In gesprek
met ds.
H. J. Velema
OPENHARTIG EN SOMS FEL
Geref. Synode sprak met
Zuidafrikaanse gasten
Waarom zou je
mg geloven
Politiek
Te fel
En Nederland
TER OVERDENKING
W,rie de naam Velema uitspreekt verbindt
die in gedachten haast automatisch
aan Christelijk Gereformeerd. Dat komt
door Jéha, ds. Jan Hendrik Velema te
Apeldoorn en het komt ook door zijn
broers, zijn zusters, heel dat exclusieve do
mineesgezin dat zijn vader, een „Afge
scheiden" predikant, in 's Gravendeel
stichtte. De drie zoons werden dominee:
J. H. Velema te Apeldoorn, K. J. Velema
te Leeuwarden en prof. dr. W. H. Velema
is nu hoogleraar aan de Theologische
Hoogeschool van de Christelijke Gerefor
meerde Kerken in Apeldoorn. De twee
zusters zijn getrouwd met een dominee,
een met ds. B. Nederlof te Vancouver en
een met ds. M. Drayer, zendingssecretaris
te Hilversum.
Met ds. J. H. Velema, christelijk gere
formeerd predikant te Apeldoorn, heeft
onze medewerker Rik Valkenburg een van
zijn befaamde discussie-interviews gehad.
Niet omdat deze dynamische predikant dit
jaar dertig jaar „in het ambt zal staan"
(waarvan rond vijftien jaar in Apeldoorn)
en ook niet omdat hij een aantal bijzonder
heldere en boeiende boeken en boekjes ge
schreven heeft (Tussen de Vuren; Wat is
Christelijk Gereformeerd?; Kerk tussen
Klem en Knoop; een kwartet catechisatie-
boekjes „Bijbel en Belijdenis"; een boekje
voor hen die belijdenis deden „Hoe langer
hoe meer"; plus een losbladig systeem
„Rond de Kerk"). Het beste kan men het
discussie-onderwerp afleiden als men de
reeks functies op een rij zet die ds. Vele
ma in het kerkelijk leven bekleedt.
Dat zijn:
- President-curator van de Theologische
Hogeschool, gedurende de cursus 1969-1970.
- Secretaris van deputaten voor de een
heid onder de gereformeerde belijders en
correspondentie met buitenlandse kerken.
- Voorzitter van de redactie Jaarboek.
- Deputaat voor de bestudering van bij
zondere arbeid van predikanten.
- Voorzitter van de bond van Chr. Geref.
Jongerenverenigingen.
- Secretars van het COGG Contact Or
gaan Geref. Gezindte.
- Secretaris Interkerkelijke Commissie
Belijdenisgeschriften.
- Voorzitter van de Ref. Persstichting
KOERS.
- Redactie-secretaris van De Wekker: elke
GEREFORM. GEZINDTE
MOET KOMEN
TOT REVEIL
week een artikel in de rubriek „Voor de
Lens" en verzorger van de rubriek „Uit de
kerken".
- Eind-redacteur van „De Kerkklok" en
„Tijdsein" respect, classicaal kerkblad en
jeugdblad.
Uit dit alles spreekt overduidelijk de
veelzijdigheid van ds. Velema. Het in zijn
huis te Apeldoorn gevoerde gesprek ging
dan ook over de oecumene en dan uitslui
tend over de oecumene binnen de Gere
formeerde Gezindte. Want de naam Vele
ma mag dan verbonden zijn aan de Chris
telijke Gereformeerde Kerken, de naam
van ds. J. H. Velema is niet minder ver
bonden aan wat men de Gereformeerde
Gezindte noemt. Daarbinnen is hij een
strijdbaar man en zo is dit interview uit
gegroeid tot een oproep. Een oproep tot
een reveil dat juist nu velen bezig houdt.
