De 150 van de Tweede Kamer doen
over zichzelf een boekje open
Dé les van Doetinchem
Minister contra oud-minister
HET POLITIEK
AVONDGEBED:
'N UITDAGING
Bij generaal Bartels staat
veiligheid hoog genoteerd
Donderdag via tv kennismaking
met experiment van Sölle-groep
Tucht
Ook in ons land
is interesse
groeiende
Ontstaan
Boeiend
Geladen
S. VAN DER PLOEG
Fries gazon
Hoewel de Tweede Kamer in haar
huidige samenstelling er al bij
na driekwart van de zittingsperiode
op heeft zitten, heeft de Amster
damse uitgeverij Bekking het toch
nog de moeite waard gevonden de
paperback „Wie is wie in de 2e Ka
mer" op de markt te brengen.
De journalist Frits van der Molen
stelde het boek samen aan de hand
van gegevens, die de 150 volksver
tegenwoordigers hem door het in
vullen van een uitgebreide vragen
lijst, bereidwillig of wat meer terug
houdend, ter beschikking hebben
gesteld.
Vobr 12,50 kunnen de kiezers van
Nederland nu heel wat over onze
pariementariërs aan de weet ko
men bijzonderheden die zij over
zichzelf kwijt wilden en ook enkele
algëmene opmerkingen, die de
schrijver daaraan heeft vastge
knoopt.
Alle ondervraagde Kamerleden
hebben nauwgezet een overzicht van
hun levensloop gegeven en eerlijk al
hup functies en bijbaantjes opge
biecht. Al lezende krijgt men een in
druk van de enorme hoeveelheid en
de rijke verscheidenheid van de op
leidingen, die hier te volgen, ai van
E. J. HARMSEN
geen recordhouder meer
de diploma's, die in ons land te be
halen zijn.
Met alle respect voor wat de ver
schillende Kamerleden zoal in hun
leven bereikt hebben, maar wat hier
verder onvermeld blijft, geven wij
hieronder enkele bijzonderheden
over hen, die niet algemeen bekend
zijn.
Zowel in leeftijd als in dienstja
ren is ir. Van Dis van de SGP het
oudste Kamerlid;, zuiver op zijn me
rites als spreker beoordeeld, is de
heer Marcus Bakker van de CPN het
beste Kamerlid. „Mooie Barend"
Biesheuvel (a.r.) is met 1,97 m. de
langste in^ het gezelschap; hij wil
best weten dat hij getrouwd is met
zijn jeugdvriendinnetje van dé Mulo.
Mr. Geertsema van de VVD was
ooit een actief voetballer: hij heeft
er twee voetbalknietjes en een ge
barsten kuitbeen aan'overgehouden.
Verder bekende hij, dat hij bijzon
der graag naar de Fabeltjeskrant
kijkt, „een intellectueel genot voor
ouderen", zoals hij het noemt.
Zijn fractiegenoot mr. Berkhou
wer is een liefhebber van zelf ko
ken. Eén van zijn specialiteiten is
choucroute (zuurkool) a l'Alsacien-
ne. Hij is niet voor niets met een
Frangaise gehuwd.
Prof. dr. I. A. Diepenhorst, (de an
ti-revolutionaire oud-minister van
Onderwijs en Wetenschappen) is een
briljant politicus, maar hij heeft één
zwak: hij kan nooit namen of ge
zichten onthouden en stelt zich dan
MR. A. M. GOUDSMIT
de juiste broekpakken
ook nogal eens voor aan mensen, die
hij geacht wordt al jaren te kennen.
De vroegere maatschappelijk
werkster mej. J. van Leeuwen van
de ARP is een van de weinige Ka
merleden, die niet van een briefje
maar uit het hoofd spreekt. De heer
Van Buel (KVP) daarentegen geniet
een zekere vermaardheid doordat hij
in de Kamer zelden of nooit het
woord voert. Drs. De Boo van de
CHU valt op doordat hij vrijwel da
gelijks „Nieuwspoort" bezoekt om
contact met de pers te houden.
