De 13.000.000ste De amateurstatus van het raadslid is in gevaar Eisen warden Kernvraag voor medici: WIE BESLIST? steeds hoger Contacten Intergemeentelijk Creativiteit Studie Assistentie? Niet alleen bij transplantaties van het hart Ouderen Proces Fluoridering Griezeliger Televisie I-Ieel belangrijk zijn de contacten die het raadslid met de kiezers, de burgerij, onderhoudt; hij treft hen o.m. in de vergaderingen van zijn par tij-afdeling of kiesvereniging aan en daarom dient een raadslid ook déze bijeenkomsten bij te wonen. Juist in de periode waarin presi dent Nixon zijn beslissing over een verdere terugtrekking van Ameri kaanse strijdkrachten uit Vietnam voorbereidt (zijn beslissing werd deze maand verwacht) is de situa tie en Zuidoost-Azië opnieuw aan zienlijk gecompliceerder geworden door de militaire en politieke ont wikkelingen in Laos en Cambodja; in de afgelopen weken zijn alle drie landen van het voormalige Franse protectoraat Indochina in het nieuws. In het 2,8 miljoen inwoners tel lende koninkrijk Laos heeft zich de laatste maanden een succesrijk communistisch offensief afge speeld waardoor de Vlakte der Kruiken die jarenlang als bestands lijn heeft gefungeerd deze rol nu niet meer speelt. Het communisti sche offensief schijnt nu tot stil stand gekomen te zijn; in Washing ton is het vermoeden uitgesproken dat de communisten slechts een eind wilden maken aan de gevrees de Amerikaanse bombardementen op de Ho-Tsjl-Minh-route. Een groot deel van Laos Is nu door de communistische Pathet Lao bezet en vol spanning worden de verde re ontwikkelingen tegemoet ge zien. Zeer centraal in het nieuws is sinds enkele weken het tussen Vietnam, Laos, Thailand en de zee gelegen vroegere koninkrijk Cam bodja, een land van circa 6,5 mil joen inwoners. Jarenlang heeft de nu verbannen prins Norodom Siha nouk al jonglerend getracht zijn land een zekere mate van onaf hankelijkheid te geven maar daar aan is nu door de generaals Lon Nol en Sirik Natak definitief een eind gemaakt. Sihanouk bouwde zijn beleid op een illusie; zijn land neemt nu eenmaal in Zuidoost-Azië een centrale positie in en het hieft niet voor niets met Vietnam en Laos van één Frans protectoraat deel uitgemaakt; grote groepen Vietnamezen wonen nu er was in de Franse tijd heel wat migratie in Cambodja, vooral in het oos telijke grensgebied en in de hoofdstaf Phnom Penh. In het grensgebied met Vietnam zijn tien duizenden Noordvietnamese mili tairen gelegerd en het is zeer de vraag of de Cambodjaanse strijd krachten (ongeveer 40.000 man) in staat zijn de onafhankelijke positie van Cambodja te handhaven. Tal van Cambodjanen zijn in het ten westen van dit land gelegen Thailand door de Amerikaanse Central Intelligence Agency ge traind en deze groepen hebben in de afgelopen jaren telkens weer kleine invallen in Cambodja ge daan om Sihanouk ongerust te ma ken. In Washington is men helemaal niet gerust op de verdere ontwik: kelingen in Cambodja; een burger oorlog wordt niet uitgesloten geacht. Deze ongerustheid over wat zich nu in Zuidoost-Azië af speelt wordt door anderen gedeeld, o.a. door de Franse regering die een voorstel gedaan heeft om te komen tot een grote conferentie over dit gebied. De uitbreiding van de strijd tot andere landen in Zuidoost-Azië is voor president Nixon aanleiding om zijn plan tot verdere terugtrekking van Amerikaaqse militairen uit Vietnam nader onder ogen te zien Dat de gebeurtenissen in dit deel van de wereld reden tot bezorgd heid geven is helaas overduidelijk. Nog deze maand zo hebben de statistici ons verteld kan de dertienmiljoenste inwoner van Ne derland verwacht worden. Geen schokkend feit, maar wel de moei te van een korte overpeinzing waard. De dertienmiljoenste komt bijna zes-en-een-half jaar na de twaalfmiljoenste (de elfmiljoenste werd in mei 1957 geboren). Als