De 150 van de Tweede Kamer doen over zichzelf een boekje open Dé les van Doetinchem Minister contra oud-minister HET POLITIEK AVONDGEBED: 'N UITDAGING Bij generaal Bartels staat veiligheid hoog genoteerd Donderdag via tv kennismaking met experiment van Sölle-groep Tucht Ook in ons land is interesse groeiende Ontstaan Boeiend Geladen S. VAN DER PLOEG Fries gazon Hoewel de Tweede Kamer in haar huidige samenstelling er al bij na driekwart van de zittingsperiode op heeft zitten, heeft de Amster damse uitgeverij Bekking het toch nog de moeite waard gevonden de paperback „Wie is wie in de 2e Ka mer" op de markt te brengen. De journalist Frits van der Molen stelde het boek samen aan de hand van gegevens, die de 150 volksver tegenwoordigers hem door het in vullen van een uitgebreide vragen lijst, bereidwillig of wat meer terug houdend, ter beschikking hebben gesteld. Vobr 12,50 kunnen de kiezers van Nederland nu heel wat over onze pariementariërs aan de weet ko men bijzonderheden die zij over zichzelf kwijt wilden en ook enkele algëmene opmerkingen, die de schrijver daaraan heeft vastge knoopt. Alle ondervraagde Kamerleden hebben nauwgezet een overzicht van hun levensloop gegeven en eerlijk al hup functies en bijbaantjes opge biecht. Al lezende krijgt men een in druk van de enorme hoeveelheid en de rijke verscheidenheid van de op leidingen, die hier te volgen, ai van E. J. HARMSEN geen recordhouder meer de diploma's, die in ons land te be halen zijn. Met alle respect voor wat de ver schillende Kamerleden zoal in hun leven bereikt hebben, maar wat hier verder onvermeld blijft, geven wij hieronder enkele bijzonderheden over hen, die niet algemeen bekend zijn. Zowel in leeftijd als in dienstja ren is ir. Van Dis van de SGP het oudste Kamerlid;, zuiver op zijn me rites als spreker beoordeeld, is de heer Marcus Bakker van de CPN het beste Kamerlid. „Mooie Barend" Biesheuvel (a.r.) is met 1,97 m. de langste in^ het gezelschap; hij wil best weten dat hij getrouwd is met zijn jeugdvriendinnetje van dé Mulo. Mr. Geertsema van de VVD was ooit een actief voetballer: hij heeft er twee voetbalknietjes en een ge barsten kuitbeen aan'overgehouden. Verder bekende hij, dat hij bijzon der graag naar de Fabeltjeskrant kijkt, „een intellectueel genot voor ouderen", zoals hij het noemt. Zijn fractiegenoot mr. Berkhou wer is een liefhebber van zelf ko ken. Eén van zijn specialiteiten is choucroute (zuurkool) a l'Alsacien- ne. Hij is niet voor niets met een Frangaise gehuwd. Prof. dr. I. A. Diepenhorst, (de an ti-revolutionaire oud-minister van Onderwijs en Wetenschappen) is een briljant politicus, maar hij heeft één zwak: hij kan nooit namen of ge zichten onthouden en stelt zich dan MR. A. M. GOUDSMIT de juiste broekpakken ook nogal eens voor aan mensen, die hij geacht wordt al jaren te kennen. De vroegere maatschappelijk werkster mej. J. van Leeuwen van de ARP is een van de weinige Ka merleden, die niet van een briefje maar uit het hoofd spreekt. De heer Van Buel (KVP) daarentegen geniet een zekere vermaardheid doordat hij in de Kamer zelden of nooit het woord voert. Drs. De Boo van de CHU valt op doordat hij vrijwel da gelijks „Nieuwspoort" bezoekt om contact met de pers te houden. Dr. Van der Lek van de PSP heeft iets tegen overhemden; mr. Van Mierlo van D'66 niet, maar hij ver geet wel eens alle knopen ervan dicht te maken reden waarom hij wel eens als „Navelmans" wordt aangeduid en in de Kamer eens een briefje kreeg toegespeeld met de tekst: „Openheid is rpooi, te veel openheid is ook niet alles"; Zoals iedereen wel weet, valt ook de socialistische fractieleider drs. Den Uyl bepaald niet op door een verzorgd uiterlijk. Hij morst altijd kwistig met as van zijn sigaar of si garet. De heer De Goede van D'66 is altijd onberispelijk gekleed. Bij de dames gaat mevrouw Dettmeijer- Labberton (VVD) op dit gebied met de erepalm strijken en ook de broekpakken van mej. Goudsmit (D'66) mogen gezien worden. Bij het image van drs. Den Uyl hoort ook altijd dat hij zoveel kinde- MR. C. BERKHOUWER Elzasser zuurkool ren heeft. Zijn zevental valt echter in het niet bij de dertien kinderen van de a.r.