Dr. Van der Lek van de PSP heeft
iets tegen overhemden; mr. Van
Mierlo van D'66 niet, maar hij ver
geet wel eens alle knopen ervan
dicht te maken reden waarom hij
wel eens als „Navelmans" wordt
aangeduid en in de Kamer eens een
briefje kreeg toegespeeld met de
tekst: „Openheid is rpooi, te veel
openheid is ook niet alles";
Zoals iedereen wel weet, valt ook
de socialistische fractieleider drs.
Den Uyl bepaald niet op door een
verzorgd uiterlijk. Hij morst altijd
kwistig met as van zijn sigaar of si
garet. De heer De Goede van D'66 is
altijd onberispelijk gekleed. Bij de
dames gaat mevrouw Dettmeijer-
Labberton (VVD) op dit gebied met
de erepalm strijken en ook de
broekpakken van mej. Goudsmit
(D'66) mogen gezien worden.
Bij het image van drs. Den Uyl
hoort ook altijd dat hij zoveel kinde-
MR. C. BERKHOUWER
Elzasser zuurkool
ren heeft. Zijn zevental valt echter in
het niet bij de dertien kinderen van
de a.r.-afgevaardigde De Mooy.
Boer Nuijens is met vijftien nakome
lingen recordhouder; hij heeft bo
vendien een fraaie collectie min of
meer antieke bidprentjes. Bij de
liefhebberijen van de Kamerleden
komt men trouwens opvallend vaak
tegen: belangstelling voor antiek
en het lezen van historische romans.
Mr. Van den Bprgh (PvdA) gaf te
kennen, dat hij al vijftien jaar geen
tijd heeft voor liefhebberijen.
Wist u overigens, dat de vertegen
woordiger van het GPV, de heer
Jongeling, onder het pseudoniem
Piet Prins tientallen jeugdboeken
heeft geschreven? Die zijn o.a. ver
schenen in de Wambo-serie en de
Snuf-serie.
Mevrouw Padt- Jansen van de
PvdA is, evenals haar fractiegenote
mevrouw Heroma-Meilink, weduwe.
Zij heeft drie, naar zij zegt „zeer
linkse" kinderen: haar hot-line met
de maatschappij.
Het boek is niet helemaal „bij",
want de heer E. J. Harmsen van de
naar hem genoemde groep wordt af
geschilderd als een soort zwaarge
wicht-bokser, die in de Kamer de
zitplaats van twee personen inneemt.
Er is geen rekening gehouden met
het feit, dat deze Apeldoornse wet
houder de laatste tijd aanzienlijk is
afgeslankt. Bovendien staat mr. Ne-
lissen nog altijd als Kamerlid te
P. JONGELING
alias Piet Prins
boek, terwijl hij bij de verschijning
van dit „parlementair overzicht"
toch al een week of zes minister
was.
Opvallend is, dat er niet minder
dan twaalf Kamerleden zijn wier
achternaam met een „W" begint.
Wie zonder zich te vergissen precies
kan vertellen wie de heren Wierda,
Wiebenga en Wierenga zijn, mag
zich gerust een deskundige noemen.
Onze parlementariërs wonen na
tuurlijk niet op het Binnenhof; ve
len zijn van maandag tot en met
vrijdag in Den Haag, maar hun ge
zinnen wonen soms tot in de verste
hoeken van Nederland. Een paar
vermeldenswaardige uitschieters:
drs. Rinse Zijlstra (a.r.) verruilde met
zijn groeiend gezin zijn huis in
Voorschoten voor het oude raadhuis
van de opgeheven gemeente Ooster-
land op Schouwen-Duiveland. Daar
heeft hij nu heerlijk de ruimte: tien
kamers, met de gewezen raadszaal als
hobbykamer.
Toen de geboren Utrechtenaar mr.
J. W. Masman als PvdA-kamerlid
het district Overijssel kreeg toege
wezen, vestigde hij zich heel conse
quent in een boerderijtje in de
buurtschap Zuna aan de Regge; daar
heeft hij nu een soort „politieke
pastorie".
