Ir. Schut wil
z'n tijd uitdienen
Alfred Mozer gaat met pensioen
Opkomst
De uitslag en de spanningen
EEN WEEKEND BIJ CHABAN DELMAS
Internationalist door geboorte,
levensloop èn door overtuiging
Premier van Frankrijk - burgemeester van Bordeaux
Opgewekt
Kamerdebat
Experimenten
TWAALF JAAR KABINETSCHEF
VAN DR MANSHOLT IN BRUSSEL
De je ugd
Kwartiertje
Vermoeid
PORTRET VAN EEN
MINISTER DIE
T MOEILIJK HEEFT
Commentaar
Bouwminister ir. Willem Frederik
Schut (49) heeft weer erg moeilijke
weken achter de rug. Na de heftige
confrontaties met de Tweede Kamer
over de woningbouwcijfers moest hij
deze week opnieuw (tweemaal) naar
het Binnenhof om forse kritiek op zijn
beleid te pareren; nu waren het inter
pellaties over de bouw van bejaarden
centra en de wijziging van het woon-
ruimtebeleid. Het lijkt er wel eens op
dat hij mr. Louis de Blocks opvolger
als „zondebok van het kabinet" ge
worden is, zó stevig en frequent wordt
hij in het parlement aangepakt. Zal
ook zijnerzijds spoedig de beslissing
vallen ermee op te houden? Heeft hij
er spijt van dat hij op een sombere
maandag in april 1967 bevestigend
geantwoord heeft op het verzoek van
de kabinetsformateur om minister van
volkshuisvesting en ruimtelijke orde
ning te worden? Wil hij, ook nadat te
zijner tijd het kabinet-De Jong afge
treden zal zijn, in de politiek blijven?
Wie deze vragen aan ir. Schut voor
legt krijgt er nauwelijks antwoord op,
en terecht! Op de vraag of hij er spijt
van heeft minister geworden te zijn,
pleegt hij te zeggen dat hij onder de ge
geven omstandigheden geen andere be
slissing kón nemen. Dit antwoord siert
hem want de Anti-Revolutionaire Par
tij, die aan het eind van de moeizame
kabinetsformatie-1967 een woning-
bouwminister moest „leveren", heeft
nadat het Tweede-Kamerlid mr. Wim
Aantjes om gezondheidsredenen voor de
eer had moeten bedanken maximale
aandrang op ir. Schut uitgeoefend om
de leiding van dit departement op zich
te nemen.
Op de vraag of hij ook na aftreden
van dit kabinet in de politiek wil blij
ven zal de heer Schut alleen maar wat
glimlachen. Hij zwijgt er nog over,
maar de vraag of hij binnenkort nét als
oud-collega De Block wil bedanken, zal
hij uitdrukkelijk ontkennend beant
woorden, niet alleen omdat men zoiets
nu eenmaal niet zegt maar ook omdat
hij de hem toegemeten periode wil vol
maken,
Minister Schut heeft sterke zenuwen.
Hij is een opgewekt mens die van nature
de zonzijde van de zaken ziet. Men ver-
Utrecht zegt men hetzelfde van een van
zijn broers, die daar gereformeerd pre
dikant is en politiek heel links (in de
ARP) staat.
Daarom komen zijn beschouwingen
over de woningnood en woningbouw ehel
anders over dan die van zijn voorgan
ger drs. Pieter Bogaers die van nature
heel zwaar aan de problemen tilt en dat
ook op het Binnenhof kon óverbrengen.
Ook ir. Schut denkt niet licht over de
woningnood hoewel enkele ongelukkige
uitspraken zijnerzijds een andere in
druk zouden kunnen wekken. En al
verblijft hij niet, zoals de heer Bogaers
nogal eens placht te doen, zondags in
het barakkendorp aan de Haagse Van
Alkemadelaan (waarin zijn ministerie
gehuisvest is), toch kan ook van hem
gezegd worden dat hij een keiharde
werker is die vaak met tassen vol te
bestuderen paperassen vrijdags zijn
huis aan de Rotterdamse Adrianalaan
binnenkomt.
