de gewervelde dieren
komen beslist voort uit bepaalde vor
men van de reptielen.
Meermalen werd de vraag gesteld
hoeveel keer een vogel, na wegnemen
van'de eieren, nog bij blijft leggen. Ui
teraard is deze vraag bedoeld voor in
het wild levende vogels. Over het alge
meen zóu men kunnen zeggen dat dit zo
lang voortduurt tot een vol legsel in het
nest ligt. Dat varieert van wel twintig
bij mezen tot één ei bij bepaalde soor
ten zeevogels.
Een kievit legt vier eieren en gaat
dan tot bebroeden over. Vindt men een
legsel waarbij de vogel de tel kwijt is,
bijvoorbeeld vijf, dan is dat „kranten-
voer". Zó zeldzaam komt dat voor.
In één ei vindt in feite een „buiten-
gebeuren" plaats. Met het begrip sex
kan het ontstaan van een ei in het vo-
gelvrouwtjeslichaam moeilijk verwe
ven worden. Een dier volgt de wetten
van de natuur onvoorwaardelijk op.
Daar gelden slechts twee geweldige
oerwetten: zelfbehoud en behoud van
de soort.
Alle geslachtsdriften worden zonder
bedenken aanvaard en prompt uitge
voerd. Een vogel „denkt" er niet bij
door dat een kinderrijk gezin grote zor
gen met zich meebrengt. Geboortebe
perking is iets menselijks. Soms ingege
ven om economische, soms om gemak
zuchtige redenen.
Ook bij zoogdieren is geen sprake van
sex. De mannetjes beleven de ge
slachtsdaad intens; de vrouwtjes tonen
weinig emotie. Zo zag ik een fantasti
sche film van het onderzoekingsteam
van de Amsterdamse Universiteit bij
het dier dat ons het meest nabij staat,
de chimpansee. Hij werd vorige week
op de Duitse t.v. gebracht. Daar géén
gezinsverband en de vrouwtjes worden
door alle mannetjes genomen. De man
netjes raken hevig opgewonden maar
het vrouwtje biedt zich zonder merkba
re emotie aan.
Bij vogels, die geslachtsorganen heb
ben die in de anaalopening uitmonden,
houdt ieder geslachtsverkeer op zodra
het aantal eieren aanwezig is. Dan ko
men andere besognes, als uitbroeden in
een warmteïsolerend nestmateriaal of
Zwarte stem op haar nest.
alleen door de lichaamswarmte die
in alle gevallen benut wordt met uit
zondering van struisvogels die dit aan
de zonnewarmte overlaten.
Men kan zeggen dat onder bepaalde
klimatologische omstandigheden gehan
deld wordt naar de behoefte die geëist
wordt. Dus bij het dier wél geslachts
drift, het heilig móéten bij het dier,
maar géén oversext genotsbeleven als
bij de mens.
Sex is een cultuurverschijnsel en
nooit een natuurgebeuren. De pil is
voor het „dierlijk beleven" van de ge
slachtsdaad nooit nodig. Dat gebeurt als
het de juiste tijd is.
Dat is altijd zuiver en nooit verwron
gen omdat het dier onbedorven is in de
gevoelens die het tot dót drijft dat no-
h
ii JP -
Leeuweriknest.
O
dig is tot instandhouden van de soort.
Wij mogen dit nooit uit het oog verlie
zen. Het lost alle vragen als vanzelf op.
Nu de vraag: wat is een ei? Een be
vruchte eicel in optima forma. In feite
is de aanleg van een kippeëi en een
menselijk ei volkomen identiek. Alleen
is een vogelei één reusachtige eicel ge
worden.
Voor het ontstaan van leven is eiwit
onontbeerlijk. Is het dan geen wonder
dat eiwit en eidooier (vetrijk) in zó gro
te mate aanwezig is binnen de eischaal
dat onder ontwikkeling van warmte in
de kern de celdeling begint en constant
wordt voortgezet tot het kuiken, meer
of minder volmaakt al naar gelang de
omstandigheden waaronder het leven
moet, zichzelf een weg naar het vrije
leven baant.
