21 februari 1970
„Spitten" naar
de oermens
Jn Heemstede maakt een 67-jari-
ge geleerde zich op om de
rimboe van Celebes in te trekken,
op zoek naar resten van oermen
sen. Een reis die fascinerende ro
mantiek inhoudt naast pijnlijke
nauwkeurigheid en eindeloos ge
duld. Zelfs het toeval moet met
grote kennis van zaken worden
opgezocht, zoals bewezen is in
Zuid-Afrika waar een van de be
ginpunten van de ontwikkeling
van de oermens is gevonden.
Dr. H. R. van Heekeren uit
Heemstede krijgt over een paar
maanden de kans om zijn speur
tocht naar de oermens op Cele
bes die hij bijna een kwart eeuw
geleden voortijdig moest afbre
ken. voort te zetten.
De 67-jarige archeoloog, gespe
cialiseerd in de prehistorie (de
periode waarin de mens nog niet
kon schrijven), verheugt zich erop
als een schooljongen. Hoewel hij
rimboes in alle uithoeken van de
wereld heeft nageolozen op de
versteende resten van vroegere
beschavingen trekt het dal van de
Wallanea-rivier tussen Soppeng
en Sengkang hem zeer bijzonder
aan.
JUJij heeft er namelijk in de ru
moerige jaren van 1947 tot
1950 ontdekkingen gedaan, die
archeologen en biologen niet voor
mogelijk hielden.
Celebes. zo was de uitste
kend gefundeerde opvatting is
nooit verbonden geweest met het
vasteland van Azié, zoals Borneo.
Sumatra en Java. Gevolg: er be
staat een andere planten- en die
renwereld. die sterk afwijkt van
de Aziatische en verwant is aan
de Australische.
Dr. Van Heekeren (begonnen
als prehistoricus uit liefhebberij
en beloond met een Deens ere
doctoraat voor ontdekkingen in
Thailand) vond er evenwel fossie
le dwergolifanten, sporen van een
onbekend soort zwijn en van reu-
zenschildpadden: dieren die af
komstig moeten zijn van het vas
teland en zich in de loop der tij
den hebben aangepast aan de
omstandigheden op Celebes.
T^én van de vragen die dr. Van
Heekeren op zijn vorige
speurtocht niet heeft kunnen be
antwoorden was: hoe lang heeft
dat aanpassen geduurd? Het
antwoord daarop hoopt hij tijdens
de nieuwe expeditie te vinden.
Dat is ook van belang voor de
sporen van oermensen die hij
destijds vond: primitieve werk
tuigen van ruw bewerkte stenen
die gebruikt werden om te hak
ken, te snijden en te hameren.
„Het gaat erom >ioe oud de
aardlagen zijn ^aarin de vond
sten zijn geoaan". vertelt hij. De
olifantsfossielen kunnen volgens
hem anderhalf miljoen jaar oud
zijn. Door middel van proeven in
een kernfysisch laboratorium
hoopt men de vondsten te date
ren. Bij fossielen die in Oost-Afri-
ka zijn gevonden, kon op een der
gelijke manier worden vastgesteld
dat ze 1,75 miljoen jaar oud wa
ren.
„Laat daar nu eens een tole
rantie van tienduizend jaar in zit
ten", zegt hij soepeitjes, ,,dan
weten we nog heel nauwkeurig
in welke tijd we de vondsten moe
ten plaatsen".
Dr. Van Heekeren vermoedt dat
de oermens, die hij op het spoor
is, tot de oudste beschaving ter
wereld gerekend moet worden.
De expeditie, die verder bestaat
Schedel en deel van de bovenkaak
van de Australopithecus Afrlcanls
Transvalensis of wel „Tante Pies".
|n 1966 besloten dr. Tobias, dr.
