Oiulemui rd
en
Wolfswaard
Technical
iiiaijuiniiuuuiuiiiiuiiii
Oude Rijn
Sloop
door
Adriaan P. de Kleuver
Eiland
Kloostermoppen
Schenknap
hoersnakk i
Borchleen
Galg
VVD Leersum
presenteert
kandidaten
ELEKTRONISCHE
ORGELS
DINSDAG 10 FCÖ.X /ak! ,;/J
^AA^AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA/WSAAA*NAAAAAAA/SAAAAA^^AAAA^a\A^A^AAA#V^
Langs de Rijn lagen in vroeger eeuwen aan de Gelderse zjjde een aantal
heerlijkheden die als het ware fungeerden als bumpers tegen de Stichtse
expansie. Over en weer bestookte men elkaar en zo'n heerlijkheid was te
beschouwen als de kleinste eenheid in een graafschap, hertogdom of bisdom.
De heren waren overwegend leenman en dat bepaalde hun aandeel in het
grote geheel. Zij waren de dienstplichtigen in vroeger jaren. Dat verdween
allemaal van het toneel toen ons land een koninkrijk werd, het Koninkrijk
der Nederlanden met een Staten Generaal, Provinciale Staten en Gemeenten.
De oude heerlijkheden gingen op in de gemeenten, werden veelal tot een
grotere eenheid bijeengevoegd en dit is aanvankelijk met de nodige barens
weeën gepaard gegaan. De Marsch bij Lienden b.v. was een heerlijkheid, een
tweeherige zelfs, die op de Gelderse zijde lag maar tot het territorium van
het Stichtse Rhenen behoorde. Eerst kwam het souvereine koninkrijk tot
stand en toen eerst werd de Rijn de grens tussen Gelderland en Utrecht.
Napoleon had dat al voor elkaar, maar men haalde in 1813 meteen een streep
door diens rekening en herstelde de oude statengrenzen.
■Ma
4
v 88
VOORNAAM HUIS LEEFT
VOORT IN WAPEN VAN
GEMEENTE RESTEREN
Het Polderdistrict Marsch, Lede en Oudewaard werd in
1838 in het leven geroepen. Voordien werden de Betuwse
waterschapsbelangen grotendeels door de heer, ih dit geval
de kopers van deze heerlijkheden, behartigd in samenwer
king met de al eeuwen bestaande Lingestoel. Het polderbe
stuur werd aansprakelijk voor de waterhuishouding in dit
gehele, door de dijken langs de huidige Rijn en de Oude
Rijn omsloten gebied.
Dit kwam tot stand door enige ruilingen van grondge
bied tussen de Staten van Gelderland en Utrecht. De
Marsch was definitief Gelders geworden en ressorteerde
voortaan onder de gemeente Lienden. De oude heerlijk-
heidsgrens tussen Marsch en Lede bleef evenwel als ge
meentegrens tussen Resteren en Lienden gehandhaafd: de
Lede! De Marsch strekt zich langs de Rijn nog oostwaarts
van de Rijnbrug uit tot waar de Lede of Leigraaf dicht bij
de Rijn komt. Zuidelijk daarvan liggen dan de voormalige
heerlijkheden Lede en Oudewaard. Dit gebied wordt naar
het zuiden begrensd door de Oude Rijnstrang.
Dat oude, voor ons wat vreemde
grensverloop tussen Gelderland en
Utrecht bracht uiteraard soms ernstige
verwikkelingen met zich mede, want
Gelre en Sticht waren souvereine sta
ten. De graaf hertog van Gelre was een
machtig heer, hoog geklommen op de
adellijke ranglijst en buurman de bis
schop was meer landsheer dan zieleher-
der. Nóg ingewikkelder was het. Die
bisschoppen van Utrecht hadden op
kerkelijk gebied in bijna geheel Gelre
volledige zeggenschap.
