„Huishoudelijke voorlichting ten
plattelande" bestaat 35 jaar
Ledermode
1970
Japanse kinderen in
Nederlandse
^C^rooót
uoor ae
V
op
Modieuze zonnebrillen
„Den Haag is niet meer zo ver weg als vroeger
WAT IS HET TOCH
EEN GEK WOORD...
Noten steeds meer „in"
De „engelbewaarder" van
mevrouw Nixon is niet
op haar mondje gevallen
dt
bióóch
Jubileum
Voeding
Uit de diepvries
Best overal
„Niet thuis
Verbaasd
Secretaresse
jjjMOiu, m mmm mmmmmmmm
mmmmmmmm
Xjtfe zullen ze altijd blijven houden, een paar van die gekke woorden in onze
taal. „Rijwielpad" is er eentje, „platteland" is een ander. Maar als ik
nu op dat platteland zit en ik hoor, dat er in Den Haag een stichting is, die
mij zit voor te lichten, zeg ik dan niet meteen: „In Den Haag? Wat moeten
ge daar nu van het platteland weten? Daar zijn ze beter thuis in de wereld
van recepties".
In Amsterdam werd de ledermo
de 1970 gepresenteerd door de S
firma De Lange. Hier ziet u een
damessandaal met metalen hak
van Charles Jourdan, waarvoor S
cobril (een chic woord voor slange- j
lakleer) is gebruikt. Van hetzelfde
materiaal zijn een bijpassende tas
en ceintuur om het hoofd van
het andere meisje. Géén slange- 2
mens dus, maar wel slangelak. 2
Vanonder een huiveringwekken
de hoek gefotografeerd, ziet u
Dior (links) met balgarnering en
hier schoenmodellen van Christian
van Pierre Cardin (rechts) met een
grote ovale gesp. Men lette op de
door een overlappende metalen hak
verlaagde hiellijn.
Een gesloten geklede pump met
een opengewerkt bloemmotief
van de Amerikaanse ontwerper
Jerry Miller, gecompleteerd met
een bijpassende tas.
We zitten meteen midden in het
gesprek, mejuffrouw J. P. Burema en
ik. „Het idee dat Den Haag „Ter weg"
is van het platteland, li een beetje
overwonnen, hoewel het nog wel be
staat", zegt ze. „Maar daarom hebben
we ook zeventig vaste leerkrachten, die
naar de dorpen gaan om er cursussen te
geven. En in de piekperiode van okto
ber tot april komen daar nog een* ze
ventig mensen bij".
Mejuffrouw Burema is de directrice
van en dat is wéér typisch Nederland
iets met een lange naam: de Stich
ting voor Huishoudelijke Voorlichting
ten Plattelande. „Maar wij zeggen dan
ook kortweg HVP", lacht ze.
i
Goed, die Stichting bestaat deze
maand vijfendertig jaar. Wist u dat? Ik
niet. Ik moest het dezer dagen horen
van iemand, die helemaal thuis is in de
landbouw en ik dacht: dan moet ik eens
praten met die mejuffrouw Burema.
In Den Haag dus, dat was u al duide
lijk, daar vind ik haar. Wie betaalt al
die voorlichting en al die leerkrachten,
wil ik eerst weten. „De overheid", is het
antwoord. „Het ministerie van Land
bouw (75 procent) en het ministerie van
Onderwijs (25 procent)".
Ik ga maar meteen „recht voor z'n
raap", zoals Paul van Vliet dat noemt
en juffrouw Burema vindt het hele
maal niet erg.
Ik vraag: Wanneer uw mensen nu
op het platteland huishoudelijke voor
lichting gaan geven, zeggen die vrou
wen dan niet: We weten echt zelf wel
hoe we ons huishouden moeten doen?
Ze lacht. „Denk eens aan de voeding",
zegt juffrouw Burema. „Iedereen praat
er over, maar in feite weet men veel te
weinig van voeding af. Men eet nog
steeds niet verstandig in dit land: te
veel vet, te veel suiker, de gebitten zijn
slecht, de jeugd eet dingen die beslist
fout zijn voor de gezondheid kijk
naar al die patat of ze eet helemaal
niet, om slank te blijven. En al die za
ken spelen precies zo op het platteland.