-afgevaardigde De Mooy. Boer Nuijens is met vijftien nakome lingen recordhouder; hij heeft bo vendien een fraaie collectie min of meer antieke bidprentjes. Bij de liefhebberijen van de Kamerleden komt men trouwens opvallend vaak tegen: belangstelling voor antiek en het lezen van historische romans. Mr. Van den Bprgh (PvdA) gaf te kennen, dat hij al vijftien jaar geen tijd heeft voor liefhebberijen. Wist u overigens, dat de vertegen woordiger van het GPV, de heer Jongeling, onder het pseudoniem Piet Prins tientallen jeugdboeken heeft geschreven? Die zijn o.a. ver schenen in de Wambo-serie en de Snuf-serie. Mevrouw Padt- Jansen van de PvdA is, evenals haar fractiegenote mevrouw Heroma-Meilink, weduwe. Zij heeft drie, naar zij zegt „zeer linkse" kinderen: haar hot-line met de maatschappij. Het boek is niet helemaal „bij", want de heer E. J. Harmsen van de naar hem genoemde groep wordt af geschilderd als een soort zwaarge wicht-bokser, die in de Kamer de zitplaats van twee personen inneemt. Er is geen rekening gehouden met het feit, dat deze Apeldoornse wet houder de laatste tijd aanzienlijk is afgeslankt. Bovendien staat mr. Ne- lissen nog altijd als Kamerlid te P. JONGELING alias Piet Prins boek, terwijl hij bij de verschijning van dit „parlementair overzicht" toch al een week of zes minister was. Opvallend is, dat er niet minder dan twaalf Kamerleden zijn wier achternaam met een „W" begint. Wie zonder zich te vergissen precies kan vertellen wie de heren Wierda, Wiebenga en Wierenga zijn, mag zich gerust een deskundige noemen. Onze parlementariërs wonen na tuurlijk niet op het Binnenhof; ve len zijn van maandag tot en met vrijdag in Den Haag, maar hun ge zinnen wonen soms tot in de verste hoeken van Nederland. Een paar vermeldenswaardige uitschieters: drs. Rinse Zijlstra (a.r.) verruilde met zijn groeiend gezin zijn huis in Voorschoten voor het oude raadhuis van de opgeheven gemeente Ooster- land op Schouwen-Duiveland. Daar heeft hij nu heerlijk de ruimte: tien kamers, met de gewezen raadszaal als hobbykamer. Toen de geboren Utrechtenaar mr. J. W. Masman als PvdA-kamerlid het district Overijssel kreeg toege wezen, vestigde hij zich heel conse quent in een boerderijtje in de buurtschap Zuna aan de Regge; daar heeft hij nu een soort „politieke pastorie". Sake van der Ploeg van de PvdA stilde zijn heimwee naar het platte land door bij zijn Utrechtse flat een gazon aan te leggen in de vorm van Friesland.... Een citaat uit een brief, ons toegezon den naar aanleiding van de gebeurtenis sen in Doetinchem waar twee agenten ernstig werden mishandeld door drie van dalen. „Men neemt vaak te lang een af wachtende houding aan", aldus d étze briefschrijver. „Dan „onze Jantjes" uit Den Helder die konden toch in een ogenblik het Centraal Station in Amster dam schoonvegen. Het wordt nu zo lang zamerhand toch wel tijd dat men in Den Haag andere richtlijnen gaat samenstel len en onze beschermers meer bevoegd heden gaat geven". We citeren deze brief omdat het een veel gehoorde reactie is. Natuurlijk heeft men met deze twee politiemensen te doen maar anderzijds steekt men het niet -onder stoelen of banken dat men twijfelt aan het vakmanschap van deze twee. Ze zijn nota bene bewapend met pistolen, hebben wapenstokken, zijn in h«t gebruik daarvan geoefend dan laat je toch niet aftuigen door drie kerels! Laten we het eens omdraaien. De drie mishandelaars waren vermoedelijk inbre kers. Ze handelden anders dan de meeste inbrekers als ze door de politie worden betrapt: ze gingen niet op de vlucht maar verkozen de aanval. Stel dat ze wél op de vlucht waren gegaan, dat de twee po litiemannen geheel volgens hun in structies eerst waarschuwingsschoten hadden gelost, daarna op de vluchtenden waren gaan schieten en dat ze ook