De 13.000.000ste
De amateurstatus van het
raadslid is in gevaar Eisen warden
Kernvraag voor medici: WIE BESLIST?
steeds hoger
Contacten
Intergemeentelijk
Creativiteit
Studie
Assistentie?
Niet alleen bij
transplantaties
van het hart
Ouderen
Proces
Fluoridering
Griezeliger
Televisie
I-Ieel belangrijk zijn de contacten
die het raadslid met de kiezers,
de burgerij, onderhoudt; hij treft hen
o.m. in de vergaderingen van zijn par
tij-afdeling of kiesvereniging aan en
daarom dient een raadslid ook déze
bijeenkomsten bij te wonen.
Juist in de periode waarin presi
dent Nixon zijn beslissing over een
verdere terugtrekking van Ameri
kaanse strijdkrachten uit Vietnam
voorbereidt (zijn beslissing werd
deze maand verwacht) is de situa
tie en Zuidoost-Azië opnieuw aan
zienlijk gecompliceerder geworden
door de militaire en politieke ont
wikkelingen in Laos en Cambodja;
in de afgelopen weken zijn alle
drie landen van het voormalige
Franse protectoraat Indochina in
het nieuws.
In het 2,8 miljoen inwoners tel
lende koninkrijk Laos heeft zich de
laatste maanden een succesrijk
communistisch offensief afge
speeld waardoor de Vlakte der
Kruiken die jarenlang als bestands
lijn heeft gefungeerd deze rol nu
niet meer speelt. Het communisti
sche offensief schijnt nu tot stil
stand gekomen te zijn; in Washing
ton is het vermoeden uitgesproken
dat de communisten slechts een
eind wilden maken aan de gevrees
de Amerikaanse bombardementen
op de Ho-Tsjl-Minh-route. Een
groot deel van Laos Is nu door de
communistische Pathet Lao bezet
en vol spanning worden de verde
re ontwikkelingen tegemoet ge
zien.
Zeer centraal in het nieuws is
sinds enkele weken het tussen
Vietnam, Laos, Thailand en de zee
gelegen vroegere koninkrijk Cam
bodja, een land van circa 6,5 mil
joen inwoners. Jarenlang heeft de
nu verbannen prins Norodom Siha
nouk al jonglerend getracht zijn
land een zekere mate van onaf
hankelijkheid te geven maar daar
aan is nu door de generaals Lon
Nol en Sirik Natak definitief een
eind gemaakt. Sihanouk bouwde
zijn beleid op een illusie; zijn land
neemt nu eenmaal in Zuidoost-Azië
een centrale positie in en het
hieft niet voor niets met Vietnam
en Laos van één Frans protectoraat
deel uitgemaakt; grote groepen
Vietnamezen wonen nu er was
in de Franse tijd heel wat migratie
in Cambodja, vooral in het oos
telijke grensgebied en in de
hoofdstaf Phnom Penh. In het
grensgebied met Vietnam zijn tien
duizenden Noordvietnamese mili
tairen gelegerd en het is zeer de
vraag of de Cambodjaanse strijd
krachten (ongeveer 40.000 man) in
staat zijn de onafhankelijke positie
van Cambodja te handhaven.
Tal van Cambodjanen zijn in het
ten westen van dit land gelegen
Thailand door de Amerikaanse
Central Intelligence Agency ge
traind en deze groepen hebben in
de afgelopen jaren telkens weer
kleine invallen in Cambodja ge
daan om Sihanouk ongerust te ma
ken.
In Washington is men helemaal
niet gerust op de verdere ontwik:
kelingen in Cambodja; een burger
oorlog wordt niet uitgesloten
geacht. Deze ongerustheid over
wat zich nu in Zuidoost-Azië af
speelt wordt door anderen gedeeld,
o.a. door de Franse regering die
een voorstel gedaan heeft om te
komen tot een grote conferentie
over dit gebied.
De uitbreiding van de strijd tot
andere landen in Zuidoost-Azië is
voor president Nixon aanleiding om
zijn plan tot verdere terugtrekking
van Amerikaaqse militairen uit
Vietnam nader onder ogen te zien
Dat de gebeurtenissen in dit deel
van de wereld reden tot bezorgd
heid geven is helaas overduidelijk.