Een tweede belangrijk verschil tussen
Bogaers en Schut is dat eerstgenoemde
econoom is die bij wijze van spreken
met woningbouwstatistieken „speelde"
terwijl zijn opvolger (we elimineren
hier even het interim-ministerschap
van ir. H. B. J. Witte in het kabinet-
Zijlstra) stedebouwkundige is die vooral
aan de tekentafel gewerkt heeft. Toen
hij minister werd was hij niet ver
trouwd met ingewikkelde becijferingen
van het woningbouwbeleid. Een derde
verschil is dat Bogaers wél en Schut
niet op politieke en parlementaire erva
ring kon bogen bij de aanvang van het
ministerschap.
Bogaers wist precies hoe hij zijn be
leid in het parlement moest verdedigen.
Hij placht de Kamer binnen te komen
met enorme tassen vol papieren die hij
aan de regeringstafel goed hanteerde
Hij overlaadde de Kamer met cijfers
die dat moet beslist gezegd worden
van een góed beleid spraken. Schut
had vooral de eerste jaren de grootst
mogelijke moeite met het parlement
omdat hij (bijv.) op interrupties niet
adequaat kon reageren. Ik herinner me
het voor de minister zeer pijnlijke be
grotingsdebat in de Eerste Kamer van
voorjaar 1968 nog goed, toen de socia
listische senatoren Broeksz en Kloos
hem met statistieken en cijfers om de
oren sloegen en hij er nauwelijks op
kon antwoorden. In het najaar van 1968
ging Schut zijn draai in de Kamer vin
den en dat kwam heel duidelijk tot ui
ting tijdens de behandeling van de
huurbelastingvoorstellen door Tweede
en Eerste Kamer in november en de
cember van dat jaar.
Sindsdien kan van minister Scfiut ge
zegd worden dat hij zijn mannetje in de
parlementaire debatten staat, al is zijn
„image" nog steeds een andere dan die
van „bulldozer" Bogaers en blijven de
parlementaire verdedigers van zijn be
leid vooral de Kamerleden Aantjes,
Andriessen en Wiegel vaak (voor alle
zekerheid) in de zaal als de minister
aan het woord is om te voorkomen dat
oppositionele pijlen van hun collega's
Van den Doel, Janssen en Nypels doel
zouden treffen. Wie regelmatig de Ka
mervergaderingen bijwoont weet dat
dit minder voorkomt dan een paar jaar
geleden.
Als het om de kwaliteit van de wo
ningbouw gaat voelt ir. Schut zich veel
meer op zijn gemak. Het is zijn vakge
bied (van 1946 tot 1967 was hij direc
teur van het voortreffelijke stede-
bouwkundige instituut Stad en Land
schap van Zuid-Holland, een functie
die hij sinds 1956 combineerde met de
leiding van een eigen stedebouwkundig
bureau in Middelburg; verder was hij
een van de stedebouwkundigen van
Zoetermeer) en het is zijn gróte verdien
ste als bewindsman dat hij de experi
mentele woningbouw een krachtige sti
mulans gegeven heeft. Een van zijn ge
lukkigste momenten (als minister) be
leefde hij vorig jaar augustus toen hij
in de Stefanuskerk in Utrechts nieuw
bouwwijk O vervecht een tentoonstelling
van woningbouwprojecten-met-experi-
mentele-rijkspremie opende. Tal van
architecten, ook zeer moderne, dragen
hem op handen omdat hij hun tal van
kansen geeft hun creatieve gaven te
ontwikkelen.