deze trend zich voortzet zal ons land overeenkomstig de progno ses in het jaar 2.000 rond de achttienmiljoen inwoners tellen. In een dichtbevolkt land als het onze we staan qua bevolkings dichtheid nog altijd aan de top van de wereldranglijst gaan de ge dachten uiteraard uit naar de ruim te die we met ons allen en per soonlijk in de toekomst ter be schikking zullen hebben; pessimis ten vrezen dat we langzamerhand op eikaars tenen moeten gaap staan en hopen dat de EEG ons redding brengt; zij denken dan aan een soort superinstantie in Brussel die groepen Nederlanders bijvoor beeld naar Frankrijk zal dirigeren waar men nog wel wat mensen ge bruiken kan. Zó simpel liggen de zaken niet. Ook wij geloven wel aan een ster ke toeneming van de migratie in het Europa van de Zes (hopelijk binnen enkele jaren, als de aan-' vragen voor het lidmaatschap ge honoreerd zijn, het Europa van de Negen); de Europese Gemeen schap zal steeds verder tot een economische eenheid groeien en deze ontwikkeling heeft ook duide lijke sociale gevolgen, bijvoor beeld wat betreft de migratie. Maar dit zal een beleid op lange termijn moeten zijn waarin de vrij willigheid voorop staat. Nederland zal zeer zeker zeer dichtbevolkt blijven en dat stelt ex tra eisen aan. het ruimtelijke orde- ningbeleid, een zaak waarover zéér ten onrechte nogal eens geglimlacht wordt. Wij zijn ervan overtuigd dat bij de Rijksplanologi sche Dienst in Den Haag en de elf provinciale planologische diensten pioniers-arbeid verricht wordt ten behoeve van een beleidsonder deel dat steeds belangrijker gaat worden. Wij hopen dan ook dat de politieke partijen die nu druk bezig zijn met de opstelling van hun pro gram 1971-75 aan de ruimtelijke ordening hoge prioriteit zullen ge ven. Daar kan ook onze komende dertienmiljoenste wél bij varen. Welvaart? Daar hoort welzijn bij. Natuurvorsers - de prikkebenen en bloemetjesbezoekers van weleer - hebben zich al jaren zorgen ge maakt over zaken als natuurbehoud en milieubeheer. Maar zij zijn - zoals wij al eerder schreven - tot- nutoe roependen in de woestijn geweest. Dat schijnt nu anders te worden. Naarmate ook anderen, die nauwe lijks een berk van een den of een hert van een ree kunnen onder scheiden, ontdekken dat de „woestijn" (van blik, beton en as falt) steeds dichterbij komt, en de eigen waarneming van dit trieste gebeuren klopt met de conclusies van deskundigen die zich bezig houden met het verband tussen natuurleven en het eigen leven, homt er onrust in brede Jagen. Die onrust uit zich in onze regio dan wel niet direct in actie-comi tés, protest-meetings en petities (we hebben het hier immers heel breed en 't zal nog wel meeval len), maar toch komt een algeme ne onvrede en bezorgdheid steeds sterker naar voren. De groei van onze regio brengt de problemen nu dichterbij. Snel ler dan verwacht kon worden, heb ben stedelingen een werkkring ge kregen in wat zij dachten te ontdekken: „het platte land", dat een optimaal welzijnsniveau zou moeten bieden. Dat niveau wordt hier en daar en in verschillend op zicht, in Apeldoorn niet gehaald, of tenminste als wat minder laag er varen dan verwacht werd. Dit gewest heeft nog heel wat beschikbare ruimte in te richten voor nieuwe bewoners. Die nieu welingen zullen zich moeten reali seren. dat het Gelderse al lang niet meer is de provincie waar men voor het vaderland-weg zijn optrekje kan bouwen of waar nog het Veluws wild aan de voordeur snuffelt. Stad en dorp kan bij de inrichting van de ruimte wél een duidelijk doel nastreven, namelijk het primair stellen van het leefmi lieu. Daar is juist omdat het pro bleem niet eenvoudig is studie en bezinning voor nodig. In dit natuurbeschermingsjaar 1970 (N 70) mogen onze bestuur ders in dit opzicht wel eens een initiatief nemen. "Voor de lokale afdelingen van de politieke partijen en