Nog deze maand zo hebben
de statistici ons verteld kan de
dertienmiljoenste inwoner van Ne
derland verwacht worden. Geen
schokkend feit, maar wel de moei
te van een korte overpeinzing
waard. De dertienmiljoenste komt
bijna zes-en-een-half jaar na de
twaalfmiljoenste (de elfmiljoenste
werd in mei 1957 geboren). Als
deze trend zich voortzet zal ons
land overeenkomstig de progno
ses in het jaar 2.000 rond de
achttienmiljoen inwoners tellen.
In een dichtbevolkt land als het
onze we staan qua bevolkings
dichtheid nog altijd aan de top van
de wereldranglijst gaan de ge
dachten uiteraard uit naar de ruim
te die we met ons allen en per
soonlijk in de toekomst ter be
schikking zullen hebben; pessimis
ten vrezen dat we langzamerhand
op eikaars tenen moeten gaap
staan en hopen dat de EEG ons
redding brengt; zij denken dan aan
een soort superinstantie in Brussel
die groepen Nederlanders bijvoor
beeld naar Frankrijk zal dirigeren
waar men nog wel wat mensen ge
bruiken kan.
Zó simpel liggen de zaken niet.
Ook wij geloven wel aan een ster
ke toeneming van de migratie in
het Europa van de Zes (hopelijk
binnen enkele jaren, als de aan-'
vragen voor het lidmaatschap ge
honoreerd zijn, het Europa van de
Negen); de Europese Gemeen
schap zal steeds verder tot een
economische eenheid groeien en
deze ontwikkeling heeft ook duide
lijke sociale gevolgen, bijvoor
beeld wat betreft de migratie.
Maar dit zal een beleid op lange
termijn moeten zijn waarin de vrij
willigheid voorop staat.
Nederland zal zeer zeker zeer
dichtbevolkt blijven en dat stelt ex
tra eisen aan. het ruimtelijke orde-
ningbeleid, een zaak waarover
zéér ten onrechte nogal eens
geglimlacht wordt. Wij zijn ervan
overtuigd dat bij de Rijksplanologi
sche Dienst in Den Haag en de elf
provinciale planologische diensten
pioniers-arbeid verricht wordt ten
behoeve van een beleidsonder
deel dat steeds belangrijker gaat
worden. Wij hopen dan ook dat de
politieke partijen die nu druk bezig
zijn met de opstelling van hun pro
gram 1971-75 aan de ruimtelijke
ordening hoge prioriteit zullen ge
ven. Daar kan ook onze komende
dertienmiljoenste wél bij varen.
Welvaart? Daar hoort welzijn bij.
Natuurvorsers - de prikkebenen en
bloemetjesbezoekers van weleer -
hebben zich al jaren zorgen ge
maakt over zaken als natuurbehoud
en milieubeheer. Maar zij zijn -
zoals wij al eerder schreven - tot-
nutoe roependen in de woestijn
geweest.
Dat schijnt nu anders te worden.
Naarmate ook anderen, die nauwe
lijks een berk van een den of een
hert van een ree kunnen onder
scheiden, ontdekken dat de
„woestijn" (van blik, beton en as
falt) steeds dichterbij komt, en de
eigen waarneming van dit trieste
gebeuren klopt met de conclusies
van deskundigen die zich bezig
houden met het verband tussen
natuurleven en het eigen leven,
homt er onrust in brede Jagen.
Die onrust uit zich in onze regio
dan wel niet direct in actie-comi
tés, protest-meetings en petities
(we hebben het hier immers heel
breed en 't zal nog wel meeval
len), maar toch komt een algeme
ne onvrede en bezorgdheid steeds
sterker naar voren.
De groei van onze regio brengt
de problemen nu dichterbij. Snel
ler dan verwacht kon worden, heb
ben stedelingen een werkkring ge
kregen in wat zij dachten te
ontdekken: „het platte land", dat
een optimaal welzijnsniveau zou
moeten bieden. Dat niveau wordt
hier en daar en in verschillend op
zicht, in Apeldoorn niet gehaald, of
tenminste als wat minder laag er
varen dan verwacht werd.
