Oiulemui rd en Wolfswaard Technical iiiaijuiniiuuuiuiiiiuiiii Oude Rijn Sloop door Adriaan P. de Kleuver Eiland Kloostermoppen Schenknap hoersnakk i Borchleen Galg VVD Leersum presenteert kandidaten ELEKTRONISCHE ORGELS DINSDAG 10 FCÖ.X /ak! ,;/J ^AA^AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA/WSAAA*NAAAAAAA/SAAAAA^^AAAA^a\A^A^AAA#V^ Langs de Rijn lagen in vroeger eeuwen aan de Gelderse zjjde een aantal heerlijkheden die als het ware fungeerden als bumpers tegen de Stichtse expansie. Over en weer bestookte men elkaar en zo'n heerlijkheid was te beschouwen als de kleinste eenheid in een graafschap, hertogdom of bisdom. De heren waren overwegend leenman en dat bepaalde hun aandeel in het grote geheel. Zij waren de dienstplichtigen in vroeger jaren. Dat verdween allemaal van het toneel toen ons land een koninkrijk werd, het Koninkrijk der Nederlanden met een Staten Generaal, Provinciale Staten en Gemeenten. De oude heerlijkheden gingen op in de gemeenten, werden veelal tot een grotere eenheid bijeengevoegd en dit is aanvankelijk met de nodige barens weeën gepaard gegaan. De Marsch bij Lienden b.v. was een heerlijkheid, een tweeherige zelfs, die op de Gelderse zijde lag maar tot het territorium van het Stichtse Rhenen behoorde. Eerst kwam het souvereine koninkrijk tot stand en toen eerst werd de Rijn de grens tussen Gelderland en Utrecht. Napoleon had dat al voor elkaar, maar men haalde in 1813 meteen een streep door diens rekening en herstelde de oude statengrenzen. ■Ma 4 v 88 VOORNAAM HUIS LEEFT VOORT IN WAPEN VAN GEMEENTE RESTEREN Het Polderdistrict Marsch, Lede en Oudewaard werd in 1838 in het leven geroepen. Voordien werden de Betuwse waterschapsbelangen grotendeels door de heer, ih dit geval de kopers van deze heerlijkheden, behartigd in samenwer king met de al eeuwen bestaande Lingestoel. Het polderbe stuur werd aansprakelijk voor de waterhuishouding in dit gehele, door de dijken langs de huidige Rijn en de Oude Rijn omsloten gebied. Dit kwam tot stand door enige ruilingen van grondge bied tussen de Staten van Gelderland en Utrecht. De Marsch was definitief Gelders geworden en ressorteerde voortaan onder de gemeente Lienden. De oude heerlijk- heidsgrens tussen Marsch en Lede bleef evenwel als ge meentegrens tussen Resteren en Lienden gehandhaafd: de Lede! De Marsch strekt zich langs de Rijn nog oostwaarts van de Rijnbrug uit tot waar de Lede of Leigraaf dicht bij de Rijn komt. Zuidelijk daarvan liggen dan de voormalige heerlijkheden Lede en Oudewaard. Dit gebied wordt naar het zuiden begrensd door de Oude Rijnstrang. Dat oude, voor ons wat vreemde grensverloop tussen Gelderland en Utrecht bracht uiteraard soms ernstige verwikkelingen met zich mede, want Gelre en Sticht waren souvereine sta ten. De graaf hertog van Gelre was een machtig heer, hoog geklommen op de adellijke ranglijst en buurman de bis schop was meer landsheer dan zieleher- der. Nóg ingewikkelder was het. Die bisschoppen van Utrecht hadden op kerkelijk gebied in bijna geheel Gelre volledige zeggenschap. De ridderschappen en de gewone man, de stedelingen en de geestelijk heid, zij allen bemerkten het wel als het onderling niet zo best boterde. Die grote heren achtten het aan hun stan ding verplicht zo nu en dan een oorlog je te ontketenen. Het liep wel eens uit de hand. En dan was het zaak de „he ren" op hun hand te hebben, want dat waren door hun leenmanschap de dienstplichtigen van toen. Wij behandelden al eerder de machti ge kastelen Dollenburg in de Marsch en ter Lede. Naast de halve heerlijkheid Marsch en de heerlijkheden Lede en Oudewaard lag in dit gebied nóg een heerlijkheid: Wolfswaard. Het is nu dat