Brain en dr. Hughus in Sterk-
fontein een nieuw project op te
zetten. Doel: allereerst vaststel
ling van de leeftijd van tante Pies
en voo'rts de reconstructie van de
leefgewoonten van de aapmens
in die tijd en van de omstandig
heden waarin hij leefde. Op de
vindplaats begon men met het
onderzoeken van het afval van de
kalkmijn. Iedere vondst kan bij
dragen tot het bepalen van de
menselijkheid van de Australopi
thecus.
JJe bouw van de schedel bij
voorbeeld suggereert dat hij
op twee benen liep of althans ge
wend was recht overeind te staan.
Dr. Broom vond een enkelbeen
die deze theorie oevestigt
Hier volgt uit dat de handen vrij
waren om zo stokken en stenen
als werktuigen en wapens te ge
bruiken. Dat wil nog niet zeggen
dat de Australopithecus als de
eerste menselijke jagers moeten
worden gezien. Zeer waarschijn
lijk bestond hun voedsel voor een
deel uit half verrotte karkassen,
overgelaten door roofdieren. Het
staat vrijwel vast, dat de vroege
mensen afval aten voordat het ras
de intelligentie en de ervaring
verwierf om zelf te kunnen doden.
Bij Sterkfontein, maar ook elders,
zijn veel gebroken bavianensche-
dels gevonden. Verondersteld
wordt dat de aapmensen ze open
braken om de hersenen te kunnen
eten.
J^|e Australopithecus moet in
een gebied geleefd hebben
dat hem weinig bescherming
bood. Zijn snelheid zal omdat
hij op twee benen had leren lo
pen ook wel niet meer toerei
kend zijn geweest voor vlucht en
aanval. Hij moet daarom wel een
wapen gekend hebben. Ook de
afwezigheid van grote hoektan
den zoals bij bavianen geeft
geleerden de indruk, dat de Aus
tralopithecus andere middelen
moet hebben gebruikt voor pro
blemen waar apen hun hoektan
den voor gebruikten, zoals bijten
en scheuren.
Prof. Tobias, de man die de al
gemene leiding heeft bij de op
gravingen in Sterkfontein, conclu
deert uit vondsten dat de Austra
lopithecus wél een gereedschaps
gebruiker is geweest. Waarschijn
lijk gebruikte hij alleen maar ge
broken, bijgevijlde en aangesle
pen botten en later misschien
zelfs stenen werktuigen.
JJe juiste datering van de vond
sten is een bijzonder lastig
karwei. Voor zover bekend leef
den de Zuidelijke Apen in het
midden-IJstijdperk, zo ongeveer
een miljoen jaar geleden.
Het feit, dat hij te jong is om de
stamvader te kunnen zijn van de
moderne mens, is gebruikt als ar
gument tegen hem als zou hij de
„ontbrekende schakel" zijn tus
sen aap en mens. Voorts zijn ge
leerden ervan overtuigd dat deze
aapmens niet progressief genoeg
was om zichzelf tegen uitsterven
te behoeden. Maar al was hij dan
niet onze directe voorvader, hij
heeft tenminste bewezen dat er
tussenvormen waren in de bouw,
hersenen en leefgewoonten tus
sen de aap en de mens.
uit dr. D. A. Hooijer van het Mu
seum voor natuurlijke historie in
Leiden en uit de Indonesiërs prof.
Sartono en drs. Soejono zal ook
onderzoekingen verrichten op
Flores en Timor waar eveneens
sporen van dwergolifanten zijn
gevonden. „We willen kijken of
daar ook soortgelijke werktuigen
liggen als ik bij de Wallanea-rivier
heb gevonden", zegt dr. Van
Heekeren, die al ruim twee jaar
gepensioneerd is als conservator
van het rijksmuseum voor volken
kunde in Leiden.
Jaar vooral hopen we die oer
mens zelf te vinden'voegt
hij eraan toe. „De werktuigen ver
raden dat hij*er zit. En hij komt
tevoorschijn ook, dat staat wel
vast. Het is alleen de vraag of wij
hem vinden. Maar vragen", zegt
hij, „blijven er toch. Na elke ex
peditie heb je meer vragen opge
roepen dan je hebt kunnen be
antwoorden.