„Ik heb een Zuidafrikaanse vriend die
niet blank is. Mijn vriend studeert hier in
Nederland al zes jaar medicijnen. Hij is
gaan houden van een Nederlands meisje en
hij is met haar getrouwd. Nu kan hij niet
meer terug naar Zuid-Afrika!" Het zijn
woorden van ds. D. N. Wouters uit Pijn-
acker en ze werden vorige week gesproken
op de vergadering van de gereformeerde
synode in Lunteren. „Geldt voor mijn
vriend dan niet wat er in Prediker 9 vers 9
staat?" zo vroeg ds. Wouters. En hij ci
teerde die tekst in de Zuidafrikaanse ver
taling: „Geniet die lewe met die vrou wat
jy liefhet, al die dae van jou nietige lewe
wat Hij jou gegee het onder die son". De
vriend van ds. Wouters hoorde het aan,
want hij was aanwezig in de zaal van De
Blije Werelt in Lunteren waar de synode
bijeen was.
Dit verhaal was typerend voor het karak
ter van het gesprek dat de gereformeerde
synode gevoerd heeft met haar Zuidafri
kaanse gasten: ds. S. J. S. Notaane, predikant
van de Nederduits Gereformeerde Bantoe-
kerken, dr. J. D. Vorster, dr. S. J. Gerickc en
prof. dr. F. J. M. Potgieter, alle drie beho
rend tot de Nederduits Gereformeerde Ker
ken en prof. dr. W. J. Snyman, afgevaar
digd door Die Gereformeerde Kerk van
Suid--Afrika. Het was de bedoeling dat het
gesprek zowel aan de Zuidafrikaners als
aan de Nederlanders gelegenheid zou geven
tegen elkaar te zeggen wat men op het hart
had maar het accent lag veel meer op de
ongerustheid van Nederland over Zuid-
Afrika dan omgekeerd. De eerste dag werd
vrüwel geheel besteed aan een discussie
over het rassenbeleid en pas op de tweede
dag kregen de Zuidafrikaners de kans hun
bezwaren tegen de ontwikkelingen in Ne
derland naar voren te brengen.
Het was onontkoombaar een debaat over
gadering had dr. Gericke als praeses van de
gadering sad dr. Gericke als praeses van de
synode der Nederduits Gereformeerde Kerk
dan wel gezegd: „Wij zijn kerkmannen en
wij vertegenwoordigen geen bepaald be
leid!" maar het werd al spoedig duidelijk
dat de synodeleden hun gasten toch wel de
gelijk beschouwden als verdedigers van de
door de regering van Zuid-Afrika gevoerde
apartheidspolitiek. In de discussie ging het
vooral om de uitspraken van de Gerefor
meerde Oecumenische Synode die in 1968 in
deze zelfde zaal vergaderd had en waar
toen harde noten waren gekraakt. Een min
derheid had toen een rapport ingediend
men zal zich dit wellicht herinneren dat
zozeer in bijzonderheden trad dat het de
meerderheid der Oecumenische Synode te
ver ging. Er moest toen een commissie van
wijze mannen aan te pas komen om ten
slotte tot een compromis te geraken maar
dat compromis hield toch altijd nog wel in
dat in Nederland de uitspraken van de GOS
werden geïnterpreteerd als een veroordeling
van de politiek van Zuid-Afrika. Terwijl
men er juist in Zuid-Afrika een tegenover
gestelde uitleg aan gaf!
De commissie die nu de Gereformeerde
Synode moest adviseren over deze netelige
xaak, had haar afgeraden het GOS-minder-
DR. J. D. VORSTER
woorden teruggenomen
heidsrapport alsnog te aanvaarden. Hoewel
de commissieleden ook niet bijster gelukkig
waren met het meerderheidsrapport omdat
dit niet voor iedereen duidelijk was en is.
Prof. dr. J. Verkuyl, op de GOS destijds
de grote man van het minderheidsrapport,
betreurde dit commissie-advies. „Wij moe
ten dit minderheidsrapport zonder stemming
aannemen", zo concludeerde hij. Want: „De
kerk van Jezus Christus is altijd en overal-
geroepen tot maatschappijkritiek en ook tot
ideologiekritiek". In Zuid-Afrika signaleer
de hij een ideologie van een monopolie van
een centrale macht -in handen van de min
derheid, namelijk van de blanken, en tegen
deze raciale suprematie keerde bij zich.
Naar de mening van dr. Verkuyl is prof.
Potgieter op een dwaalweg als deze stelt dat
God de pluriformiteit heeft gemaakt en dat
er een ethnische veelvormigheid in de
schepping is gelegd. „Biologische factoren
zijn veranderlijk", aldus dr. Verkuyl. Naar
zijn mening draagt de apartheidspoltiek
wrange vruchten. „Jezus Christus is geko
men om de enige scheidsmuur weg te ne
men!"