Men kent in een bevrucht kippeëi dat
kleine stipje op het dooier wel dat de
kern voor de celdeling vormt. Het man
nelijk sperma baande zich evengoed in
het vogelmoederlichaam een weg naar
de zeer kleine eicel als in het lichaam
van een zoogdier of wat voor ander ho
ger ontwikkeld dier, ja tot bij de plan
ten toe manifesteert zich dit. De
chromosomen bepalen bij de deling
„wat het wordt". Bij de hoger ontwik-
kelde dieren is dat prille begin wel
haast steeds identiek.
Een kip in aanleg, zogoed als een ree
of een mens hebben een embryonale
toestand die heenwijst naar het zéér
verre verleden. Er zijn kieuwspleten die
wijzen op gemeenschappelijke herkomst
uit een dier dat in zee leefde. De eigen
schappen van orde, klasse, familie of
soort ontwikkelden zich eerst na on
voorstelbaar lange tijden. Alle leven is
deel van deze keten.
Het wekt altijd grote verwondering
dat vogels vliegen en lopen kunnen. Als
het moment in de embryonale toestand
aankomt dat de voortbewegingsorganen
bij de dieren hun definitieve vorm aan
gaan nemen worden de „voorpoten"
van een vogel vleugels en die van een
mens armen. Wij zagen reeds dat het
dier Archaeopteryx nog vingers had.
Deze zijn bij een vqral geheel opgeno
men in het vleugelskeïet.
De oervogel had nog een bek met
tanden; de vogels van nu hebben een
snavel met neusgaten. Bij de zoogdieren
bleven de kaken met tanden en de
neus. Het is een wonder gebeuren, tel
kens als een dier „op stapel, gezet
wordt", dat dit alles gebeurt vanuit die
ene eicel en de ene zaadcel die zich er
mede verbindt.
Dat laatste is niet het levensprincipe
bij de ontwikkeling van eencelligen die
na deling als twee afzonderlijke indivi
duen voortleven maar wel bij alle an
dere, hogere leven, zogoed bij primitie
vere insekten als bij de hogere planten,
bij vissen en reptielen, bij vogels en
zoogdieren, ja tot bij de mens toe.
Wij maakten kennis met de over
gangsvorm vogelbekdier, maar ook daar
is het oerprincipe van de bevruchting
evengoed van toepassing, al zou men
een dier met een vogelsnavel en dat op
de koop toe eieren legt en dan nog de
jongen zoogt „vis nog vlees" vinden.
Een wonderwereld van duizenden en
nog eens duizenden levensvormen zoals
gewis alléén op onze aarde voor zal ko
men.
Een ei is dus een echt „organisme"
maar dan met dien verstande dat het
jonge dier zich buiten het moederli
chaam ontwikkelt, maar wél volkomen
de eigenschappen van de ouders mee
krijgt. Een soort „baarmoederctje" dus
al gaat een vergelijking met die van
een vrouwelijk zoogdier in alle delen
mank. In het laatste geval hebben wij
van doen met een volwaardig orgaan
dat blijvend aanwezig is en een eischaal
is slechts... omhulsel dat teniet gaat.
De nestbouw is het grootste mysterie
in vogelwonderland. Het moet u toch al
eens opgevallen zijn dat iedere vogel
Die fossiele Archeopteryx had al wel
veren, maar kop en staart waren nog
reptielachtig en buiten de vleugels sta
ken nog tenen met nagels. Je ziet dat
dier zó aan dat het nog dicht bij de al
lermerkwaardigste „vliegende" reptie
len staat. Die werden eveneens bij
Solnhofen ontdekt in de vermaarde
„Lithografische" kalksteen die als te
gel ook in uw hal en gang kan liggen.
„Hé", zei u steeds, „dat zijn nét mos
plantjes, die er in zitten". Dat zijn
evenwel dendrieten, gevormd door het
mineraal mangaan zoals de vorst van
waterdamp „bloemen" op uw ruiten to
vert. Dat is dus niets bijzonders.