Sake van der Ploeg van de PvdA
stilde zijn heimwee naar het platte
land door bij zijn Utrechtse flat een
gazon aan te leggen in de vorm van
Friesland....
Een citaat uit een brief, ons toegezon
den naar aanleiding van de gebeurtenis
sen in Doetinchem waar twee agenten
ernstig werden mishandeld door drie van
dalen. „Men neemt vaak te lang een af
wachtende houding aan", aldus d étze
briefschrijver. „Dan „onze Jantjes" uit
Den Helder die konden toch in een
ogenblik het Centraal Station in Amster
dam schoonvegen. Het wordt nu zo lang
zamerhand toch wel tijd dat men in Den
Haag andere richtlijnen gaat samenstel
len en onze beschermers meer bevoegd
heden gaat geven".
We citeren deze brief omdat het een
veel gehoorde reactie is. Natuurlijk heeft
men met deze twee politiemensen te
doen maar anderzijds steekt men het
niet -onder stoelen of banken dat men
twijfelt aan het vakmanschap van deze
twee. Ze zijn nota bene bewapend met
pistolen, hebben wapenstokken, zijn in
h«t gebruik daarvan geoefend dan laat
je toch niet aftuigen door drie kerels!
Laten we het eens omdraaien. De drie
mishandelaars waren vermoedelijk inbre
kers. Ze handelden anders dan de meeste
inbrekers als ze door de politie worden
betrapt: ze gingen niet op de vlucht maar
verkozen de aanval. Stel dat ze wél op
de vlucht waren gegaan, dat de twee po
litiemannen geheel volgens hun in
structies eerst waarschuwingsschoten
hadden gelost, daarna op de vluchtenden
waren gaan schieten en dat ze ook in
derdaad róék hadden geschoten. Ernstig
raak. Zulke gevallen zijn voorgekomen.
En toen is er ach en wee geroepen en
kreeg de politie de bijnaam van „schiet-
dienders". Was dat nu ook gebeurd, het
misbaar van alle kanten zou weer groot
zijn geweest. Nu hebben ze géén gebruik
gemaakt van hun wapens, hebben ze het
onderspit gedolven en nu krijgen ze
het verwijt dat ze te zachtzinnig zijn op
getreden!
Het is niet moeilijk aan te voelen in
welk dilemma menig politieman zich op
dit ogenblik voelt. De politie, toch vooral
een gezagsapparaat, staat in deze tijd
van gezagscrisis toch al niet te hoog
aangeschreven. Dat werkt in op de indivi
duele politieman. Hij is een mens met
een lang niet gemakkelijke taak. Een
taak die hij alleen maar naar behoren
kan uitoefenen als hij zich gerugge-
steund weet door de gemeenschap in
wier dienst hij immers werkt. Gaat hij
daaraan twijfelen dan gaat hij als ie
der mens twijfelen aan zichzelf. Heus.
hij weet bijzonder goed hoe hij met z'n
pistool en met z'n wapenstok moet om
gaan maar op 'n gegeven ogenblik
durft hij dat pistool haast niet meer te
voorschijn te halen, omdat hij zeker weet
dat er weer alle mogelijke kritiek op zal
komen. En dan gebeuren dingen zoals in
Doetinchem.
Eén ding moet vast staan: dat de bur
gerij achter haar politie staat. Met alle
fouten die aan de politie als organisatie
kleven en met alle fouten die ook de in
dividuele politieman bij tijd en wijle
maakt. Is dat vertrouwen er niet dan zal
het snel bergafwaarts gaan met onze po
litie. Tot schade van onze samenleving.
De minister van cultuur, recreatie en
maatschappelijk werk wil geen staatsse
cretaris speeiaal belast met sportzaken.
Terecht. Sport is een bijzonder belangrijk
facet in ons volksleven, maar de aanra-
kingsvlakken tussen sport en landelijke
overheid zijn niet van dien aard dat daar
nu speciaal een hoge (politieke) functio
naris voor nodig is.- Met nadruk heeft de
minister ook nu weer gesteld: „Op dit
gebied is voor de gemeenten een veel
grotere taak weggelegd dan voor de rijks
overheid. Door de sport grotendeels te
betrekken in het gemeentelijke beleid
worden de burgers er veel directer bij
betrokken!"