Een van zijn zwakke zijden is het
wordt ook in zijn eigen A.R. kring wel
eens gezegd dat hij voor de politiek
te vriendelijk is, te weinig van zich af
bijt. „Hij had Den Toom en Haex meer
tegenspel moeten bieden bij de voorbe-
Voor Alfred Mozer, kabinetschef van dr. S. L. Mansholt in Brussel, is
deze week de brief gekomen. ,.De brief waarin staat, dat ik, ambtelijk ge
sproken. aderverkalking heb. Op 15 maart word ik 65 jaar. Of ik het jam
mer vind om weg te moeten? In zekere zin. Elke jonge generatie denkt
weer dat de wereld met haar begint wij ouwe sokken moeten ervoor
oppassen te denken dat de wereld met ons verdwijnt
Twaalf jaar was Alfred Mozer in Brussel, als kabinetschef van dr. Mans-
holt nauw verbonden met het wel en wee van de Europese Gemeenschap
en met het Europese landbouwbeleid in het bijzonder. Brussel gaat hij ver
latendat wel. Hij ruilt de stad voor het landelijke Gorssel bij Deventer
en hij wordt weer wat hij vroeger ook was journalist. Hij gaat schrijven
voor het Westduitse weekblad Die Zeit en voor de Neue Zürcher Zeitung
men kan als journalist mindere podia treffen Ook staan drie boeken
op het program, waaronder memoires. Herinneringen aan een bewogen
leven, op zichzelf al een voorbeeld van Europa's tragische gespletenheid
en turbulente geschiedenis.
Mozer kijkt, op de twaalfde ver
dieping van Europa's glazen huis
aan de De Wetstraat, over be-
sneeuw Brussel. Een forse, gedron
gen man, rauw, doorgroefd gezicht,
felle, blauwe ogen. De „officiële"
levensbeschrijving op een papiertje
van de EEG begint met: „1924-1933
verbonden aan socialistische dagbla
den in Kassei en Emden". Maar:
„Zo was" het begin toch niet", zegt
hij. „Ik werd geboren in het Duitse
Kassei, als zoon van een Hongaarse
leerlooier. Lagere school, ambachts
school, op mijn 14de naar een tex
tielfabriek. Mijn ouders waren so
ciaal-democraten, niet primair
marxisten; hun socialisme was eer
het emotionele van Ferd. Lasalla.
„Proletariërs aller landen, verenigt
u!" dat was het credo".
„Op kamers woonde ik naast een
verslaggever van het Kasseier
Volksblatt. Zijn werk boeide me, hij
hielp me, op mijn 19de werd ik ver
slaggever, later redacteur".
„Toen ik vijftien was, was ik
Duitser geworden. In een tragisch
Duitsland: de republiek van Weimar,
het opkomend nazisme. Toen Hitier
aan de macht kwam, '33, werd mij
bij wet de Duitse nationaliteit ont
nomen. Ik vluchtte naar Amsterdam,
werd er o.a. secretaris van Koos
Vorrink, toen voorzitter van de
SDAP. Ik reisde veel in die jaren
als statenloze op een Nansenpaspoort
en had contacten met zo goed als
alle Europese socialistische kopstuk
ken: Attlee, Erlander, Gaitskell,
noem maar op".
„Op 14 mei 1940 dook ik onder,
vast een der eerste in Nederland
maar net op tijd, want op de 15de
stond de Gestapo al in mijn huis. Ja
ren heb ik, zogenaamd als krankzin
nige, ondergedoken gezeten in Maas
oord, nu het Delta-ziekenhuis bij
Rotterdam".
In '45: redacteur van het socialis
tische weekblad Paraat, internatio
naal secretaris van de PvdA, vurig
Europees federalist. In 1950 kreeg hij
zijn derde nationaliteit: hij werd Ne
derlander.
Op 7 januari 1958 werd Mansholt
lid van de Commissie van de EEG.
Een zaterdag kort nadien kwam Mo
zer naar Mansholts huis in Wasse
naar met dossiers waarin gegevens
over mensen die eventueel kabinets
chef van Mansholt konden worden.
Na een paar uur praten zei Mans
holt: „Stop die dossiers nou weg en
doe jij het maar..."
Ambtenaar in Brussel, in zijn
53ste levensjaar!
„Ik ben geen model-ambtenaar ge
worden, denk ik, maar ik kreeg de
kans iets van mijn visie te verwe
zenlijken".
En de noodzaak veel teleurstel
lingen te verwerken? Veel ge
juich over „Europa" hoor je de
laatste tijd niet!
„Ach ja, de werkelijkheid ziet er
heel anders uit dan de blauwdruk.