De ridderschappen en de gewone
man, de stedelingen en de geestelijk
heid, zij allen bemerkten het wel als
het onderling niet zo best boterde. Die
grote heren achtten het aan hun stan
ding verplicht zo nu en dan een oorlog
je te ontketenen. Het liep wel eens uit
de hand. En dan was het zaak de „he
ren" op hun hand te hebben, want dat
waren door hun leenmanschap de
dienstplichtigen van toen.
Wij behandelden al eerder de machti
ge kastelen Dollenburg in de Marsch en
ter Lede. Naast de halve heerlijkheid
Marsch en de heerlijkheden Lede en
Oudewaard lag in dit gebied nóg een
heerlijkheid: Wolfswaard. Het is nu dat
wij wat meer aandacht willen besteden
aan Oudewaard en Wolfswaard. Voor
opgesteld dat de geschiedenis van Ou
dewaard zo goed als geheel parallel
loop met Lede.
Kesteren en Opheusden lagen aan
vankelijk aan de Rijn, aan de Oude
Rijn dus. Ook Lienden! Wij moeten ons
dus een zeer oude toestand voor ogen
stellen. De recente toestand is ontstaan
nadat deze Oude Rijn bij de spees on
der Opheusden en Verhuizen bij Lien
den werd afgedamd en een nog onbete
kenende watergang die voor de stad
Rhenen stroomde ca 1220 tot hoofd
stroom gepromoveerd werd.
Talrijke overstromingen maakten het
onmogelijk het gebied tussen Remmer
den en de Grebbe en de voormalige
Oude Rijn te betreden. Méér Rijnlopen
doorsneden dit gebied' (de Lede of Lei-
graaf is er ook één van) en men meent
dat Rhenen het meervoud van Rijn is;
een gebied dat bedekt was met moeras
bossen en verraderlijke poelen.
Het gehele „eiland" beslaat ca. 1000
hectaren. Nu liggen daar de landerijen
van ingezetenen uit Opheusden, Keste
ren en Lienden en het bleef tot de dag
van vandaag een dunbevolkt gebied.
Nog in 1772 was de Marsch 674 morgen
groot en behoorde tot het gebied van de
stad Rhenen met 24 woningen. Hoe
treffend is overigens de verbonden
heid van de heerlijkheden Lede en Ou
dewaard daar vastgelegd in de naam
van een moderne camping.
De giftbrief van 855 ten behoeve van
de Eiland Sint-Maartenskerk te Utrecht
laat ons voor wat de huidige Rijn be
treft, toen dus een nevenstroom, niet in
het onzekere. Ze droeg de naam Lek,
waar er sprake is van „et insulam (het
eiland tussen) Rhenunum en Leckiam".
Dit „eiland" moeten wij beschouwen als
de Marsch en de Rijn is onbetwist de
Lede geweest.
Nog hebben wij een Lekskesveer en
de Lek bestond als nevenstroom vanaf
Wijk bij Duurstede naar zee reeds voor
855. Er is geen sprake van het graven
van de Lek! Altijd een riviertje ge
weest!
voogd en werd spottend „de zwijgen
de schout" genoemd.
Die van de bisschop was de spreken
de schout en zo werd in 1486 ridder Jo-
han Frijsse van Oolre uit de stad Rhe
nen in die functie namens de Stichtse
landsheer aangesteld.! Over het einde
loze geharrewar over die grensscheiding
meer in een volgend artikel.
Zo was dan in de middeleeuwen een
merkwaardige toestand ontstaan in
een geografisch sinds het begin van de
dertiende eeuw een eenheid vormend
gebied. Lede bezat wat genoemd zou
kunnen worden een eigen slót, het huis
ter Lede, in later tijd de zetel van de
drosten die de heerlijkheden die ressor
teerden onder het graafschap Culem
borg in naam van de graaf bestuurden.