de zich tot één gemeente beperkende politieke groeperingen is het deze weken hard werken geblazen want op 21 april vindt in de Nederlandse gemeenten de kandidaatstelling voor de raadsver kiezingen van 3 juni plaats; elke par tij die zichzelf respecteert wil die dag met een lijst met goede kandidaten voor het gemeentebestuur voor de dag komen en dit jaar is het niet anders dan bij vorige raadsverkiezingen het geval was; in de ene groepering wordt om plaatsing op de kandidatenlijst hard „gevochten" en in een andere heeft men grote moeite met het vin den van geschikte kandidaten. De eisen die aan gemeenteraadsle den gesteld worden zijn de laatste ja ren verder omhoog gegaan en in deze trend zal ook in de naaste toekomst geen verandering komen; van de le den van de grote én kleine gemeenten zal steeds meer gevergd worden. In dit artikel willen we enkele op merkingen over het raadslidmaat schap maken; het zijn kanttekeningen die mede gebaseerd zijn op een aantal jaren eigen ervaring als lid van de raad van een snel groeiende gemeente in Zuid-Holland. Wij willen hier vooropstellen dat het lidmaatschap van de raad enorm boeiend is en een uitdaging is voor allen die door de burgerij als lid van het gemeentebe stuur gekozen worden. Juist daarom moeten aan iedere kandidaat hoge ei sen gesteld worden. In de eerste plaats gaat het raads lidmaatschap steeds meer tijd vergen. Uiteraard woont het lid van de ge meenteraad de openbare (en informe le, vaak besloten) raadsvergaderingen bij. Deze vinden minstens eenmaal per maand plaats. Daarnaast zijn er de raadscommissies van advies en bij stand; menig raadslid heeft zitting in twee of meer raadscommissies die elk eveneens ten minste eenmaal per maand bijeenkomen. Elke raadsvergadering wordt verder voorafgegaan door een of meer frac tie-vergaderingen waarin o.m. de agenda van de raadsvergadering be handeld wordt. Zo beschouwd vergen raads-, commissie- en fractievergade ringen al vijf a tien avonden per maand. En dat is nog maar het be gin... Als het goed is gaat er véél tijd zit ten in het contact tussen het raadslid en de kiezer; niet alleen omdat tal van burgers indien nodig een beroep op hem kunnen doen (voor in formaties of bemiddeling) maar ook omdat overal in het land de relatie tussen bestuurders en bestuurden ver stevigd is en nog veel intensiever moet worden. Het raadslid is naar mijn mening verplicht zich op de hoogte te stellen van wat er onder de burgerij bijv. van een wijk leeft, hij moet hearings en soortgelij ke bijeenkomsten bezoeken. Ik be schouw deze intensivering als een duidelijke verrijking voor het lidmaat schap van de raad. Evident is dat een en ander gepaard gaat met een snelle toeneming van het aantal officiële en niet-officiële stukken; ieder raadslid ontvangt ver scheidene malen per maand dikke en veloppen vol papieren die bestudeerd moeten worden. Het is niet mogelijk in concreto aan te geven hoeveel uren met deze bestudering gemoeid zijn. [Vlet deze opsomming zijn we er nog lang niet. In deze tijd van schaalvergroting gaat de intergemeen telijke samenwerking een steeds be langrijker rol spelen; in tal van re- gios's van ons land zijn via gemeen schappelijke regelingen interge meentelijke overlegorganen gesticht, o.a. in en om Eindhoven, Arnhem, Til- Gemeenteraad in volle actie in een openbare vergadering. Het actief deelnemen aan de openbare - plenaire - gemeenteraadsvergadering is maar een klein (en heel belang rijk) onderdeel van de werkzaamhe den van een raadslid. burg, Den Haag, Den Bosch, Leiden, Utrecht en het Gooi. Nog bekender is Rijnmond (Waterweggebied) maar dit bovengemeentelijke orgaan heeft een apart karakter; het is bij de wet opge richt en de leden van de Rijnmond draad worden direct gekozen; Rotter dammers, Schiedammers enz. gaan 3 juni niet alleen hun gemeenteraden