Gabriël Smit 60 jaar GOD, WOORD, LIEFDE - DEZE DRIE... Zes kerken gaan samen in oecumenische stichting U it de Experiment in Groningse buitenwijk Het einde Theologische Hogeschool kampt met onderbezetting m r Nieuw-Noorddijk een proefpolder Afwachten Vragen Wachten is op rijkssubsidie Dr Vorster weer naar Lanteren Oorlogsvraagstuk nog in discussie Waarom wordt men ex-gereformeerd? Geestelijk leven Woensdag a.s. wordt Gabriel Smit zestig jaar. Voor verreweg de meeste Nederlanders tfte wel eens van hem gehoord hebben is hij de dichter van de psalmberijming, die reeds enkele malen op ruime schaal in pocketvorm werd verspreid. Maar evenmin als iedere andere mens kan men Gabriel Smit In één hokje onder brengen, één kenmerkend etiketje opplak ken. Net als iedere andere mens is hij „er gens" onbegrijpbaar. Dat geldt voor zijn acti viteiten als journalist van De Volkskrant (waarin hij al jarenlang regelmatig schrijft over literatuur, beeldende kunst, muziek, ar chitectuur, televisie, kerkelijk zaken, toneel, wijsbegeerte en zelfs voetbal), maar ook en In nog veel grotere mate voor wat ik dan maar met een vage, doch veelbegrepen term zijn diepste wezen zal noemen. (Alsof vorm en inhoud, uiterlijk en innerlijk, spre ken en zwijgen bij een voortdurend reflecte rende, immers dichterlijke, persoonlijkheid als Gabriel Smit te scheiden zijn!) Nota bene in zijn bundel „Geboorte" (1952). die ik persoonlijk zijn beste vind en die naar mijn mening een aantal van de meest indringende christelijke gedichten bevat die ooit in onze taal geschreven zijn („Schepping" en „Intervallum". bijvoorbeeld), relativeert hij die etikettering, ja zelfs zijn „levensovertuiging", wanneer hij aan het be gin van zijn vers „In december" stelt: „Ik ben. zegt men. een katholieke dichter en/ in zo'n geval, zegt men. schrijf je in decem ber minstens een kerstgedicht". Die twijfel heeft kennelijk altijd in Gabriel Smit bestaan (het berijmen van de psalmen zou daarvan wel eens eerder een bevesti ging dan een ontkenning kunnen beteke nen). In zijn jeugd studeerde hij voor oud katholiek priester, maar later ging hij over naar de rooms-katholieke kerk. Aanvankelijk beperkte hij zich daar tot het schrijven van gedichten, leke-spelen, etc. die geschikt wa ren voor de erediensten van de rooms-katho- lieke gemeenschap van die dagen, maar na de psalmberijming, die hij In de oorlog maak te. brak hij als Individualistisch dichter pas goed door, vooral via zijn bundel „Ternau wernood" uit 1951. flezer dagen is bij uitgeverij Ambo in zijn door hem-zelf veelbezongen geboor testad Utrecht onder de titel „Leven van ge dichten" een verzameling uit zijn verzen verschenen. Er komt vrijwel geen enkel vers in voor uit het rijke roomse leven van voor de oorlog, vol rozenhoedjes, kaarsen, wie rook en missen met drie heren. Maar er komt ook geen enkel vers in voor uit de in 1968 verschenen bundel „Op mijn woord" (tot dusver zijn laatste), waarin het woord „God" niet één keer wordt genoemd, omdat hij, na voor zijn krant het Tweede Vaticaans Concilie te hebben verslagen, de rooms-ka- tholieke kerk de rug heeft toegekeerd, blij kens vooral een interview In de Nieuwe Li nie met name uit afkeer van het rijke roomse leven van deze dagen, dat gonst van „hori- aontale" termen als dialoog, medemenselijk heid, collegialiteit van de bisschoppen, ge spreksgroep, enzovoort, enzovoort. Misschien vindt men dit vreemd van een van onze grootste christelijke dichters, die zich in veel van zijn verzen wellicht intenser met God heeft beziggehouden dan menig priester of predikant. Uaar Gabriel Smit is als dichter nooit al leen maar theoloog, nooit alleen maar verkondiger van de Openbaring geweest. Vooral door de invloed van het existentialis me (zowel dat van een Pascal en een Kier