in derdaad róék hadden geschoten. Ernstig raak. Zulke gevallen zijn voorgekomen. En toen is er ach en wee geroepen en kreeg de politie de bijnaam van „schiet- dienders". Was dat nu ook gebeurd, het misbaar van alle kanten zou weer groot zijn geweest. Nu hebben ze géén gebruik gemaakt van hun wapens, hebben ze het onderspit gedolven en nu krijgen ze het verwijt dat ze te zachtzinnig zijn op getreden! Het is niet moeilijk aan te voelen in welk dilemma menig politieman zich op dit ogenblik voelt. De politie, toch vooral een gezagsapparaat, staat in deze tijd van gezagscrisis toch al niet te hoog aangeschreven. Dat werkt in op de indivi duele politieman. Hij is een mens met een lang niet gemakkelijke taak. Een taak die hij alleen maar naar behoren kan uitoefenen als hij zich gerugge- steund weet door de gemeenschap in wier dienst hij immers werkt. Gaat hij daaraan twijfelen dan gaat hij als ie der mens twijfelen aan zichzelf. Heus. hij weet bijzonder goed hoe hij met z'n pistool en met z'n wapenstok moet om gaan maar op 'n gegeven ogenblik durft hij dat pistool haast niet meer te voorschijn te halen, omdat hij zeker weet dat er weer alle mogelijke kritiek op zal komen. En dan gebeuren dingen zoals in Doetinchem. Eén ding moet vast staan: dat de bur gerij achter haar politie staat. Met alle fouten die aan de politie als organisatie kleven en met alle fouten die ook de in dividuele politieman bij tijd en wijle maakt. Is dat vertrouwen er niet dan zal het snel bergafwaarts gaan met onze po litie. Tot schade van onze samenleving. De minister van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk wil geen staatsse cretaris speeiaal belast met sportzaken. Terecht. Sport is een bijzonder belangrijk facet in ons volksleven, maar de aanra- kingsvlakken tussen sport en landelijke overheid zijn niet van dien aard dat daar nu speciaal een hoge (politieke) functio naris voor nodig is.- Met nadruk heeft de minister ook nu weer gesteld: „Op dit gebied is voor de gemeenten een veel grotere taak weggelegd dan voor de rijks overheid. Door de sport grotendeels te betrekken in het gemeentelijke beleid worden de burgers er veel directer bij betrokken!" Dr. Klompé wilde ook niet ingaan op de suggestie van haar voorganger mr. M. Vrolijk om een staatssecretaris aan te trekken, niet zozeer als stimulator maar veel meer als coördinator. Zij deed dit af met de opmerking: „Als wij daartoe zou den overgaan zou ik op mijn departement wel achttien staatssecretarissen nodig hebben!" En dit nu lijkt ons niet zon heel sterke redenering - zeker oud-mi nister Vrolijk die in zijn ambtsperiode heel veel voor de sport gedaan heeft, verdiende een beter antwoord dan deze dooddoener. Want de uitgangspunten van minister Klompé zijn dan wel juist: sport behoort veel meer thuis bij de gemeenteiijke •verheid en voor de rijksoverheid liggen hier niet zoveel taken weggelegd maar de praktijk wijst uit dat vele ge meentelijke overheden met dit stuk ver antwoordelijkheid niet zo heel goed raad weten. Praten we niet in de eerste plaats over betaald voetbal als men op dit punt de gedragingen van de verschillen de gemeenten met elkaar vergelijkt, dan komt men tot lachwekkende tegenstellin gen. Veel erger is immers dat heel veel gemeenten op het punt van de lichame lijke opvoeding ver en ver onder de maat blijven. Dat vele gemeentebesturen de bouw van gymnastieklokalen, zwemba den, de aanleg van speelvelden, van ten nisbanen en ga zo maar door helemaal achteraan op het verlanglijstje schrijven. Nog altijd heerst bij velen de opvatting dat het veel belangrijker is dat een kind sommen onder de duizend uit het hoofd kan oplossen dan dat het kan zwemmen. Of hardlopen of tennissen. Goed, minister Klompé heeft gelijk. Een staatssecretaris speciaal voor sport Is overdreven. Maar iemand die de ge meenten eens aan het verstand brengt dat ze op dit punt een belangrijke verant woordelijkheid en taak hebben en die eindelijk eens wat lijn