Gabriël Smit 60 jaar
GOD,
WOORD,
LIEFDE -
DEZE DRIE...
Zes kerken gaan samen in
oecumenische stichting
U it de
Experiment in Groningse buitenwijk
Het einde
Theologische Hogeschool
kampt met onderbezetting
m
r
Nieuw-Noorddijk
een proefpolder
Afwachten
Vragen
Wachten is op rijkssubsidie
Dr Vorster weer
naar Lanteren
Oorlogsvraagstuk
nog in discussie
Waarom
wordt men
ex-gereformeerd?
Geestelijk leven
Woensdag a.s. wordt Gabriel Smit zestig
jaar.
Voor verreweg de meeste Nederlanders
tfte wel eens van hem gehoord hebben is hij
de dichter van de psalmberijming, die
reeds enkele malen op ruime schaal in
pocketvorm werd verspreid.
Maar evenmin als iedere andere mens
kan men Gabriel Smit In één hokje onder
brengen, één kenmerkend etiketje opplak
ken. Net als iedere andere mens is hij „er
gens" onbegrijpbaar. Dat geldt voor zijn acti
viteiten als journalist van De Volkskrant
(waarin hij al jarenlang regelmatig schrijft
over literatuur, beeldende kunst, muziek, ar
chitectuur, televisie, kerkelijk zaken, toneel,
wijsbegeerte en zelfs voetbal), maar ook en
In nog veel grotere mate voor wat ik dan
maar met een vage, doch veelbegrepen
term zijn diepste wezen zal noemen. (Alsof
vorm en inhoud, uiterlijk en innerlijk, spre
ken en zwijgen bij een voortdurend reflecte
rende, immers dichterlijke, persoonlijkheid
als Gabriel Smit te scheiden zijn!)
Nota bene in zijn bundel „Geboorte"
(1952). die ik persoonlijk zijn beste vind en
die naar mijn mening een aantal van de
meest indringende christelijke gedichten
bevat die ooit in onze taal geschreven zijn
(„Schepping" en „Intervallum". bijvoorbeeld),
relativeert hij die etikettering, ja zelfs zijn
„levensovertuiging", wanneer hij aan het be
gin van zijn vers „In december" stelt: „Ik
ben. zegt men. een katholieke dichter en/
in zo'n geval, zegt men. schrijf je in decem
ber minstens een kerstgedicht".
Die twijfel heeft kennelijk altijd in Gabriel
Smit bestaan (het berijmen van de psalmen
zou daarvan wel eens eerder een bevesti
ging dan een ontkenning kunnen beteke
nen). In zijn jeugd studeerde hij voor oud
katholiek priester, maar later ging hij over
naar de rooms-katholieke kerk. Aanvankelijk
beperkte hij zich daar tot het schrijven van
gedichten, leke-spelen, etc. die geschikt wa
ren voor de erediensten van de rooms-katho-
lieke gemeenschap van die dagen, maar na
de psalmberijming, die hij In de oorlog maak
te. brak hij als Individualistisch dichter pas
goed door, vooral via zijn bundel „Ternau
wernood" uit 1951.
flezer dagen is bij uitgeverij Ambo in zijn
door hem-zelf veelbezongen geboor
testad Utrecht onder de titel „Leven van ge
dichten" een verzameling uit zijn verzen
verschenen. Er komt vrijwel geen enkel vers
in voor uit het rijke roomse leven van voor
de oorlog, vol rozenhoedjes, kaarsen, wie
rook en missen met drie heren. Maar er
komt ook geen enkel vers in voor uit de in
1968 verschenen bundel „Op mijn woord"
(tot dusver zijn laatste), waarin het woord
„God" niet één keer wordt genoemd, omdat
hij, na voor zijn krant het Tweede Vaticaans
Concilie te hebben verslagen, de rooms-ka-
tholieke kerk de rug heeft toegekeerd, blij
kens vooral een interview In de Nieuwe Li
nie met name uit afkeer van het rijke roomse
leven van deze dagen, dat gonst van „hori-
aontale" termen als dialoog, medemenselijk
heid, collegialiteit van de bisschoppen, ge
spreksgroep, enzovoort, enzovoort.