wij wat meer aandacht willen besteden aan Oudewaard en Wolfswaard. Voor opgesteld dat de geschiedenis van Ou dewaard zo goed als geheel parallel loop met Lede. Kesteren en Opheusden lagen aan vankelijk aan de Rijn, aan de Oude Rijn dus. Ook Lienden! Wij moeten ons dus een zeer oude toestand voor ogen stellen. De recente toestand is ontstaan nadat deze Oude Rijn bij de spees on der Opheusden en Verhuizen bij Lien den werd afgedamd en een nog onbete kenende watergang die voor de stad Rhenen stroomde ca 1220 tot hoofd stroom gepromoveerd werd. Talrijke overstromingen maakten het onmogelijk het gebied tussen Remmer den en de Grebbe en de voormalige Oude Rijn te betreden. Méér Rijnlopen doorsneden dit gebied' (de Lede of Lei- graaf is er ook één van) en men meent dat Rhenen het meervoud van Rijn is; een gebied dat bedekt was met moeras bossen en verraderlijke poelen. Het gehele „eiland" beslaat ca. 1000 hectaren. Nu liggen daar de landerijen van ingezetenen uit Opheusden, Keste ren en Lienden en het bleef tot de dag van vandaag een dunbevolkt gebied. Nog in 1772 was de Marsch 674 morgen groot en behoorde tot het gebied van de stad Rhenen met 24 woningen. Hoe treffend is overigens de verbonden heid van de heerlijkheden Lede en Ou dewaard daar vastgelegd in de naam van een moderne camping. De giftbrief van 855 ten behoeve van de Eiland Sint-Maartenskerk te Utrecht laat ons voor wat de huidige Rijn be treft, toen dus een nevenstroom, niet in het onzekere. Ze droeg de naam Lek, waar er sprake is van „et insulam (het eiland tussen) Rhenunum en Leckiam". Dit „eiland" moeten wij beschouwen als de Marsch en de Rijn is onbetwist de Lede geweest. Nog hebben wij een Lekskesveer en de Lek bestond als nevenstroom vanaf Wijk bij Duurstede naar zee reeds voor 855. Er is geen sprake van het graven van de Lek! Altijd een riviertje ge weest! voogd en werd spottend „de zwijgen de schout" genoemd. Die van de bisschop was de spreken de schout en zo werd in 1486 ridder Jo- han Frijsse van Oolre uit de stad Rhe nen in die functie namens de Stichtse landsheer aangesteld.! Over het einde loze geharrewar over die grensscheiding meer in een volgend artikel. Zo was dan in de middeleeuwen een merkwaardige toestand ontstaan in een geografisch sinds het begin van de dertiende eeuw een eenheid vormend gebied. Lede bezat wat genoemd zou kunnen worden een eigen slót, het huis ter Lede, in later tijd de zetel van de drosten die de heerlijkheden die ressor teerden onder het graafschap Culem borg in naam van de graaf bestuurden. Oudewaard had in feite geen kasteel, al zat de omgrachte boerdij den Oord ten oosten van Kesteren aan de Oude Rijn gelegen, oorspronkelijk wel ver sterkt geweest zijn. Het huis bezat evenwel geen riddermatigheid. Een bijzonderheid is dat Oudewaard geschreven werd een bannerij te zijn geweest. Persoonlijk is mij dat niet dui delijk, want dit was toch een onbeteke nend gebiedje. Zo'n baner- of baander heer was geheel onafhankelijk van de landsheer en had' zelf leen- en dienst mannen die onder zijn eigen banier streden. Wjj spreken van iemand die het nogal hoog in de pit heeft nog wel als van banjerheer of banjer! In ider geval noemden de graven van Culemborg zich naar de heerlijkheid Oudewaard bannerheren. Tijdens het landreces van 1593 werd de graaf van Culemborg evenwel verboden zich met deze titel nog langer te tooien. Wel be hield de graaf vanwege het hoge ambt het recht van" vooraanzitting bij de ver gaderingen. Dat Lede steeds als eerste genoemd werd blijkt te komen door het feit dat deze heerlijkheid een leen van het Fur- stendom Gelre was. Het richterambt zo wel als dat van de secretaris was steeds