Toch: als op het Europese Congres
in Den Haag in 1948, waar Churchill
nog was, een vent had gezegd: „In
1970 zullen zes landen één volks
huishouding willen maken, op die
weg zelfs al een eind zijn", dan had
men geantwoord: „Je moet wel gek
zijn".
„Wat brachten die zes landen tot
elkaar? Twee dingen: a. het ver
woeste werelddeel diende hersteld,
b. we waren doodsbang voor de Rus
sen. Wel, Europa is weer op de been
en Stalins legers zijn nooit gekomen.
Alleen Stalins dochter kwam... Maar
leid hier nu alsjeblieft niet uit af
dat ik optimistisch ben over Rus-
lands zogenaamde streven naar ont
spanning. Ik denk daar anders over
dan velen, ook in de PvdA, ik zie zo
weinig tekenen van échte ontspan
ning, daadwerkelijke! En laat ons
Tsjechoslowakije toch niet vergeten,
al is het in bepaalde kringen haast
onfatsoenlijk daaraan te herinne
ren..."
„Goed, iS er, nu dlfe twee redenen
kander uitspelen. En denk erom dat
ze dat doen ook!"
Mozer. internationalist door ge
boorte, levensloop, overtuiging, ziet
onder de economische gevaren voor
al ook de politieke en psychologi
sche. Hoog schat- hij prof. Huizinga's
boek Geschonden wereld, na de dood
van de grote humanist verschenen,
kort na 1945. Dat boek, krachtig
waarschuwend tegen het gevaar van
herlevend nationalisme na de oorlog,
werd veronachtzaamd in de vloed
van optimistisch internationalisme
die we kort na 1945 kenden. Pas in
deze jaren gaat blijken hoezeer Hui-
zinga gelijk had. En bitter zegt Mo
zer, een man die ook in de PvdA
vaak „dwars ligt":
„Waar blijft een socialistische
conceptie voor een verenigd Europa?
Waar blijft enig initiatief van geza
menlijke socialistische partijen voor
een werkelijk Europees parlement?"
Bijna treurig citeert hij de Italiaan
Ignazio Silone: „De enige nationali
satie die het socialisme werkelijk is
gelukt, is de nationalisatie van de
socialistische partijen in Europa".
Bitter maar waar.
dan toch wel zijn weggevallen, reden
om voort te gaan met Europa? Ik
zeg: de technologie dwingt ons ertoe.
Alleen in Nederland, alleen in '69,
waren er in het bedrijfsleven 200
fusies waarvan 120 met grensover
schrijdend karakter. Wie zich erte
gen wil verzetten doet als de 19de-
eeuwse arbeiders die de eerste
stoommachines vernielden. Je moet
nuchter zijn: als produktie-eenheden
steeds meer over de nationale gren
zen gaan, zijn politieke eenheid en
bovennationale economische regelin
gen van samenwerkende landen
steeds onontkoombaarder. Deze
drijfkracht vind ik nog belangrijker
voor Európa*s tofekomst dan hetgeen
ons na '45 tot elkaar bracht".
„Gek, hè, de grote kansen die een
echte Europese markt biedt, zijn tot
nu toe veel beter begrepen door de
Amerikanen dan door ons. Terwijl
wij in de EEG elkaar soms heilloos
beconcurreren en uit nationaal be
lang allerlei afspraken pogen te ont
duiken, zetten de Amerikanen hier
stug industrieën neer, gaan fusies
aan met onze bedrijven, en we geven
ze die kans, we stellen er niet een
gezamenlijke Westeuropese volks
huishouding tegenover. Vergeet even
niet: zo lang die er niet is kunnen
zowel Comecon (de Russische tegen
hanger van de EEG) als derde lan
den ons, Europeanen, mooi tegen el-
Heeft dat deel van de jeugd
dat de EEG verwijt te zijn ge
worden tot een soort handels
vennootschap dan gelijk?