brengt in de ver houding gemeente-sport aan zo ie mand bestaat toch echt wel behoefte. En of de gemeenten zullen willen luisteren naar iemand die niet minstens zo hoog is als een staatssecretaris is een vraagl Een tot Rode Kruiswagen omgedoopt verkenningsvoertuig j! van Amerikaanse makelij. Bij een HS défilé kan dat zo nog wel, de commandant half uit de toren. Maar in het veld kan het zen levensgevaarlijke zaak worden. „Het lijkt misschien wat overdreven dat ik zo bijzonder veel aandacht besteed aan de verzekering van de veiligheid van het personeel. Maar als je aan het graf staat van een tijdens de dienst ver ongelukte soldaat of je moet op ziekenbezoek bij een militair die het slachtoffer is geworden van een ernstig ongeval, dan denk je daar wel anders over." Dat zegt, in zijn ruime kamer in het stafgebouw van het Eerste Legerkorps aan de Berghuizerweg te Apeldoorn, de legerkorpscommandant, luitenant- generaal J. A. C. Bartels die in november van het vorig jaar generaal L. A. Savalle in die functie opvolgde. „Nu het gehele legerkorps gemechaniseerd is hetgeen het werken met een groot voertuigenpark inhoudt, is de veiligheid van de man wel een van mfln grootste zorgen," aldus de generaal. Waar generaal Bartels vooral tegen waarschuwt als hij bij de troep komt, en dat gebeurt vrij veel, is het uit gepantserde voertuigen hangen tijdens ritten of oefeningen. Als zo'n voertuig een ongeluk krijgt kan men niet tijdig meer naar binnen komen hetgeen de ernstigste gevolgen kan hebben. De ge neraal staat er ook op, dat iedere militair, van hoog tot laag, zijn herkenningsplaatje bij zich draagt. Dat lijkt in vele gevallen overbodig, maar bij een ongeluk, dat ons allen kan overkomen, voorkomt dat hopeloos gezoek naar bloedgroep, betrokken commandant, geloofsrichting en wat al niet. Zaken die bij de te verlenen hulp van groot belang kunnen zijn. Bij verplaatsingen van troepeneenheden moet vaak nog meer op kleine dingen worden gelet zoals het functioneren van richtingaanwijzers, het in goede staat zijn van de lichten, het vastsjorren van losse van vrachtwagens afhangende touwen, waardoor ook al reeds ongelukken zijn veroorzaakt. Het onderhoud van het wagenpark heeft de generaal, vooral toen hij nog commandant van de le divisie „7 December" was, nog wel eens zorgen gebaard. Maar dat loopt nu goed. De Nederlandse soldaat, die ondanks alle acties van de laatste tijd echt wel een goede soldaat is volgens de generaal, is er van overtuigd dat het dure materieel waarmee gewerkt wordt een kostbaar bezit van het Nederlandse volk is. Wat de veelbesproken krijgstucht betreft, het oude militaire recht geldt nog, maar is inderdaad wel aan herziening toe. Daaraan wordt overigens nu hard gewerkt door de commissie-Lagerwerf. Juist in deze overgangstijd echter moeten we wel oppassen dat we geen methoden gaan toepassen die niet rechtsgeldig zijn, meent generaal Bartels. Ondanks alle kritiek dié de laatste jaren op het leger wordt afgegeven, en niet altjjd ten onrechte, wil generaal Bartels er met nadruk op wijzen dat er toch vele goede dingen in de armee zijn. Er zijn toch heel wat onderdelen- waarbij de dienstplichtig soldaat (die nog altijd de grote massa uitmaakt) wat kan leren, vooral op technisch gebied, waaraan hij in z(jn latere leven wat heeft. En ook b(J de besteding van zijn vrije tijd staat de militair van daag de dag niet alleen. Waar de nieuwe legerkorpscommandant aan al deze, op het oog misschien kleine zaken grote aan dacht besteedt ontgaat hem het belang van grotere zaken toch ook niet. Daarbij wil hij echter geen oude schoenen weggooien voor hij nieuwe heeft. Die komen evenwel toch aan de orde zoals blijkt bij het in dienst stellen van de nieuwe Leopard- tank. Die komt met name de beweeglijkheid van het legerkorps ten goede. „We moeten nog gaan wennen aan de grotere snelheid van deze tank, de ruimere actieradius en de wendbaarheid. De tech nische middelen voor het onderhoud zijn aan de nieuwe