Dr. Klompé wilde ook niet ingaan op de
suggestie van haar voorganger mr. M.
Vrolijk om een staatssecretaris aan te
trekken, niet zozeer als stimulator maar
veel meer als coördinator. Zij deed dit af
met de opmerking: „Als wij daartoe zou
den overgaan zou ik op mijn departement
wel achttien staatssecretarissen nodig
hebben!" En dit nu lijkt ons niet zon
heel sterke redenering - zeker oud-mi
nister Vrolijk die in zijn ambtsperiode
heel veel voor de sport gedaan heeft,
verdiende een beter antwoord dan deze
dooddoener.
Want de uitgangspunten van minister
Klompé zijn dan wel juist: sport behoort
veel meer thuis bij de gemeenteiijke
•verheid en voor de rijksoverheid liggen
hier niet zoveel taken weggelegd
maar de praktijk wijst uit dat vele ge
meentelijke overheden met dit stuk ver
antwoordelijkheid niet zo heel goed raad
weten. Praten we niet in de eerste plaats
over betaald voetbal als men op dit
punt de gedragingen van de verschillen
de gemeenten met elkaar vergelijkt, dan
komt men tot lachwekkende tegenstellin
gen. Veel erger is immers dat heel veel
gemeenten op het punt van de lichame
lijke opvoeding ver en ver onder de maat
blijven. Dat vele gemeentebesturen de
bouw van gymnastieklokalen, zwemba
den, de aanleg van speelvelden, van ten
nisbanen en ga zo maar door helemaal
achteraan op het verlanglijstje schrijven.
Nog altijd heerst bij velen de opvatting
dat het veel belangrijker is dat een kind
sommen onder de duizend uit het hoofd
kan oplossen dan dat het kan zwemmen.
Of hardlopen of tennissen.
Goed, minister Klompé heeft gelijk.
Een staatssecretaris speciaal voor sport
Is overdreven. Maar iemand die de ge
meenten eens aan het verstand brengt
dat ze op dit punt een belangrijke verant
woordelijkheid en taak hebben en die
eindelijk eens wat lijn brengt in de ver
houding gemeente-sport aan zo ie
mand bestaat toch echt wel behoefte. En
of de gemeenten zullen willen luisteren
naar iemand die niet minstens zo hoog is
als een staatssecretaris is een vraagl
Een tot Rode
Kruiswagen omgedoopt
verkenningsvoertuig
j! van Amerikaanse
makelij. Bij een
HS défilé kan dat zo
nog wel, de
commandant half uit
de toren. Maar
in het veld kan het
zen levensgevaarlijke
zaak worden.
„Het lijkt misschien wat overdreven dat ik zo
bijzonder veel aandacht besteed aan de verzekering
van de veiligheid van het personeel. Maar als je
aan het graf staat van een tijdens de dienst ver
ongelukte soldaat of je moet op ziekenbezoek bij
een militair die het slachtoffer is geworden van een
ernstig ongeval, dan denk je daar wel anders over."
Dat zegt, in zijn ruime kamer in het stafgebouw
van het Eerste Legerkorps aan de Berghuizerweg
te Apeldoorn, de legerkorpscommandant, luitenant-
generaal J. A. C. Bartels die in november van het
vorig jaar generaal L. A. Savalle in die functie
opvolgde. „Nu het gehele legerkorps gemechaniseerd
is hetgeen het werken met een groot voertuigenpark
inhoudt, is de veiligheid van de man wel een van
mfln grootste zorgen," aldus de generaal.
Waar generaal Bartels vooral tegen waarschuwt
als hij bij de troep komt, en dat gebeurt vrij veel,
is het uit gepantserde voertuigen hangen tijdens
ritten of oefeningen. Als zo'n voertuig een ongeluk
krijgt kan men niet tijdig meer naar binnen komen
hetgeen de ernstigste gevolgen kan hebben. De ge
neraal staat er ook op, dat iedere militair, van
hoog tot laag, zijn herkenningsplaatje bij zich draagt.