Oudewaard had in feite geen kasteel,
al zat de omgrachte boerdij den Oord
ten oosten van Kesteren aan de Oude
Rijn gelegen, oorspronkelijk wel ver
sterkt geweest zijn. Het huis bezat
evenwel geen riddermatigheid.
Een bijzonderheid is dat Oudewaard
geschreven werd een bannerij te zijn
geweest. Persoonlijk is mij dat niet dui
delijk, want dit was toch een onbeteke
nend gebiedje. Zo'n baner- of baander
heer was geheel onafhankelijk van de
landsheer en had' zelf leen- en dienst
mannen die onder zijn eigen banier
streden. Wjj spreken van iemand die
het nogal hoog in de pit heeft nog wel
als van banjerheer of banjer!
In ider geval noemden de graven van
Culemborg zich naar de heerlijkheid
Oudewaard bannerheren. Tijdens het
landreces van 1593 werd de graaf van
Culemborg evenwel verboden zich met
deze titel nog langer te tooien. Wel be
hield de graaf vanwege het hoge ambt
het recht van" vooraanzitting bij de ver
gaderingen.
Dat Lede steeds als eerste genoemd
werd blijkt te komen door het feit dat
deze heerlijkheid een leen van het Fur-
stendom Gelre was. Het richterambt zo
wel als dat van de secretaris was steeds
voor Lede en Oudewaard en Lienden in
één hand. Ook hier ging Lede steeds
voor. Bovendien was deze richter (ook
scholtus of schout genaamd) dezelfde
functie toebedeeld in de Marsch.
Wij zagen reeds dat in dat geval ge
sproken werd van „zwijgende" schout.
Deze rechten, alsmede de status van het
gericht te Kesteren, dat een hoofd-
rechtbank onder de naam Claringsbank
was, alsmede alle gerechten en maal-
schappen (gerechten van tweede aanleg)
in de Neder-Betuwe en de Tielerwaard
met inbegrip van die van de graaf
schappen Buren en Culemborg gingen
teniet toen in Tiel een kantongerecht
werd ingesteld. Het omslachtige van de
rechtspraak gedurende de Republiek
werd nader geconsolideerd.
Wij noemden reeds de herenbehuizing
den Oord. Deze zeer oude behuizing lag
evenals de Dollenburg aan de Oude
Rijn. Ter Lede evenwel lag aan een nog
oudere rivierloop, De Lede, waaruit
blijkt dat men zijn bezittingen bij voor
keur aan waterlopen bouwde.
Den Oord bezat zelfs een haventje,
zodat het aangenomen kan worden dat
er ook een spijker, een opslagplaats
dus, gevestigd was. Minder bekend is
dat lang geleden tussen de spees in de
heerlijkheid Oudewaarden en de Blaau-
we Camersche Weerd" aan de Stichtse
zijde een voetveer onderhouden werd.
Dit raakte uiteraard geheel in onge-
bruik toen het Opheusdense veer ging
varen.
Bij de Spees bevond zich bovendien
een tol met herberg. Ook deze tol
verdween van het toneel. Ze moet in
de 18e eeuw nog in functie zijn ge
weest. Aan beide zijden van de Rijn
zijn nog rudimenten van de toegangs
wegen naar het voetveer aanwezig.
Op de hoge oeverwal van de Rijn aan
de Utrechtse zijde staat altijd nog het
uit de middeleeuwen daterende spij
ker naast de woning van de familie
Klaassen.
Bijzonder is dat deze grote schuur
een wolfsdak heeft zoals dat bekend Is
uit de Tielerwaard. Dit is dan tevens
het meest westelijke specimen en voor
Utrecht het enige voorbeeld.
Bij de spees brak op 5 maart 1781 en
5 maart 1855 de Marschdijk door en ge
raakte de gehele polder korte tijd onder
water. De watermolen in de Marsch
zorgde bij de laatste doorbraak voor
snelle afvoer van het water na dichting
van het dijkgat. De herenbehuizing den
Oord liep bij de laatste overstroming
veel schade op door geweldige ijsschot-
sen die bij het ontstane wiel binnenge-
dreven waren.