kiezen maar daarnaast de leden van de Rijnmondraad. De leden van de intergemeentelijke overlegorganen worden behalve dus in Rijnmond door hun gemeen teraden aangewezen; dit heeft als ge volg dat bijvoorbeeld een lid van de gemeenteraad van Voorburg dat door zijn raad aangewezen is als lid van het Intergemeentelijk Overleg orgaan Haagse Agglomeratie niet al leen lid van overlegorgaan wordt maar ook van een of meer commissies van dit orgaan én van een van de daarin gevormde politieke fracties. In de komende jaren zal het aantal gewestelijke overlegorganen ook in Gelderland snel toenemen het is een noodzakelijke én gelukkige ontwikke ling waaraan wij binnenkort uitvoerig aandacht zullen besteden. Vooral voor de regio's Apeldoorn en omgeving (Epe, Voorst, Heerde en Brummen) en Tiel (met omliggende gemeenten) is intensivering en vormgeving van de intergemeentelijke samenwerking ur gent. Tal van gemeenteraadsleden worden verder afgevaardigd naar (o.a.) bestu ren van waterleidingmaatschappijen. gas- en elektriciteitsbedrijven en bij zondere organen en commissies. tïet gevaar is levensgroot dat het gemeenteraadslid in dit alles zo ondergedompeld wordt dat men zich gaat beperken tot het uitoefenen van een louter controlerende functie (ten aanzien van het dagelijks bestuur B. en W. van de gemeente en het regio nale bestuur) Niet alleen wordt dan „vergeten" dat de raad behalve „volks vertegenwoordiging" ook het hoogste besturende orgaan van de ge meente is maar ook zien we maar al te vaak dat de controle te globaal is, dit leidt tot uitermate oppervlakkige vragen en opmerkingen in de raads vergaderingen. Vooral in grotere ge meenten is het „tegenspel" van de ge meenteraadsleden vaak bedroevend omdat zij geen „greep" meer op de materie hebben. Burgemeester Samkalden van Am sterdam heeft een paar jaar geleden de loftrompet gestoken over het nu overleden communistische raadslid L. Seegers omdat deze het presteerde elke post waaraan hij zijn goedkeu ring moest verlenen uit te pluizen; zo handeled men ook ten aanzien van ge meentelijke begrotingen en rekeningen. De juiste wijze waarop hij zijn taak opvatte is helaas een zeldzaamheid, aldus de heer Samkalden. Tal van gemeenteraadsleden voelen zich volstrekt machteloos op het ge bied van de stedebouw en de ruimte lijke ordening, een arbeidsveld dat steeds belangrijker wordt. Een groot aantal gemeenten werkt met een ei gen stedebouwkundige dienst en of een uit planologen en architecten van naam samengestelde stedebouwkundi ge werkgroep. Groot is cle verleiding voor het raadslid om de visie en voor stellen van deze vakmensen zonder meer te accepteren („wat zouden w anders moeten doen"). Een foutieve houding; dat er een andere weg is ho pen we later aan te tonen. "y/"an een raadslid moet ook geëist wforden dat hij of zij zich breed oriënteert; om goed dus ook creatief te kunnen functioneren is véél stu die nodig. Het raadslid moet dan ook lezer zijn van bladen als De Neder landse Gemeente, Publieke Werken, Gemeentefinanciën, onderwijsorganen enz. Hij moet zoveel mogelijk bijhou den wat er op diverse deelterreinen gebeurt wat vaak leiden zal tot con tacten met andere gemeenten. Ook moet hij op de hoogte zijn van nieuwe vetten, koninklijke besluiten, ministe riële beschikkingen enz. Men make na lezing van dit alles niet 't gebaar van „Moet dat nu zo, kan het niet wat minder?" Naar mijn vas te overtuiging, uit eigen ervaring sprekend, moet dit van het raadslid geëist worden omdat het voor het goed functioneren van de gemeenteraad onmisbaar is (waarbij het er niet toe doet of in de desbetreffende gemeen te gesproken kan worden van een goed of eer minder goed werkend college van B. en W. De raad mag niet degraderen tot een gezelschap ja- zeggers en stellers en makers van in adequate vragen en opmerkingen. Liet is geen wonder