„Deels, ja. Stellig is Europa's een
wording te lang en te sterk met
marktordening vereenzelvigd. Stellig
heeft ze ons grote welvaart ge
bracht. Marx zei: „De arbeiders heb
ben niets te verliezen dan hun kete
nen". Maar (en met fel handgebaar
onderstreept hij nu zijn woorden) ik
zeg dat de arbeiders in de zes lan
den, sociaal en economisch, zéér veel
te verliezen hebben, mee dank zij de
EEG en dat zij nog altijd wel een
wereld te winnen hebben. Juist in
een technologische samenleving".
„Als de jeugd, wellicht meer dan
voor '40, politiek bewogen is, vind ik
dat geweldig. Ik begrijp de verwij
ten tegen een EEG die een soort han
delsvennootschap zou zijn geworden.
Maar ik haat het idee van een deel
van onze jeugd om eerst chaos te
scheppen, eerst puinhopen te maken,
en pas daarna te willen denken over
een nieuwe samenleving op de puin
hopen. Als zij denkeri dat anarchie
de grootste vrijheid is, zeg ik: Inte
gendeel; anarchie is de grootste on
vrijheid^ Juist wat wij hebben be
reikt in de EEG, hoe onvolkomen
ook, rechtvaardigt voortgaande
strijd voor een werkelijk verenigd
Europa".
reiding van de nota over de militaire oe
fenterreinen", zeggen velen nu. We
kennen de achtergronden van zijn beleid
in dezen nog niet zo (het wachten is oj.
de parlementaire behandeling); wél
zouden we kunnen opmerken dat dit
„tegenspel" dan kennelijk evenmin van
minister Marga Klompé (recreatie) ge
komen is en die is daar warempel wél
behoorlijk toe in staat.
Straks (juni-juli) komen er weer cru
ciale dagen voor Schut; het kabinet
moet dan gaan beslissen over het ont
werp rijksbegroting-1971, waarop de
Kamerdebatten en de weerslag van de
publieke opinie laten geen andere mo
gelijkheid over zowel volkshuisvesting
als ruimtelijke ordening krachtige ac
centen zal moeten krijgen.
Die accenten mógen tijdens de discus
sie in het kabinet niet wegvallen en
minister Schut zal erop moeten blijven
staan dat zij ook duidelijk te lezen zijn
in de stukken die op Prinsjesdag aan
Kamervoorzitter Van Thiel overhandigd
worden.
Pas volgend jaar zal een definitief
oordeel over het beleid van minister
Schut op zijn plaats zijn. Zeker voor de
persoon van deze sympathieke be
windsman is het te hopen dat het een
positief oordeel zal zijn.
E. J. Mathies.
Bij alle beschouwingen die
men zoals op deze pagina is
gedaan kan vastknopen aan
de verkiezingen van woensdag
a.s., mag een ding niet verge
ten worden: de opkomst van de
kiezers. Voor het eerst bij deze
verkiezingen is de opkomst
plicht afgeschaft en terecht.
Maar nu zal dan ook voor het
eerst kunnen blijken of hot Ne-
derlandse^ volk in grote meer
derheid 'geïnteresseerd is bij
het politieke bedrijf. Natuurlijk
kan men filosoferen over de
vraag of het kabinet conse
quenties moet tre*ken uit de
uitslag van komende woensdag
en uit de spanningen dio daar
op ongetwijfeld zullen volgen
maar stel eens dat bij voor
beeld 20 pet van de Kiezers het
laat afweten, zou dat niet een
heel wat ernstiger verschijnsel
zijn dan de mogelijkheid dat de
huidige regeringspartijen al dan
niet wat zetels hebben gewon
nen of verloren? Als inderdaad
het opkomstpercentage aan
zienlijk zou dalen dan lijkt
ons behoren niet de minis
ters maar de leiders der politie
ke partijen hieruit consequen
ties te trekken. Omdat dan zou
blijken dat die partijen niet wor
telen in het volk.
Burgemeester W. Thomassen van
Rotterdam is op bezoek geweest bij
zijn collega van Bordeaux. Zulke
bezoeken kunnen alleen op zater
dag worden afgelegd, want van
maandag tot vrijdag is burgemees
ter Jacques Chaban Delmas (54)
minister-president van Frankrijk.