Men is in 1864 na aanvankelijk her
stel tot sloping overgegaan. In 1814
hadden Maurits Dreijer en Gijsbert van
Versendaal de heerlijkheden Lede en
Oudewaard met de Leedschen bouwhof
en huize den Oord gekocht. Van Ver
sendaal kreeg Lede toegewezen terwijl
Dreijer op huize den Oord in Oude
waard ging wonén waar hij omstreeks
1820 overleed.
Zijn kleinzoons erfden het goed,
waarvan Jacobus Marinus Bronkhuizen
op den Oord overleed, het huis met alle
toebehoren in 1863 nalatende aan zijn
mi-lie Zaajer-Budding. Het volksver
haal wil dat dit het koetshuis van
huize den Oord geweest is. -Dit volkse
gegeven is niet te verifiëren omdat
Oudewaard een allodicele heerlijk
heid geweest is. Er zijn geen leenach-
ten van bekend. De heer/graven van
Culemborg waren heer en meester
van alle heerlijkheden en gerechten
uitgezonderd over 't commanderij-
goed Ingen langs de Rijn tot Op
heusden toe.
Als Oranjegezinde machtsliefhebbers
hebben zij vanaf Floris graaf van Pal-
landt en Culemborg grote invloed ge
had op de reformatie van deze heer
lijkheden. Opheusden evenwel viel on
der het directe beheer van de hertogen
en keizer Karei V en later de Staten
van Gelderland, waardoor de reforma
tie daarop last van de Statenvergade
ring geforceer^ werd.
Wij wezen al op de status van Oude
waard als zijnde een bannerij! Ver in
de eigen geschiedenis van Oudewaard
doordringen zal derhalve geen resultaat
/NA'v>A'v>^>A/SAA/V*/W\/WS/V>A^/VAAAAAAAAA/WWSAAA^WAAAA/V^\AAAAAiA^A^SAA/SAA^^A/VW\/
neef Jacques Bronkhuizen die evenwel
direct doorverkocht aan Jhr. P. A. Reu-
chelin te Tiel, die tot slechting overging
en op dezelfde plaats een nieuwe hof-,
stede liet bouwen. De erven van de
laatste waren op het einde van de vori
ge eeuw nog steeds in het bezit ervan.
Aan de Oude Rijnbandijk staat een
zéér oud 'huis, bewoond door de fa-
Op dit in de zeventiende eeuw
gebouwde kasteel Wolfswaard
woonde heer Walraven Pieck van
Wolfswaert. Dit is één van de won
derlijkste naamgevingen geweest.
Heer van Wolfswaard bij Op
heusden werd het geslacht Pieck
eerst na koop van de heerlijkheid.
Het woonde te Beesd in de West-
Betuwe. Toen daar een imposant
huis gebouwd werd noemde de
heer van Wolfswaard het eenvou
dig naar zijn bezitting bij Opheus
den. Maar in feite lag het eigenlij
ke kasteel dat bij Wolfswaard
hoorde mijlenver verwijderd van
de plek waar het moest staan.
Door aanhuwelijking werden de
Pieck's zelfs heren van IJzen-
doorn! Ze waren rijk en dat bete
kende in onze gewesteH méér dan
uit de oude ridderschap te stam-
Het in bedoelde giftbrief aangeduide
eiland Marsch bleef na de verlegging
van de stroom Stichts gebied. Er
werd over en weer wat toegegeven en
zo kreeg de graaf Hertog van Gelre
het recht daar een substituutschout
aan te stellen. Maar functioneel was
deze niet meer dan een toeziend
opleveren. Al vroeg was het bezit van
de heer/graven van Culemborg.