voor Lede en Oudewaard en Lienden in één hand. Ook hier ging Lede steeds voor. Bovendien was deze richter (ook scholtus of schout genaamd) dezelfde functie toebedeeld in de Marsch. Wij zagen reeds dat in dat geval ge sproken werd van „zwijgende" schout. Deze rechten, alsmede de status van het gericht te Kesteren, dat een hoofd- rechtbank onder de naam Claringsbank was, alsmede alle gerechten en maal- schappen (gerechten van tweede aanleg) in de Neder-Betuwe en de Tielerwaard met inbegrip van die van de graaf schappen Buren en Culemborg gingen teniet toen in Tiel een kantongerecht werd ingesteld. Het omslachtige van de rechtspraak gedurende de Republiek werd nader geconsolideerd. Wij noemden reeds de herenbehuizing den Oord. Deze zeer oude behuizing lag evenals de Dollenburg aan de Oude Rijn. Ter Lede evenwel lag aan een nog oudere rivierloop, De Lede, waaruit blijkt dat men zijn bezittingen bij voor keur aan waterlopen bouwde. Den Oord bezat zelfs een haventje, zodat het aangenomen kan worden dat er ook een spijker, een opslagplaats dus, gevestigd was. Minder bekend is dat lang geleden tussen de spees in de heerlijkheid Oudewaarden en de Blaau- we Camersche Weerd" aan de Stichtse zijde een voetveer onderhouden werd. Dit raakte uiteraard geheel in onge- bruik toen het Opheusdense veer ging varen. Bij de Spees bevond zich bovendien een tol met herberg. Ook deze tol verdween van het toneel. Ze moet in de 18e eeuw nog in functie zijn ge weest. Aan beide zijden van de Rijn zijn nog rudimenten van de toegangs wegen naar het voetveer aanwezig. Op de hoge oeverwal van de Rijn aan de Utrechtse zijde staat altijd nog het uit de middeleeuwen daterende spij ker naast de woning van de familie Klaassen. Bijzonder is dat deze grote schuur een wolfsdak heeft zoals dat bekend Is uit de Tielerwaard. Dit is dan tevens het meest westelijke specimen en voor Utrecht het enige voorbeeld. Bij de spees brak op 5 maart 1781 en 5 maart 1855 de Marschdijk door en ge raakte de gehele polder korte tijd onder water. De watermolen in de Marsch zorgde bij de laatste doorbraak voor snelle afvoer van het water na dichting van het dijkgat. De herenbehuizing den Oord liep bij de laatste overstroming veel schade op door geweldige ijsschot- sen die bij het ontstane wiel binnenge- dreven waren. Men is in 1864 na aanvankelijk her stel tot sloping overgegaan. In 1814 hadden Maurits Dreijer en Gijsbert van Versendaal de heerlijkheden Lede en Oudewaard met de Leedschen bouwhof en huize den Oord gekocht. Van Ver sendaal kreeg Lede toegewezen terwijl Dreijer op huize den Oord in Oude waard ging wonén waar hij omstreeks 1820 overleed. Zijn kleinzoons erfden het goed, waarvan Jacobus Marinus Bronkhuizen op den Oord overleed, het huis met alle toebehoren in 1863 nalatende aan zijn mi-lie Zaajer-Budding. Het volksver haal wil dat dit het koetshuis van huize den Oord geweest is. -Dit volkse gegeven is niet te verifiëren omdat Oudewaard een allodicele heerlijk heid geweest is. Er zijn geen leenach- ten van bekend. De heer/graven van Culemborg waren heer en meester van alle heerlijkheden en gerechten uitgezonderd over 't commanderij- goed Ingen langs de Rijn tot Op heusden toe. Als Oranjegezinde machtsliefhebbers hebben zij vanaf Floris graaf van Pal- landt en Culemborg grote invloed ge had op de reformatie van deze heer lijkheden. Opheusden evenwel viel on der het directe beheer van de hertogen en keizer Karei V en later de Staten van Gelderland, waardoor de reforma tie daarop last van de Statenvergade ring geforceer^ werd. Wij wezen al op de status van Oude waard als zijnde een bannerij! Ver in de eigen geschiedenis van Oudewaard doordringen