Daarom is voorlichting over de voeding
gewoon een erg noodzakelijk ding".
Maar de leerkrachten van de Stich
ting doen veel meer. Ze geven ook
voorlichting over het huishouden doen,
over de mode, over zelf kleren maken,
over tuinverzorging en bloemen, over
zich beter bewegen, over kleine repara
ties in huis.
Voorbeelden graag, Juffrouw Bure
ma, ik ben altijd gek op voorbeelden.
„Nou, de tijd van het vlees in de pe
kel, het vlees gedroogd of gerookt, die
is wel voorbij. Toen kwamen de coöpe
ratieve koelcellen. Dat is ook voorbij
en sinds tien jaar zijn er heel wat diep
vriezers op het platteland".
„Vergeet niet", zegt Juffrouw Bu
rema, „dat in menig dorp de slager of
ver weg is, of er soms helemaal niet is.
En in zo'n diepvriezer stopt men een
halve koe of een half varken, maar
dan is weer voorlichting nodig over de
behandeling van dat vlees, om een zo
goed mogelijk resultaat en een zo lek
ker mogelijke smaak te krijgen".
En dat huishouden? Wel, op dat plat
teland (ik blijf het een vervelend
woord vinden) wordt nog dikwijls ge
vraagd: Hoe hoort het eigenlijk? De tijd
dat stadsmens en plattelander elkaar
nauwelijks ontmoeten, is al ver voorbij.
Vandaar die cursus Goede Gast, Goe
de Gastvrouw (of gastheer). Vandaar
ook een onderwerp als: Tienerfeestje,
ga ik dan de deur uit of blijf ik thuis?
Van die zeventig vaste leerkrachten
zijn er vijftien mannen. Ze geven de
cursussen in lichamelijke opvoeding en
tuinbouw.
„En die kleine reparaties", zegt juf
frouw Burema, „voor die cursussen is
geweldig veel belangstelling. Heeft u
wel eens opgelet hoe een vrouw een ha
mer vasthoudt Dat moet je een vrouw
meestal leren en de meeste mannen
hebben het van zichzelf. Dat Is nu een
keer zo".
UTRECHT Notenbars en „notenhoekjes" schieten de laatste t(jd als paddestoe
len uit de grond. Het publiek vindt een eenvoudige pinda zo langzamerhand te
simpel en legt graag (heel wat) meer geld op de toonbank voor vers gebrande
cashewnoten, amandelen en hazelnoten. De detaillisten volgen deze trend en ope
nen speciale notenbars of richten in hun winkels of supermarkten aparte „noten
hoekjes" in.
Een van de grootste notenimporteurs (A. de Schaap N.V. uit Amsterdam-Sloter-
dijk) vertelde op de internationale levensmiddelenbeurs „Roka" in Utrecht, dat
zelfs noten-in-zakjes een beetje „uit" raken. De notenbar-keepers slaan de noten
rauw in en branden of roosteren ze zelf. Op de Nederlandse markt hebben nu ook
zoutjes en zoetjes uit Japan, zoals garnalen-kroepoekstaafjet, hun intrede gedaan.
De mensen willen steeds iets nieuws, aldus de Roka-exposant, en de prijs doet er
helemaal niet meer to*.
MEJ. J. P. BUREMA
Massa's mensen hebben tegenwoor
dig een boel spuitbussen in huis en ze
hebben geen notie van wat erin zit".
Maar behalve die hamer vasthou
den, leren de vrouwen „ten plattelande"
ook stekkers aan snoeren zetten, stoelen
en strijkplanken overtrekken, pluggen
in de muur zetten, een goede nijptang
kopen, welk stopcontact (en waarom)
moet geaard zijn en hoe lijmt men een
schilderijlijst.
„Van die simpele dingen, waar elke
vrouw mee te maken krijgt", zegt juf
frouw Burema. „En dan is het prettig,
wanneer ze niet voor al die zaken een
ander nodig heeft. Ook al om economi
sche redenen".