Het bedoelde huis aan de Oude Rijn
bandijk is in ieder geval van respecta
bele ouderdom. Onderzoek wees- uit dat
er veel aan verbouwd is, maar een
scheefgetrokken binnenmuur en ook
delen van de buitenmuur zijn van
„kloostermoppen" opgetrokken en er
zijn nog kluiskelders aanwezig.
Nu sluit ik niet uit dat dit huis ver
bonden geweest is met den Oord. Het
dateert minstens uit de 14e a 15e eeuw
en zo dit het geval is wordt er de ou
derdom van den Oord mede door be
paald. Wij moeten evenwel bedenken
dat dit huis in feite binnen het voor
malige schoutendom Kesteren ligt!
Binnen het territorium van de ge
meente Kesteren ligt nóg een oude
heerlijkheid: Wolfswaard. Een hoogst
merkwaardig geval overigens. Nog in
1959 behoorde Kesteren tot de wei
nige plaatsen in ons land die geen eigen
wapen hadden. Nu kan men in onze da
gen de schouders ophalen over zo'n ge
mis. Toch betekent zo'n wapen wel iets.
Het verleent iets eigens, iets autonooms
aan de gesloten gemeenschappen die
stad en dorp vormen.
Bij de vaststelling van de gemeente
grenzen is men wel eens onbedacht te
werk gegaan. Neem b.v. de gemeente
Heteren. Het puur gereformeerde
dorp Randwijk plakte men aan het
overwegend roomse Heteren. Dat dit
politiek bekeken vreemde toestanden
opwierp ligt voor de hand. Maar daar
over hebben de kerkdorpen Kesteren en
Opheusden, alsmede de aan de gemeen
te Kesteren toegevoegde heerlijkheden
Lede en Oudewaard en het oostelijke
deel van Wolfswaard geen klagen.
Het wapen van Kesteren heeft enige
componenten die nauw met de historie
verbonden zijn. Veelal grijpt het ge
meentewapen terug op een bestaand
wapen, al sprong men daar soms naar
willekeur mede om. Ook andere objec
ten, als b.v. de patroonheilige van de
kerk, dienden wel als wapenfiguur.
Onze zuidelijke gemeentewapens we
melen daarvan.
Met Kesteren was dat zéér moeilijk.
Kesteren en Opheusden zijn nooit heer
lijkheden geweest. De toegevoegde
heerlijkheden hadden geen eigen wa
pen. Men zette zich bi'j de Hoge Raad
van Adel aan het studeren en vond er
wat op.
In wezen niet gek, maar wél een
beetje vreemd. Wij wezen al eens op de
zwaan in het kwartier Lede (en Oude
waard!) waarvoor de zwaan uit de my-
he over Leda benut werd.
Zinvol is het eerste kwartier met de
lubbele schenknap die het aan de voor-
nalige Schenkhof tussen Kesteren en
Opheusden gelegen, schenkambt aan
het hof van de hertogen van Gelre ver
beeldt. Ook het vierde kwartier met de
Gelderse dubbelstaartige leeuw - Kes
teren en Opheusden werden steeds door
de hertog zélf bestuurd! - van goud op
een veld van blauw (azuur) is ten volle
verantwoord.
Afgezien dat van die zwaan, die in
feite de Romeinse god Jupiter voorstelt
die zich veranderde in een zwaan om
naar het lieftallige godinnetje Leda op
vrijersvoeten te gaan, is óók de rode
wolfskop op de plaats die Wolfswaard
verbeeldt (3e kwartier) wél representa
tief in dit wapen.
Het is een misvatting te denken dat
de wolfskop het oude heerlijkheidswa
pen is geweest. Hier hebben wij van
doen met een echt „sprekend" wapen,
speciaal voor dit geval bedacht. Een in
teressant onderdeel van het wapen dus,
deze wolfskop, die een herinnering wil
zijn aan de verdwenen heerlijkheid
Ter hoogte van Wageningen lag dan
eertijds een waard (uiterwaard) die de
naam Wolfswaard droeg. Merkwaardig
genoeg werd deze opgedeeld in twee
stukken. Mogelijk heeft hier óók de
Rijn in een ver verleden zuidelijker ge
stroomd. De huidige Rijn droeg, naar
wij reeds zagen de naam Lek (Lexes-
veer!) en zal als nevenstroom vóór
langs Wageningen gestroomd hebben.