Die reptielen die miljoenen jaren ge
leden het luchtruim kozen zoals nu de
vleermuizen (zoogdieren) nog doen, zul
len eveneens „gefladderd" hebben er
die oer-vogel had het vermogen gekre
gen écht te vliegen. Een ding verbindt
onze vogels, reptielen en vissen nog met
elkaar: ze leggen eieren. Dat deden ze
al miljoenen jaren lang. Bij de land-
van om en bij de dertig paren broedge-
legenheid vond, verdween geheel
De vogels bleven aanvankelijk de
plas trouw en nestelden tussen en op cl#
dichte begroeiing van de waterlelies die
de plaats gingen innemen. Maar het
werd een sof. Ieder jaar kwamen er
minder. Toen bedachten wij er wat op.
Er werden rietmatjes met ijzerdraad in
elkaar geknutseld, te water gelaten en
erop wat plantenafval gelegd. Het luk
te wonderwel. Maar bij harde wind
kantelde het vlondertje om. Wij maak
ten er „drijftilletjes" van door er stevig
gekurkte flessen onder te binden en ze
met een touw waaraan een steen zat'te
„verankeren". Het hielp, maar toch zijn
het telkens maar een paar paartjes die
terugkomen. Misschien is er óók voed
selschaarste in het geding en daarmede
kunnen wij* ze maar moeilijk van dienst
zijn.
soort haar eigen nestvorm heeft. Al
weer moet ik mij schrap zetten tegen
het misbruik van macht dat de sterkere
zich jegens de zwakkere aanmatigt.
Jongens plegen niet alleen eieren uit de
nesten te „roven" maar voltooien hun
onzinnig werk nogal eens met een com
plete vernieling van het nest. Zij weten
niet hoeveel zorg en geduld er voor no
dig was zo'n kunstig bouwsel te maken.
Dit geldt dan vooreerst de in struiken
nestelende vogels. De grondbroeders
maken er niet veel van. Als het nest
kommetje van de weidevogels maar
goed gecamoufleerd zit is het al vol
doende. Een vogel heeft honderden vij
anden, van roofdieren tot roofvogels
toe en ook van verwilderde katten die
het ergste van allemaal zijn.
De natuur zit vol dreiging. Bij storm
kunnen de eieren uit het nest geslin
gerd worden en een wolkbreuk zou jon
ge vogels doen verdrinken. Soms sprei
den dan de oude vogels de vleugels als
een regenscherm over het nest. Dag in
dag uit sjouwen de vogels met nestma
teriaal en is het kunstwerk tot stand
gebracht dan zijn ze er nog niet. Dan
komt een tijd van wachten tot het jong
met de harde eitand op de punt van de
snavel het omhulsel als het ware door
gaat zagen. Zie dan eens wat voor een
krachtsinspanning dat vergt. Doodmoe
is een jong vogeltje dan nog. De dons
veertjes kleven nog aan elkaar. De nog
kale jongen van mezen worden extra
beschermd in het boomholletje waarin
het nestje van mosjes en zachte veer
tjes veilig verborgen zit.
Hoe geweldig moest de specht zich
inspannen om het gat met naar beneden
een holletje in een harde stam te hak
ken. Dat bebroeden van de eieren gaat
in feite héél geheimzinnig toe. Ze heb
ben geen pottekijkers nodig. Het man
netje weert met zijn gezang indringers
van dezelfde soort uit het kleine ko
ninkrijkje dat hij voor zijn gezin afba
kende. De prinsen en prinsesjes worden
beschermd door papa die generaal en
soldaat tegelijk is.
Vroeger was men zó romantisch en
sentimenteel dat men „lof en prijs" de
ijverig in de weer zijnde mannetjes in
de schoenen schoof. Maar wij weten nu
al heel wat meer van de drijfveren en
:nstincten van het vogelleven af.
Of de vogels die zulke mooie nesten
maken dan „geestelijk" hoger staan?
Weineen, want wat is intellect anders
ian een menselijke verworvenheid. En
:o het bij dieren verondersteld wordt
an borduurt de mens daarop voort.
Jaar het blijven aangeboren eigen-
chappen en ze komen niet verder dan
epaalde handelingen die aangeleerd
'orden en telkens herhaald worden. Dat
het geheim van de dressur. Er is een
nde.