Dit gewest heeft nog heel wat
beschikbare ruimte in te richten
voor nieuwe bewoners. Die nieu
welingen zullen zich moeten reali
seren. dat het Gelderse al lang
niet meer is de provincie waar
men voor het vaderland-weg zijn
optrekje kan bouwen of waar nog
het Veluws wild aan de voordeur
snuffelt. Stad en dorp kan bij de
inrichting van de ruimte wél een
duidelijk doel nastreven, namelijk
het primair stellen van het leefmi
lieu. Daar is juist omdat het pro
bleem niet eenvoudig is studie
en bezinning voor nodig.
In dit natuurbeschermingsjaar
1970 (N 70) mogen onze bestuur
ders in dit opzicht wel eens een
initiatief nemen.
"Voor de lokale afdelingen van de
politieke partijen en de zich tot
één gemeente beperkende politieke
groeperingen is het deze weken hard
werken geblazen want op 21 april
vindt in de Nederlandse gemeenten de
kandidaatstelling voor de raadsver
kiezingen van 3 juni plaats; elke par
tij die zichzelf respecteert wil die dag
met een lijst met goede kandidaten
voor het gemeentebestuur voor de dag
komen en dit jaar is het niet anders
dan bij vorige raadsverkiezingen het
geval was; in de ene groepering wordt
om plaatsing op de kandidatenlijst
hard „gevochten" en in een andere
heeft men grote moeite met het vin
den van geschikte kandidaten.
De eisen die aan gemeenteraadsle
den gesteld worden zijn de laatste ja
ren verder omhoog gegaan en in deze
trend zal ook in de naaste toekomst
geen verandering komen; van de le
den van de grote én kleine gemeenten
zal steeds meer gevergd worden.
In dit artikel willen we enkele op
merkingen over het raadslidmaat
schap maken; het zijn kanttekeningen
die mede gebaseerd zijn op een aantal
jaren eigen ervaring als lid van de
raad van een snel groeiende gemeente
in Zuid-Holland. Wij willen hier
vooropstellen dat het lidmaatschap
van de raad enorm boeiend is en een
uitdaging is voor allen die door de
burgerij als lid van het gemeentebe
stuur gekozen worden. Juist daarom
moeten aan iedere kandidaat hoge ei
sen gesteld worden.
In de eerste plaats gaat het raads
lidmaatschap steeds meer tijd vergen.
Uiteraard woont het lid van de ge
meenteraad de openbare (en informe
le, vaak besloten) raadsvergaderingen
bij. Deze vinden minstens eenmaal per
maand plaats. Daarnaast zijn er de
raadscommissies van advies en bij
stand; menig raadslid heeft zitting in
twee of meer raadscommissies die elk
eveneens ten minste eenmaal per
maand bijeenkomen.
Elke raadsvergadering wordt verder
voorafgegaan door een of meer frac
tie-vergaderingen waarin o.m. de
agenda van de raadsvergadering be
handeld wordt. Zo beschouwd vergen
raads-, commissie- en fractievergade
ringen al vijf a tien avonden per
maand. En dat is nog maar het be
gin...
Als het goed is gaat er véél tijd zit
ten in het contact tussen het raadslid
en de kiezer; niet alleen omdat tal
van burgers indien nodig een
beroep op hem kunnen doen (voor in
formaties of bemiddeling) maar ook
omdat overal in het land de relatie
tussen bestuurders en bestuurden ver
stevigd is en nog veel intensiever
moet worden. Het raadslid is naar
mijn mening verplicht zich op de
hoogte te stellen van wat er onder de
burgerij bijv. van een wijk
leeft, hij moet hearings en soortgelij
ke bijeenkomsten bezoeken. Ik be
schouw deze intensivering als een
duidelijke verrijking voor het lidmaat
schap van de raad.
Evident is dat een en ander gepaard
gaat met een snelle toeneming van het
aantal officiële en niet-officiële
stukken; ieder raadslid ontvangt ver
scheidene malen per maand dikke en
veloppen vol papieren die bestudeerd
moeten worden. Het is niet mogelijk
in concreto aan te geven hoeveel uren
met deze bestudering gemoeid zijn.