In de vroege middeleeuwen hebben
de stromen zich voor het laatst verlegd.
Sinds 1817 behoort het noordelijke deel
bij Wageningen; het zuidelijke werd
nadien bij de gemeente Kesteren ge
voegd.
Een blik op de gemeentegrenzen ver
toont ten oosten van Opheusden een
vreemd verloop. Het deel dat tot de ge
meente Kesteren behoort is als een
stukje van een legpuzzel ingevoegd.
Onbegrijpelijk en echt iets voor die
tijd.
Aanvankelijk was Wolfswaard in
haar geheel een „borchleen ter Horst"
en als zodanig een leen van de Utrecht
se bisschoppen. Onder de „borchluden"
staat in 1382 Herman van Keppel ver
meld en wordt Wolfswaard omschreven
als „Des Wulvesweert mitten dag-
helix gherechte ende tiende als als die
beleghen siin in Bethuwe opten Rijn in
den kerspel van Waghening-
hen". Twee jaar later staat Wolfs
waard vermeld als „hebbende de hoghe
jurisdictie", waarna het gebied als hoge
heerlijkheid bleef bestaan. Uit deze
leenakte blijkt dat eens dit gehele uiter-
waardengebied één geheel uitmaakte en
geheel zelfstandig was.
Er was dus verbondenheid met het
bisschoppelijk slot ter Horst in het
buurschap Achterberg bij Rhenen. De
bezetting van dit machtige kasteel be
stond o.m. uit Borchluden en in dit ge
val dienden Geldersmannen dus de
Utrechtse bisschoppen. Raar... maar
waar!
Deze hand- en spandiensten aan de
bisschop zagen zij dan ook beloond met
'oorchlenen die op de duur zelfs een er
felijk karakter kregen. Deze verbinte
nis raakte op de achtergrond toen in
1528 de rechtsstaat Utrecht aan keizer
Karei V kwam en Karei van Egmond
als hertog van Gelre het zwijgen werd
opgelegd.
Merkwaardig genoeg was er toch een
scheiding ontstaan bij de uitoefening
van de rechterlijke macht. De heren
van Wolfswaard blijken in 1948 nog
uitsluitend de hoge jurisdictie te heb
ben. In de loop der jaren was het zo ge
worden dat het Schependom Wagenin
gen, met erkenning van het Hof van
Gelderland, er de lage jurisdictie uitoe
fende, de kleinere delicten dus berecht
te. Kesteren zéker niet en Opheusden
evenmin hadden iets met Wolfswaard
te maken. Kerkelijk behoorde Wolfs
waard, naar uit de leenakte blijkt tot
het kerspel Wageningen.
De bestuurszetel van de heerlijk
heid Oudewaard was eeuwenlang
het slot ter Lede. Dit eertijds
machtige kasteel is er niet van los
te denken. Eerst in 1814 kwam
daarin verandering en werd Mau
rits Dreijer als heer van Oude
waard bewoner van het eertijds
zéér zeker versterkte huis den
Oord. De verlande grachten er
van zijn nog te zien en vooral ook
de Oude Rijnstrang die in feite ook
deel van de omgrachting uitmaak
te. Evenals bij de Dollenburg on
der Lienden. Er is zelfs tussen Dol
lenburg en den Oord enige over
eenkomst geweest. In beide geval
len lag aan de Oude Rijn daar een
schoor" of aanlegsteiger. De ou
deren te Kesteren kennen dat nog
als Kermishaven! Ter Lede bezat
geen eigen haventje. Na de souve-
reiniteit van de Verenigde Neder
landen en de telkens veranderende
gemeentegrenzen waarbij het ene
dorp nu eens bij dat, en dat dorp
later weer bij een ander geplakt
werd, werden de heerlijkheden op
geheven nadat de rechtspraak ge
centraliseerd was. Lede en Oude
waard werden deel van de ge
meente Kesteren waardoor Keste
ren eerst aan de Rijn ging gren
zen! Let wel! Het lag al aan een
Rijn, aan ,,de Oude" wel te ver
staan. Maar je kon er sinds de
Middeleeuwen al niet meer per
schip komen.