Het dier handelt zoals zijn gehele
voorgeslacht handelde. Dit noemt
men „slim" zijn. Al die slimmigheid-
es zijn erfelijke verworvenheden. De
watersnip die deed of ze vleugellam
was demonstreerde niets dan een afl
eidingsmanoeuvre om ons in de Ben-
lekomse meent bij haar jongen weg
e lokken.
Wij „beredeneerden" dat en vonden
er juist de jongen door. Zij deed niet
iets dat ze zelf bedacht had maar dat
luizenden andere soortgenoten in
erleden, heden en toekomst deden,
loen of nog zullen doen. Dat is de
cwestie.
Soms passen vogels zich wondersnel
aan. Bij de tapijtweverij van de fa. Van
Kleine karekiet.
Wijngaarden in Rhenen vond ik een
prachtig kneuenest dat welhaast ge
heel van gekleurde kokosvezels ge
maakt was. De vogels hadden die opge
scharreld rond de fabriek. Normaal
zoeken ze uitsluitend paardehaar, maar
wóór moet zo'n vogel dót materiaal nu
vinden? Een paardehaar wordt langza
merhand zeldzaam. Vriend 1 pk. heeft
het veld moeten ruimen voor benzine-
verslindende wegmonsters.
In de kokosvezels zag de kneuen-fa
milie een vervangingsmiddel. Op de
kleur werd niet gelet en het ontstane
„weefsel" was zo modem als een
werkstuk van Karei Appel.
De mens kan ook een handje helpen.
Een frappant staaltje is het volgende.
Door milieuverandering ging de kolonie
zwarte sterntjes op de Hel bij Veenen-
daal schrikbarend terug. De krabbe-
scheren die vroeger massaal in het wa
ter groeiden en waartussen een kolonie
Nesten zijn de objecten uit de vogel
wereld die wij nog het minst te zien
krijgen. Zag u al eens zo'n prachtig in
het riet hangend bouwsel van een
karekiet? Of dat nestbolletje van
mosjes en veertjes van een staart-
mees, het bladbolletje van een win
terkoning of dó overkuifdó nestjes
in de wegberm van fitis of tjiftjaf?
Allemaal éven mooi. Je ziet wél hoog
in de populieren eksternesten zitten
en rond de Oude Kerk op de Markt te
Veenendaal proberen ieder jaar
kauwtjes hun nestprobleem op te
lossen. In het laatste geval komt de
brandweer die dan met inhoud en al
er uit spuiten. Een weinig verhef
fend gezicht.
Vijfentwintig jaar geleden broedden
de Turkse tortels nog niet in het dorp
en nu hoor je de klaaglijke roep van
het grauwgrijze doffertje door de hele
gemeente. En dan onze merels. Ook al
zo'n echte cultuurvolger. Wat dacht u?
Dat het nest van zo'n dorps-merel an
ders is dan van de neefjes en nichtjes
langs de Cuneraweg? Dor gras, soms
houtwol en een enkele keer een pluk
poetskatoen zijn de ingrediënten waar
van de „dorpsbewoners" hun nest bou
wen, maar de architectuur is volkomen
identiek met die van de familieleden
die de bosranden trouw bleven.
Waarom de vogels dan de dorpssfeer
opzoeken? Kijk, dat is nu het gevolg
van ünze zin tot verfraaiing. Wij plan
ten een boompje hier en zetten een
struikje daar en wat ziet zo'n vogel
dóór nu in? Het vertrouwde parkland
schap dat van het hoge cultuurbos tot
in de woonsteppe van homo sapiens
zich uitstrekt. Het „groen" in een dorp.
dót is de trekpleister.
AMERSFOORT In Den Treek/Henschoten werd de laatste rit in de clubcompc-
titie veldryden verreden. Door diverse oorzaken waren er maar 10 renners, die
echter vol overgave deelgenomen hebben. Vooral Peter Kuypers, kortgeleden nog
in de adspirantenklasse uitgekomen, deed het by zonder goed. Hy had, na de geza-
meniyke start van alle klassen, zelfs geruime tyd de leiding vóór Max de Vries.