Misschien vindt men dit vreemd van een
van onze grootste christelijke dichters, die
zich in veel van zijn verzen wellicht intenser
met God heeft beziggehouden dan menig
priester of predikant.
Uaar Gabriel Smit is als dichter nooit al
leen maar theoloog, nooit alleen maar
verkondiger van de Openbaring geweest.
Vooral door de invloed van het existentialis
me (zowel dat van een Pascal en een Kier
kegaard als dat van een Jean-Paul Sartre)
heeft hij ook altijd filosofisch tegen die
Openbaring aangekeken. Of liever: gepro
beerd om die Openbaring steeds opnieuw
naar deze wereld toe te halen. Kenmerkend
voor deze houding is, dat een groot deel
van zijn oeuvre is geschreven in de nacht
(waarin hij in stilte bijkwam van de words,
words, words uit zijn journalistieke dagtaak)
en met steeds de onmiddellijke omgeving
(stoel, tafel, bloemen) als uitgangspunt van
zijn gesprekken tot God.
Degenen die bij het lezen van zijn gedich
ten als het ware getuigen zijn geweest van
die boeiende nachtelijke avonturen, hebben
hem op grond daarvan wellicht te zeer be
stempeld als een dichter die uitsluitend met
het woord „God" werkte.
Er zijn twee andere woorden, die bijna
even vaak in zijn poëzie terugkeren: „lief
de" en „woord." In al hun rijkdom en in al
hun ontoereikendheid. Zij getuigen van Smits
individuele liefde tot de vrouw (het christelij
ke liefdesgedicht dat ik ken staat als achtste
sonnet in de reeks „Omschrijvingen van de
liefste" uit de bundel „Ik geloof", In het ver
zamelde werk te vinden op bladzijde 151) en
van zijn meer algemene liefde tot de ande
re individuen en groeperingen die hij In de
wereld ontmoet. (Hij heeft een enorm aantal
vrienden, wat wellicht ook te danken is aan
de hartelijke manier waarop hij met ieder
een converseert. Ik heb hem in de pauze
van een toneelpremière eens gewezen op
iets dat hij diezelfde dag voor de radio had
gezegd en waar ik het volstrekt niet mee
eens was. Ik vergeet nooit de milde, ruim
hartige wijze waarop hij mijn kritiek opving
en beantwoordde). Het woord „woord" ge
tuigt van zijn geobsedeerdheid door de taal
van de meest alledaagse prietpraat tot he*
meest adequate spreken, van zjn worsteling
ook om door zichzelf heen het verlossende
woord te laten spreken.
Dit laatste valt niet alleen op in zijn „chris
telijke" poëzie, maar ook In die van zijn laat
ste bundel „Op mijn woord".
degenen die hem vanwege die bundel
en vanwege zijn terugtrekken uit de
rooms-katholieke kerk het etiketje „onchris
telijk" of (nog erger) „ongelovig" willen op
plakken, dienen wel te bedenken, dat een
dichter die het woord „God" misschien tijde
lijk niet wil of kan noemen, maar zich wel In
tens met de begrippen „liefde" en „woord"
bezighoudt, wel eens meer vanuit de Liefde
en het Woord zou kunnen leven dan hijzelf
en anderen denken.
J. VAN DER KLEM.
Nu nog is Noorddijk een dorpje enkele kilo
meters ten noordoosten van de stad Gronin
gen. Een dorpje zoals er zoveel liggen in Ne
derland: een (hervormde) kerk met wat hui
zen eromheen. Maar en ook dat gebeurt
steeds meer in Nederland over. niet al te
lange tijd zal ook dit dorp geen dorp meer
zijn maar een stadswijk. Een stadswijk van
Groningen waar straks 40.000 mensen zullen
wonen. Spoedig al zal men met de bouw van
vijf- of zesduizend woningen beginnen in
'71 zullen de eerste bewoners zich in Nieuw -
Noorddijk gaan vestigen.