Dr. J. D. Vorster antwoordde hem. „De
apartheid is een levenspatroon zo zei hij
dat wij van de Nederlanders hebben
overgenomen. In 1685 werden er al bepaalde
huwelijken verboden. Onze apartheid stamt
dus uit de bloeitijd van het gereformeerde
Nederland. Met evenveel recht als u ons een
apartheidsideologie verwijt, kunnen wij zeg
gen dat u zich schuldig maakt aan een libe
rale ideologie die ver van de Bijbel is!"
Het lag voor de hand dat er ook gespro
ken werd over het Christelijk Instituut
waarvan dr. C. F. Beijers Naudé directeur
is. „Voor de geestverwanten van dit Insti
tuut zo dacht prof. dr. H. M. Kuitert
kon het ogenblik wel eens aangebroken zijn
dat'zij Gode meer gehoorzaam moeten zijn
dan de mensen. Ik weet dat dit grote woor
den zijn, maar zulke momenten kunnen toch
komen!"
Op voorstel van ds. R. J. van der Veen, al
gemeen secretaris van de Nederlandse Zen
dingsraad, kreeg dr. W. Bruckner de Villiers
het woord, een van de functionarissen van
het Christelijk Instituut. „Ik ben Nederduits
Gereformeerd (de kerk dus van dr. Gericke
en dr. Vorster) maar ik ben een tot ketter
verklaard lid van mijn kerk!" zo zei dr. De
Villiers. Hij verweet dr. Vorster dat deze
verkeerde inlichtingen had verstrekt. „Er is
nog veel te veel verkramptheid onder de
kerkleden. Verlichte inzichten zijn nog niet
doorgedrongen. Het gaat niet om de apart
heid en om de integratie en het gaat ook
niet om het Christelijk Instituut het ge
val gaat om het Koninkrijk Gods!" aldus dr.
De Villiers.
Dr. Vorster sprong er fel bovenop. Hij
verweet dr. De Villiers dat deze de vuile
was van Zuid-Afrika had buitengehangen.
„Als het om het Koninkrijk Gods gaat,
waarom hebt u dan uw ambt in de kerk
neergelegd? vroeg hij. Interruptie van prof.
Kuitert: „Zo bederft dr. Vorster zijn zaak
op een afschuwelijke manier!" Het was
juist tijd voor het diner en dr. P. G. Kunst
de voorzitter, gaf dan ook niemand meer
het woord. Toen de synode na de maaltijd
weer ging vergaderen nam dr. Vorster zijn
opmerkingen terug...
Dit was dan een incident dat gemakkelijk
kon ontstaan in de emotionele sfeer waarin
de discussies werden gevoerd. Toch was het
niet typerend voor de geest waarin Neder
landers en Zuidafrikanen van gedachten
wisselden. De gasten verklaarden zelf na
afloop van de synodevergadering dat zij
meer begrip hadden gevonden voor de wor
steling die zij, naar hun zeggen, moeten voe
ren. Bij elk bezoek wordt dat begrip groter,
zo meenden zij, al voegden zij er aan toe dat
ook de antipathie groeide naar mate de
sympathie steeg.
Dat de zorgen in Zuid-Afrika om wat er
in Nederland gebeurt, niet minder groot zijn
dan de ongerustheid in Nederland over de
Zuidafrikaanse politiek, is overigens uit de
woorden van de gasten wel heel duidelijk
gebleken. Zij vinden dat de gereformeerde
theologen zich veel te gemakkelijk aanpas
sen aan nieuwe ontwikkelingen. „Het gees
telijk klimaat is aan de Vrije Universiteit
geheel anders dan toen ik hier vóór de
Tweede Wereldoorlog studeerde", zei zei
prof. Potgieter. „U vermaant ons", riep hij
de synodeleden toe, „maar wij zouden onze
roeping verzaken als wij u niet waarschuw
den."
Er is niet alleen tijdens de synodevergade
ringen maar ook in de pauzes en na afloop
uitvoerig en levendig gediscussieerd „Er is
een gesprek nodig, uw kerken raken hoe la
ger hoe meer geïsoleerd!" had dr. Kunst aan
het begin van de synodevergadering gezegd.