[Vlet deze opsomming zijn we er nog
lang niet. In deze tijd van
schaalvergroting gaat de intergemeen
telijke samenwerking een steeds be
langrijker rol spelen; in tal van re-
gios's van ons land zijn via gemeen
schappelijke regelingen interge
meentelijke overlegorganen gesticht,
o.a. in en om Eindhoven, Arnhem, Til-
Gemeenteraad in volle actie in
een openbare vergadering. Het
actief deelnemen aan de openbare -
plenaire - gemeenteraadsvergadering
is maar een klein (en heel belang
rijk) onderdeel van de werkzaamhe
den van een raadslid.
burg, Den Haag, Den Bosch, Leiden,
Utrecht en het Gooi. Nog bekender is
Rijnmond (Waterweggebied) maar dit
bovengemeentelijke orgaan heeft een
apart karakter; het is bij de wet opge
richt en de leden van de Rijnmond
draad worden direct gekozen; Rotter
dammers, Schiedammers enz. gaan 3
juni niet alleen hun gemeenteraden
kiezen maar daarnaast de leden van
de Rijnmondraad.
De leden van de intergemeentelijke
overlegorganen worden behalve
dus in Rijnmond door hun gemeen
teraden aangewezen; dit heeft als ge
volg dat bijvoorbeeld een lid
van de gemeenteraad van Voorburg
dat door zijn raad aangewezen is als
lid van het Intergemeentelijk Overleg
orgaan Haagse Agglomeratie niet al
leen lid van overlegorgaan wordt
maar ook van een of meer commissies
van dit orgaan én van een van de
daarin gevormde politieke fracties.
In de komende jaren zal het aantal
gewestelijke overlegorganen ook in
Gelderland snel toenemen het is een
noodzakelijke én gelukkige ontwikke
ling waaraan wij binnenkort uitvoerig
aandacht zullen besteden. Vooral voor
de regio's Apeldoorn en omgeving
(Epe, Voorst, Heerde en Brummen) en
Tiel (met omliggende gemeenten) is
intensivering en vormgeving van de
intergemeentelijke samenwerking ur
gent.
Tal van gemeenteraadsleden worden
verder afgevaardigd naar (o.a.) bestu
ren van waterleidingmaatschappijen.
gas- en elektriciteitsbedrijven en bij
zondere organen en commissies.
tïet gevaar is levensgroot dat het
gemeenteraadslid in dit alles zo
ondergedompeld wordt dat men zich
gaat beperken tot het uitoefenen van
een louter controlerende functie (ten
aanzien van het dagelijks bestuur B.
en W. van de gemeente en het regio
nale bestuur) Niet alleen wordt dan
„vergeten" dat de raad behalve „volks
vertegenwoordiging" ook het hoogste
besturende orgaan van de ge
meente is maar ook zien we maar al
te vaak dat de controle te globaal is,
dit leidt tot uitermate oppervlakkige
vragen en opmerkingen in de raads
vergaderingen. Vooral in grotere ge
meenten is het „tegenspel" van de ge
meenteraadsleden vaak bedroevend
omdat zij geen „greep" meer op de
materie hebben.
Burgemeester Samkalden van Am
sterdam heeft een paar jaar geleden
de loftrompet gestoken over het nu
overleden communistische raadslid
L. Seegers omdat deze het presteerde
elke post waaraan hij zijn goedkeu
ring moest verlenen uit te pluizen; zo
handeled men ook ten aanzien van ge
meentelijke begrotingen en rekeningen.
De juiste wijze waarop hij zijn taak
opvatte is helaas een zeldzaamheid,
aldus de heer Samkalden.
Tal van gemeenteraadsleden voelen
zich volstrekt machteloos op het ge
bied van de stedebouw en de ruimte
lijke ordening, een arbeidsveld dat
steeds belangrijker wordt. Een groot
aantal gemeenten werkt met een ei
gen stedebouwkundige dienst en of
een uit planologen en architecten van
naam samengestelde stedebouwkundi
ge werkgroep. Groot is cle verleiding
voor het raadslid om de visie en voor
stellen van deze vakmensen zonder
meer te accepteren („wat zouden w
anders moeten doen"). Een foutieve
houding; dat er een andere weg is ho
pen we later aan te tonen.
"y/"an een raadslid moet ook geëist
wforden dat hij of zij zich breed
oriënteert; om goed dus ook creatief
te kunnen functioneren is véél stu
die nodig. Het raadslid moet dan ook
lezer zijn van bladen als De Neder
landse Gemeente, Publieke Werken,
Gemeentefinanciën, onderwijsorganen
enz. Hij moet zoveel mogelijk bijhou
den wat er op diverse deelterreinen
gebeurt wat vaak leiden zal tot con
tacten met andere gemeenten. Ook
moet hij op de hoogte zijn van nieuwe
vetten, koninklijke besluiten, ministe
riële beschikkingen enz.