Alleen in het weekeinde wipt hij
over van Parijs naar Bordeaux om
leiding te geven aan de stad. die
hem in 1949 tot burgemeester koos
en sindsdien herhaaldelijk herkoos.
Eigenlijk een duizendpoot! Op 29-
jarige leeftijd was hij onder de
schuilnaam Chaban al brigade-ge
neraal van het ondergrondse Franse
leger. De naam voegde hij later aan
zijn familienaam toe. Hij speelde
een rol bij de bevrijding van Parijs,
toen hij per fiets door de Duitse li
nies brak. Hij werd in 1958 tegen de
zin van De Gaulle gekozen als voor
zitter van de Nationale Vergadering,
de Franse Tweede Kamer, en bleef
dat langer dan tien jaar.
Daarvoor was hij al driemaal mi
nister in een Frans kabinet geweest.
Sinds vorig jaar is hij minister-pre
sident, maar welke functie hij ook
had in Parijs, hij bleef burgemees
ter van Bordeaux. Niet zonder succes
zoals de burgemeester van Rotter
dam, de heer Thomassen heeft erva
ren, toen hij daar een werkvergade
ring onder leiding van Chaban mee
maakte tussen een kleine Rotter
damse delegatie en het stadsbestuur
van Bordeaux over haven- en indus
trie-problemen.
Als burgemeester van Bordeaux
wil Chaban Delmas binnenkort naar
Rotterdam komen om zelf te zien
hoe Rotterdam zo'n grote haven kon
worden en zo'n sterke industriële
ontwikkeling kon doormaken.
„Wij kunnen veel van u leren", zei
fyij in december, toen hij als minis
ter-president van Frankrijk in Den
Haag was op een topconferentie van
EEG-ministers en een kwartiertje
had uitgetrokken om met zijn „cher
collègue" van Rotterdam te praten.
„Wij moeten bij Bordeaux veel be
volking die door de landbouw wordt
uitgestoten, aan nieuw werk in indus-
strieën helpen", zei hij toen tegen de
heer Thomassen „en Rotterdam is
voor ons een voorbeeld hoe dat kan".
Het voorbereidende werk dat de
heer Chaban Delmas in Bordeaux
had gedaan om de industrialisatie op
gang te brengen, deed de Rotter
dammers wel even met de ogen
knipperen. Zij werden bij aankomst
door een van de drie adjunct-burge
meesters, die Bordeaux van maan
dag tot vrijdag besturen, ontvangen.
Eén vliegtuig later kwam burge
meester Chaban Delmas uit Parijs
aanstormen.
Er is een universiteit gebouwd
voor 30.000 studenten terwijl de ge
hele agglomeratie niet meer dan
600.000 inwoners telt (Rotterdam
700.000). Bordeaux zelf telt slechts
250.000 inwoners. „Om de bevolking
geschikt te maken voor industrieel
werk. Daarom hebben wij de klem
toon gelegd op de B-faculteiten",
was het simpele motief. Het univer
siteitscomplex omvat 720 hectare en
telt drie dorpen, waar studenten wo
nen.
Er zijn haven-faciliteiten ge
maakt, waardoor Bordeaux schepen
tot 250.000 ton kan ontvangen. Het
wint zichtbaar terrein op de grote
Franse havens Marseille en Le Ha
vre. Er zijn al drie raffinaderijen,
maar Chaban Delmas wil er net als
Rotterdam chemische en petro-che-
mische fabrieken aanbrengen.
Er is een nieuwe stadswijk in aan
leg, waarvan het stadsbestuur zegt,
dat men er zal leven alsof men het
hele jaar met vakantie is. Een
kunstmatig meer ontstond toen er
zand uit een moeras werd gezogen
om 2.000 hectare bewoonbaar te ma
ken.
Een tentoonstellingsgebouw met
50.000 vierkante meter vloeropper
vlak en ongeveer honderd(!) sport
terreinen vormen naast het meer en
de plantsoenen die er worden aange
legd het „buitenleven" van de nieu
we wijk. Woningen worden in dichte
groepjes van drieduizend bij elkaar
gebouwd zonder wegen. Die gaan er
onder door. De mini-dorpjes hebben
naar oud-Franse stijl een dorps
pleintje met een bankje en een
standbeeld, maar vooral veel rust.