Deze vorming van satelliet-steden schept pro-
blemen. niet in de laatste plaats voor de ker
ken. Problemen van kerkbouw en de daar
voor noodzakelijke financiering. Moet men al
dan niet gaan samen bouwen met andere ker
ken? Hoever moet die samenwerking gaan?
Zie, over deze vragen maakt men zich in de
ze nieuwe Groningse stadswijk geen zorgen
meer. Zes kerken hebben besloten in deze
wijk een interkerkelijke stichting te gaan vor
men die de naam zal dragen: Stichting Oeku-
menische Gemeente Noorddijk. Die zes zijn
de rooms-katholieke kerk, de hervormde
kerk, de gereformeerde gemeente, de doops
gezinde gemeente, de remonstrantse gemeen
te en de Lutherse gemeente. Samen zijn zij
ervan overtuigd dat ook zij in die nieuwe
wijk zich moeten presenteren. Maar niet op
de traditionele manier zij willen op een
experimentele wijze een poging doen om de
kerkelijke verdeeldheid te overwinnen.
Nieuw-Noorddijk wordt dusdoende een
proefpolder!
De eerste vraag die men, het bo
venstaande lezend, zal stellen is
deze waarom een stichting en niet
maar gewoon een oecumenische
gemeente. Ds. W. E. M. Eggink,
de hervormde predikant van
Noordwijk, legt het uit„Wij wil
len geen interkerkelijke gemeente
oprichten, omdat wij niet een apar
te kerkelijke denominatie willen
zijn, die dan weer onder een eigen
nummer bij de overheid zou wor
den ingeschreven. Aan het hoofd
van de stichting komt een stich
tingsbestuur. Iedere deelnemende
kerk mag net zoveel vertegenwoor
digers in dit bestuur aanwijzen als
men wü het maakt niet uit,
want als het op beslissen aankomt
heeft iedere kerk één stem. Maar
het is onze bedoeling dat er aller
lei deskundigen benoemd zullen
worden in dit stichtingsbestuur
een jurist bijvoorbeeld en een
bouwkundige, een econoom enz.
Dat zal dit bestuur bijzonder ef
fectief kunnen maken".
Achter de naam van de stichting
staan op het ogenblik nog de woor
den „in oprichting". Ze is aange
gaan voor vijf jaar en gedurende
die periode mag geen enkele kerk
die meedoet zich terugtrekken. De
partners hebben er zich ook toe
verbonden niet op eigen initiatief
in Noorddijk nog andere activitei
ten te gaan ontplooien. Wel is het
mogelijk dat zij allerlei dingen
zelfstandig doen, maar dan altijd
binnen het kader van de stichting.
Wil men bij voorbeeld voor zijn ei
gen leden een afzonderlijke kerk
dienst houden, dan kan dat. Maar
het is en blijft de bedoeling dat de
stichting zondagmorgens voor de
leden van èlle kerken een dienst
zal houden, of meerdere diensten
als de wijk groter wordt. En in die
diensten zullen in principe ook de
sacramenten kunnen worden be
diend.
Het is wel duidelijk dat men
niets wil forceren. Men wil af
wachten hoe de interkerkelijke
stichting zich zal ontwikkelen.
Misschien is de situatie na vijf
jaar zo dat men inderdaad één ge
meente kan vormen en dat er dan
geen stichting meer nodig zal zijn.