„U vindt dat wij van de oude band ver-
vreemd zijn. De band van broeders in de
Here JezusChristus wordt niet verbroken.
We moeten elkaar maar in de ogen zien en
elkaar niet sparen. Dan moeten we ook
maar vertellen hoe we over elkaar denken!"
Dat hebben Zuidafrikaners en Nederlanders
gedurende enkele dagen dagen in De Blije
Werelt in Lunteren dan ook zeer openhartig
gedaan!
Rest tenslotte te vermelden dat de gere
formeerde synode zich na al de discussies
geplaatst heeft achter het meerderheidsrap
port dat de GOS in 1968 had opgesteld en
aanvaard en dat de Zuidafrikaanse delega
tie dr. P. G. Kunst in zijn functie van syno-
depraeses heeft uitgenodigd voor een be
zoek aan Zuid-Afrika. Voordien echter zul
len de Zuidafrikaanse zusterkerken een
brief van de synode hebben ontvangen
waarin gepleit wordt voor een andere hou
ding van de kerken inzake het rassenvraag
stuk.
Dominee Velema, als het mag
eerst maar een enkele persoonlijke vraag:
Werd u indertijd uit roepingsbesef predi
kant?...
Ja, zo mag u dat wel stellen. Vanaf mijn
k'nderjaren leefde sterk de drang in mij tot
dit ambt. En de Heere heeft mij in die keuze
rijk gezegend. Ondanks alles zou ik mij geen
seconde behoeven te bedenken en zou ik weer
dominee willen worden, als men het mij
vroeg.
Steenwyk was uw eerste gemeente.
Hoe kwalificeert u die periode daar?....
Op die plaats werd ik sterk geconfron
teerd met de kwestie van de Vrijmaking in de
Gereformeerde Kerken. Enkele Gereformeer
de predikanten vroegen zelfs mijn advies.
Naar aanleiding daarvan publiceerde ik „Tus
sen de vuren".
Heeft u misschien ook een karakteris
tiek voor Bunschoten?..,
Daar werd ik pas goed Christelijk Gere
formeerd. Zowel door de vorming die ik daar
van enkele ouderlingen ontving, als door de
felle strijd die daar woedde tussen Synodaal
en Vrijgemaakt. Deze tijd was voor mijn ont
wikkeling bijzonder belangrijk.
Als men sinds jaren Christelijk Gere
formeerd zegt, zegt men inderdaad ook
ds. Velema. In het kerkelijk Jeruzalem
bent u dus zeer met deze kerken geïdenti
ficeerd. Bestaat hierdoor niet het gevaar
dat u de eenheid die er toch in het geheel
van de Gereformeerde Gezindte, zij het
misschien latent, aanwezig is, uit het oog
verliest?...
De laatste jaren (zes a zeven) groeit er
juist een verlangen in mij een appèl te rich
ten tot hen die zo dicht bij elkaar staan in het
belijden, om tot meer openlijke saamhorig
heid te geraken. Zowel bij de Gereformeer
den als de Hervormden, zie ik velen die zich
werkelijk verbonden weten in Reformatori
sche eenheid.
Dat klinkt hoopvol, dominee, maar
doet u er ook daadwerkelijk iets con
creets en opvallends aan?...
Kijk eens, meneer Valkenburg, nu begeven
we ons op een gevoelig terrein. Ieder heeft
zijn eigen kerkelijke achtergrond. Dat ligt al
lemaal zeer broos en zwak. Er begint gelukkig
in de Gereformeerde Gezindte een eenstem
migheid te groeien, die we vóór en ook een
tijd na de oorlog voor onmogelijk hadden ge
houden. Maar we mogen niet forceren. Dat
zou de zaak eerder afremmen dan bevorde
ren. We zijn er biddend mee bezet.
Het ei is dus wel gelegd, maar het
moet nog uitgebroed worden?...
(lachend) Zo zou u het kunnen noemen. En
dat broeden is nog een heel karwei overigens.
U ziet dit allemaal wel binnen de be
grenzing van de Gereformeerde Gezind
te?...
In het kader van dit gesprek zeer zeker.
Dc Reformatorische Belijdenis, die onze va
deren in een tijd van geestelijke hoogconjunc
tuur nalieten, zie ik wel als een basis voor
deze voorgestelde eenheid, zonder hiermede
andere richtingen te diskwalificeren of te
discrimineren. Maar een bepaalde eenheid in
het belijden moet er toch zeer zeker wel zijn,
wil men elkaar vinden.
