Padvinderij slaat andere wegen in Gezonken Oostindiëvaarder is nog geheel intact (in 1749 op weg van Texel naar Batavia) Wij zijn voor bet gezag, wat is daar tégen zaterdag 7 februari JJe eerste twee maanwandelaars waren padvinders. Zo zie je maar weer. Het „Akela, wij dip, dip, dip. dop" kan tot alles leiden. Ook in Nederland zijn de padvin ders trots op hun lichtende voorbeel den Armstrong en Aldrin. Het histo rische succes van dit tweetal geeft de volgelingen van Baden Powell moed om verder te gaan. Zeker in een jaar als 1970, waarin het zestigjarig be staan van de Nederlandse padvinde rij zal worden gevierd. Niet dat daar enige moed voor no- Jig is. Want de padvinderij in ons land floreert meer dan ooit. Zo'n 125 duizend welpen, verkenners en voor trekkers tussen de acht en de twintig jaar proberen via het spel van het pad-vinden in de vrije tijd karakter volle, energieke, wilskrachtige, vin dingrijke medeburgers te worden, die van alle markten thuis zijn. J^n waarachtig. Er blijken grote mannen uit de padvinderij te zijn voortgekomen. Niet dat zij alle maal over de maan hebben gelopen. Met trots wijst men naar Engelands eerste-minister Harold Wilson, die zijn sporen in de padvinderij verdiend chijnt te hebben. Wat dichter bij huis? Wat te zeg den van oud-premier Cals en de libe rale oud-voorman Toxopeus. Om nog maar te zwijgen over mr. Klaasesz. de commissaris van de Ko ningin in Zuid-Holland. Qok al treden onze padvinders en -sters minder opvallend geüni formeerd dan vroeger op de voor grond, toch blijkt de padvinderij nog steeds een grote trekpleister te zijn voor de jeugd. Er zijn er thans ééns zoveel als in 1940. Terwijl het aantal inwoners van ons land in die jaren och beslist niet is verdubbeld. Het totale aantal padvinders blijkt ook de afgelopen vijf jaren redelijk stabiel te zijn geweest. Voorts heeft een onderzoekje uitgewezen, dat zes tig procent uit de gegoede burgerij stamt, dertig procent komt uit de middenstand en tien procent heeft la gere milieu als achterland. JYJaar dat is niet alles. In veel plaatsen in ons land moesten wachtlijsten worden gemaakt voor enkele duizenden jongelui, die graag padvinder willen worden. Zij moeten hun beurt afwachten, want er zijn te weinig leiders als hoplieden, vaan drigs. oubazen en akela's. Hoe komt dat? Ir. F. Venstra die tot 1 januari voorzitter was van het federatieve Scouting Nederland en nog functioneel voorzitter is van de vereniging De Nederlandse Padvin ders: „Wij hebben nu vijfduizend lei ders en leidsters. Dat is te weinig. Wij moeten rekruteren uit de oudere jeugd. Maar voor die groep jongeren zijn er al voldoende mogelijkheden om de vrije tijd te besteden. Zij voe len er weinig meer voor om leider te worden bij de padvinderij. Zij zou den dan andere hobby's moeten laten schieten en bovendien nog de vrije zaterdagen en een deel van de vakan tie moeten opofferen. Datzelfde pro bleem vind je ook bij legio andere verenigingen in ons land." "Veel mensen verwijten de padvin derij in ons land geen politieke keuze te durven maken en de jonge lui „te rechts" op te voeden. Maar een glimlachende ir. Venstra vraagt zich af: „Wat is rechts?" „Akkoord", geeft hij toe. „Wij zijn voor het koningshuis, voor gezag, wij willen goede vaderlanders zijn. In die mentaliteit willen wij de padvinders grootbrengen. Wat is daartegen? Hoe kunnen wij rechts zijn, wanneer er toch heel wat zonen en dochters van socialisten bij de padvinderij zijn?" Sinds enige tijd is er onder de lei ders en leidsters een discussie aan de gang of het toch niet nuttig zou zijn, de jongelui ook politiek wat bewuster te maken. Ir. Venslra: „Tot nu toe hebben wij daar nog geen enkele be hoefte toe gevoeld. Het is niet de taak van de padvinderij zich te be moeien met controversiële problemen in onze samenleving. Zoiets zou ook niet passen in onze doelstellingen". ..Neem nou onze welpen, die tus sen de acht en twaalf jaar oud zijn", zegt hij. „Moeten wij bij die kinderen nou werkelijk met politiek komen aandragen? De padvinders boven de zestien jaar, de verkenners en voor trekkers dus, zoeken in hun groepen wij zeggen „stammen" hun ei gen hobby's. Voor de ene stam Ls kunst erg interessant, voor de andere elektronica. Maar er zijn ook heus wel stammen, die zich oriënteren op politiek." |s er bij de padvinderij-anno- 1970 plaats voor linkse jonge ren? Ir. Venstra: „Wij zijn goede va derlanders die het gezag willen blij ven erkennen. Een jongeman of een meisje dat er anders over denkt zal zich heus niet komen aanmelden als padvinder^. Als het ooit wèl zou ge beuren zouden wij zo'n jongen of meisje met open armen ontvangen. Wij selecteren niet. Wij proberen de jongelui een systeem van leven bij te brengen. Of zij dan lange haren heb ben doet er niet toe. Trouwens, er zijn al heel wat padvinders met lange haren." De vraag blijft wélk systeem van leven de padvinderij de jongelui bij brengt. „Het gaat om sportiviteit en teamgeest", zegt ir. Venstra. „Onze maatschappij vraagt in toenemende mate om teamgeest. Kijk bijvoor beeld naar de stedebouw. Er is geen stad en geen huis te bouwen zonder een team specialisten van socioloog tot architect. Dat werken in teamver band proberen wij de jongelui spe lenderwijs bij te brengen." J^r is iets veranderd bij de padvin derij in ons land. Veel blokhut ten van stammetjes en boomschors hebben plaats gemaakt voor moderne groeplokalen, waar met bandrecor ders, walkie-talkies, radio's en televi sietoestellen eigentijdse spelletjes worden gespeeld. Het primitieve maar romantische potkacheltje is vervangen door een oliehaard. De breedgerande hoed bleek niet prak tisch meer. Er kwam een zwarte ba ret voor in de plaats. De uitdagende korte broek van vroeger is niet meer verplicht. Wie liever een lange broek draagt, mag dat. „Maar toch", zegt ir. Venstra wee moedig, „blijven Nederlandse jonge ren gevoelig voor de oude romantiek van het buitenleven. De meesten ko ken hun potje tijdens een kamp nog steeds liever boven een kampvuurtje dan op een primus." En dan. in-te- vreden: „Tegenwoordig kampeert bijna iedereen. Maar het is de pad vinderij geweest die er in vroeger da gen mee is begonnen." Zie TTet ligt er, zo gezegd, voor het grijpen op het strand van Has tings in Zuid-Oost-Engeland: het wrak van do Oostindiëvaarder Am sterdam. die daar in 1749 aan de grond liep en bleef zitten. Alleen bij zeer laag water, dat is maar enkele keren per jaar, is het zichtbaar. De zer dagen was dat weer het geval. En toen is vastgesteld dat de romp van dit houten schip in elk geval tot aan het hoofddek, nog volkomen intact is. Britse oudheidkundigen hebben voorlopige onderzoekingen gedaan. Zij zijn ervan overtuigd dat het wrak te bergen is. Zij noemen het een unieke vondst. Volgens hen is het hele schip goed geconserveerd in de twee eeuwen die het onder het drijf zand voor Hastings lag. De Nederlandse regering, die rechtmatig eigenaar is van het wrak, als erfgenaam van de Verenigde Oostindische Compagnie, moet be slissen of ze het wrak wil laten ber gen. Dat is een uiterst kostbare zaak. Er moet eerst een dam wand rond om het schip worden geslagen om het helemaal droog te leggen zodat al het zand verwijderd kan worden. Dan pas kan men gaan denken aan ber gen. Deskundigen van het scheepvaart