Misschien ook is het beter om de
termijn nog te continueren. En het
zou ook mogelijk zijn dat men het
experiment als mislukt zou moeten
beschouwen en ermee zou moeten
ophouden. „We kunnen niet in de
toekomst zien", zegt ds. W. J. Flei
scher, doopsgezind predikant en
voorzitter van de Raad van Kerken
in Groningen. „We wachten maar
af. Natuurlijk zal deze gemeente
een grote pluriformiteit vertonen
maar wij hopen toch dat er een
sterke uniformiteit zal groeien.
Maar dat willen wij ook echt lèten
groeien. We zullen dan wel zien
wat het wordt".
Er zullen aan de stichting drie
pastores worden verbonden, die
een team moeten vormen. Het zul
len eeft priester en een hervormde
en een gereformeerde predikant
zijn. Men denkt trouwens aan een
uitgebreider team. Zo zouden er bij
voorbeeld ook 'n sociaal werker,
een jeugdleider en een vormings
leider in kunnen worden opgeno
men. Ook bij de pastorale arbeid
wil men niets forceren. Men zal de
nieuwe gemeente dus niet in drie
sectoren verdelen en eidere pastor
een geografisch werkterrein toe
wijzen. Als een rooms-katholiek
liever zijn eigen pastoor op huis
bezoek heeft dan een dominee, dan
is daar geen enkel bezwaar tegen.
Als een gereformeerde graag wil
dat zijn kind door een predikant
van de eigen kerk wordt gedoopt
dan kan dat ook.
„Kunnen er alleen kerken aan
uw stichting meedoen of ook be-
zinningsorganisaties?" hebben we
ds. Eggink gevraagd. „We willen
een gemeente van Jezus Christus
zijn", antwoordt hij. „Dat betekent
dat er geen plaats voor allerlei or
ganisaties kan zijn. Er kunnen dus
alleen kerken meedoen".
Het staat de initiatiefnemers al
wel voor de geest hoe hun nieuwe
stichting zal werken. Er zal een
begeleidingscommissie aangewezen
worden die in voortdurend overleg
met het pastorale team het beleid
bepaalt. Het pastorale team en
deze commissie ontvangen samen
een ruim mandaat van de betrok
ken kerken. Aan deze kerken bren
gen ze ook geregeld verslag uit.
De nieuwe kerken zullen samen
een kerkelijk pastoraal en litur
gisch centrum laten bouwen waar
in ruimte wordt geboden voor de
opbouw van de oecumene. Ook zul
len zie proberen allerlei activiteiten
gezamenlijk te organiseren, zoals
de catechese en het godsdienston
derwijs op de scholen. Maar ook
hier wil men niemand dwingen. Als
een bepaalde kerk de catechese op
wil dragen aan haar eigen predi
kant, dan is dat mogelijk.
Bestaat er geen kans
dat de stichting het meest de
trekken zal vertonen van de
grote kerken? Zullen de kleine
kerken niet het gevaar lopen
hun eigen identiteit te verlie
zen?
„Als de kleine kerken een grote
uitvloed willen hebben, zullen ze
daar zelf voor moeten zorgen",
zegt ds. Fleischer. „Als ze hun bij
drage niet leveren aan de oecume-
nen, is dat hun eigen schuld. Wan
neer ze hun eigen mening de moei
te waard vinden, dan moeten ze
die ook weten te brengen. En ver
der moeten we elkaar vrijheid
gunnen".
Oook als voorzitter van de Raad
van Kerken juicht ds. Fleischer het
plan toe. In een Raad van Kerken
is er altijd de kans dat men vrij
blijvend tegenover elkaar wil
staan, maar ds. Fleischer heeft er
steeds naar gestreefd dat dit in de
Groningse Raad van Kerken niet
het geval zou zijn. Het is echter
duidelijk dat in een gemeente waar
men dagelijks met elkaar moet sa
menleven, de kans op een vrijblij
vende ontmoeting van elkaar klei
ner is dan in een raad waarin men
elkaar af en toe eens ziet en
spreekt.