Men zou kunnen stellen dat de Gere
formeerde Gezindte bestaat uit de Gere
formeerde Bond in de Hervormde Kerk
en misschien ook een groep van de
confessionele richting verder de ver
schillende Gereformeerde Gemeenten, de
Oud Gereformeerde, de Christelijke Ge
reformeerde, de Gereformeerde Kerken,
inclusief de Vrijgemaakten, en nog wat
zelfstandige groepjes. U zou dus met hen,
om eens iets concreets te noemen, van
kansel kunnen ruilen?...
Weet u, de Gereformeerde Gezindte is
toch ook weer een rekbaar begrip. Ik zou b.v.
niet met elke Gereformeerde dominee kansel-
ruil willen voorstaan. Ik zou het wel willen
met een Verontruste, een Bonder, diverse
Vrijgemaakten en ook wel met verschillenden
uit de Gereformeerde Gemeenten, etc.
Dus toch wel geselecteerd. Geeft dat
dan geen enorme vertraging?...
Nogmaals, forceren gaat niet. Dan komen
er brokken. Wel zou het wenselijk zijn dat
men in de Gereformeerde Kerken duidelijk
stelling koos, al zou hun dat kerkscheuring
kunnen kosten. Men moet nu eenmaal weten
wat men aan elkaar heeft. En de mensen in
die kerken moeten het ook weten.
U zou het dus wel aardig vinden als er
daar brokken kwamen?...
Ik hoop van harte dat het in de Gerefor
meerde Kerken goed gaat en dat zij de gere
formeerde belijdenis vasthouden. Maar velen
doen dat daar reeds niet meer. Dat is toch wel
duidelijk. Laat er dus gerust maar een daad
plaats vindën waar men van schrikt of even
tueel van terugschrikt.
Zodat er een groep uitgaat en opge
vangen zou worden door het Gerefor
meerde Convent of het contactorgaan van
de Gereformeerde Gezindte of het even
tueel te verwachten eenheidsblok in en
uit de Gereformeerde Gezindte?...
Het zou in ieder geval te wensen zijn, dat
wat bij elkaar hoort, ook bij elkaar kwam.
Ook naar buiten uit. Wij hebben de roeping
om met Jezus Christus de Ware kerk mee te
vergaderen.
Zou u dan als hartstochtelijk bekend
staand afgescheiden predikant het predi
kaat Christelijk Gereformeerd kunnen en
willen prijsgeven voor dit doel?...
Is het belangrijk of er in het jaar 2000 nog
een Christelijke Gereformeerde Kerk be
staat? Of gaat het om de kerk van Jezus
Christus? Ik meen het laatste. Ik zou dus
onze naam, voor dit grote en noodzakelijke
doel, kunnen en willen laten vallen.
Zou u dat dan geen pjjn doen?....
Nee, toch niet. Juist alleen zij die hun ei
genkerk hartelijk liefhebben (en dat heb ik,
dat heeft u juist gezien) kunnen werkelijk
oecumenisch bezig zijn. Men moet niet zo
maar in het wilde weg oecumene bedrijven.
B.v. vanuit kritiek op eigen kerk of andere
-■•.otieven.
U wilt dus daadwerkelijk eenheid in
de Gereformeerde Gezindte. Zou men
dan maar niet vast moeten beginnen met
intercommunie in de vorm van samen het
Heilig Avondmaal vieren en dopen?...
Ik zou het geweldig mooi vinden. In Eind
hoven is er intercommunie met de Vrijge
maakten. Toch zou ik het eerst bepraat willen
hebben. Het zit wel in de lucht, maar men
moet er ook niet zomaar mee beginnen.
Dat betekent dus, dat er niets van
komt?...
Ho, ho, 'zo ligt het nu ook weer niet. Dit
moet zijn tijd hebben. Hoe het gaan zal weet
ik ook niet. Voorlopig is het onze taak ande
ren te beïnvloeden en te activeren en tot na
denken te stemmen over deze materie. Bid
dend.
