„Eeuwige plas a L Is natuurlijke L a m ere gar a n deert de stilte Vlaamse gaai en specht hebben het monopolie in onbedorven Elster bos ELST ZOU EIGENLIJK ELSCH MOETEN HETEN Gastarbeider weer voor de rechter door Adriaan P. de Kleuver Elscb Wandelen Gletsjer Woudreus Leefmilieu Groene specht t DINSDAG 24 FEBRUARI 1970 leefden beren en dassen, daat slopen vossen en er waagden zich wolven. Zoals de Land-commandeur van de Duitsche Orde het formuleerde: „Ghe- leghen int wilde velt". Dit alles liep uit op een climaxtoestand, eeuwen en eeu wen geleden, en allengs bleef slechts het veenland in stand. Eerst laat in de middeleeuwen begon men met de be bossing van brede stroken heuvelrand. 1 Het oudst bekende bos is dat van Eist. Er is een bos waar je praktisch nooit anders dan in de hoshessentijd mensen ontmoet. En tóch is dit het statig ste bos dat ik ken. De dennenstammen heffen /.ich kaars recht omhoog. Ruig is de bast vol inkervingen en naar boven zijn die dennen roestrood. Héél mooi en héél gaaf allemaal. Een stil bos dus. En tóch zo dichtbij. Wie zou menen dat daar de vogelrijkdom het toppunt bereikt heeft slaat de plank vorstelijk mts. Alleen de spechten zie je er en aan de randen Vlaamse gaai en ekster en waar het mastbos overgaat in laag akkermaalshout, ja, daar is le vendig vertier genoeg. Aan die Elsterse zijde heb ik vorig jaar vele malen rondgezworven. Tot mijn schande moet ik bekennen dit deel van Zuidoost-Utrecht daarvoor ten onrechte te hebben verwaarloosd. De hernieuwde kennis making is een belevenis geweest. Ik benaderde het vanaf... Prattenburg. Laat ik liever zeggen vanaf de Elsterberg. De dennenbossen op die Elsterberg hebben hun aparte bekoring. Laat ik eerst maar eens vertellen welk bos ik bedoel. Het ligt ingesloten tussen de brede brandgang die Prattenburg begrensd en de Oude Scherpenzeelseweg. De derde begrenzing is het fietspad naar Anierongen. Het is een complete openbaring voor hen die de stilte minnen. Het lijkt of je in een bos van de Vogezen bent, groot en eenzaam; machtig en zo intens stil. Het behoeven niet altijd de spectacu laire dingen te zijn die het moeten doen. Zo maar wat zwerven in en langs de bossen geeft meer vreugde dan men denkt. Een mens snakt soms naar een uur stilte om met je zelf weer in het reine te komen. Want in onze roeze- moererige tijd ligt een mens soms zo met zichzelf overhoop. De mensen pra ten...praten...praten. Eigenlijk zeggen wij véél te veel. Zo met alléén je ge dachten in de vrijheid met de wolken en de wind om je heen wandelen in dat mooie bos, het geritsel en gekniesper van bladeren en naalden te horen als te voeten er in voortschuifelen, dat maakt een ander mens van je. Het is niet iedereen gegeven de ach terdeur uit te stappen en een poosje het bos in te duiken. Wat dat betreft zitten de Elstenaren maar goed! Wie een auto bezit heeft het bos óók naast de deur, maar fiets of bromfiets brengt je ook snel naar de mooie plekjes. Wandelen is nog het beste. Dat. mooie bos dat ik bedoel bleef stil omdat het een merkwaardige belemmering heeft. Op een paar plaatsen staat zomer en winter altijd water. Je komt dat met de auto niet door. Honderden malen is mij al gevraagd hóé dat komt. Waarom zakt het water daar niet weg?! Laten wij dit eerst maar eens onder de loep nemen. Die „eeuwige plassen" in de oude Veenweg tussen Prattenburg en Amerongen heb ben iets te maken met de vorming van de heuvelrug gedurende de derde ijs tijd. Als men leert verstaan dat heel onze omgeving een produkt van gigan tische natuurkrachten is dan gaat men zo'n uniek landschap met andere ogen bekijken. Het wondere er van wordt nog grootser in je ogen. Overal ontdek je sporen van dat vér In de ttfd terug gaande natuurgebeu ren: de heuvelruggen en het opgevulde dal er tussen, de raadselachtige heuvel- reaks in de vallei die te zamen een stuwwal bleken te zijn, de rivier de Rijn die juist moest gaan stromen zoals ze dat nu doet. En dan die merkwaar dige plas op de Elsterberg die je ver hindert van La Montagne