tank aangepast en het is nu zaak dat we, door middel van oefeningen, de staven laten wennen aan dat nieuwe wapen. Ondanks alle medewerking van een goede chef staf, van vele toegewijde onderdeelscommandanten en vooral van de soldaat waarvqor de generaal heel veel waardering heeft „ze moeten toch maar an derhalf jaar uit hun werk of studie en ze doen het toch maar" -— vindt generaal Bartels het commando van een legerkorps toch een moeilijke zaak. Hij hoopt zijn taak echter in de korte spanne tijds die hem is gegeven volgend jaar mei treedt hij af goed te kunnen volbrengen. Volgende week donderdagavond gaan de televisiesecties van 1KOR en CVK ve ler wensen vervullen door een „politiek avondgebed" uit Keulen uit te zenden. Het is een deze week in de Antoniterkcrk gehouden bijeenkomst die als thema „Het Kruis als struikelblok" had. De lijdensmcdidatie werd met muziek en projectie voorbereid en uitgesproken door een groep waartoe o.m. de Duitse theologe Dorothee Sölle behoort, met wie kort geleden, eveneens door I KOR CVK. een interview gehouden werd, waarvan de tekst door enkele duizenden Nederlanders is aangevraagd. Voor het „politiek avondgebed", zoals dat sinds najaar 1968 in Keulen gehouden wordt, bestaat ook in Nederland een ongekend grote belangstelling, niet alleen van kerkelijke maar ook van buitenkerkelijke mensen en tot de kerkelijken onder hen behoren rooms-katholieke en reformatorische, orthodoxe en vrijzinnige christenen. Een paar dagen geleden kwam dit o.a. naar voren in een inleiding van de Utrechtse remonstrantse studentenpredikant ds. W. J. Overdiep voor de „Gespreksgroep Apeldoorn". Waarom gaat het in het politiek avondgebed? De gereformeerde Eimert Pruim van het vormingscentrum Den Alerdinck te Heino citeert in het in de Anthos-reeks te Baarn uitgegeven boekje „Buiten-dienst" het volgende Duitse krantebericht: „In Keulen ex perimenteert sedert enige tijd een klei ne werkgroep van protestanten en ka- y tholieken met een nieuwe vorm van avondgebed. De traditionele inhoud en vorm van het kerkelijke avondgebed bevredigde hen niet langer; het stond alles teveel buiten het hedendaagse le ven met zijn kleine vreugden en vóór alles zijn grote sociale en politieke zor gen". „En als er eens actueel gepreekt, ge beden of gezongen werd dan steeds in zulke algemene termen dat men er de geschiedenis van de vervlogen eeuwen even gemakkelijk onder kon verstaan als het huidige tijdsgewricht. De werk groep in Keulen wilde daarom én dui delijk én eerlijk zijn; duidelijk de za ken op maatschappelijk en politiek ter rein bij name noemen en tevens eerlijk oorlog oorlog, moord moord, onrecht onrecht noemen," aldus dit bericht. Inderdaad gaat het om een uitermate belangwekkend experiment zoals ook donderdag wel uit de televisie-uitzen ding zal blijken. De werkgroep kwam maar zo niet tot stand maar ontstond uit een aantal jon ge theologen en ^theologisch geïnteres seerde „leken" in Keulen die als leden van een gesprekskring tot de conclusie gekomen waren dat zij té vrijblijvend over liturgie, geloofsbelijdenis en ande re essentiële zaken aan het discussie ren waren. „Laten we ons in vredes naam afvragen welke consequenties ons christen-zijn en onze geloofsbelij denis voor onze houding ten opzichte van politieke en maatschappelijke vra gen hebben", zei de groep waartoe ook Dorothee Sölle behoorde. Zo ontstond na enkele proefnemingen het politieke avondgebed in de vorm van een gods dienstoefening met uitvoerige politie ke informatie, confrontatie daarvan met gedeelten van de bijbel, een korte meditatie en een gesprek met de ge meente. Het verzet van de „officiële kerk" te gen dit experiment was onmiddellijk uitzonderlijk groot; zowel van rooms- katholieke als van protestantse zijde kwamen felle protesten los, hoge kerkelijke autoriteiten beschuldigden de initiatiefnemers ervan geen gods dienstoefeningen te houden maar po litieke demonstraties. De groep ging echter door, de belangstelling