kegaard als dat van een Jean-Paul Sartre) heeft hij ook altijd filosofisch tegen die Openbaring aangekeken. Of liever: gepro beerd om die Openbaring steeds opnieuw naar deze wereld toe te halen. Kenmerkend voor deze houding is, dat een groot deel van zijn oeuvre is geschreven in de nacht (waarin hij in stilte bijkwam van de words, words, words uit zijn journalistieke dagtaak) en met steeds de onmiddellijke omgeving (stoel, tafel, bloemen) als uitgangspunt van zijn gesprekken tot God. Degenen die bij het lezen van zijn gedich ten als het ware getuigen zijn geweest van die boeiende nachtelijke avonturen, hebben hem op grond daarvan wellicht te zeer be stempeld als een dichter die uitsluitend met het woord „God" werkte. Er zijn twee andere woorden, die bijna even vaak in zijn poëzie terugkeren: „lief de" en „woord." In al hun rijkdom en in al hun ontoereikendheid. Zij getuigen van Smits individuele liefde tot de vrouw (het christelij ke liefdesgedicht dat ik ken staat als achtste sonnet in de reeks „Omschrijvingen van de liefste" uit de bundel „Ik geloof", In het ver zamelde werk te vinden op bladzijde 151) en van zijn meer algemene liefde tot de ande re individuen en groeperingen die hij In de wereld ontmoet. (Hij heeft een enorm aantal vrienden, wat wellicht ook te danken is aan de hartelijke manier waarop hij met ieder een converseert. Ik heb hem in de pauze van een toneelpremière eens gewezen op iets dat hij diezelfde dag voor de radio had gezegd en waar ik het volstrekt niet mee eens was. Ik vergeet nooit de milde, ruim hartige wijze waarop hij mijn kritiek opving en beantwoordde). Het woord „woord" ge tuigt van zijn geobsedeerdheid door de taal van de meest alledaagse prietpraat tot he* meest adequate spreken, van zjn worsteling ook om door zichzelf heen het verlossende woord te laten spreken. Dit laatste valt niet alleen op in zijn „chris telijke" poëzie, maar ook In die van zijn laat ste bundel „Op mijn woord". degenen die hem vanwege die bundel en vanwege zijn terugtrekken uit de rooms-katholieke kerk het etiketje „onchris telijk" of (nog erger) „ongelovig" willen op plakken, dienen wel te bedenken, dat een dichter die het woord „God" misschien tijde lijk niet wil of kan noemen, maar zich wel In tens met de begrippen „liefde" en „woord" bezighoudt, wel eens meer vanuit de Liefde en het Woord zou kunnen leven dan hijzelf en anderen denken. J. VAN DER KLEM. Nu nog is Noorddijk een dorpje enkele kilo meters ten noordoosten van de stad Gronin gen. Een dorpje zoals er zoveel liggen in Ne derland: een (hervormde) kerk met wat hui zen eromheen. Maar en ook dat gebeurt steeds meer in Nederland over. niet al te lange tijd zal ook dit dorp geen dorp meer zijn maar een stadswijk. Een stadswijk van Groningen waar straks 40.000 mensen zullen wonen. Spoedig al zal men met de bouw van vijf- of zesduizend woningen beginnen in '71 zullen de eerste bewoners zich in Nieuw - Noorddijk gaan vestigen. Deze vorming van satelliet-steden schept pro- blemen. niet in de laatste plaats voor de ker ken. Problemen van kerkbouw en de daar voor noodzakelijke financiering. Moet men al dan niet gaan samen bouwen met andere ker ken? Hoever moet die samenwerking gaan? Zie, over deze vragen maakt men zich in de ze nieuwe Groningse stadswijk geen zorgen meer. Zes kerken hebben besloten in deze wijk een interkerkelijke stichting te gaan vor men die de naam zal dragen: Stichting Oeku- menische Gemeente Noorddijk. Die zes zijn de rooms-katholieke kerk, de hervormde kerk, de gereformeerde gemeente, de doops gezinde gemeente, de remonstrantse gemeen te en de Lutherse gemeente. Samen zijn zij ervan overtuigd dat ook zij in die nieuwe wijk zich moeten presenteren. Maar niet op de traditionele manier zij willen op een experimentele wijze