dat velen zich de laatste jaren hebben afge vraagd of gezien de overvloed van werk dat een raadslid moet verzetten de amateur-status van het raadslid niet in gevaar is. Men is immers in zijn vrije tijd lid van de gemeente raad en ontvangt daarvoor slechts wat presentiegeld (dit kan variëren van ca. 25 tot 40 per vergadering). Vaak moet het raadslid er geld op toeleggen. Aan deze amateur-status willen wt beslist niet tornen. Toch zal iets ge daan moeten worden om het raadslid de mogelijkheid te geven zijn ambt overeenkomstig de eisen die eraan ge steld moeten worden te bekleden. Hier ligt in de eerste plaats een taak voor de Vereniging van Ne derlandse Gemeenten die aan deze zaak op korte termijn uitvoerig aan dacht zal moeten besteden; het is mij bekend dat de directie van de VNG deze problematiek al onder ogen ziet; we wachten vol belangstelling af wel ke stappen zij neemt. Intussen kan er toch al iets gebeu ren; wij denken aan aanstelling van fractie-assistenten en (gemeentelijke) financiële steun bij het op ruimere schaal door de fracties te hulp roepen van de wetenschappelijke bureaus van de politieke partijen. Dit is, voorzover ons bekend, nu al gebeurd in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Borne en Oldenzaal. Voor de aanstelling van fractie-assistenten in Amsterdam en Rotterdam subsidieert de gemeente tot 1.000,- p.j. per frac tie en tot hetzelfde bedrag per frac tielid (met een maximum van 12.000 per fractie). Het is een bescheiden, maar belangrijk begin; we moeten nu naar de volledige honorering van fractieassistenten. Nogmaals: niet al leen in grotere maar ook in kleinere gemeenten moet hiertoe overgegaan worden; in dit verband dient in aan merking genomen te worden dat tal van raadsleden van kleinere gemeen ten ook deel uitmaken van interge meentelijke overlegorganen. Terecht wordt van een raadslid zeer veel gevergd; wie deel uitmaakt van een gemeenteraad moet naar onze me ning amateur blijven (uiteraard geldt dit niet voor de wethouders) maar om dit te kunnen realiseren dienen eif spoedig voorzieningen te komen! E. J. MATHIES l_|et is dezer dagen twee jaar gele den (23.3.68) dat wij naar aanlei ding van de harttransplantaties bij Vashansky en Blaiberg ons eerste ar tikel wijdden aan de ethische proble men, die zich bij dit soort ingrepen, aandienen. Die problemen zijn er nog steeds. Nog heeft men geen „wiskun dige" bepaling van het ogenblik, waarop de gever van het benodigde orgaan (lever, hart, nier, enz.) dood kan worden verklaard. Nog altijd moet dus het opererende team bepalen, wanneer met het ver wijderen van dit orgaan uit het li chaam van de donor kan worden be gonnen. Eveneens nog altijd moeten behandelende specialist, zoals bijvoor beeld de hartspecialist (cardioloog) en hoofd van het team, dat de transplan tatie zal verrichten, samen bepalen wanneer de transplantatie noodzake lijk wordt, omdat de patiënt ander* misschien zal overlijden voor of tij dens de operatie en nog steeds zal do behandelende specialist het ogenblik moeten bepalen waarop hij de patiënt zal moeten meedelen, dat alleen een transplantatie hem kan redden. Er zijn andere problemen, waar wij in ons vorig artikel niet op ingingen maar zij tellen even zwaar, zo niet zwaarder. Daarmee willen wjj u dit maal confronteren. Niet zo lang na de publikatie van bovenbedoeld artik-e' werd van verschillende zijden de aan dacht gevestigd op het feit, dat er ir Nederland te weinig kunstmatige nie ren zijn. Ter verduidelijking het vol gende: de nier heeft een filterfunc tie. Verschillende afvalstoffen, vnl. afhraakprodukten van de eiwitten, die ons voedsel bevat, zijn giftig. Via spijsvertering (darmen) komen zij in het bloed terecht en als zij niei uit dat bloed kunnen worden verwijderd (en dit doen de nieren) sterft de patiënt. Alle mogelijke overgangsstadia