Als juffrouw Burema over „beter
bewegen" praat, dan denk ik: Oh, daar
zou je in elke stad ook wel een cursus
sen over kunnen geven, goedendag.
„Die cursus is toegesplitst op het be
roep huisvrouw", hoor ik.
„Hoe til je een kind uit de box, hoe
draag je het een trap op, hoe loop je
zelf elegant. Wij zeggen altijd bij dat
lopen: Het hoofd hoort er bovenop en
onze docenten roepen dan: „Kruintje
naar boven".
O ja, en nog iets. Och, als ik zo
naar juffrouw Burema zit te luisteren,
dan konden die cursussen best overal
gegeven worden, geloof ik. Want dan
zegt ze bijvoorbeeld: „Heel veel mensen
hebben tegenwoordig wel tien spuitbus
sen in huis en ze hebben er geen notie
van wat er in zit".
Juffrouw Burema, die regelmatig het
hele land doorrijdt om „een oog te hou
den op wat we aan het doen zijn", kan
uren blijven doorpraten.
Ik noteer uit haar mond nog dit: „We
hebben ook aparte cursussen „meer be
weging" voor de ouderen. Alleen al in
Drente zijn honderd en dertig groepen
elke week vijf kwartier met die bewe
ging bezig".
En dan nog een opmerking: „We gaan
veel aandacht besteden aan de gehandi
capte huisvrouw. De kledinglessen blij
ken voor haar erg^ belangrijk. Vergeet
niet, dat de kleding de waardigheid van
de mens onderstreept."
Tyood haar en groene ogen. Dat zijn dingen, die opvallen aan Constance Cor
nell Stuart, 31 jaar, de „engelbewaarder" van mevrouw Pat Nixon. Maar
er zijn er nog een paar. Haar uitspraken bijvoorbeeld. „Dames verbergen geen
opname-apparaatjes in hun b.h."is er een van. Een andere: „Dames horen
op een party niet rond te lopen en aantekeningen te maken".
En dan is er nog haar salaris: 108.000
gulden per jaar. Voor dit sommetje
treedt ze op als hoofd van het perso
neel van de Amerikaanse presidents
vrouw èn als haar perssecretaresse. Ze
doet dat nu ruim twee maanden.
Connie Stuart is de vrouw van een
Twee Japanse kinderen laten hier kinderkleding zien, die mevrouw
Barbara Farber te Amsterdam voor het Nederlands Katoeninstituut
heeft ontworpen. Deze modellen zullen op de Wereldtentoonstelling te Osa
ka worden gepresenteerd. Vanaf half maart is deze kinderkleding bij ons
in de betere zaken te koop.
32-jarige assistent van president Nixon,
Charles Stuart. Zij aanvaardde haar
taak als opvolgster van mevrouw Ger-
rie van der Heuvel, die tegenwoordig in
de Amerikaanse ambassade in Rome
werkt.
Connie heeft de naam, dat ze me
vrouw Nixon toegankelijker heeft ge
maakt voor de vrouwelijke journalis
ten, voor wie ze regelmatig persconfe
renties belegt. Maar zodra de privacy
van de presidentsvrouw in het geding
komt, geeft Connie niet thuis. „Geen
verslag" is haar stereotiepe uitdrukking
in zo'n geval.
Ze blijft echter levendig en vrolijk
onder de moeilijkheden die zich altijd
wel voordoen. Zeker nu ze zelf voer
voor de kletsrubrieken van de Ameri
kaanse kranten is geworden.
Dat heeft ze overigens aan zichzelf
te wijten. Kortgeleden waarschuwde
ze de in het Witte Huis verzamelde
vrouwelijke journalisten: „Als ik denk,
dat sommigen van jullie buitengewoon
zware boezems hebben, omdat jullie
bandrecorders meesjouwen in de b.h.,
zou ik wel eens kunnen vragen hoe jul
lie zo zwaar zijn geworden".
De dames lieten dat prompt drukken
en Connie was een „beetje verbaasd",
al nam ze zich voor „informeel open
hartig en eerlijk" te blijven.