een poging doen om de kerkelijke verdeeldheid te overwinnen. Nieuw-Noorddijk wordt dusdoende een proefpolder! De eerste vraag die men, het bo venstaande lezend, zal stellen is deze waarom een stichting en niet maar gewoon een oecumenische gemeente. Ds. W. E. M. Eggink, de hervormde predikant van Noordwijk, legt het uit„Wij wil len geen interkerkelijke gemeente oprichten, omdat wij niet een apar te kerkelijke denominatie willen zijn, die dan weer onder een eigen nummer bij de overheid zou wor den ingeschreven. Aan het hoofd van de stichting komt een stich tingsbestuur. Iedere deelnemende kerk mag net zoveel vertegenwoor digers in dit bestuur aanwijzen als men wü het maakt niet uit, want als het op beslissen aankomt heeft iedere kerk één stem. Maar het is onze bedoeling dat er aller lei deskundigen benoemd zullen worden in dit stichtingsbestuur een jurist bijvoorbeeld en een bouwkundige, een econoom enz. Dat zal dit bestuur bijzonder ef fectief kunnen maken". Achter de naam van de stichting staan op het ogenblik nog de woor den „in oprichting". Ze is aange gaan voor vijf jaar en gedurende die periode mag geen enkele kerk die meedoet zich terugtrekken. De partners hebben er zich ook toe verbonden niet op eigen initiatief in Noorddijk nog andere activitei ten te gaan ontplooien. Wel is het mogelijk dat zij allerlei dingen zelfstandig doen, maar dan altijd binnen het kader van de stichting. Wil men bij voorbeeld voor zijn ei gen leden een afzonderlijke kerk dienst houden, dan kan dat. Maar het is en blijft de bedoeling dat de stichting zondagmorgens voor de leden van èlle kerken een dienst zal houden, of meerdere diensten als de wijk groter wordt. En in die diensten zullen in principe ook de sacramenten kunnen worden be diend. Het is wel duidelijk dat men niets wil forceren. Men wil af wachten hoe de interkerkelijke stichting zich zal ontwikkelen. Misschien is de situatie na vijf jaar zo dat men inderdaad één ge meente kan vormen en dat er dan geen stichting meer nodig zal zijn. Misschien ook is het beter om de termijn nog te continueren. En het zou ook mogelijk zijn dat men het experiment als mislukt zou moeten beschouwen en ermee zou moeten ophouden. „We kunnen niet in de toekomst zien", zegt ds. W. J. Flei scher, doopsgezind predikant en voorzitter van de Raad van Kerken in Groningen. „We wachten maar af. Natuurlijk zal deze gemeente een grote pluriformiteit vertonen maar wij hopen toch dat er een sterke uniformiteit zal groeien. Maar dat willen wij ook echt lèten groeien. We zullen dan wel zien wat het wordt". Er zullen aan de stichting drie pastores worden verbonden, die een team moeten vormen. Het zul len eeft priester en een hervormde en een gereformeerde predikant zijn. Men denkt trouwens aan een uitgebreider team. Zo zouden er bij voorbeeld ook 'n sociaal werker, een jeugdleider en een vormings leider in kunnen worden opgeno men. Ook bij de pastorale arbeid wil men niets forceren. Men zal de nieuwe gemeente dus niet in drie sectoren verdelen en eidere pastor een geografisch werkterrein toe wijzen. Als een rooms-katholiek liever zijn eigen pastoor op huis bezoek heeft dan een dominee, dan is daar geen enkel bezwaar tegen. Als een gereformeerde graag wil dat zijn kind door een predikant van de eigen kerk wordt gedoopt dan kan dat ook. „Kunnen er alleen kerken aan uw stichting meedoen of ook be- zinningsorganisaties?" hebben we ds. Eggink gevraagd. „We willen een gemeente van Jezus Christus zijn", antwoordt hij. „Dat betekent dat er geen plaats voor allerlei or ganisaties kan zijn. Er kunnen dus alleen kerken meedoen". Het staat de initiatiefnemers al wel voor de geest hoe hun nieuwe stichting zal werken. Er zal een begeleidingscommissie aangewezen worden die in voortdurend overleg met het pastorale