zal derhalve geen resultaat /NA'v>A'v>^>A/SAA/V*/W\/WS/V>A^/VAAAAAAAAA/WWSAAA^WAAAA/V^\AAAAAiA^A^SAA/SAA^^A/VW\/ neef Jacques Bronkhuizen die evenwel direct doorverkocht aan Jhr. P. A. Reu- chelin te Tiel, die tot slechting overging en op dezelfde plaats een nieuwe hof-, stede liet bouwen. De erven van de laatste waren op het einde van de vori ge eeuw nog steeds in het bezit ervan. Aan de Oude Rijnbandijk staat een zéér oud 'huis, bewoond door de fa- Op dit in de zeventiende eeuw gebouwde kasteel Wolfswaard woonde heer Walraven Pieck van Wolfswaert. Dit is één van de won derlijkste naamgevingen geweest. Heer van Wolfswaard bij Op heusden werd het geslacht Pieck eerst na koop van de heerlijkheid. Het woonde te Beesd in de West- Betuwe. Toen daar een imposant huis gebouwd werd noemde de heer van Wolfswaard het eenvou dig naar zijn bezitting bij Opheus den. Maar in feite lag het eigenlij ke kasteel dat bij Wolfswaard hoorde mijlenver verwijderd van de plek waar het moest staan. Door aanhuwelijking werden de Pieck's zelfs heren van IJzen- doorn! Ze waren rijk en dat bete kende in onze gewesteH méér dan uit de oude ridderschap te stam- Het in bedoelde giftbrief aangeduide eiland Marsch bleef na de verlegging van de stroom Stichts gebied. Er werd over en weer wat toegegeven en zo kreeg de graaf Hertog van Gelre het recht daar een substituutschout aan te stellen. Maar functioneel was deze niet meer dan een toeziend opleveren. Al vroeg was het bezit van de heer/graven van Culemborg. Het bedoelde huis aan de Oude Rijn bandijk is in ieder geval van respecta bele ouderdom. Onderzoek wees- uit dat er veel aan verbouwd is, maar een scheefgetrokken binnenmuur en ook delen van de buitenmuur zijn van „kloostermoppen" opgetrokken en er zijn nog kluiskelders aanwezig. Nu sluit ik niet uit dat dit huis ver bonden geweest is met den Oord. Het dateert minstens uit de 14e a 15e eeuw en zo dit het geval is wordt er de ou derdom van den Oord mede door be paald. Wij moeten evenwel bedenken dat dit huis in feite binnen het voor malige schoutendom Kesteren ligt! Binnen het territorium van de ge meente Kesteren ligt nóg een oude heerlijkheid: Wolfswaard. Een hoogst merkwaardig geval overigens. Nog in 1959 behoorde Kesteren tot de wei nige plaatsen in ons land die geen eigen wapen hadden. Nu kan men in onze da gen de schouders ophalen over zo'n ge mis. Toch betekent zo'n wapen wel iets. Het verleent iets eigens, iets autonooms aan de gesloten gemeenschappen die stad en dorp vormen. Bij de vaststelling van de gemeente grenzen is men wel eens onbedacht te werk gegaan. Neem b.v. de gemeente Heteren. Het puur gereformeerde dorp Randwijk plakte men aan het overwegend roomse Heteren. Dat dit politiek bekeken vreemde toestanden opwierp ligt voor de hand. Maar daar over hebben de kerkdorpen Kesteren en Opheusden, alsmede de aan de gemeen te Kesteren toegevoegde heerlijkheden Lede en Oudewaard en het oostelijke deel van Wolfswaard geen klagen. Het wapen van Kesteren heeft enige componenten die nauw met de historie verbonden zijn. Veelal grijpt het ge meentewapen terug op een bestaand wapen, al sprong men daar soms naar willekeur mede om. Ook andere objec ten, als b.v. de patroonheilige van de kerk, dienden wel als wapenfiguur. Onze zuidelijke gemeentewapens we melen daarvan. Met Kesteren was dat zéér moeilijk. Kesteren en Opheusden zijn nooit heer lijkheden geweest. De toegevoegde heerlijkheden hadden geen eigen wa pen. Men zette zich bi'j de Hoge Raad van Adel aan het studeren en vond er wat op. In wezen niet gek, maar wél een beetje vreemd. Wij wezen al eens op de zwaan in het kwartier Lede (en Oude waard!) waarvoor de