Dr. Van Heekeren vindt zijn
leeftijd geen punt. „Ik ben van al
le expedities tot nog toe fitter te
ruggekomen dan ik was vertrok
ken", zegt hij.
Jn Zuid-Afrika zoekt men nu ook
al dertig jaar naar de gemeen
schappelijke voorvader van de
mens en de aap. Het is de zoge
naamde Proconsul, de vermoede
lijke stamvader van de nu beken
de mensapen gorilla, orang-
oetang en chimpansee, en van
de mens.
Reden voor deze speurtocht in
de verre vergetelheid is de vondst
in Zuid-Afrika van een uiterst be
langrijk fossiel, een versteend
overblijfsel van de zogenoemde
„Zuidelijke Aap", de Australopi
thecus.
De vondst werd nu meer dan
45 jaar geleden gedaan door pro
fessor Dart. In een kalkgroeve in
het voormalige Beechuanaland
ontdekte hij de versteende resten
van een kind. Dart meende dat
het kind eigenlijk een aap was,
die echter toch vele verschillen
vertoonde met de typische apen.
De verschillen lagen voorname
lijk in de menselijke richting. Het
kind had namelijk meer menselij
ke kenmerken dan de toen be
kende levende of uitgestorven
mensachtige apen. Dart noemde
het „Australopithecus Africanus",
wat Zuidelijke Aap uit Afrika be
tekent. Dit wezen zou zich, zo
dacht hij, in de loop der miljoe
nen jaren ontwikkeld hebben uit
de „Proconsul", de stamvader
van mens en aap.
De ontdekking van deze fossiel
had tot gevolg dat antropologen
over de gehele wereld zich op
nieuw met de evolutieleer van
Darwin gingen bezig houden.
"CV waren in die tijd al enkele
menselijke fossielen be
kend, zoals de Neanderthaler uit
Europa en de Homo Erectus uit
Java. Maar geen van deze vroe
gere ontdekkingen gaf het door
slaand bewijs dat de mens af
stamde van dierlijke voorvaderen.
Hun menselijkheid stond vast.
Door hun bestaan werd de evo
lutieleer niet bewezen.
Daarvoor had men nodig een
fossiel, zó precies halverwege
aap en mens, dat het moeilijk uit
te maken zou zijn aan welke kant
het nu behoorde.
Het kind dat professor Dart ge
vonden had was zo n fossiel. Het
bleek inderdaad moeilijk uit te
maken of het nu een mens of een
aap was. Maar één bewijs was
voor Dart niet genoeg. Er moest
nog zo n fossiel gevonden wor
den. Dat gebeurde vele jaren la
ter, in 1947.
Dr. Broom, directeur van het
Transvaal Museum in Pretoria
vond in een oude kalkmijn in
Sterkfontein een vrijwel volmaak
te schedel van een aapmens.
Oroom geloofde dat zijn aap
mens die hij de naam
„Plesiantropus" meegaf - aan de
oorsprong lag van de gezamen
lijke voorvader van de huidige
mensapen en de mens.
Broom en Dart kwamen tot de
conclusie dat be'de vondsten tot
dezelfde groep prehistorische
mensen gerekend moesten wor
den. Samen met twee Amerika
nen, dr. Gregory en dr. Milo, be
studeerden zij de schedels en
botten. Na korte tijd publiceerden
beide Amerikanen hun conclusie:
„Wij hebben in twijfel gestaan om
het een erg progressieve aap of
een zeer primitieve mens te noe
men en concluderen dat deze Zui
delijke Aap een beginnende vorm
van menselijkheid bezat. Het is de
ontbrekende schakel, die nu ge
vonden is. de verbintenis tussen
aap en mens.
Vele geleerden trokken naar
Zuid-Afrika om daar de Plesian
tropus te zien. Er werd een troe
telnaampje bedacht dat zelfs door
de wetenschapswereld werd over
genomen: „Tante Pies".