team het beleid bepaalt. Het pastorale team en deze commissie ontvangen samen een ruim mandaat van de betrok ken kerken. Aan deze kerken bren gen ze ook geregeld verslag uit. De nieuwe kerken zullen samen een kerkelijk pastoraal en litur gisch centrum laten bouwen waar in ruimte wordt geboden voor de opbouw van de oecumene. Ook zul len zie proberen allerlei activiteiten gezamenlijk te organiseren, zoals de catechese en het godsdienston derwijs op de scholen. Maar ook hier wil men niemand dwingen. Als een bepaalde kerk de catechese op wil dragen aan haar eigen predi kant, dan is dat mogelijk. Bestaat er geen kans dat de stichting het meest de trekken zal vertonen van de grote kerken? Zullen de kleine kerken niet het gevaar lopen hun eigen identiteit te verlie zen? „Als de kleine kerken een grote uitvloed willen hebben, zullen ze daar zelf voor moeten zorgen", zegt ds. Fleischer. „Als ze hun bij drage niet leveren aan de oecume- nen, is dat hun eigen schuld. Wan neer ze hun eigen mening de moei te waard vinden, dan moeten ze die ook weten te brengen. En ver der moeten we elkaar vrijheid gunnen". Oook als voorzitter van de Raad van Kerken juicht ds. Fleischer het plan toe. In een Raad van Kerken is er altijd de kans dat men vrij blijvend tegenover elkaar wil staan, maar ds. Fleischer heeft er steeds naar gestreefd dat dit in de Groningse Raad van Kerken niet het geval zou zijn. Het is echter duidelijk dat in een gemeente waar men dagelijks met elkaar moet sa menleven, de kans op een vrijblij vende ontmoeting van elkaar klei ner is dan in een raad waarin men elkaar af en toe eens ziet en spreekt. Denkt u met deze interker kelijke gemeente ook mensen te trekken die anders van de kerk niet wilden weten, maar die nu zich wel tot de kerk aangetrokken voelden? Ds. Eggink: „Ja, ongetwijfeld zul len er mensen zijn die bij deze ge meente wél willen behoren. Niet alleen de buitenkerkelijke moet zich in de nieuwe gemeenschap thuisvoelen, evengoed het kerklid dat tot nog toe gewend was aan zijn eigen gemeente. Iemand die zich van buiten in Noorddijk vestigt moet in de interkerkelijke stichting ook van zijn eigen kerk zoveel te rug kunnen vinden dat hij er zich op zijn gemak voelt". De pastores van de samenwer kende kerken hebben verschillende motieven voor dit plan. Een ervan is natuurlijk het oecumenisch mo tief. „Die verdeeldheid om allerlei redenen die niet relevant zijn, vind ik afschuwelijk", zegt ds. Fleischer. In een advies zeggen de pastores het zo: „Er moge een historische noodzaak geweest zijn dat verschil lende christelijke kerken zich te genover elkaar stelden, in onze tijd is er juist de omgekeerde behoefte: gelovige mensen pogen elkander opnieuw te vinden en willen zich, ook al komen ze van verschillenden huize, aan elkaar binden. Zij voe len dit als een evangelische op dracht en als een onontkoombare noodzaak voor de toekomst!" En Vóór het Paasfeest, INm Jezus wist, dat Zijn ure geko men was om uit deze wereld over te gaan tot de Vader, heep Hij de Zijnen, die Hij in de wereld liefhad, liefgehad tot het einde Johannes 13 vs. 1 Wanneer iets niet meer te overtref fen is, zeggen we: dat is het einde. Dat kunnen we ook hier zeggen als we deze woorden lezen over Jezus' grenzenloze liefde. Dit is het einde! De Meester zelf wast de voeten van Zijn discipelen. In onvergelijkelijke woorden wordt het ons in het evangelie verhaald. We zien Jezus oplichten in Zijn Profeti sche, Priesterlijke en Koninklijke ge stalte. Breed en statig begint Johanne» zijn beschrijving. Jezus was zich alles klaar bewust wat gebeuren zou. Hij wist dat Zijn ure ge komen was om uit deze wereld over te gaan tot de Vader. Hij gaat weer heen naar de heerlijkheid van waaruit Hij gekomen was. Wordt Hij nu losser van de aarde, trekt