zwaan uit de my- he over Leda benut werd. Zinvol is het eerste kwartier met de lubbele schenknap die het aan de voor- nalige Schenkhof tussen Kesteren en Opheusden gelegen, schenkambt aan het hof van de hertogen van Gelre ver beeldt. Ook het vierde kwartier met de Gelderse dubbelstaartige leeuw - Kes teren en Opheusden werden steeds door de hertog zélf bestuurd! - van goud op een veld van blauw (azuur) is ten volle verantwoord. Afgezien dat van die zwaan, die in feite de Romeinse god Jupiter voorstelt die zich veranderde in een zwaan om naar het lieftallige godinnetje Leda op vrijersvoeten te gaan, is óók de rode wolfskop op de plaats die Wolfswaard verbeeldt (3e kwartier) wél representa tief in dit wapen. Het is een misvatting te denken dat de wolfskop het oude heerlijkheidswa pen is geweest. Hier hebben wij van doen met een echt „sprekend" wapen, speciaal voor dit geval bedacht. Een in teressant onderdeel van het wapen dus, deze wolfskop, die een herinnering wil zijn aan de verdwenen heerlijkheid Ter hoogte van Wageningen lag dan eertijds een waard (uiterwaard) die de naam Wolfswaard droeg. Merkwaardig genoeg werd deze opgedeeld in twee stukken. Mogelijk heeft hier óók de Rijn in een ver verleden zuidelijker ge stroomd. De huidige Rijn droeg, naar wij reeds zagen de naam Lek (Lexes- veer!) en zal als nevenstroom vóór langs Wageningen gestroomd hebben. In de vroege middeleeuwen hebben de stromen zich voor het laatst verlegd. Sinds 1817 behoort het noordelijke deel bij Wageningen; het zuidelijke werd nadien bij de gemeente Kesteren ge voegd. Een blik op de gemeentegrenzen ver toont ten oosten van Opheusden een vreemd verloop. Het deel dat tot de ge meente Kesteren behoort is als een stukje van een legpuzzel ingevoegd. Onbegrijpelijk en echt iets voor die tijd. Aanvankelijk was Wolfswaard in haar geheel een „borchleen ter Horst" en als zodanig een leen van de Utrecht se bisschoppen. Onder de „borchluden" staat in 1382 Herman van Keppel ver meld en wordt Wolfswaard omschreven als „Des Wulvesweert mitten dag- helix gherechte ende tiende als als die beleghen siin in Bethuwe opten Rijn in den kerspel van Waghening- hen". Twee jaar later staat Wolfs waard vermeld als „hebbende de hoghe jurisdictie", waarna het gebied als hoge heerlijkheid bleef bestaan. Uit deze leenakte blijkt dat eens dit gehele uiter- waardengebied één geheel uitmaakte en geheel zelfstandig was. Er was dus verbondenheid met het bisschoppelijk slot ter Horst in het buurschap Achterberg bij Rhenen. De bezetting van dit machtige kasteel be stond o.m. uit Borchluden en in dit ge val dienden Geldersmannen dus de Utrechtse bisschoppen. Raar... maar waar! Deze hand- en spandiensten aan de bisschop zagen zij dan ook beloond met 'oorchlenen die op de duur zelfs een er felijk karakter kregen. Deze verbinte nis raakte op de achtergrond toen in 1528 de rechtsstaat Utrecht aan keizer Karei V kwam en Karei van Egmond als hertog van Gelre het zwijgen werd opgelegd. Merkwaardig genoeg was er toch een scheiding ontstaan bij de uitoefening van de rechterlijke macht. De heren van Wolfswaard blijken in 1948 nog uitsluitend de hoge jurisdictie te heb ben. In de loop der jaren was het zo ge worden dat het Schependom Wagenin gen, met erkenning van het Hof van Gelderland, er de lage jurisdictie uitoe fende, de kleinere delicten dus berecht te. Kesteren zéker niet en Opheusden evenmin hadden iets met Wolfswaard te maken. Kerkelijk behoorde Wolfs waard, naar uit de leenakte blijkt tot het kerspel Wageningen. De bestuurszetel van de heerlijk heid Oudewaard was eeuwenlang het slot ter Lede. Dit eertijds machtige kasteel is er niet van los te denken. Eerst