„In de grond van de zaak vind ik
deze baan leuk", zei ze. „Ik heb nog
geen werkelijk slechte ervaringen ge
had".
In haar werk voor mevrouw Nixon
wordt ze bijgestaan door vijf mensen,
allen republikeinen, allen zonder enige
ervaring met journalisten. Ze heeft ze
titels gegeven zoals coördinator voor
radio en televisie, coördinator voor spe
ciale projecten, administratief assisten
te en pers-coördinator.
Van haar voorgangsters „erfde" ze
slechts één personeelslid, mevrouw He
len Smith uit Washington, die de mees
te ervaring heeft met de pers. Zij is
namelijk negentien jaar secretaresse
geweest op het kantoor van de New
York Daily News in Washington.
Mevrouw Smith draagt de titel van
„directrice voor betrekkingen met de
pers". Maar dat betekent niet, dat zij
secretaresse voor persaangelegenheden
is, zegt Connie Stuart. „Die is er name
lijk maar een. En dat ben ik".
Het was een bisschop die het zei in een vraaggesprek,
en het was niet zo zeer voor u en mij bedoeld. Maar de
verzuchting trof mij diep als een uiting van algemeen menselijke
mistroostigheid: Vertel me eens iets vertroostends"
Als dat u. zoals mij uit het hart gegrepen is, dan moet er in de
huidige samenleving toch iets lelijk mis zijn. Want iedereen beweert om
strijd dat wij nu eindelijk, na eeuwen en eeuwen ploeteren
en streven, aangeland zijn in het voorportaal van het aardse paradijs
de welvaartstaat.
Dat wij eindelijk niet meer benauwd behoeven te zijn voor broodgebrek
en armoed hongersnoden en epidemieën. In praktisch
alles is voorzien en nagenoeg iedereen is verzorgd tot zijn dood.
Zeker er bestaan nog wel een paar gevreesde ziekten, en er
gebeuren op het wereldrond angstaanjagende dingen. Maar in onze
eigen nog veilige en goed geregelde hoek van de wereld heeft iedereen
toch langzamerhand een gegarandeerd zorgenvrij bestaan. Met
genoeg contanten in de beurs om menswaardig te kunnen wonen,
voldoende te kunnen eten en gekleed te gaan, vakantie te houden
en zich te amuseren.
Het levenspeil en de gemiddelde leeftijd stijgen nog steeds;
een tv in de huiskamer, een auto voor de deur, een caravan op de
camping en zelfs een tweede huis in de zon zijn geen
privileges van de welgestelden meer.
En toch leiden maar weinig mensen een tevreden, gelukkig,
werkelijk onbezorgd bestaan. Er moet ergens iets haperen aan dt
welvaart, dat men overal zoveel norse, ontevreden gezichten
ontmoet. Dat er in alle kringen zulke onthutsende uitbarstingen van
agressieve haat en vernielzucht losbreken. Dat men alleen nog
maar louter trieste gedichten en uitzichtloze romans te lezen, louter
doffe onbegrijpelijke schilderijen te zien en louter schrille enerverende
muziek te horen krijgt.
Dat r zo ontstellend veel jonge mensen zich een
uitweg zoeken in verdovende middelen, alcohol en zelfs zelfmoord uil
hun ondraaglijke eenzaamheid. Dat de zwartomrande berichten
ons elke avond aanstaren met benauwende frequentie: een
dodenlijst van mannen in de kracht van hun leven,
geveld als bomen door de spanningen van het bestaan.
Het is alles niet zo mooi, zo zorgenvrij, zo welvarend als het lijkt. Er
zijn blijkbaar toch nog erger dingen dan een karig stuk brood
en een pover bestaan. Er blijkt iets weggevallen uit het leven, een
zekerheid die met een gegarandeerd minimum-bestaan en een
verzorgde oude dag niets te maken heeft. Een zekerheid die vorige
geslachten hoe weinig gerust ook op de toekomst, toch in hun
korte heden onbetwist bezaten.
Nu behoeft men de krantenkoppen maar te lezen om het
armzalige van die zogeheten welvaart te beseffen. Onze wereld
is er niet bewoonbaarder door geworden eerder het tegendeel.