van „bijna alles wordt verwijderd" tot „bijna niets wordt verwijderd" komen voor. Al naar gelang van de ernst van de nierziekte moet de patiënt perio diek aan de kunstnier worden gelegd, die nu het filtreer-proces van de ei gen nieren overneemt. De kunstnier is slechts bedoeld al* voorbeeld, er zijn ettelijke van dit soort problemen. Want wie beslist op een gegeven ogenblik bij een tekort aan kunstnieren of donors van hart of lever of...noem maar op, WIE moet profiteren en wie dus, anderzijds, ten dode is gedoemd. In principe is er weinig verschil tussen kunstnier (uit de fabriek) of lever (uit de donor), met dien verstande, dat het met kunstmiddelen vnl. een kwestie van geld is, terwijl men bij donors, al thans voor zover er nog geen orgaan- opslag (bank) bestaat, afhankelijk i: van plaats en tijdstip van overlijden. Men is ten aanzien van kunstmiddelen bijzonder snel geneigd om te stellen, dat geld geen rol mag spelen, en dat is natuurlijk juist maar het voornaamste probleem blijft: onmiddellijk komt een andere vraag om de hoek kijken: Wie bepaalt welke patiënt nog wel aan de kunstnier, in de ijzeren long, (en misschien nog wel eens aan kunst-„hersens"! (de computer!) wordt verbonden. Wie bepaalt...? Ieder herinnert zich nog ongetwij feld Mia Versluys, het meisje dat na een onbelangrijke hieloperatie niet meer uit de narcose ontwaakte en be wusteloos bleef. Opnieuw de vraag: Wie bepaalt...? Moet men mogelijk stellen, dat de vijfenzestigjarige, „want die produceert toch niet meer", niet in aanmerking komt?! Onmiddel lijk zullen tegenstanders u de mond met: koningin Victoria, Wilhelmina Adenauer, Churchill, Drees. Oud, Tru man. Eisenhouwer en duizenden min der bekenden zoals bij de dezer dagei (7 maart) zeventig jaar geworden schilder Carcl Willink. Enkele weker geleden hield de moraal-theoloog en ethicus professor dr. J. Sporken van de Nijmeegse universiteit een voor dracht over abortus en euthanasie, ir feite dus een andere zijde van het zelfde probleem, maar ook zijn wel haast briljant betoog eindigde, prak Lisch gesproken, met „wie beslist? Wel is er natuurlijk tussen onze bena dering „wie komt wel in aanmerkin; voor transplantatie, kunst-dit en kunst-dat?" en wie is dus gedoemd te sterven, min of meer tegengesteld aan die van de Nijmeegse hoog'eraar. die juist trachtte te benaderen, wanneer wel een abortus gerechtvaardigd is en wanneer de medicus wel gerechtigd is, het sterven te verzachten (euthanasie) en er dus in zekere zin aan mee te werken. Wie bepaalt?! Voor enkele jaren vond in de Verenigde Staten een op zienbarend proces plaats: van een echtpaar Jehova's Getuigen werd de vrouw ziek. Zij werd opgenomen in een ziekenhuis en deelde daar de arts mede, dat zij onder geen voorwaarde bloedtransfusie zou accepteren. Zij werd bewusteloos en daarvan maakte de behandelende arts ge/misbruik, haar door een justitieel ambtenaar onder curatele te laten stellen. (De \merikaanse procedure verschilt enigszins met de Nederlandse, maar lat doet voor het geval niet ter zake) Na de onder-curatele-stelling werd de loodzaak tot bloedtranfusie justitieel bevestigd (door een gerechtsarts) en deze vond plaats. De patiënte genas en...won prompt een ciciel proces, om dat zij tegen haar uitdrukkelijke wi' in, een bloedtransfusie had onder aan. Anderzijds werd een proces waarbij .et niet patiënte zelf, maar een nog liet tot oordelen bevoegd kind betrof, 'oor de eisers (de ouders) verloren: ,I)e ouders hadden niet het recht, hun kind hulp te onthouden Het betrof jammer genoeg, niet dezelfde recht bank. i is echter wel tekener boe ver het zelfbeslissingsrecht wordt ge handhaafd, want uit deze beslissingen kan worden geconcludeerd, dat men het zelfbeschikkingsrecht heelt, maar uitsluitend ten behoeve/detrimente van het eigen lichaam en dat men zich, ook als het