nam toe en de publiciteit rond het politiek avondgebed werd zéér intensief en in ternationaal door een gebeurtenis die op zichzelf weinig met het avondgebed te maken had, n.l. toen Dorothee Sölle hertrouwde met de uitgetreden Benedik- tijner pater Fulbert Steffensky die ook van de werkgroep deel' uitmaakt. DOROTHEE SÖLLE vraag naar interview sterdamse emeritus-predikant dr. J. J. Buskes op 7 februari in „Hervormd Ne derland" over het Keulse experiment schreef. „Een kerk die niet, juist als een kerk die de geheimen van het Heil bewaart en behoedt, een kerk van de stróat is en niet op het leven van maandag tot za terdag betrokken blijft (ook het politie ke leven) is een zinloze zaak". Buskes heeft zijn bezwaren tegen een aantal aspecten van de Keulse bijeenkomsten, maar met de intentie gaat hij graag ak koord. Dorothee Sölle en Fulbert Steffensky hebben hun ervaringen met het politiek avondgebed neergelegd in een boekje dat onder de titel „Polistisches Nacht gebet in Köln bij Kreuz-Verlag Stutt gart/Matthias Grünewald en Mainz ver scheen en in Nederlandse vertaling onlangs door Bosch Keuning en In den Toren te Baarn (in de Anthos-reeks) uitgegeven werd. Het boekje geeft een voortreffelijk beeld van de avondgebeden in Keulens Anto- niter Kirche, een laatgotisch bedehuis dat zich uitnemend voor dergelijke dia- 1 oog-bij eenkomsten leent. Van dit Keulse politiek avondgebed ben ik onder de indruk gekomen omdat het een geladenheid heeft die men in de „officiële kerk" dikwijls mist hoewel zowel de Evangelische Boodschap als de tijd waarin wij leven daartoe alle aanleiding geven. De confrontatie van de problemen van onze tijd met de Hei lige Schrift brengt een spanning met zich mee die m.i. nodig is om de Bood schap van de Heer voor de mensen van deze tijd góed te verstaan. Daarmee wil ik de traditionele kerk diensten bepaaald niet veroordelen, inte gendeel; ik geloof dat zondagse kerk diensten en bijeenkomsten als het poli tiek avondgebed elkaar aanvullen. Ik ga graag akkoord met wat de Am- Zeker, men kan kritiek op in dit boekje gepubliceerde teksten oefenen (de samenstellers gaan in zelfkritiek overigens voorop) maar ook na lezing van deze pocket zijn we tot de conclusie gekomen dat hier een tot dusver helaas niet genoeg naar voren tredende boeien de dimensie aan het christen-zijn-in- deze-tijd gegeven wordt die niet alleen de bezoekers van de Antonier Kirche maar óók de lezers van dit boekje niet meer loslaat. In het boekje kan men een aantal avondgebed-teksten aantreffen. Weer gegeven worden bijeenkomsten die ge wijd waren aan (o.m.) de problematiek van de ontwikkelingshulp aan jonge landen, de discriminatie binnenslands (gastarbeiders), Vietnam, de straf, ge loof en politiek en Tsjecho-Slowakije 1968. Dit alles in het strakke schema van exacte zéér deskundige feitelijke informatie, confrontatie hiervan met de bijbelse boodschap, een gesprek hier over en het gebed tot God. Steffensky schrijft in de inleiding o.m.: „We proberen uit de bijbelse boodschap niet alleen de particuliere mededeling van het heil aan elke enke ling onder ons te lezen; we proberen ook de kritische functie van het bijbelse woord voor de samenleving en onszelf te ontdekken en te aanvaarden. Jezus was in zijn tijd niet tevreden met de bestaande toestand. De structuur van de samenleving van toen bracht hem tot protest."f Hij beloofde voor de toekomst een ander rijk. In de tweede brief van Pe trus (3:13) staat: „Wij verwachten een nieuwe hemel en een nieuwe aarde vol gens Zijn belofte waarop gerechtigheid zal heersen". Zo gaat het politiek avondgebed zijn eigen weg en het zou ons niet verwon deren als ook in ons land aan deze be leving van het christen-zijn steeds meer aandacht gegeven zal worden, óók door de kerken. Buskes' conclusie luidt o.l. terecht: „Het politieke avondgebed i« voor de officiële kerk een verwijt en een uitdaging." E. J. MATHIE1

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 10