Men make na lezing van dit alles
niet 't gebaar van „Moet dat nu zo, kan
het niet wat minder?" Naar mijn vas
te overtuiging, uit eigen ervaring
sprekend, moet dit van het raadslid
geëist worden omdat het voor het
goed functioneren van de gemeenteraad
onmisbaar is (waarbij het er niet toe
doet of in de desbetreffende gemeen
te gesproken kan worden van een
goed of eer minder goed werkend
college van B. en W. De raad mag
niet degraderen tot een gezelschap ja-
zeggers en stellers en makers van in
adequate vragen en opmerkingen.
Liet is geen wonder dat velen zich
de laatste jaren hebben afge
vraagd of gezien de overvloed van
werk dat een raadslid moet verzetten
de amateur-status van het raadslid
niet in gevaar is. Men is immers in
zijn vrije tijd lid van de gemeente
raad en ontvangt daarvoor slechts wat
presentiegeld (dit kan variëren van ca.
25 tot 40 per vergadering). Vaak
moet het raadslid er geld op toeleggen.
Aan deze amateur-status willen wt
beslist niet tornen. Toch zal iets ge
daan moeten worden om het raadslid
de mogelijkheid te geven zijn ambt
overeenkomstig de eisen die eraan ge
steld moeten worden te bekleden.
Hier ligt in de eerste plaats een taak
voor de Vereniging van Ne
derlandse Gemeenten die aan deze
zaak op korte termijn uitvoerig aan
dacht zal moeten besteden; het is mij
bekend dat de directie van de VNG
deze problematiek al onder ogen ziet;
we wachten vol belangstelling af wel
ke stappen zij neemt.
Intussen kan er toch al iets gebeu
ren; wij denken aan aanstelling van
fractie-assistenten en (gemeentelijke)
financiële steun bij het op ruimere
schaal door de fracties te hulp roepen
van de wetenschappelijke bureaus
van de politieke partijen.
Dit is, voorzover ons bekend, nu al
gebeurd in Amsterdam, Rotterdam,
Utrecht, Borne en Oldenzaal. Voor de
aanstelling van fractie-assistenten in
Amsterdam en Rotterdam subsidieert
de gemeente tot 1.000,- p.j. per frac
tie en tot hetzelfde bedrag per frac
tielid (met een maximum van 12.000
per fractie). Het is een bescheiden,
maar belangrijk begin; we moeten nu
naar de volledige honorering van
fractieassistenten. Nogmaals: niet al
leen in grotere maar ook in kleinere
gemeenten moet hiertoe overgegaan
worden; in dit verband dient in aan
merking genomen te worden dat tal
van raadsleden van kleinere gemeen
ten ook deel uitmaken van interge
meentelijke overlegorganen.
Terecht wordt van een raadslid zeer
veel gevergd; wie deel uitmaakt van
een gemeenteraad moet naar onze me
ning amateur blijven (uiteraard geldt
dit niet voor de wethouders) maar om
dit te kunnen realiseren dienen eif
spoedig voorzieningen te komen!
E. J. MATHIES
l_|et is dezer dagen twee jaar gele
den (23.3.68) dat wij naar aanlei
ding van de harttransplantaties bij
Vashansky en Blaiberg ons eerste ar
tikel wijdden aan de ethische proble
men, die zich bij dit soort ingrepen,
aandienen. Die problemen zijn er nog
steeds. Nog heeft men geen „wiskun
dige" bepaling van het ogenblik,
waarop de gever van het benodigde
orgaan (lever, hart, nier, enz.) dood
kan worden verklaard.
Nog altijd moet dus het opererende
team bepalen, wanneer met het ver
wijderen van dit orgaan uit het li
chaam van de donor kan worden be
gonnen. Eveneens nog altijd moeten
behandelende specialist, zoals bijvoor
beeld de hartspecialist (cardioloog) en
hoofd van het team, dat de transplan
tatie zal verrichten, samen bepalen
wanneer de transplantatie noodzake
lijk wordt, omdat de patiënt ander*
misschien zal overlijden voor of tij
dens de operatie en nog steeds zal do
behandelende specialist het ogenblik
moeten bepalen waarop hij de patiënt
zal moeten meedelen, dat alleen een
transplantatie hem kan redden.