eigen kinderen be treft, moet neerleggen bij het advies van de bevoegde, i.e. de arts. Een ander voorbeeld uit de praktijk speelde zich af in eigen land. U zult zich ongetwijfeld nog het vele stof herinneren, dat opwervelde, toer. ..volksgezondheid" het plan opperde, alle drinkwater te fluorideren. Hef werd afgestemd op gedeeltelijk hoogst twijfelachtige argumenten maar één ervan was weer gelegen in de opvatting, het recht te hebben te beslissen over eigen lichaam. Twijfel achtig was een aantal argumentcr omdat fluoridering het cariesperccn- tage verlaagt, daardoor het aant? noodzakelijke tandheelkundige behan delingen sterk kan drukken en dus naast de verbetering van de volksge zondheidstoestand meer evenwicht brengt tussen het aantal tandheelkun dige behandelingen en het tekort aan tandartsen. Daarnaast bepalen in het kader van de volksgezondheid al vel* jaren vele voorschriften, in welke medicamenten, verven, voedingsmid delen, enz. enz. specifieke stoffen uist wel, respectievelijk juist niet mogen ontbreken. In feite is er geen verschil tussen het verwijderen van schadelijke stoffen en het toevoegen van noodzakelijke geachte stoffen (vitamine aan margarine bijv.) Ook hier dus weer: „Wie beslist?!" Toch wordt de situatie steeds „grie zeliger": zo werd enige tijd geleden de gedachte gelanceerd, de pil te ver spreiden via het drinkwater in die ge bieden, die overbevolkt zjjn. Dit soort ideeën is kortweg immoreel: ten eer ste zouden in het betrokken gebied alle vrouwen onvruchtbaar worden er de bevolking zou van jaar tot jaar vergrijzen, ten tweede zou een derge lijke maateregel, indien bekend bij de bevolking, aanleiding kunnen zijn to: een grote promiscuïteit, met, als auto matisch gevolg, een sterke daling van de zedelijke normen en ten derde zou er, bij de nog steeds in de werelr merkbare racistische tendenzen, een kans bestaan, dat op deze wijze bij eenwonendc minderheden (Nigeria en Biafra. Italianen in New York, enz enz.) tot uitsterven worden gebracht. Dit soort ideeën is daarom ook bijzon der gevaarlijk, omdat hierbij in onze vraag „wie beslist'" de persoonlijk* verantwoordelijkheid gaat wijker /oor een politieke. Nog één facet resteert: ook de ken nis van de psychiatrie biedt ziel steeds uit en naarmate dc kennis van Je psycopharmaca en van de hersenen toeneemt, wordt de kans op gunstige beïnvloeding van (psychiatrische) pa tiënten groter. Men moet er niet aan denken, wat er zou gebeuren, als ie mand hiervan misbruik zou kunnen of willen maken, door bv. LSD in het drinkwater of in het brood of In dc margarine te verspreiden. Opnieuw komt de kernvraag naar voren: „wie beslist*" Na de chemische beïnvloe ding doemt daarbij al in de verte de kans op elektronische beïnvloeding. Men ziet en hoort nu al regelmatig, hoe schrikwekkend gemakkelijk kij kers en luisteraars, maar vooral de eersten, zich laten beïnvloeden door TV en radio, veel meer dan door het geschreven woord. Televisie doet in lit opzicht sterk denken aan stripte keningen: zij hebben gemeen, dat de "ssentie van het geheel zonder enige inspanning men behoeft niet te le nen. men behoeft niet te denken op de kijker af komt. Er is weinig fan- asie voor nodig om te bedenken, wat er zou kunnen gebeuren in een combi natie van misbruik van zendfacilitei- len en chemische (bv. LSD) beïnvloe- ling van een bevolking(sgrocp). Niet onvermeld mag blijven, dat zelfs de Jektronische beïnvloeding („af- tandsbesturing") al aan de horizon pdoemt. Het zal steeds meer zorg opleveren, Ie (be)stuurstoelen te bemannen en -vrouwen met integere lieden met een terk ontwikkeld verantwoordelijk heidsgevoel. Pas, indien men aan deze eis kan voldoen, kan men op de vraag „wie beslist?" antwoorden: Zij, die waardig zijn bevonden, die stoelen te bezetten.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 12