De lucht, het water, de aarde raken langzamerhand vervuild
en verzadigd van vergif. De gehele natuur met al haar levende
wezens wordt stelselmatig achteruit gedrongen, vernield of
onder asfalt en beton begraven.
En alsof dat al niet beangstigend genoeg was, lekt er af en toe een
klein maar veelzeggend berichtje door over de
toenemende bewapening met dat afgrijselijkste moordtuig, waartegen
de enkele mens zich een weerloos slachtoffer voelt. Het
onheil komt aan alle kanten als een onstuitbare
lawine op hem af.
Vertel me eens iets vertroostends, zei de met zorgen geplaagde
bisschop. De man die altijd tot taak had de „beminde gelovigen"
te troosten en te bemoedigen. Maar waar zijn
de gelovigen die hem nog nodig hebben? De kerken lopen leeg, d*
mensen schijnen ^elfs aan één uur bezinning en bezieling
in dit luidruchtig bestaan geen behoefte meer te hebben. Een
kerk is zo groot, zij zijn teveel gewend geraakt aan de enge
ruimte van hun flat en hun auto.
En, met de hemel hebben zij voorgoed afgerekend, sinds
het heelal zo oneindig koud en donker blijkt en er zo
luid geroepen is dat God dood is.
Ach, al die knappe technici en luidruchtige alweters. De
bisschop behoeft zich van hen toch niets aan te trekken, zolang
onze kleine aarde gehoorzaam haar voorgeschreven baan
om de zon blijft draaien. En zelfs de kilste wetenschapsman mort
erkennen dat zij, uit het onherbergzaam heelal bekeken, de
liefelijkste en kleurigste van alle planeten is gebleken.
Wie houdt haar zo in haar eens bepaalde kringloop en al wat leeft
en groeit in stand op haar bescheiden oppervlak?
Het boek Job zou de bisschop met het huidig wereldbeeld kunnen
verzoenen. Er zijn altijd eenzamen geweest die, moe en beu wan ofte
haat en kwaad in de wereld, alleen met de oneindigheid
om een woord van troost hebben gesmeekt. En altijd
kwam daar als antwoord de verwijzing naar de eenvoudigen, de
stille getrouwen, de grote schare mensen van goeden wil, die geen
stem hebben in het rumoerig koor van deze wereld. Maar
die recht uit het hart en vanzelfsprekend hun menselijke
plicht doen.
Die de knie voor Baal, de god van hun eeuw; het Geld de Macht, hrt
Aanzien niet gebogen hebben. Die geen imposante kerkgebouwen
nodig hebben, maar een klein zwartgebonden boek,
dat nog altijd het meest verkochte ter wereld is.
Die kinderen verzorgen, zieken bezoeken, eenzamen opbeuren. Die
altijd bereid zijn een bord bij te zetten voor een hongerige of een
gulden bij te dragen voor een ongelukkige ook als zij
maar één brood op de plank en één rijksdaalder
in de beurs hebben.
Ik weet niet of er bij een bisschopswoning wel eens iemand
aanbelt. En helemaal niet of de hoofdbewoner wel eens
in persoon de deur open doet. Maar mocht dat, vooral bij avond en
guur weer, het geval zijn: laat Zijne Eminentie de man of
de vrouw in de natte regenjas, die hem een collectebus voorhoudt, in
zijn studeerkamer noden. Hij zal de Bergrede in huidig spraakgebruik
vertaald zien tot zijn troost.
iiiüHise
Een neo-
style model even
eens uit de col
lectie van Jean
d'Or, waarvan
het materiaal ge
deeltelijk transpa
rant is. Ideaal om
onopvallend mee
op een terrasje
te zitten....
Ja, het gaat
er heus weer van
komen: het sei
zoen van de zon
nebrillen is niet al
te ver meer weg
en daarom zijn in
Amsterdam de
modieuze model
len voor voorjaar
en zomer alweer
den volke ge
toond. Hiernaast
het model „Bliz
zard" van de ont
werper Jean d'Or.