Dat lijkt in vele gevallen overbodig, maar bij een
ongeluk, dat ons allen kan overkomen, voorkomt
dat hopeloos gezoek naar bloedgroep, betrokken
commandant, geloofsrichting en wat al niet. Zaken
die bij de te verlenen hulp van groot belang kunnen
zijn.
Bij verplaatsingen van troepeneenheden moet vaak
nog meer op kleine dingen worden gelet zoals het
functioneren van richtingaanwijzers, het in goede
staat zijn van de lichten, het vastsjorren van losse
van vrachtwagens afhangende touwen, waardoor ook
al reeds ongelukken zijn veroorzaakt. Het onderhoud
van het wagenpark heeft de generaal, vooral toen
hij nog commandant van de le divisie „7 December"
was, nog wel eens zorgen gebaard. Maar dat loopt
nu goed. De Nederlandse soldaat, die ondanks alle
acties van de laatste tijd echt wel een goede soldaat
is volgens de generaal, is er van overtuigd dat het
dure materieel waarmee gewerkt wordt een kostbaar
bezit van het Nederlandse volk is.
Wat de veelbesproken krijgstucht betreft, het oude
militaire recht geldt nog, maar is inderdaad wel aan
herziening toe. Daaraan wordt overigens nu hard
gewerkt door de commissie-Lagerwerf. Juist in deze
overgangstijd echter moeten we wel oppassen dat we
geen methoden gaan toepassen die niet rechtsgeldig
zijn, meent generaal Bartels.
Ondanks alle kritiek dié de laatste jaren op het
leger wordt afgegeven, en niet altjjd ten onrechte,
wil generaal Bartels er met nadruk op wijzen dat er
toch vele goede dingen in de armee zijn. Er zijn
toch heel wat onderdelen- waarbij de dienstplichtig
soldaat (die nog altijd de grote massa uitmaakt)
wat kan leren, vooral op technisch gebied, waaraan
hij in z(jn latere leven wat heeft. En ook b(J de
besteding van zijn vrije tijd staat de militair van
daag de dag niet alleen.
Waar de nieuwe legerkorpscommandant aan al
deze, op het oog misschien kleine zaken grote aan
dacht besteedt ontgaat hem het belang van grotere
zaken toch ook niet. Daarbij wil hij echter geen
oude schoenen weggooien voor hij nieuwe heeft.
Die komen evenwel toch aan de orde zoals blijkt
bij het in dienst stellen van de nieuwe Leopard-
tank. Die komt met name de beweeglijkheid van
het legerkorps ten goede. „We moeten nog gaan
wennen aan de grotere snelheid van deze tank, de
ruimere actieradius en de wendbaarheid. De tech
nische middelen voor het onderhoud zijn aan de
nieuwe tank aangepast en het is nu zaak dat we,
door middel van oefeningen, de staven laten wennen
aan dat nieuwe wapen.
Ondanks alle medewerking van een goede chef
staf, van vele toegewijde onderdeelscommandanten
en vooral van de soldaat waarvqor de generaal heel
veel waardering heeft „ze moeten toch maar an
derhalf jaar uit hun werk of studie en ze doen het
toch maar" -— vindt generaal Bartels het commando
van een legerkorps toch een moeilijke zaak. Hij
hoopt zijn taak echter in de korte spanne tijds die
hem is gegeven volgend jaar mei treedt hij af
goed te kunnen volbrengen.
Volgende week donderdagavond gaan de televisiesecties van 1KOR en CVK ve
ler wensen vervullen door een „politiek avondgebed" uit Keulen uit te zenden.
Het is een deze week in de Antoniterkcrk gehouden bijeenkomst die als thema
„Het Kruis als struikelblok" had. De lijdensmcdidatie werd met muziek en
projectie voorbereid en uitgesproken door een groep waartoe o.m. de Duitse
theologe Dorothee Sölle behoort, met wie kort geleden, eveneens door I KOR
CVK. een interview gehouden werd, waarvan de tekst door enkele duizenden
Nederlanders is aangevraagd.