Zou het niet beter zyn om van onder
af maar vast te beginnen? Ik bedoel dus
zo hier en daar plaatselijk, waar men er
wat meer rijp voor is. Anders wordt het
wellicht wachten tot, zoals men dat in de
volksmond noemt, Pasen en Pinksteren
op één dag vallen?...
Er moet wisselwerking zijn van bovenaf.
Men moet plaatselijk niet te veel pionieren.
Het loopt dan z,o licht uit de hand.
Maar als de grote bonzen niet durven,
of te lang wachten, of helemaal niets
doen, wat dan? Om duidelijk te zijn
schaar ik u dus ook onder die bonzen...
Nu, dat is dan wel complimenteus, maar-
re... Kijk, ik ben vanaf de oprichting secreta
ris van het COGG (is Contact Orgaan Gere
formeerde Gezindte). Hierin zijn de Gerefor
meerde plus de Christelijke Gereformeerde
kerken officieel vertegenwoordigd, terwijl er
een deputatie is van het Hoofdbestuur van de
Gereformeerde Bond. Uit de Gereformeerde
Gemeenten en de Vrijgemaakte kerk doet
men mee titre personeel. Wij doen er echt
wel wat aan. Er zijn al diverse conferenties
belegd en het is vaak een verkwikking die bij
te wonen. Dan is er inderdaad wel eens be
hoefte om gezamenlijk het Avondmaal des
Heeren te gebruiken. Men moet echter in deze
zaken ook een bepaalde zelfbeheersing weten
op te brengen. Toch zullen wij steeds meer de
aandacht op deze zaak moeten vestigen. Mis
schien doen wij dat te weinig. Wel zou ik het
belangrijk vinden dat er veel actieve, plaatse
lijke afdelingen van het COGG kwamen. Niet
alleen bestaande uit ambtsdragers, maar ook
uit gewone kerkleden.
Kan men de Gereformeerde Gezindte
associëren met de ICCC?...
Nee, dan begeeft men zich op een ander
terrein. Hier zou een speciaal gesprek over
gevoerd kunnen worden.
Wie is eigenlijk de ontdekker van de
term Gereformeerde Gezindte? Wie ge
bruikte hem het eerst?....
Groen van Prinsterer zou de geestelijke
vader van de Gereformeerde Gezindte ge
noemd kunnen worden. Hij bleef Hervormd,
maar volgens hem was er een Gereformeerde
Gezindheid en die omschreef hij dan ook.
Hoe zou u de Gereformeerde Gezindte
willen omschrijven?...
Allen die onvoorwaardelijk buigen voor
het Woord van God en tevens de Drie Formu
lieren van Enigheid belijden, behoren tot deze
Gezindte. De Christelijke Gereformeerden
speelden altijd een beduidende rol in de Ge
reformeerde Gezindte. Dat mag ik wel zeggen.
Ridder Bos uit Amsterdam noemde de Chris
telijke Gereformeerden eens de midden-or-
thodoxie in de Gereformeerde Gezindte. In
Gereformeerde Gemeente en Vrijgemaakte
kringen, zetten velen een vraagteken achter
de Gereformeerde 'Gezindte, terwijl men in de
Gereformeerde kerken vaak meer voelt voor
de Hervormde kerk (midden-orthodoxie) dan
voor de Gereformeerde Gezindte. Toch zouden
wij alle genoemde kerken graag willen anime
ren voor oecumene in de Gereformeerde Ge
zindte.
Wordt het dan niet tijd een bepaald
samenbundelend orgaan in het leven te
roepen, dat uit al deze groeperingen de
door u omschreven belijders tot zich trekt
en tracht te verenigen?...
Daar is de tijd nirnog niet rijp voor.
Wanneer is die tijd rijp? Wordt die
ooit rijp?...
Dat is afhankelijk van de ontwikkeling in
de kerken. Wat zullen de afgescheidenen van
de Vrijgemaakten gaan doen? Wat zullen de
reacties op de beslissingen van de Gerefor
meerde Synode zijn? In Hoogeveen en
Utrecht waar vergaderingen van verontrusten
werden gehouden, waren we samen met de
theologen Exalto en Schelhaas. Met hen zou
Ik gelijk al willen beginnen. Al was het nu!