rechtdoor naar Amerongen te rijden. Ook dit ge val heeft terdege met de ijstijd te ma ken. Vooraf wil ik evenwel graag iets over het problematische van de ijstij den zeggen. Er blijkt nog steeds groot misverstand te bestaan van levensbe schouwelijke aard. Moet dat nu per se? Kan men nu eens niet trachten een ern stig gesprek op gang te brengen? Het is juist honderd jaar geleden dat het ver schijnsel ijstijd ontdekt werd. Men leerde met de gedachte te leven. Is het iemand kwalijk te nemen dat hij ande ren tot gids in de wondere schepping wil zijn, óók als de waarheid uit een andere bron blijkt te wellen dan de tra ditionele? Op school werd ons daar praktisch niets over bijgebracht!!! Ieder individu is begiftigd met per soonlijke gaven. Maar men wil van ie der mens een cliché-afdruk maken en dat gaat niet op. Velen zijn al tevreden met dit cliché-bestaan. Helaas houdt dit in dat men statisch gaat denken. Licht is waarheid en waarheid is niet te logen straffen. Eén van deze waarheden is het feit dat er ijstijden geweest zijn; dat Veenendaal en omgeving „eindpro- dukt'' zijn van geweldige natuurkrach ten. Het is eigenlijk toch te gek dat men voor deze algemeen erkende waar heid nog op de bres moet staan. Het is dwaas vertoon daarvoor de ogen te sluiten. Ongeveer op het tweederde deel van het derde ijstijdvak (drentien geheten) drong na korte voor onze begrippen tóch nog zéér lange tijd opnieuw het ijs op. De brede gletsjer in de vallei was gedurende de interstadiale periode flink versmald en dit hernieuwd op dringen had plaats tussen wat daarna de Emmikhuizer berg zou worden en wat bij Amerongen (Overberg) de Prin- seveldse hucht heet. Dit deel van de Amerongense berg en de Elster berg werd „nagetuwcf en werd het hoogste deeld van de heuvel rug. Bij deze stuwingsaanzet raakten grote schollen keileem op drift, scho ven tegen de heuvelrug op en bleven daar achter. Dit gebeurde gewis reeds direct bij de aanvang van het her nieuwde opdringen van het landijs. Zo bleef ook een enorme schol achter waar nu het Egelmeer ligt. Ook daar zakt het water maar moeilijk weg. Die natte plek op de Elster berg maakt deel uit van dit systeem van weinig door laatbare grond, ja die bewuste plek in de Veenweg wel het meest. In de Oude Veense Grindweg zat ook zo'n plek. Merkwaardig genoeg, juist op de plaats waar de kleine Valleistuwal de oude stuwwal raakte. Dit euvel werd verholpen door het leggen van een as- faltdek. Van ganser harte hoop ik dat men de oude Veenweg naar Ameron gen, waarlangs ons mooiste fietspad gaat, maar nooit zo'n behandeling laat ondergaan. Wij zouden beslist een van de mooiste stiltegebieden die onze om geving rijk is verliezen. Houden zo! 't Is met de bossen van Zuidoost- Utrecht, Ja van heel de Veluwse en Stichtse heuvels een wonderlijke ge schiedenis geweest. Alle eeuwen door lagen daar heidevelden en zandver stuivingen. Wat door auteurs zo graag „oerbossen" genoemd worden lagen juist in de lage gebieden. Onbeschrij felijk grote bossen lagen vooral in de vallei ten noorden van de veengebie den. Rond de plassen van de zuidelijke vallei strekten zich dichte moerasbossen uit met vooral elzenbos. Dat elzen zwa re bomen kunnen worden kwam aan het licht toen in Veenendaal op het ter rein van de Scheepjeswolfabriek de z.g. „Franse spinnerij" gebouwd zou wor den. Gedurende het bouwrijp maken van de grond zag ik daar elzenstam- men, het bekende „kienhout", die een dikte van een halve meter hadden. Door het kwelwater van de Rijn dat door de natuurlijke barrière tussen de Horstbranden in Achterberg en Wage- ningen sijpelde was vooral in de winter het zuidelijke deel van de vallei zéér nat en verdronk de in de zomer aange groeide veenmoslaag telkens. Zo bleef het troekbos rond de valleiheuvels lang bestaan. De Rhenense wouden bestonden dan ook voor een groot deel uit broekbos en eikenbos op de hogere plaatsen. Daar Keizer Karei V liet er elzen planten en gewis was dat niet op de hogere gronden, tenzij het experiment met de grauwe els gedaan