„Dit is nu nèt wat voor de onrendabele gronden Zie 70 Ben ik dan geen Jood. Broodje-slak uit Beekbergen? Oorlogsgewondc vecht nu voor zijn erkenning mm z i aterdag 14 maart 1970 SLAK voor elke dag vöor iedereen JJoe ging dat ook maar weer. toen de eerste broodjes krab publie kelijk werden aangeboden? We zagen die krabbelende krab aan het zee strand voor ons - dat griezelig zij waarts marcherende machinebeest en we hóefden dat broodje krab niet meer. Wie er wèl aan begon, maakte er een grapje van met zo'n opmer king als: ..Een broodje krab alstu blieft en leg het maar op mijn rug, dat spaart werkë' Maar nu zijn we alweer een fase verder: het broodje slak zal zijn in trede doen, dank zij de activiteiten van de Federatieve Werkgemeen schap voor Pelsdieren- en Wijnberg- slakkenteelt in Europa, waarvan zo juist een Nederlandse afdeling is op gericht. Secretaris van de afdeling is de heer H. F. Nuss aan de Tullekens- molenweg 59 in Beekbergen, die zelf het voorbeeld heeft gegeven door achter zijn huis een slakkenfarm in te richten - farm, of fokkerij of kweke rij, er is nog geen precieze benaming voor gevonden, maar de slakken zijn er. Op een stukje grond van vijftig vierkante meter zette de heer Nuss anderhalf jaar geleden duizend slak ken uit en nu zijn het er al tussen de veertig- en zestigduizend. Op het ogenblik alles onder de grond, maar straks zullen al die slakken zich in het zonnetje gaan koesteren, totdat zij worden opgeroepen om recepten in de keuken gestalte te geven. Ze worden dan gebraden, gebakken, ge stoofd, gevuld, verwerkt in ragoüt en rijst en saus - ze kunnen zelfs „op bourgondische wijze" worden klaar gemaakt voor consumptie. Vooral echter is het er de „vrienden van de slak" (al zal die slak dan misschien de vriendschap niet zo erg spontaan beantwoorden) om te doen, de slak tot een volksvoedsel te maken. Tóch een broodje slak dus. ^chter dit alles zit een filosofie, die niet al te moeilijk aan spreekt. De heer Nuss citeert: „Het wereldcongres van demografen in Rome heeft vastgesteld, dat we 43 pet. meer bouwland, 88 pet. meer vissen, oesters e.d. en 70 pet. meer melk ter beschikking moeten hebben, willen we in de komende decennia de mensheid behoorlijk voeden. Maar wat sebeurt? De aanvoer van haring in IJmuiden daalde van 30 miljoen kg in 1963 tot 7 miljoen kg in 1969. De vissers worden dus gedwongen om meer op rond vis te jagen, maar wanneer is die voorraad uitgeput?" Zo zijn er nog meer voorbeelden van opdrogende voedselbronnen. Maar intussen kruipt door Europa die wijngaardslak, een proper lid van zijn familie en zeker niet te vergelij ken met de zwartgeribbelde slijm jurk, die we in het natte seizoen over onze vaderlandse wegen en fietspa den zien kruipen. De wijngaardslak is te vergelijken met mosselen en oesters, hoewel de smaak weer heel anders is: Hie doet het sterkst denken aan kalfsvlees. Wat willen we nog meer? De Werk gemeenschap geeft het antwoord: die slak helemaal opnemen in het voed selprogramma, waarbij in andere we relddelen bovendien gebruik kan worden gemaakt van subtropische en tropische soorten, die nog veel groter worden. ïn verschillende Europese landen bestaan al grote bedrijven met een slakkenproduktie van mil joenen. Daarnaast vele kleinere on dernemingen, die het ook heel aar dig doen. JJe heer Nuss heeft een voorstel: „Laat boeren, die een stuk on rendabele grond hebben, eens denken over een perceeltje wijngaard slak ken. De investering is laag. Als hobby-ist kan men al beginnen met een totaal aan kosten van vijftig gulden en en kele vierkante meters grond. Een vol ledige dagtaak voor één man vereist een investering van ongeveer vijfdui zend gulden op één hectare grond. De opbrengst bedraagt dan, afhan kelijk van de „oogst", tussen de twintig- en dertigduizend gulden per jaar. Heel plezierig is het daarbij, dat de slak geen kostbare landbouw grond nodig heeft, rtiaar het juist goed doet op slechtere gronden, ter wijl hij als voeding niet meer nodig heeft dan onkruid. Ook de grote op brengst speelt een belangrijke rol Een grondstain van duizend slakken levert na een aanlooptijd van drie jaar jaarlijks veertig- tot vijftigdui zend volwassen slakken op. „Door een massale slakken teelt zal menig stukje ongebruikte grond be nut kunnen worden, de export is aan trekkelijk en we krijgen een hoog waardig eiwitrijk voedsel ter beschik king," aldus de heer Nuss. Het doet een beetje denken aan een initiatief, dat in de vijftiger jaren op de