We voelden ons geweldig verbonden. Maar er
zijn ook nog anderen. Het ligt allemaal niet
zo eenvoudig. Het is momenteel een tijd dat
vtel ambtsdragers en predikanten zich min
stens zo nauw verbonden gevoelen aan die in
andere kerkgenootschappen binnen de Gere
formeerde Gezindte, als aan hun collega's in
eigen kerk. Uit deze gesteldheid kan tenslotte
iets positiefs te voorschijn komen. Wanneer,
is echter niet exact te zeggen.
Als ik u een naam vroeg van iemand
uit de confessionele richting, waaraan u
zich verbonden voelt, wie zou u dan noe
men?
Ongetwijfeld Prof. Itterson.
Wat ziet u momenteel als uw taak? U
had het zoëven over het gebed, maar het
„Labora" mag toch ook niet ontbreken?...
Ik zou alle kerken die aan de Reformato
rische belijdenis vasthouden willen oproepen
tot een soort reveil. We moeten samen gaan
beseffen dat het zo niet langer kan, en dat
we er met de eigen kerk alleen niet komen.
We moeten er van overtuigd worden, dat we
c!e eenheid van het Reformatorisch belijden
in het geheel van het religieus denken moeten
manifesteren en van daaruit ook in de wereld
een baken en een priesterlijk getuigenis zijn.
Mogen er volgens u in dit streven naar
eenheid in deze groepering meer in
terpretaties bestaan over de Reformatori
sche belijdenis?...
Daar is moeilijk aan te ontkomen. Het be
hoeft geen overwegend bezwaar te zijn, als
men de aard, het wezen en het karakter er
van maar niet aantast. De Christelijke Gere
formeerden verkeren wat dat betreft wel
licht in een gunstige positie, daar zij geen ei
gen officiële interpretatie van de Belijdenis
hebben, maar die nemen zoals zij is.
Stel dat het pogen om tot de genoemde
doelstellingen te geraken, met succes, of
misschien beter gezegd, met zegen be
kroond wordt, bestaat dan de mogelijk
heid de Belijdenis gezamenlijk in de taal
van het heden te herschrijven en even
tuele tijdgebonden uitspraken te corrige-
ren?~.
Het Is een door velen vrijmoedig ge
stelde vraag. Waarom zou je nog gelo
ven? Maar is het een juist gestelde
vraag? Vroeger vonden velen het be
zwaarlijk om openlijk hun geloof uit te
spreken. Men wees je dan na in de be
sloten gemeenschap, of men liet je links
liggen, ja het kon zelfs nadelig zijn
voor de zaken. Maar nu heeft iedereen
de ruimte om te zeggen dat hij niet ge
looft.
Er zijn mensen die in het openbaar
hun geloof uitspreken. De komende
zondagen zal dat in vele kerken weer
door verschillenden gedaan worden.
Maar we zullen ook het feit moeten
aanvaarden dat velen van hun niet-
meer-geloven blijk geven. Dat zij dui
delijk zeggen en laten merken dat zij in
hun leven met Jezus Christus geen raad
weten en ook geen raad willen weten.
Soms vindt men het nog wel eens be
zwaarlijk dat zo ronduit te zeggen. Het
wordt dan vragenderwijze gedaan.
Waarom zou je nog geloven? Al wordt
er dan nog wel eens iets bijgezegd als
„ik geloof wel dat er iets is" of „ik ben
goed voor mijn medemensen", enz.
Maar in die vraag klinkt toch door de
grote leegte (die echter niet als leegte
ervaren wordt) van het niet-meer-gelo-
ven in Jezus Christus.
Velen van de nieuwe lidmaten zullen
deze vraag „waarom zou je nog gelo
ven" horen, als ze het in hun omgeving
verteld hebben dat ze belijdenis gaan
doen. Want je kunt het natuurlijk ook
ongemerkt willen doen, al is dat dan
wel in tegenspraak met het openbaar
belijden. Maar als ze het verteld heb
ben of men heeft het gelezen, dan ligt
p.et voor de hand dat de vraag gesteld
wordt „waarom zou je nog geloven?".
De gelovige wordt rekenschap gevraagd
door de ongelovige. En dat is terecht.
Zij die de vraag waarom zou Je
nog geloven? stellen, zien het nut
van het geloven niet meer. Ze komen
het leven, ook best door zonder geloof,
met de welvaart, het autootje, wat hu
mor en wat incasseringsvermogen.