was. Naar deze vroegste aanplant werd die plek maar de soort boom Elsch genoemd. Als in zo veel gevallen ging men later helaas die karakteristieke naam verbasteren tot Eist. Eerder reeds had bisschop David van Bourgondië het nut van de hoge zand gronden onderkend door daar „konij nenwaranden" te stichten. Daar huppel den de nieuw ingevoerde springertjes voortaan vrij rond om later op de bis schoppelijke tafel als extra culinaire attractie te dienen. Van bebossen was toen nog geen sprake. Het zou evenwel nog lang duren eer van de Stichtse Lustwarande gesproken zou worden. Dat is het westelijke deel van de Utrechtse heuvelrug ongeveer tussen De Bilt en Amerongen. Deze aanduiding ontstond eerst toen dóór de bebossing juist rijke lui uit de grote steden er hun buitenverblijven lieten bouwen. De oude, deels zelfver- zorgende adel, zag niets in dat kale heuvelland. Die bouwden hun kastelen en ridderhofsteden op de rijke zavel- grondstrook tussen de heuvelrug en de Kromrpe Rijn. Maar filsch wajftoch ons oudst bekende cultuurbos. Van deze oudste bos vorm (elzenbos dus!) tot de mastbossen en loofbossen van nu was nog een hele stap. De grootste uitbreiding van de bossen dateert uit de vorige eeuw. Geologen ontdekten in de oudste Nederlandse bo dem schatten die daar miljoenen jaren onaangeroerd sluimerden. De winning van steenkool vooral vergde mijnhout. De dennenbossen rezen als paddestoelen uit de kale vlakten. Maar de gasbel van Slochteren en voordien de olievelden van Schoonderbeek gooiden roet in de houtwinning. De bevolkingsaanwas vroeg om nieuwe landbouwgronden. Bij Remmerden lag een enorme driest en daar maakte men korenvelden en aardappelakkers van. Een oud gebied met grafheuvels uit de Bronstijd en de Ijzertijd werd geliquideerd. In dit verband wil ik wijzen op één van de laatste ontdekkingen. Wat voor een geweldige grafheuvel achter de voormalige tabaksplantage Willem III onder Eist gehouden werd zou in feite wel eens een pre-historische cultus plaats kunnen zijn. Het onderzoek is pas aangevangen, maar ik ben gespan nen in mijn verwachtingen. Geheel anders is dat bii Rhenen, Eist en Amerongen geweest waar al midden zeventiende eeuw van heidevelden ta baksplantages gemaakt werden. Deze enggronden strekken zich heden nog uit tussen het heuvelland en de uiterwaar den langs de Rijn. Voor het overige ble ven de heidevelden nog tot de 18e eeuw, ja tot in de negentiende eeuw het do mein van de scheper met zijn witgewol- de kudde. Overal stonden de schaaps kooien, ja, tot in de dorpen toe. Hoe aardig ligt in Leersum aan de straatweg een vervallen schaapskooi. Gelukkig zijn er plannen deze historische waarde te behouden. Dat beeld van de uitgestrekte bossen is in feite nog maar van pakweg een dikke honderd jaar. Er zijn oude ,zéér oude bomen bekend. Bijvoorbeeld die pachtige grove den op de Grebbeberg, dicht bij Koningstafel. Kenners schatten die op 250 jaar of zelfs nog ouder. Misschien dat laatste wel, want de Heimenberg (zuidelijk deel van de Grebbeberg) behoorde tot de jachtterreinen van koning-stadhouder Willem III. Zulke oude „woudreuzen" zijn in ons land evenwel hoogst zeld zaam. Maar keren wij terug op onze schre den. Wij willen nog wat rondneuzen in dat prachtige Elster bos. Wij wezen er reeds op dat buiten spechten en langs de bosranden ekster en Vlaamse gaai zulk bos weinig vertier van vogels heeft. Bosvogels zijn uitgesproken mooi. In de ontwikkeling van de vogelwe reld hebben de meesten zich weten aan te passen aan het biotoop waarin ze verzeild geraakten. Vogels van het bos werden meer „ongrijpbaar" dan vogels die de wijde vlakten voor lief namen. Camouflage was niet zo zeer nodig. Wel de verborgen broedholen of zeer ontoe gankelijk aangebrachte nesten waar de jonge vogels grootgebracht worden. Tot de mooiste voorbeelden uit de vo gelwereld behoren de spechten. Ze zijn over de hele aarde verspreid. In ons land zijn het vooral de groene en de bonte specht en véél meer dan men denkt de kleine bonte specht en de laat ste