het recht om in de buurt van de rosnio
den van Opheusden een galg op te rich
ten. En zo gebeurde dat ook in 1645 en
dat nam het Schependom Wageningen
niet. Op 6 november van dat jaar ging
de gehele magistraat van Wageningen
naar Wolfswaard, liet de roodgeschil
derde galg omhakken en in de Rijn
werpen.
Het beruchte „halsrecht" van de Vrij
heer had trouwens weinig om het lijf.
Van slechts één van deze Vrijheren is
bekend dat hij een geding in berechting
genomen had. Dat was heer Walraven
Pieck (1539), die een wederslag (dood
slag) „met den koord" liet berechten.
Wat moet dat een gezicht geweest zijn.
De gehangene behoorde trouwens nie:
tot de borchluden. Met het geslacht
Pieck (ook als heren van IJzendoorn
bekend) was nog iets gaande. Het
woonde te Beesd op een kasteel dat ze
naar deze heerlijkheid het Huys Wolfs
waert gedoopt hadden.
Die bloedrode galg aan de Betuwse
zijde zal voor Driehuizen (genoemd
naar de drie hofsteden aan de Betuwse
zijde, terwijl aan de Wageningense zij
de Wolfswaard Vijfhuizen genpemd
werd), voor Driehuizen, dus, niet veel te
betekenen gehad hebben. Moeten wij
die galg soms beschouwen als een pla
gerijtje van het adres van de (Op)Heus-
denaars? 't Kan! Als troost gold even
wel de wetenschap dat zij er tenminste
nooit aan zouden bengelen, omdat zij
onder de directe bescherming van de
landsheer en later het Hof van Gelder
land stonden. Nu rest nog die rode
wolfskop. Dit is dan de enige „bloede
rige" herinnering aan een toestand die
voorgoed voorbij is.
alle bekende merken
occasions en nieuw
vanaf 895.—
INRI*.
FINANCIERING
Een eigen gericht bezat Wolfswaard
dan ook niet. Waarom zou men? Er la
gen zegge en schrijve drie hofsteden aan
de „Betuwse" zijde! Het zou een aan
fluiting van de rechtspraak geweest zijn
Een van die „borchluden" zou als
schout gefungeerd moeten hebben en
de andere twee als schepenen of ge-
richtslieden. Daarom wendden zij zich,
als het om een rechtspraak ging, tot de
richter van de stad Wageningen.
Toch bezat de heer van Wolfswaard
SHOWROOMS:
Pr BERNHARDLQQN 2
KERKEWÜK 31 - V'DflRL
TEL.O 8385 11083 f1322
MR 6 UUR TEL10733*11209
LEERSUM De VVD-afdeling ir
Leersum heeft de kandidatenlijst voor
de gemeenteraadsverkiezingen bekend
gemaakt." De naam van het huidige
raadslid H. Slijkhuis komt daarop niei
voor, zoals in De Vallei al eerder werd
gemeld. Lijsttrekker is heer J. F. Be
nink, die ook nu al raadslid is. De ove
rige kandidaten zijn: 2. mevr. H. Kop-
Frieling; 3. H. W. de Jeu jr. ;mej. G
Heykoop; 5. J. Hidding; 6. dr. K. Reits-
ma; 7. P. A. Reuvekamp.