Hij zich terug van de Zijnen? Vermindert de gloed van Zijn liefde? Daar was toch alle reden voor. Hij wist dat Zijn discipelen hem allen zouden verlaten. T Hij wist dat Hem het bitterste lijden zou wachten naar lichaam en ziel. Zou Hij zich alsnog niet onttrekken aan deze bange weg? Nee, Hij heeft de Zij nen liefgehad tot het einde, tot het al lerlaatste en hoe! Wij mensen hebben bij buien lief. Zó zijn we enthousiast, zó zijn we weer ontmoedigd. Wij mensen volharden niet in onze liefde. Onze liefde is als het vlammetje van een lucifer. Ze is zo weer uitgeblust. Jezus' liefde gaat tot het einde. Ondanks de haat van de we reld, ondanks het ongeloof en de afval, het verraad van de Zijnen. Deze liefde is naar de woorden van het Hooglied sterk als de dood, onoverwinlijk als het graf, haar kolen zijn vurige kolen, vlammen des Heren! Vele wateren kun nen deze liefde niet uitblussen. Hoe sterk is de dood! Hoe onoverwinlijk het graf! Zo sterk, zo onoverwinlijk is de liefde van Christus. Zijn liefde houdt het uit als de dood nadert en de hel haar poorten ontsluit, tegen de misken ning van Zijn vrienden en de smaad van Zijn vijanden, houdt het uit tegen een doornenkroon, tegen een kruis, t Is alsof Hij van alle kanten de raad ont vangt om maar op te houden met Zijn liefde: Judas roept Hem toe: Uw liefde is mij geen 30 daalders waard! Petrus roept Hem toe: Ondanks Uw trouw zal ik U verloochenen! Maar Christus vol hardt tot het einde, tot het allerlaatste, tot de bittere en smadelijke dood aan het kruis, en de gloed van Zijn liefde vermindert niet. Begrijpt u iets van deze liefde? Ik begrijp er niets van. O wonderbare liefde die ons denken te boven gaat! Zie het hier, aan dit voorbeeld. Zie hoe Jezus rond gaat en ieder van Zijn discipelen de voeten wast. Hoe Hij dat slavenwerk doet wanneer niemand van de discipelen daartoe bereid is. Nie mand wil zich voor de anderen verne deren. De Zone Gods vernedert Zich. Hij legt Zijn hemelse heerlijkheid af en neemt de gestalte van een slaaf aan. Hij heeft dat gedaan om de Zijnen te reinigen van alle vuil van de zonde. Zo als 't water de voeten wast, zo reinigt *t bloed van Jezus van alle zonden. Met 'n volkomen verzoening. Zo is Jezus ons een volkomen Verlosser. Hij doet geen half werk. Hij is maar niet een voor beeld. Hij doet een volkomen werk. Hij geeft volkomen vergeving. Jezus houdt niet halverwege op. Laten wij het dan ook niet doen, niet nog steunen op onze eigen liefde tot God en Jezus. Maar ons geheel door Hem laten reinigen. God vraagt een volkomen gerechtigheid. Hij schenkt die ook in Jezus' liefde tot het einde. Heer, ik wil Uw liefde loven, al begrijpt mijn ziel U niet! Amerongen Ds. G. Kaastra. Naar de gereformeerde synode in Lunteren komen in de eerste week van maart vertegen woordigers van de Nederduits Gereformeerde Kerk van Zuid-Afrika. Zij zijn uitgenodigd in verband met diepgaande meningsverschillen over o.a. het rassenvraagstuk. Deze zijn dui delijk geworden tijdens de in 1968 gehouden gereformeerde oecumenische synode. Verte genwoordigers van de Nederduits Gerefor meerde Kerk, de belangrijkste „blanke" kerk van Zuid-Afrika, zijn dr. J. D. Vorster, ac- iuarius van deze kerk en dr. J. S. Gericke, praeses van de synode. De gereformeerde bantoekerk van Zuid-Afrika, voortgekomen uit het zendingswerk van de nederduitse kerk wordt vertegenwoordigd door synodepraeses rev. Ntoane. De gereformeerde kleurlingen- kerk van Zuid-Afrika, die ook was uitgeno digd naar de synode in Lunteren te komen, liet weten dat zij door allerlei werkzaamhe den in verband met de bijzondere omstandig heden verhinderd was een deputatie te zen den. Het is de bedoeling, dat het gesprek van de gereformeerde synode met de Zuid-Afri- Kaanse delegatie plaats vindt op woensdag 4 maart. Een