Want auto's komen er niet.
Fysiek duidelijk vermoeid, maar
haarscherp luisterend leidde Chaban
Delmas een van de werkvergaderin
gen tussen de Rotterdammers en de
Fransen. Eenmaal vermaande hij de
Rotterdammers: „Weest U niet zo
bescheiden, U heeft de grootste ha
ven van de wereld gebouwd. Wij
willen graag Uw methoden leren
kennen".
„Hij kan de functies van minis
ter-president en van burgemeester
van Bordeaux op vele honderden ki
lometers afstand vervullen omdat
Franse ambtenaren meer bestuurlijk
werk doen dan in Nederland," ver
telde burgemeester Thomassen. Cha
ban Delmas en zijn drie adjunct
burgemeesters (in het dagelijks le
ven raadslid en voorzitter van een
raadscommissie naast hun particu
liere werk) houden zich alleen met
de politieke hoofdlijnen bezig. Ik
heb noch Chaban Delmas, noch een
van zijn adjuncts met dossiers zien
zeulen", aldus burgemeester Tho
massen. „Hij heeft in Bordeaux een
kring van zeer intelligente oud-ver
zetstrijders rond zich verzameld.
Zelf praat hij niet over zijn oorlogs
verleden, maar aan tafel bezong hij
de lof van een der prefecten nabij
Bordeaux, monsieur Delauney. „Dat
was een kerel in de oorlog. Die
heeft gevochten als een leeuw. Ver
staat U mij, als een leeuw!"
Na tafel nam hij afscheid van de
Rotterdammers. „Ik ga nu naar de
Pyreneeën. Twaalf uur aan één stuk
slapen." 's Maandags zat hij weer
een ministerraad in Parijs voor.
Met het naderbij komen van de verkie
zingen voor Provinciale Staten raken de
zenuwen van politiek Nederland steeds
strakker gespannen. Avond aan avond
reizen ministers, Kamerleden, Statenkan-
didaten en partijbestuurders het land
door om de kiezers te vertellen hoe zij
erover denken; de communicatiemedia
zorgen ervoor dat zij snel op de hoogte
gebracht worden van de uitspraken van
hun politieke tegenstanders zodat zij
daar de volgende avond op in kunnen
gaan.
Niet alleen „in den lande".is de ver
kiezingskoorts merkbaar, maar ook op het
Binnenhof: deze week werden in de
Tweede Kamer niet minder dan vier in
terpellaties gehouden, een opzienbarend
hoog aantal, vooral als men bedenkt dat
dergelijke ondervragingen van bewinds
lieden tot voor kort slechts bij hoge uit
zondering gehouden werden (de Kamer
moet altijd eerst over het doorgaan van
een interpellatie beslissen).
Een van de belangrijkste thema's in de
polemiek van de afgelopen weken was
de vraag of het opportuun zal zijn om het
op vervroegde Kamerverkiezingen te la
ten aankomen als woensdag zou blijken
dat de politieke verhoudingen in het land
aanzienlijk gewijzigd zijn. VVD-fractielei-
der mr. W. J. Geertsema (die een veel
strijdbaarder indruk maakt dan zijn voor
ganger Toxopeus) heeft een suggestie in
die richting gedaan op een bijeenkomst
van zijn partij in Rotterdam. Hij heeft niet
met zoveel woorden gezegd dèt er ver
vroegde Kamerverkiezingen moeten ko
men als er veel verschuivingen optreden,
hij heeft wél laten uitkomen daar niet he
lemaal afkerig van te zijn.
Mr. Geertsema heeft hiermee niets op
zienbarends gezegd, maar een stukje
verleden In do nabije toekomst geprojec
teerd. Zowel in 1958-'59 als in 1966 is dui
delijk gebleken dat de uitslag van de
Statenverkiezingen de politieke verhou
dingen in de Tweede Kamer belangrijk
beïnvloedt. De uitslag van de stembus
van 1958 was aanleiding tot een harder
worden van de koers van de PvdA (fak
keldragersdag), die toen nog regerings
verantwoordelijkheid droeg; de verhou
dingen tussen de PvdA enerzijds en de
drie confessionele partijen anderzijds
verslechterden zienderogen en de breuk
in de coalitie kwam al eind 1958.