Denkt u met deze interker
kelijke gemeente ook mensen
te trekken die anders van de
kerk niet wilden weten, maar
die nu zich wel tot de kerk
aangetrokken voelden?
Ds. Eggink: „Ja, ongetwijfeld zul
len er mensen zijn die bij deze ge
meente wél willen behoren. Niet
alleen de buitenkerkelijke moet
zich in de nieuwe gemeenschap
thuisvoelen, evengoed het kerklid
dat tot nog toe gewend was aan zijn
eigen gemeente. Iemand die zich
van buiten in Noorddijk vestigt
moet in de interkerkelijke stichting
ook van zijn eigen kerk zoveel te
rug kunnen vinden dat hij er zich
op zijn gemak voelt".
De pastores van de samenwer
kende kerken hebben verschillende
motieven voor dit plan. Een ervan
is natuurlijk het oecumenisch mo
tief. „Die verdeeldheid om allerlei
redenen die niet relevant zijn, vind
ik afschuwelijk", zegt ds. Fleischer.
In een advies zeggen de pastores
het zo: „Er moge een historische
noodzaak geweest zijn dat verschil
lende christelijke kerken zich te
genover elkaar stelden, in onze tijd
is er juist de omgekeerde behoefte:
gelovige mensen pogen elkander
opnieuw te vinden en willen zich,
ook al komen ze van verschillenden
huize, aan elkaar binden. Zij voe
len dit als een evangelische op
dracht en als een onontkoombare
noodzaak voor de toekomst!"
En Vóór het Paasfeest, INm
Jezus wist, dat Zijn ure geko
men was om uit deze wereld
over te gaan tot de Vader, heep
Hij de Zijnen, die Hij in de
wereld liefhad, liefgehad tot
het einde Johannes 13 vs. 1
Wanneer iets niet meer te overtref
fen is, zeggen we: dat is het einde. Dat
kunnen we ook hier zeggen als we deze
woorden lezen over Jezus' grenzenloze
liefde. Dit is het einde! De Meester zelf
wast de voeten van Zijn discipelen.
In onvergelijkelijke woorden wordt
het ons in het evangelie verhaald. We
zien Jezus oplichten in Zijn Profeti
sche, Priesterlijke en Koninklijke ge
stalte. Breed en statig begint Johanne»
zijn beschrijving.
Jezus was zich alles klaar bewust wat
gebeuren zou. Hij wist dat Zijn ure ge
komen was om uit deze wereld over te
gaan tot de Vader. Hij gaat weer heen
naar de heerlijkheid van waaruit Hij
gekomen was. Wordt Hij nu losser van
de aarde, trekt Hij zich terug van de
Zijnen? Vermindert de gloed van Zijn
liefde? Daar was toch alle reden voor.
Hij wist dat Zijn discipelen hem allen
zouden verlaten. T
Hij wist dat Hem het bitterste lijden
zou wachten naar lichaam en ziel. Zou
Hij zich alsnog niet onttrekken aan
deze bange weg? Nee, Hij heeft de Zij
nen liefgehad tot het einde, tot het al
lerlaatste en hoe!
Wij mensen hebben bij buien lief. Zó
zijn we enthousiast, zó zijn we weer
ontmoedigd. Wij mensen volharden niet
in onze liefde. Onze liefde is als het
vlammetje van een lucifer. Ze is zo
weer uitgeblust. Jezus' liefde gaat tot
het einde. Ondanks de haat van de we
reld, ondanks het ongeloof en de afval,
het verraad van de Zijnen. Deze liefde
is naar de woorden van het Hooglied
sterk als de dood, onoverwinlijk als het
graf, haar kolen zijn vurige kolen,
vlammen des Heren! Vele wateren kun
nen deze liefde niet uitblussen. Hoe
sterk is de dood! Hoe onoverwinlijk het
graf! Zo sterk, zo onoverwinlijk is de
liefde van Christus. Zijn liefde houdt
het uit als de dood nadert en de hel
haar poorten ontsluit, tegen de misken
ning van Zijn vrienden en de smaad
van Zijn vijanden, houdt het uit tegen
een doornenkroon, tegen een kruis, t Is
alsof Hij van alle kanten de raad ont
vangt om maar op te houden met Zijn
liefde: Judas roept Hem toe: Uw liefde
is mij geen 30 daalders waard! Petrus
roept Hem toe: Ondanks Uw trouw zal
ik U verloochenen! Maar Christus vol
hardt tot het einde, tot het allerlaatste,
tot de bittere en smadelijke dood aan
het kruis, en de gloed van Zijn liefde
vermindert niet. Begrijpt u iets van
deze liefde? Ik begrijp er niets van. O
wonderbare liefde die ons denken te
boven gaat!