Noord- west-Veluwc veel succes had: het ge bruiken van onrendabele grond voor kruidenteelt. Wie er over wil door denken en er eventueel iels aan wil doen: de heer Nuss zal hem graag van a tot z inlichten. JJoe is de man in Beekbergen zelf tot de slakkenteelt gekomen? Heel eenvoudig. Hij had een grote tuin en een geit om die tuin te bewei den. Dat wil zeggen, die geit vrat al het onkruid op, zodat de familie Nuss daar verder geen zorgen over had. Maar in de loop der tijden bleek, dat de geit geen brandnetels lustte, zodat deze brandnetels tot een gruwelijke wasdom kwamen en de lege, door de geit leeggevreten plaat sen, alsnog overwoekerden. Juist toen het netelgewas tot aan de voor deur ging reiken, hoorde de heer Nuss van die slakken, en hoorde hij ook dat deze slakken minder kies keurig waren. „Dat was mijn reden om ze te nemen," verklaart hij; „een ander kan het doen om een onrenda bel stuk grond rendabel te maken, weer een ander zal er de kost mee willen verdienen, maar ik deed het omdat ik van die brandnetels af wil de." Hij nam er duizend voor de som ma van nog geen driehonderd gul den. Die slakken hebben zich al voortgeplant met een snelheid van vijftig nakomelingen per slak en als hij nog even verder rekent, het vol gende jaar in, komt hij in de tiendui zenden en daarna in de honderddui zenden. „Je komt al gauw in aantal len. waarmee niet meer te rekenen is," constateert de heer Nuss; „maar waar wel mee te rekenen valt - dat is de opbrengst. De afzet bij winkeliers, restaurants, maar ook in de export naar buitenlandse fabrieken, die de slakken vervolgens - ingeblikt - weer o.m. in Nederland weten af te zetten. ]^og even over de slakken zelf, voorzover die - vergeef ons de aanvechtbare beeldspraak - een vin ger in de pap hebben. Wanneer de wijngaardslak is overgedragen aan de verwerkende industrie of particulier, wordt hij gekookt met huis en al. Dat is natuurlijk niet zo leuk, maar wie ooit in een slachthuis is geweest, waar het voor onze- consumptie be stemde vee een snelle dood sterft, kan er wellicht overheen stap pen: de abrupte onderdompeling in een kookbad is waarschijnlijk niet wreder dan het schietmasker. De slak wordt daarna met een speciale naald uit zijn huis gepeuterd om vervolgens nog eens een keer te worden gekookt. Dan is hij klaar voor de verwerking in recepten, die alom verkrijgbaar zijn. Staat al dat gepeuter met die naald en zo, de massaproduktie niet in de weg, waarnaar onze wereld met haar opdrogende voedselbronnen vraagt? De leek zegt „ja", maar in tussen voerde West-Duitsland vorig jaar zesduizend ton slakken uit alleen al naar Frankrijk - het is dus blijk baar te doen. [o denkt de heef Nuss erover. Hij heeft uit zijn tuin alvast een paar slakken gehaald om die in een soort terrarium te zetten, thuis, waar door de winterslaap - tien cm on der de grond - voortijdig werd beëin digd en vreedzaam sluipen de her- maphrodieten over het zand, met op merkelijke vlijt slabladeren nutti gend, die in dit barre jaargetij het onkruid moeten vervangen. Dat is dan alleen gedaan voor bc- zekers, die door dochtertje Nuss worden uitgenodigd de slakken even over het lichtgele velletje te aaien. De poes van huize Nuss, slapend in haar stoel, kijkt er al niet meer naar om, hoe lekker het hapje ook moge zijn. Die hele hap blijft voor het Neder landse volk - weet u het nog, kalfs vlees met een sausje - en voor alle anderen, die compensatie moeten zoeken voor alles wat we al opge maakt hebben uit de levende have van de natuur. Maar 't is een idee en er valt wel licht iets mee te doen. „Jk weet het", zegt mevrouw S. Frenk-Capitein, „mijn jongen krijgt er zijn benen niet mee terug. Maar het is een grote troost, dat ze alles wat moeelük is voor Ze hadden niet beter kunnen zijn". Onderwijl zet haar jongste zoon Channan (voor zijn Israëlische vrien den) en Leonard (voor zijn oude Ne derlandse makkers) in de Israëlische kibboets Revadiem, de strijd voort. Die strijd van deze oorlogsgewondc heeft als doel als Jood te worden erkend, zonder dat hij voldoet aan de eisen die de Joods-religieuze wet daarvoor stelt. Want Channans moe der is geen Joodse vruow. Zij trad met de heer Frenk op 1 mei 1940 in het huwelijk. Ze heeft haar man als verpleegster leren ken nen in het tot in de tweede wereld oorlog bestaande Joodse ziekenhuis aan de Schiebaanlaan in Rotterdam, waar hij als patiënt was opgenomen. „Wij hebben onze kinderen", zegt zij thans, „een zo goed mogelijke Joodse opvoeding gegeven. Wij be