Voor het „politiek avondgebed", zoals dat sinds najaar 1968 in Keulen gehouden
wordt, bestaat ook in Nederland een ongekend grote belangstelling, niet alleen
van kerkelijke maar ook van buitenkerkelijke mensen en tot de kerkelijken onder
hen behoren rooms-katholieke en reformatorische, orthodoxe en vrijzinnige
christenen. Een paar dagen geleden kwam dit o.a. naar voren in een inleiding
van de Utrechtse remonstrantse studentenpredikant ds. W. J. Overdiep voor de
„Gespreksgroep Apeldoorn".
Waarom gaat het in het politiek
avondgebed? De gereformeerde Eimert
Pruim van het vormingscentrum Den
Alerdinck te Heino citeert in het in de
Anthos-reeks te Baarn uitgegeven
boekje „Buiten-dienst" het volgende
Duitse krantebericht: „In Keulen ex
perimenteert sedert enige tijd een klei
ne werkgroep van protestanten en ka-
y
tholieken met een nieuwe vorm van
avondgebed. De traditionele inhoud en
vorm van het kerkelijke avondgebed
bevredigde hen niet langer; het stond
alles teveel buiten het hedendaagse le
ven met zijn kleine vreugden en vóór
alles zijn grote sociale en politieke zor
gen".
„En als er eens actueel gepreekt, ge
beden of gezongen werd dan steeds in
zulke algemene termen dat men er de
geschiedenis van de vervlogen eeuwen
even gemakkelijk onder kon verstaan
als het huidige tijdsgewricht. De werk
groep in Keulen wilde daarom én dui
delijk én eerlijk zijn; duidelijk de za
ken op maatschappelijk en politiek ter
rein bij name noemen en tevens eerlijk
oorlog oorlog, moord moord, onrecht
onrecht noemen," aldus dit bericht.
Inderdaad gaat het om een uitermate
belangwekkend experiment zoals ook
donderdag wel uit de televisie-uitzen
ding zal blijken.
De werkgroep kwam maar zo niet tot
stand maar ontstond uit een aantal jon
ge theologen en ^theologisch geïnteres
seerde „leken" in Keulen die als leden
van een gesprekskring tot de conclusie
gekomen waren dat zij té vrijblijvend
over liturgie, geloofsbelijdenis en ande
re essentiële zaken aan het discussie
ren waren. „Laten we ons in vredes
naam afvragen welke consequenties
ons christen-zijn en onze geloofsbelij
denis voor onze houding ten opzichte
van politieke en maatschappelijke vra
gen hebben", zei de groep waartoe ook
Dorothee Sölle behoorde. Zo ontstond
na enkele proefnemingen het politieke
avondgebed in de vorm van een gods
dienstoefening met uitvoerige politie
ke informatie, confrontatie daarvan
met gedeelten van de bijbel, een korte
meditatie en een gesprek met de ge
meente.
Het verzet van de „officiële kerk" te
gen dit experiment was onmiddellijk
uitzonderlijk groot; zowel van rooms-
katholieke als van protestantse zijde
kwamen felle protesten los, hoge
kerkelijke autoriteiten beschuldigden
de initiatiefnemers ervan geen gods
dienstoefeningen te houden maar po
litieke demonstraties. De groep ging
echter door, de belangstelling nam
toe en de publiciteit rond het politiek
avondgebed werd zéér intensief en in
ternationaal door een gebeurtenis die
op zichzelf weinig met het avondgebed
te maken had, n.l. toen Dorothee Sölle
hertrouwde met de uitgetreden Benedik-
tijner pater Fulbert Steffensky die ook
van de werkgroep deel' uitmaakt.
DOROTHEE SÖLLE
vraag naar interview
sterdamse emeritus-predikant dr. J. J.
Buskes op 7 februari in „Hervormd Ne
derland" over het Keulse experiment
schreef.