decennia óók de zwarte specht Wie veel van het spechtenleven te zien wil krijgen moet in het vroege voorjaar op stap gaan. Het is dus wél de goede tijd om er over te schrijven. Het blad verscheen nog niet aan de loofbomen en de vogels worden met de dag actiever. Spechten behoren tot de schuwe vogels, wat niet weg neemt dat wie omzichtig te werk gaat veel geluk kan hebben. Men moet zich daartoe in het leefmilieu van de vogel begeven. Het bos dus. Vooral de dicht opeenstaande boom stammen zijn van invloed geweest op de vliegtechniek van de spechten. Ze vliegen een paar slagen, drukken dan de vleugels dicht tegen de flank waarbij ze een weinig opwaarts ge drukt worden en wat later dalen om zich met snelle Vleugelslagen weer op te drijven. Zo ontstond een golvende vlucht. De snelle vlucht wordt dus enigszins gecorrigeerd, ja zelfs afge remd. Buiten de papegaaiachtigen bezit geen vogel zo'n vermogen tot klimmen en klauteren. De tenen zijn twee aan twee naar voren en naar achteren ge plaatst. Ze klemmen zich als het ware vast aan de stam en de staart onder steunt deze zithouding. Lukt het niet een specht te zien te krijgen, dan ver raadt de vogel zich doorgaans wel. Zelfs op twee manieren. Hoor je een helder, lachend geluid, dan is dat van de groene specht; hoor je een snel op eenvolgende ratel, dan is dat gewis het „snorren" van eer. bonte specht. In beide gevallen is het of een lief desverklaring of een waarschuwing. Maar het verschil is groot. De groene specht zingt zoals hij gebekt is en de bonte specht.... klopt zoals hij gebekt is. Een wat duistere verklaring? Die snel opeenvolgende ratel van de bonte specht ontstaat doordat die bonte specht met de snavel razend snel op een dode boom of tak tikt. Dat xylofoneren heb ik eens mooi beluisterd door een oor tegen de stam te drukken waarop hoog boven mij zo'n vogel bezig was zijn liefdesbrief te tik ken. Het geluid drong, geleid door de Ook nu nog wordt het Elster bos regelmatig uitgedund zoals dat vroeger gebeurde ten bate van de mijnindustrie. ü- stam helderder dan ooit tot mij door. Dat werd een fijn ritmisch minnemu ziekje. Het is héél wat anders dan het gehamer tegen de stam als zo'n vogel bezig is een nestholte te hakken of aan het voedsel zoeken is. Dat „snorren" kwam in de plaats van het zingen. Wonderlijk toch. Eigenlijk een spreken der voorbeeld van „territoriumafpa ling" dan de gewone vogelzang. Spech ten zijn de ridders van het bos en hun huis is hun kasteel. Geen vreemde waagt het er binnen te golven. Voor de gemiddelde leek is het niet in teressant over het vreemde toestel dat tong heet te schrijven. Ze steken de tong zéér, zéér ver buiten de snavel en aan de kleverige punt hechten zich de insekten die ze er mede onder de bast zoeken. In strenge winters dwaalt zo'n specht wel eens af naar de dorpstuinen. Zo in 1956 toen mijn buurman vergeten had de bonenheg af te breken. In een wip had een kleine bonte specht daar alle bast afgehakt. De buit moet be paald goed geweest zijn want als een dode boom of tak geen resultaat (voed sel!) oplevert gaan ze snel naar een an dere. Het moet U al eens opgevallen zijn dat je het meest de groene specht te zien krijgt. Die fourageren zo goed op naaldhout als op loofhout. Ook op de grond. Bij een enorme mierenhoop stonden de merkwaardige prenten van de groene specht na een regenbui bij honderden ingeplant in de vochtige bosweg. De vogel had eenvoudig de vaste wegen in de gaten gehouden toen ze op jacht was. Nog vreemder was het gedrag gedu rende een druk bezette excursie onder Amerongen toen zo'n groene specht zich van ons niets scheen aan te trekken, de lange tong rustig in die mierenhoop stak en wat later „beladen" met mieren binnenhaalde. Dat ding moet wel van plastic zijn, zo ongevoelig was de vogel voor het scherp bijtende mierenzuur. Wie meent dat spechten alleen maar insektenverdelgers zijn, die moet eens uitkijken naar een loofboom met een spleet. Zo'n specht klemt daarin een denneappel, omvat die met de tenen en hakt en hakt net zo