in 1814 kwam daarin verandering en werd Mau rits Dreijer als heer van Oude waard bewoner van het eertijds zéér zeker versterkte huis den Oord. De verlande grachten er van zijn nog te zien en vooral ook de Oude Rijnstrang die in feite ook deel van de omgrachting uitmaak te. Evenals bij de Dollenburg on der Lienden. Er is zelfs tussen Dol lenburg en den Oord enige over eenkomst geweest. In beide geval len lag aan de Oude Rijn daar een schoor" of aanlegsteiger. De ou deren te Kesteren kennen dat nog als Kermishaven! Ter Lede bezat geen eigen haventje. Na de souve- reiniteit van de Verenigde Neder landen en de telkens veranderende gemeentegrenzen waarbij het ene dorp nu eens bij dat, en dat dorp later weer bij een ander geplakt werd, werden de heerlijkheden op geheven nadat de rechtspraak ge centraliseerd was. Lede en Oude waard werden deel van de ge meente Kesteren waardoor Keste ren eerst aan de Rijn ging gren zen! Let wel! Het lag al aan een Rijn, aan ,,de Oude" wel te ver staan. Maar je kon er sinds de Middeleeuwen al niet meer per schip komen. het recht om in de buurt van de rosnio den van Opheusden een galg op te rich ten. En zo gebeurde dat ook in 1645 en dat nam het Schependom Wageningen niet. Op 6 november van dat jaar ging de gehele magistraat van Wageningen naar Wolfswaard, liet de roodgeschil derde galg omhakken en in de Rijn werpen. Het beruchte „halsrecht" van de Vrij heer had trouwens weinig om het lijf. Van slechts één van deze Vrijheren is bekend dat hij een geding in berechting genomen had. Dat was heer Walraven Pieck (1539), die een wederslag (dood slag) „met den koord" liet berechten. Wat moet dat een gezicht geweest zijn. De gehangene behoorde trouwens nie: tot de borchluden. Met het geslacht Pieck (ook als heren van IJzendoorn bekend) was nog iets gaande. Het woonde te Beesd op een kasteel dat ze naar deze heerlijkheid het Huys Wolfs waert gedoopt hadden. Die bloedrode galg aan de Betuwse zijde zal voor Driehuizen (genoemd naar de drie hofsteden aan de Betuwse zijde, terwijl aan de Wageningense zij de Wolfswaard Vijfhuizen genpemd werd), voor Driehuizen, dus, niet veel te betekenen gehad hebben. Moeten wij die galg soms beschouwen als een pla gerijtje van het adres van de (Op)Heus- denaars? 't Kan! Als troost gold even wel de wetenschap dat zij er tenminste nooit aan zouden bengelen, omdat zij onder de directe bescherming van de landsheer en later het Hof van Gelder land stonden. Nu rest nog die rode wolfskop. Dit is dan de enige „bloede rige" herinnering aan een toestand die voorgoed voorbij is. alle bekende merken occasions en nieuw vanaf 895.— INRI*. FINANCIERING Een eigen gericht bezat Wolfswaard dan ook niet. Waarom zou men? Er la gen zegge en schrijve drie hofsteden aan de „Betuwse" zijde! Het zou een aan fluiting van de rechtspraak geweest zijn Een van die „borchluden" zou als schout gefungeerd moeten hebben en de andere twee als schepenen of ge- richtslieden. Daarom wendden zij zich, als het om een rechtspraak ging, tot de richter van de stad Wageningen. Toch bezat de heer van Wolfswaard SHOWROOMS: Pr BERNHARDLQQN 2 KERKEWÜK 31 - V'DflRL TEL.O 8385 11083 f1322 MR 6 UUR TEL10733*11209 LEERSUM De VVD-afdeling ir Leersum heeft de kandidatenlijst voor de gemeenteraadsverkiezingen bekend gemaakt." De naam van het huidige raadslid H. Slijkhuis komt daarop niei voor, zoals in De Vallei al eerder werd gemeld. Lijsttrekker is heer J. F. Be nink, die ook nu al raadslid is. De ove rige kandidaten zijn: 2. mevr. H. Kop- Frieling; 3. H. W. de Jeu jr. ;mej. G Heykoop; 5. J. Hidding; 6. dr. K. Reits- ma; 7. P. A. Reuvekamp.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 5