„Een kerk die niet, juist als een kerk
die de geheimen van het Heil bewaart
en behoedt, een kerk van de stróat is en
niet op het leven van maandag tot za
terdag betrokken blijft (ook het politie
ke leven) is een zinloze zaak". Buskes
heeft zijn bezwaren tegen een aantal
aspecten van de Keulse bijeenkomsten,
maar met de intentie gaat hij graag ak
koord.
Dorothee Sölle en Fulbert Steffensky
hebben hun ervaringen met het politiek
avondgebed neergelegd in een boekje
dat onder de titel „Polistisches Nacht
gebet in Köln bij Kreuz-Verlag Stutt
gart/Matthias Grünewald en Mainz ver
scheen en in Nederlandse vertaling
onlangs door Bosch Keuning en
In den Toren te Baarn (in de
Anthos-reeks) uitgegeven werd. Het
boekje geeft een voortreffelijk beeld
van de avondgebeden in Keulens Anto-
niter Kirche, een laatgotisch bedehuis
dat zich uitnemend voor dergelijke dia-
1 oog-bij eenkomsten leent.
Van dit Keulse politiek avondgebed
ben ik onder de indruk gekomen omdat
het een geladenheid heeft die men in de
„officiële kerk" dikwijls mist hoewel
zowel de Evangelische Boodschap als
de tijd waarin wij leven daartoe alle
aanleiding geven. De confrontatie van
de problemen van onze tijd met de Hei
lige Schrift brengt een spanning met
zich mee die m.i. nodig is om de Bood
schap van de Heer voor de mensen van
deze tijd góed te verstaan.
Daarmee wil ik de traditionele kerk
diensten bepaaald niet veroordelen, inte
gendeel; ik geloof dat zondagse kerk
diensten en bijeenkomsten als het poli
tiek avondgebed elkaar aanvullen.
Ik ga graag akkoord met wat de Am-
Zeker, men kan kritiek op in dit
boekje gepubliceerde teksten oefenen
(de samenstellers gaan in zelfkritiek
overigens voorop) maar ook na lezing
van deze pocket zijn we tot de conclusie
gekomen dat hier een tot dusver helaas
niet genoeg naar voren tredende boeien
de dimensie aan het christen-zijn-in-
deze-tijd gegeven wordt die niet alleen
de bezoekers van de Antonier Kirche
maar óók de lezers van dit boekje niet
meer loslaat.
In het boekje kan men een aantal
avondgebed-teksten aantreffen. Weer
gegeven worden bijeenkomsten die ge
wijd waren aan (o.m.) de problematiek
van de ontwikkelingshulp aan jonge
landen, de discriminatie binnenslands
(gastarbeiders), Vietnam, de straf, ge
loof en politiek en Tsjecho-Slowakije
1968. Dit alles in het strakke schema
van exacte zéér deskundige feitelijke
informatie, confrontatie hiervan met de
bijbelse boodschap, een gesprek hier
over en het gebed tot God.
Steffensky schrijft in de inleiding
o.m.: „We proberen uit de bijbelse
boodschap niet alleen de particuliere
mededeling van het heil aan elke enke
ling onder ons te lezen; we proberen ook
de kritische functie van het bijbelse
woord voor de samenleving en onszelf
te ontdekken en te aanvaarden. Jezus
was in zijn tijd niet tevreden met de
bestaande toestand. De structuur van
de samenleving van toen bracht hem
tot protest."f
Hij beloofde voor de toekomst een
ander rijk. In de tweede brief van Pe
trus (3:13) staat: „Wij verwachten een
nieuwe hemel en een nieuwe aarde vol
gens Zijn belofte waarop gerechtigheid
zal heersen".
Zo gaat het politiek avondgebed zijn
eigen weg en het zou ons niet verwon
deren als ook in ons land aan deze be
leving van het christen-zijn steeds meer
aandacht gegeven zal worden, óók door
de kerken. Buskes' conclusie luidt o.l.
terecht: „Het politieke avondgebed i«
voor de officiële kerk een verwijt en
een uitdaging."
E. J. MATHIE1