Waarom zou je nog geloven? Voor de
centen hoef je het niet te doen, voor
het gemak ook niet, want het geeft
meer verplichtingen en grotere verant
woordelijkheid. Waarom zou j« dat dan
doen?
U moet van mij niet een overvloed
van argumenten verwachten waarom u
het wel zou moeten doen. Ik wil alleen
een wedervraag stellen. Een vraag die
Jezus Christus om wie het in het ge
loof toch altijd gaat stelt: Waarom
gelooft gij Mij niet? Het is namelijk
nooit een algemeen theoretische vraag
„waarom zou je geloven?". Want gelo
ven doe je niet in het wilde weg. Het is
altijd geloven in de levende Heer Jezus
Christus, die geleden heeft, gestorven is
en opgewekt is. Geloven is een zeer
persoonlijke zaak. Het gaat om Jezus
Christus: wat doe je met Hem? Als wij
het wat theoretisch willen houden (waar
om zou je nog geloven?), dan wordt het
door Christus direct persoonlijk gesteld:
waarom gelooft gij Mij niet? Het gaat
om een persoonlijke beslissing tegen
over Jezus Christus.
Jezus Christus zegt: „Als ik waarheid
spreek, waarom gelooft gij Mij niet?"
Hij is niet zomaar een mens, Hij is de
waarheid. En dat betekent niet een sys
teem van waarheden, maar een wijze
van bestaan. Hij bestaat als de waar
heid. Als Diegene die trouw is en blijft.
Die liefde geeft en vergeving schenkt,
die zich het verdrukte aantrekt en die de
dood overwonnen heeft. Die de toe
komst heeft.
Wij willen toch allen het leven. Het
echte leven, het echte geluk. Als Jezus
Christus zich nu present stelt als de
werkelijkheid: Ik ben die Ik ben, waar
om geloven we dan niet in Hem?
U schiet naast de roos als u dacht dat
het om de vraag ging „waarom zou ik
nog geloven?". Het is de verkeerde
vraag. De vraag waar het om gaat,
komt van de andere kant, van Jezus
Christus'. Hij vraagt ons: „Waarom ge
looft gij Mij niet?"
Rhenen
Ds. P. L. J. Wapenaar
Wijlen prof. dr. K. Dijk was daar een
voorstander van. Ik neem aan dat niemand
twijfelde aan zijn rechtzinnigheid. Op zich
zelf genomen hoeft het ook niet bezwaarlijk
te zijn. Vandaag zouden wij b.v. beslist wat
m< er aandacht besteden aan het Koninkrijk
Gods dan de Belijdenis doet. Toch mogen we
niet vergeten dat de Belijdenis is opgesteld in
een tijd van machtig gezond geestelijk leven.
Zou het aanbeveling kunnen verdie
nen, om wat meer vaart in dit streven te
krijgen, dat men hier en daar op waardi
ge wijze maar vast ging provoceren?...
Nee, daar zou ik op tegen zijn. Dat vind ik
principieel niet juist. De grond moet eerst
week gemaakt worden. Dan kan men zaaien
en planten, om daarna vrucht te verwachten.
Moet er dan misschien wat meer durf
zijn?...
Geloofsdurf, ja! Dat moet er wel zijn, ja...
Ds. Velema, aan het begin van ons ge
sprek noemde u uw Steenwijkse periode
als verkerend tussen de vuren. In Bun
schoten werd u pas goed Christelijk Ge
reformeerd. Mag ik stellen dat u in Apel
doorn pas goed een Gereformeerde Ge-
zindter werd?....
Daar zit misschien wat in.
Zou u de naam Gereformeerd Katho
lieke Kerk een goede benaming vinden
voor de eventueel te ontstane kerk uit de
Gereformeerde Gezindte?...
Het klinkt niet gek.
Heeft u nog een slotopmerking?...
Ja. De vele reacties die ik op mijn laatste
ra'liopreek over „Hosea's reformatorisch ap
pèl" (Hosea 12 7) ontving, hebben me zeer
bevestigd in m'n overtuiging dat er juist in de
venvarring van deze tijd een herkennen komt
van allen, die naar Gods Waarheid willen le
ven en die menen dat de Gereformeerde Be
lijdenis ook vandaag nog hiet verouderd is en
die de komst van de Heere Jezus verwachten.
Marunatha!*.