In 1966 was de invloed van de Staten
verkiezingen op de verhoudingen in de
coalitie nóg duidelijker. Het kabinet-Cals
was aan het bewind en bij de Staten-
stembus In maart kwam een groot onbe
hagen naar buiten, resulterend in stem
menverlies voor alle regeringspartijen en
de VVD en een grote zege voor de Boe
renpartij: vooral de PvdA leed een forse
nederlaag. De stemming in het kabinet
en de discussies tussen kabinet en
Tweede Kamer werden geïrriteerder en
zo werd de kiem gelegd voor het aftre
den van het kabinet-Cals.
Ook nu Is een grote verschuiving niet
onmogelijk. Als het resultaat van de laat
ste NIPO-enquête de politiéke verhoudin
gen in ons land goed weergeeft zou dit
inhouden dat als nu Tweede-Kamer
verkiezingen gehouden zouden worden
de meerderheid van de regeringspar
tijen In de Kamer zou dalen van acht to'
één zetel, vooral als gevolg van een gro
te teruggang van de KVP (van 39 tot 3'
zetels). Slechts de VVD zou één zetc
omhoog gaan; grote overwinnaar zou D'6'
worden (van 7 naar 18 zetels).
Het is evident dat deze meerderhek
van de regeringspartijen in 't geheel nie
comfortabel Is en in het licht van de
spanningen binnen de coalitie (Biesheu
vels schoten voor de boeg bijv.) geer
aanlokkelijk vooruitzicht. Omdat de VVD
de enige regeringspartij is die op wins
zit is mr. Geertsema's suggestie beslis
niet onbegrijpelijk, vooral als men zijr
wens om met o.m. D'66 een stembusak
koord aan te paan voor ogen houdt.
AR-lijstaanvoerder Biesheuvel heefi
deze gedachte van mr. Geertsema afge
wezen. Een plan om vervroegd Kamer
verkiezingen te gaan houden zou scha
delijk voor het parlementaire werk en het
algemeen belang zijn, zei hij verontwaar
digd. „Ik vind het redelijk dat het kabinet-
De Jong ook zijn vierde begroting kan
presenteren en verdedigen". Ook minis
ter-president De Jong wees Kameront
binding op grond van de Statenverkiezin
gen af. „Alleen bij een conflict met het
parlement gaan we weg", riep hij maan
dag in Rotterdam uit. De Jong en Bies
heuvel hebben volstrekt gelijk; het zou
een staatsrechtelijk monstrum zijn als het
kabinet alléén op grond van een (mogelij
ke) grote verschuiving bij de Statenver
kiezingen tot Kamerontbinding zou be
sluiten.
Maar wat zal de realiteit na woensdag
zijn? Politieke kringen in Den Haag ma
ken er geen geheim van dat vooral de
opstelling van de rijksbegroting-1970 ern
stige spanningen in het kabinet en tus
sen de regeringspartijen kan gaan ver
oorzaken. Alleen al de discussies over
de voor 1971 te nemen belastingmaatre
gelen (zeer forse BTW-verhoging!) zullen
de zenuwen in Trèveszaal en Tweede Ka
mer strak spannen. Een Conflict binnen het
kabinet lijkt niet uitgesloten en als dat
uitblijft kan het dit najaar in de Kamer
hard tegen hard gaan; het kan heel
moeilijk worden om een stabiel beleid tot
stand te brengen.
Daarom is onze conclusie dat het in
principe juist zou zijn als het kabinet-De
Jong de kans krijgt zijn periode vol te
maken. Bezien we echter de situatie die
na de Statenverkiezingen zou kunnen
ontstaan als de regeringsmeerderheid
sterk slinkt (qua stemmen in den lande)
dan geloven wij dat Geertsema's sugges
tie reëel wordt.