Zie het hier, aan dit voorbeeld. Zie
hoe Jezus rond gaat en ieder van Zijn
discipelen de voeten wast. Hoe Hij dat
slavenwerk doet wanneer niemand van
de discipelen daartoe bereid is. Nie
mand wil zich voor de anderen verne
deren. De Zone Gods vernedert Zich.
Hij legt Zijn hemelse heerlijkheid af
en neemt de gestalte van een slaaf aan.
Hij heeft dat gedaan om de Zijnen te
reinigen van alle vuil van de zonde. Zo
als 't water de voeten wast, zo reinigt *t
bloed van Jezus van alle zonden. Met 'n
volkomen verzoening. Zo is Jezus ons
een volkomen Verlosser. Hij doet geen
half werk. Hij is maar niet een voor
beeld. Hij doet een volkomen werk. Hij
geeft volkomen vergeving. Jezus houdt
niet halverwege op. Laten wij het dan
ook niet doen, niet nog steunen op onze
eigen liefde tot God en Jezus. Maar ons
geheel door Hem laten reinigen. God
vraagt een volkomen gerechtigheid. Hij
schenkt die ook in Jezus' liefde tot het
einde. Heer, ik wil Uw liefde loven, al
begrijpt mijn ziel U niet!
Amerongen
Ds. G. Kaastra.
Naar de gereformeerde synode in Lunteren
komen in de eerste week van maart vertegen
woordigers van de Nederduits Gereformeerde
Kerk van Zuid-Afrika. Zij zijn uitgenodigd in
verband met diepgaande meningsverschillen
over o.a. het rassenvraagstuk. Deze zijn dui
delijk geworden tijdens de in 1968 gehouden
gereformeerde oecumenische synode. Verte
genwoordigers van de Nederduits Gerefor
meerde Kerk, de belangrijkste „blanke" kerk
van Zuid-Afrika, zijn dr. J. D. Vorster, ac-
iuarius van deze kerk en dr. J. S. Gericke,
praeses van de synode. De gereformeerde
bantoekerk van Zuid-Afrika, voortgekomen
uit het zendingswerk van de nederduitse kerk
wordt vertegenwoordigd door synodepraeses
rev. Ntoane. De gereformeerde kleurlingen-
kerk van Zuid-Afrika, die ook was uitgeno
digd naar de synode in Lunteren te komen,
liet weten dat zij door allerlei werkzaamhe
den in verband met de bijzondere omstandig
heden verhinderd was een deputatie te zen
den.
Het is de bedoeling, dat het gesprek van de
gereformeerde synode met de Zuid-Afri-
Kaanse delegatie plaats vindt op woensdag 4
maart.
Een uitbreiding van het wetenschappelijk
korps van de Theologische Hogeschool te
Kampen is door de gereformeerde synode
afhankelijk gesteld van het verkrijgen van
rijkssubsidie. Het gaat hier om de benoeming
van een buitengewoon hoogleraar voor de
godsdienstgeschiedenis en van enige weten
schappelijke medewerkers. De hogeschool
in Kampen is met ruim 300 studenten in
grootte de derde theologische faculteit van
Nederland; de colleges worden verzorgd door
slechts 8 hoogleraren en 1 lector, zodat ai
dus de curatoren van een duidelijke on
derbezetting sprake is.