Max de Vries, die lijstaanvoerder
was, toonde weer aan, dat hij momen
teel wel de sterkste veldrijder is. Hij
volgde Peter Kuijpers op korte afstand
en nam later de leiding over. Aan zijn
overwinning kon ook Jan Cozijnsen, die
hier 2e werd, niets afdoen. Gerard van
't Klooster kreeg reeds na enkele hon
derden meters een lekke band e/i later
een ander rijwiel, zodat hij al gauw een
niet te overbruggen achterstand kreeg.
Hij werd dan ook 3e.
Peter Kuijpers, die tussentijds naar
de nieuwelingenklasse was overgestapt,
volgde in de beginronden Max de Vries
en Evert Smit (sterk begonnen, maar
later teruggevallen) zeer goed en nam
zelfs de algehele leiding. Zijn tegen
standers in de nieuwelïngenrit moesten
dan ook toestaan, dat hij steeds meer
afstand nam en onbedreigd zegevierde.
Evert Smit, die tegen het einde nog
door Ronald de Beer en Hans Marcus
werd gepasseerd, kreeg in de laatste
ronde een lekke band, waardoor hij
uit de strijd raakte. De Beer werd 2e en
Marcus 3e.
De strijd bij de adspiranten tussen
Gert Vink en Job Mandersloot werd nu
door Vink, die zich tegen de grotere
broers goed weerde, gewonnen. Man
dersloot kwam enige tijd later binnen.
Hans Badenbroek had het rijk weer
eens alleen, zodat hij zich er rustig toe
kon bepalen om de voorgeschreven af
stand af te leggen.
Uitslagen: Amateurs: 1. Max de Vries
(A'foort), 2. Jan Cozijnsen (Scherpen-
zeel), 3. Gerard van 't Klooster (Ha-
mersveld). Nieuwelingen: 1. Peter Kuij
pers (Leusden), 2. Ronald de Beer
(Woudenberg), 3. Hans Marcus (Eder-
veen). Adspiranten: 1. Gert Vink (Wou
denberg), 2. Job Mandersloot (Scher-
penzeel). A-Jeugd: 1. Hans Badenbroek
(A'foort).
Eindstanden clubcompetitie: Ama
teurs: 1. Max de Vries (A'foort) 32 p., 2.
Jan Vlastuin (Scherpenzeel) 23 p., 3.
Gerard van 't Klooster (Hamersveld) 20
p., 4. Wim van Dompseler (Putten) 16
p., 5. Willem Middelaar (Achterveld) 15
p. Nieuwelingen: 1. Evert Smit
(A'foort) 39 p., 2. Johan Ossendrijver
(Achterveld) 26 p., 3. Jan Cozijnsen
(Scherpenzeel) 21 p., 4. Peter Kuijpers
(Leusden) 15 p., 5. Hennie Hendriksen
(Rhenen) 13 p. Adspiranten: 1. Gert
Vink (Woudenberg) 34 p., 2. Job Man
dersloot (Scherpenzeel) 31 p., 3. Peter
Kuijpers (Leusden) 28 p. A-Jeugd: 1.
Hans Badenbroek (A'foort) 35 p.. 2
Cees Berkhof (Barneveld) 12 p.
De 7e en laatste rit in de gezamenlij
ke competitie Midden-Nedórland Veld
rijden zal worden georganiseerd in
Den Treek/Henschoten nabij de Para-
dijsweg, op zaterdag 7 februari, aan
vang 2 respectievelijk 3 uur. Na afloop
zullen de eindprijzen van deze 8-vei
enigingen-competitie worden uitgereikt
in café-restaurant „Bavoort" aan de
Trekkerweg.
OPIJNEN In zaal De Ruijter Ir
Opijnen houdt de afdeling Neerijnen en
omstreken van Jong Gelre vrijdag 6
februari een propaganda-feestavond. Er
zal een vrolijk toneelstuk worden op
gevoerd, getiteld „Oom Albert op hu
welijksreis". De avond, die om acht UU'
begint, wordt besloten met een bal.