uitbreiding van het wetenschappelijk korps van de Theologische Hogeschool te Kampen is door de gereformeerde synode afhankelijk gesteld van het verkrijgen van rijkssubsidie. Het gaat hier om de benoeming van een buitengewoon hoogleraar voor de godsdienstgeschiedenis en van enige weten schappelijke medewerkers. De hogeschool in Kampen is met ruim 300 studenten in grootte de derde theologische faculteit van Nederland; de colleges worden verzorgd door slechts 8 hoogleraren en 1 lector, zodat ai dus de curatoren van een duidelijke on derbezetting sprake is. Verwacht wordt, dat binnen afzienbare tijd rijkssubsidie verkregen wordt. De regering besloot hiertoe reeds in beginsel, zowel voor de hogeschool in Kampen als voor de rooms- katholieke theologische hogescholen in ons land. De synode besloot deze subsidie te aanvaarden: „Mits aard en karakter van de gereformeerde kerken ge waarborgd blijven." Sinds de oprichting in 1854, dus meer dan 115 jaar is de hogeschool geheel gefinancierd door de kerken. Hiermee is op het ogenblik ruim een miljoen gulden per jaar gemoeid. De president-curator drs. G. Y. Vellenga deelde aan de synode mede, dat men eventue- 'e spanningen t.a.v. de studenten in Kampen ver voor is geweest. „Onze mentaliteit is, dat curatoren de zaal niet zullen verlaten voor de studenten inspraak gekregen hebben", zo zei hij. Ei is regelmatig beraad tussen curatoren en de academische raad van de studenten. Mede op verzoek van het studentencorps te Kampen besloot de synode in principe ak koord te gaan met de benoeming van een part-time studentenpredikant voor de hoge school. Bij de verdere besprekingen van het oor- logsvraagstuk in de gereformeerde synode is duidelijk geworden, dat het vooral gaat om de vraag hoe de kerk tot een effectieve uit spraak kan komen. Dit komt aan de orde in de synodezittingen in de eerste week van maart. Ter voorbereiding van deze discussie heeft de synode zich in de februarizitting gesplitst in vijf gespreksgroepen teneinde een diepgaande gedachtenwisseling mogelijk te maken. Het was voor het eerst, dat een derge- lijkt vergadermethode werd toegepast. Verwacht wordt, dat de synode zal streven naar een beleid, dat ook de plaatselijke ker ken in de meningsvorming betrekt. Van ver schillende zijden is gesuggereerd, dat de syno de richtlijnen en overwegingen zou kunner, formuleren, die dan plaatselijk onder leiding van at- kerkeraden kunnen worden besproken ?odat de gehele kerkgemeenschap betrokken wordl in de discussie. Over de resultaten hiervan zou aan de synode moeten worden gerapporteerd. Op grond van onderzoekingen moet men aannemen, dat onder de buitenker kelijken in Nederland rond 100.000 ex- gereformeerden zijn. Over de redenen, waarom zij de kerk hebben verlaten, is weinig bekend. Daarom zal het gere formeerd evangelisatiecentrum te Baarn gaan onderzoeken welke facto ren leiden tot het uittreden uit de kerk. Men heeft de indruk dat het aantal uit tredingen met name de laatste jaren sterk is toegenomen. Ook wil men nagaan in hoeverre ex- gereformeerden toch een bepaalde ge reformeerde inslag bleven behouden, zodat zij een aparte groep lijken te vor men onder de bijna drie miljoen bui tenkerkelijken van Nederland. In het onderzoek worden ook degenen betrok ken, die wel ex-gereformeerd zijn, maar die hun christelijke levensover tuiging niet hebben losgelaten. Een bij zonder probleem vormen zijn, die „in stilte" afscheid nemen van de kerk. Bij vertrek naar een andere woonplaats vragen zij geen attestatie meer op, of zij leveren die niet in bij aankomst in de nieuwe gemeente. Van 1959-1963 verloren de gereformeerde kerken op die manier gemiddeld 572 leden per jaar. Sinds 1964 is dit gestegen tot ge middeld 728.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 13