klemtoonden de Joodse feesten. Alle drie mijn kinderen zijn dan ook naar Israel gegaan. Daar heeft Channan in het Israëlische leger zijn benen verloren. Als ik heip zou kunnen hel pen, zou ik nu nog Jodin willen wor den. Maar als ik nu als Jodin uit kom, dan zouden mijn volwassen kinderen het nog niet zijn". Het al dan niet Jood-zijn van Channan Frenk, alsmede van zijn oudste broer Nathan die ook in de kibboets Revadiem woont hun zus ter is in Safad tot het Jodendom overgegaan en verleden jaar april bij rabbijn Awraham Soetendqrp in Den Haag gehuwd met de Israëliër Gi deon Kohn is actueel geworden, nadat verleden maand de Israeli- y sche wet ging bepalen dat Joden zijn geboren uit een Joodse moeder of door een rabbijn in het Jodendom opgenomen. De moeder vertelt ons dat de kinderen" in hun religieuze keuze altijd zijn vrijgelaten. Maar zij trokken naar de kant van hun vader, de Joodse kant. Mijn man is nu lan delijk secretaris van het Genootschap Nederland-Israel". Nog tijdens de felle discussies in Israel over de kwestie: Wie is Jood? schreef Channan Frenk. die in juni 1969 „ergens aan de Israelisch- Jordaanse grens" door een verrader lijke landmijn zijn benen verloor, aan premier Golda Meir: „Deed ik juist om naar Israel te komen? Deed ik verstandig om in het Israëlische leger te gaan, waar ik mijn benen kwijtraakte? Ben ik dan geen Jood?" Zijn moeder zegt: „Hij heeft zich in Israel altijd als Jood uitgegeven. Dat deed ook Nathan, onze oudste, zoon. Ze zaten zelfs in dezelfde ploeg in Is raels militaire dienst. Nadat het met Channan is gebeurd heeft Nathan vrijstelling van dienst gekregen. Dat twee jongens uit een gezin iets zou overkomen vond men in Israel te ris kant. Nathan is onderwijzer. Hij volgt thans in Haifa cursussen Iwrieth". Op Channans brief heeft premier Golda Meir geantwoord: „Je brief heeft mij geroerd. Maar alles is te delicaat om er een briefwisseling over te voeren. Als je wilt, kom ik je in Revadiem bezoeken". Channan waardeert het antwoord. Maar hij stelt zich van een gesprek met Golda Meir niet voor, dat hij daardoor als Jood wordt erkend. Het opperrabbinaat van Israels leger heeft het vraagstuk op de enige voor hem aanvaardbare weg willen oplos sen. Het liet Channan Frenk weten een bijzondere snelle procedure te willen toepassen waarmee hij tot het Jodendom zou kunnen overgaan. Maar de oorlogsgewonde, die van de Israëlische regering (zoals gebrui kelijk) een Chevrolet heeft gekregen met speciale constructie en die deze of volgende maand de nieuwste Deense kunstbenen krijgt, alsmede een waardevast maandelijks pensioen van 800 gulden, een huis. gratis me dische verzorging en een studiebeurs voor vier jaar, heeft deze mogelijk heid om Jood te worden afgewezen. „Ik ben geen Jood uit godsdienstig oogpunt. Ik heb een Joodse vader, ben in Rotterdam op Joodse vereni gingen geweest, ik voel mij Jood, ik ben in een Joods land. heb gediend in het Joodse leger en wil om dit al les als Jood worden erkend", heeft hij gezegd. Mevrouw Frenk vult aan: „Ik begrijp het wel", zegt zij. „Als hij nu door welke handeling dan ook Jood zou moeten worden, dan zou hij zijn eigen benen verloochenen Hij heeft zich altijd als Jood be schouwd. Zijn verleden zou wegval len. En dan: Channan strijdt niet al leen voor zichzelf. Zoals hije met een Joodse vader en een niet-Joodse moeder, maar zichzelf als Jood be schouwend, zijn er zeer velen in Israël. Voor hen vecht Channan ook." Al vele jaren geleden heeft me vrouw Frenk ter wille van haar drie kinderen Jodin willen worden. Het is er niet van gekomen. Want een van de eisen die werden gesteld was, dat zij een huishouding zou moeten voe ren die voldeed aan de spijswetten, opdat haar kinderen zouden kunnen leven zoals de Joodse wet verlangt. Ook is gepoogd Channan in Rotter dam Joods onderwijs te laten volgen. Channan werd zich bewust dat hij Jood was toen hij, nog voor hij op Je hbs zat. een David-ster vond waarmee zijn vader onder de Duitse vervolgingen moest lopen. Die vondst zou zijn leven bepalen. Hij ging zich steeds meer in het Joden dom verdiepen, ging op de Joodse vereniging Haboniem (De bouwers), later op die van Hasjomeer Hatzaier (De jonge wachters) en vertrok op 17-jarige leeftijd naar Israël waar hij een opleiding kreeg als jeugdleider. Enige jaren later, in oktober 1968 vertrok hij voorgoed naar Israël, waar hij thans als oorlogsgewonde strijdt om als Jood te worden erkend.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 13