lang tot het laatste oliehoudende zaadje opgepikt is. Een zwarte specht, bezig met het voederen van zijn jongen. Ze zijn eenvoudig dol op beukenooija» en hazelnoten! Enige decennia geleden was de zwart* specht nog een zeldzame verschijning. Prachtige, grote vogels zjjn 't en als ech te muzikanten dragen de mannetjes een rode kuif. De laatste jaren is die prach tige vogel rond de Leersumse plassen en ook wel in het Remmersteinse bos en de stadsbossen bij Rhenen te zien. Van deze vrij grote pikzwarte vogel wist ik dat ze bij Eist óók voorkwam Zoeken dus maar. Tenslotte ontdekte ik ze in de buurt van de Schelmenwej; Dat is de weg waarover in lang vervlo gen tijden de ter dood veroordeelden gebracht werden naar de roodgeschil derde galg bij het uiterste limiet van de heerlijkheid. Ingewijden weten dat dit ongeveer is waar de beide hardstenen jachtpalen op de Elsterberg staan. Er staan daar een rijtje oude berken me' veel dood hout er op en er aan. Som gaat er een dood en dat is dan smullen voor de spechten. Ook zijn daar oude, verwaarloosde beuken en die zijn al evenzeer in trek Een vriend van mij haalde er een stunt- je mee uit. Hij propte een lucifers doosje vol maden die je aan een vis haakje wurmt en stopte die op een veel bezochte spechtenboom achter de dode bast. We verborgen ons in een sparren aanplant en nooit heb ik een vogel opgewonden gezien. Dat was nou ge woon luilekkerland, 't Was aardig, ma»: zo iets doe je maar één keer. Er is altijd strijd geweest over nut et schade van spechten. In 1930 beleefder, wij een invasie van zwarte spechten Boseigenaren op de Veluwe dreigden ze allemaal uit te zullen roeien. Maar de vogel is beschermd en na een paar jaa (1937) ging dit niet door. De vogelbe scherming was op haar hoede. Gebleken is o.m. dat spechten voo: hun broedbomen in de meeste gevallen die exemplaren kiezen die er zielig aan toe zijn. Zo'n keiharde, gezonde boom vergt te veel inspanning en tijd om eer. gat te hakken en dan nog een mestholte van een dikke drie meter diep. En dan nog dit! Let eens op hoe veel insektoi de ouders naar de altijd om voedse! schreeuwende jongen brengt? Het valt allemaal zo mee! Paniek zaaien kar men genoeg. Onderzoek het eerst liever ARNHEM Gilbert L., Fransspre kend gastarbeider in Veenendaal, heeft het in zijn nieuwe vaderland niet mak kelijk. Een Spanjaard zou hem tot op de huidige dag achtervolgen met een lang mes, onder het uiten van de vrese lijkste bedreigingen. Dat vertelde hij gisteren, in zelfs voor de tolk bijna niet te begrijpen Frans, voor de politierech ter in Arnhem. Hij zou er verschillende malen voor naar de politie zijn geweest, zonder dat er verder wat gebeurde. L. stond terecht omdat hij van zijn, even eens Spaanse, kostganger tweehonderd gulden stal. De man had het geld op zijn bed uitgestald, in het bijzijn van verschillende anderen, om te laten zien hoeveel hij al had voor zijn vakantie. Volgens raadsman mr. Spermon kwam L. tot de diefstal omdat de andere Spanjaard, die hem enige tijd daarvoor een tapijt verkocht, hem onder bedrei ging met een mes tot de uitgestelde be taling wilde dwingen. „Hij had toen geen enkele andere mogelijkheid meer dan het zo op te lossen", aldus de raadsman. Mr. Spermon trok van leer tegen de SKF-fabriek, die volgens hem de gast arbeiders totaal niet weet op te van gen. „Slechte huisvesting, geen talen cursussen. En de kleinste vergrijpen wordt hun extra aangerekend". Een tweede geval betrof de diefstal van enkele oude pockets, die L. in een kelderbox yan de flat die hij met zijn Hollandse vrouw bewoont in een doe- zag staan. Hij veronderstelde dat het afval was dat een net verhuisde bewo ner had laten staan. Officier van justitie mr. Lauwaar.s zei dat L. al eens eerder terecht had moeten staan voor diefstal bij zijn bu ren, hoewel hij toen werd vrijgespro ken. In dit geval eiste hij 150 gulden boete en twee weken voorwaardelijke gevangenisstraf. De politierechter von niste overeenkomstig.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 5