Verwacht wordt, dat binnen afzienbare tijd
rijkssubsidie verkregen wordt. De regering
besloot hiertoe reeds in beginsel, zowel voor
de hogeschool in Kampen als voor de rooms-
katholieke theologische hogescholen in ons
land. De synode besloot deze subsidie te
aanvaarden: „Mits aard en karakter
van de gereformeerde kerken ge
waarborgd blijven." Sinds de oprichting in
1854, dus meer dan 115 jaar is de hogeschool
geheel gefinancierd door de kerken. Hiermee
is op het ogenblik ruim een miljoen gulden
per jaar gemoeid.
De president-curator drs. G. Y. Vellenga
deelde aan de synode mede, dat men eventue-
'e spanningen t.a.v. de studenten in Kampen
ver voor is geweest. „Onze mentaliteit is, dat
curatoren de zaal niet zullen verlaten voor de
studenten inspraak gekregen hebben", zo zei
hij. Ei is regelmatig beraad tussen curatoren
en de academische raad van de studenten.
Mede op verzoek van het studentencorps te
Kampen besloot de synode in principe ak
koord te gaan met de benoeming van een
part-time studentenpredikant voor de hoge
school.
Bij de verdere besprekingen van het oor-
logsvraagstuk in de gereformeerde synode is
duidelijk geworden, dat het vooral gaat om
de vraag hoe de kerk tot een effectieve uit
spraak kan komen. Dit komt aan de orde in
de synodezittingen in de eerste week van
maart. Ter voorbereiding van deze discussie
heeft de synode zich in de februarizitting
gesplitst in vijf gespreksgroepen teneinde een
diepgaande gedachtenwisseling mogelijk te
maken. Het was voor het eerst, dat een derge-
lijkt vergadermethode werd toegepast.
Verwacht wordt, dat de synode zal streven
naar een beleid, dat ook de plaatselijke ker
ken in de meningsvorming betrekt. Van ver
schillende zijden is gesuggereerd, dat de syno
de richtlijnen en overwegingen zou kunner,
formuleren, die dan plaatselijk onder leiding
van at- kerkeraden kunnen worden besproken
?odat de gehele kerkgemeenschap betrokken
wordl in de discussie. Over de resultaten
hiervan zou aan de synode moeten worden
gerapporteerd.
Op grond van onderzoekingen moet
men aannemen, dat onder de buitenker
kelijken in Nederland rond 100.000 ex-
gereformeerden zijn. Over de redenen,
waarom zij de kerk hebben verlaten, is
weinig bekend. Daarom zal het gere
formeerd evangelisatiecentrum te
Baarn gaan onderzoeken welke facto
ren leiden tot het uittreden uit de kerk.
Men heeft de indruk dat het aantal uit
tredingen met name de laatste jaren
sterk is toegenomen.
Ook wil men nagaan in hoeverre ex-
gereformeerden toch een bepaalde ge
reformeerde inslag bleven behouden,
zodat zij een aparte groep lijken te vor
men onder de bijna drie miljoen bui
tenkerkelijken van Nederland. In het
onderzoek worden ook degenen betrok
ken, die wel ex-gereformeerd zijn,
maar die hun christelijke levensover
tuiging niet hebben losgelaten. Een bij
zonder probleem vormen zijn, die „in
stilte" afscheid nemen van de kerk. Bij
vertrek naar een andere woonplaats
vragen zij geen attestatie meer op, of
zij leveren die niet in bij aankomst in
de nieuwe gemeente. Van 1959-1963
verloren de gereformeerde kerken op
die manier gemiddeld 572 leden per
jaar. Sinds 1964 is dit gestegen tot ge
middeld 728.