museum in Amsterdam en andere ex perts uit Nederland zijn al twee keer komen kijken toen de zee zich vol doende terugtrok. Dit vertelde ons Peter Marsden, lid van de commissie voor nautische ar cheologie in Engeland, die het onder zoekingswerk bij het wrak leidt. In zijn commissie zijn de belangrijkste musea en archeologische instellingen van Engeland vertegenwoordigd. „Ik heb op een deel van het dek gelopen van de Amsterdam", vertelt Marsden. die werkt bij het museum van de City van Londen. Hij is wild enthousiast over de vondst van de Amsterdam. In Has tings weet men allang dat het wrak onder het zand op het strand lag, maar daarbuiten kreeg men dat pas vorig jaar zomer in de gaten. Bij graafwerk voor een nieuwe rio lering stuitte men er toen op. In het begin ging men weinig deskundig te werk met de berging van wat het wrak opleverde: vijf kanonnen, een massa houten katrollen en verder o.m. glazen, bronzen kandelaars, strijkijzers, kruiken van aardewerk, zestig flessen wijn en vaten jenever. Het belang van de vondst van de Amsterdam vergelijkt Peter Marsden met de Vasa, het Zweedse oorlogs schip uit de zeventiende epuw dat in 1961 is geborgen in de haven van Stockholm. „Nog nooit is er een koopvaarder uit die tijd intact gevonden, laat staan geborgen", zegt hij. De proef op de som denkt Mars den in maart te feveren wanneer het weer tweemaal zeer laag tij is. Met behulp van twee heel krachtige pom pen wil hij dan tot op de bodem van het wrak zien te komen, bijna zeven en een halve meter onder het dek dat gelijk ligt met het strand. „De bodem hebben we nog niet ge zien", zegt hij, „maar die moet vol gens mij ook intact zijn. Tweemaal laag tij is alles wat we nodig heb ben". Het enige doel van Marsden en zijn helpers is vaststellen hoeveel er nog over is van het schip en wat erin zit met het oog,op een mogelijke uit graving. Strikt wetenschappelijk werk dus, geen jacht op schatten. Wat er voor kostbaars aan boord was is trouwens meteen na de stran ding door de bemanning verwijderd. Alleen persoonlijke bezittingen van de opvarenden verwacht men nog wel aan boord. Doordat de documenten over de Amsterdam verloren gingen in Ne derland, weet men niet wat haar la ding was. Het schip dat 45 meter lang was, vertrok op 8 januari 1749 van Texel naar Batavia. Achttien da gen later liep het bij Hastings op het strand nadat het in Het Kanaal zijn roer had verloren. Deze maand ontdekte Peter Mars den ook de geschutspoorten in de zij den van het schip. En hij proefde toen de wijn van meer dan twee eeu wen uit het wrak. „Niet erg lekker maar nog wel herkenbaar", lacht hij. Ook bezems, een mooie rijk be werkte bronzen tabaksdoos, musket kogels, gespen, kammen, Goudse pij pen, een leren riem en zelfs lint heeft de Amsterdam al prijsgegeven. De grote mast is naast het schip terecht gekomen. Ook die ligt om zo te zeg gen voor het oprapen. Vreemd ge noeg en gevaarlijk genoeg staat de Engelse wet toe dat iedereen dat kan doen die er maar zin in heeft. Voor historici om van te griezelen Een van de vjjf kanonnen van de Amster dam. Dat het schip voer voor de Verenigde Oostindische Compagnie blijkt uit de inscrip tie. Verder is leesbaar: Crans IZ. de naam van de maker van de kanonnen die zoals is te lezen uit 1748 stammen. Dit is een van de meer dan honderd foto's die dezer dagen van een hoge kraan af zijn genomen van het wrak van de Amsterdam op het strand van Hastings. Nog nooit kreeg men zo'n uitstekend beeld van dit schip dat twee eeuwen geleden door zee en zand naar beneden werd gezogen. Rechtsboven een graafmachine.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 7