Er zijn andere problemen, waar wij
in ons vorig artikel niet op ingingen
maar zij tellen even zwaar, zo niet
zwaarder. Daarmee willen wjj u dit
maal confronteren. Niet zo lang na de
publikatie van bovenbedoeld artik-e'
werd van verschillende zijden de aan
dacht gevestigd op het feit, dat er ir
Nederland te weinig kunstmatige nie
ren zijn. Ter verduidelijking het vol
gende: de nier heeft een filterfunc
tie. Verschillende afvalstoffen, vnl.
afhraakprodukten van de eiwitten,
die ons voedsel bevat, zijn giftig. Via
spijsvertering (darmen) komen zij in
het bloed terecht en als zij niei uit dat
bloed kunnen worden verwijderd (en
dit doen de nieren) sterft de patiënt.
Alle mogelijke overgangsstadia van
„bijna alles wordt verwijderd" tot
„bijna niets wordt verwijderd" komen
voor. Al naar gelang van de ernst van
de nierziekte moet de patiënt perio
diek aan de kunstnier worden gelegd,
die nu het filtreer-proces van de ei
gen nieren overneemt.
De kunstnier is slechts bedoeld al*
voorbeeld, er zijn ettelijke van dit
soort problemen. Want wie beslist op
een gegeven ogenblik bij een tekort
aan kunstnieren of donors van hart
of lever of...noem maar op, WIE moet
profiteren en wie dus, anderzijds, ten
dode is gedoemd. In principe is er
weinig verschil tussen kunstnier (uit
de fabriek) of lever (uit de donor),
met dien verstande, dat het met
kunstmiddelen vnl. een kwestie van
geld is, terwijl men bij donors, al
thans voor zover er nog geen orgaan-
opslag (bank) bestaat, afhankelijk i:
van plaats en tijdstip van overlijden.
Men is ten aanzien van kunstmiddelen
bijzonder snel geneigd om te stellen,
dat geld geen rol mag spelen, en dat is
natuurlijk juist maar het voornaamste
probleem blijft: onmiddellijk komt
een andere vraag om de hoek kijken:
Wie bepaalt welke patiënt nog wel
aan de kunstnier, in de ijzeren long,
(en misschien nog wel eens aan
kunst-„hersens"! (de computer!) wordt
verbonden. Wie bepaalt...?
Ieder herinnert zich nog ongetwij
feld Mia Versluys, het meisje dat na
een onbelangrijke hieloperatie niet
meer uit de narcose ontwaakte en be
wusteloos bleef. Opnieuw de vraag:
Wie bepaalt...? Moet men mogelijk
stellen, dat de vijfenzestigjarige,
„want die produceert toch niet meer",
niet in aanmerking komt?! Onmiddel
lijk zullen tegenstanders u de mond
met: koningin Victoria, Wilhelmina
Adenauer, Churchill, Drees. Oud, Tru
man. Eisenhouwer en duizenden min
der bekenden zoals bij de dezer dagei
(7 maart) zeventig jaar geworden
schilder Carcl Willink. Enkele weker
geleden hield de moraal-theoloog en
ethicus professor dr. J. Sporken van
de Nijmeegse universiteit een voor
dracht over abortus en euthanasie, ir
feite dus een andere zijde van het
zelfde probleem, maar ook zijn wel
haast briljant betoog eindigde, prak
Lisch gesproken, met „wie beslist?
Wel is er natuurlijk tussen onze bena
dering „wie komt wel in aanmerkin;
voor transplantatie, kunst-dit en
kunst-dat?" en wie is dus gedoemd te
sterven, min of meer tegengesteld aan
die van de Nijmeegse hoog'eraar. die
juist trachtte te benaderen, wanneer
wel een abortus gerechtvaardigd is en
wanneer de medicus wel gerechtigd is,
het sterven te verzachten (euthanasie)
en er dus in zekere zin aan mee te
werken.
Wie bepaalt?! Voor enkele jaren
vond in de Verenigde Staten een op
zienbarend proces plaats: van een
echtpaar Jehova's Getuigen werd de
vrouw ziek. Zij werd opgenomen in
een ziekenhuis en deelde daar de arts
mede, dat zij onder geen voorwaarde
bloedtransfusie zou accepteren. Zij
werd bewusteloos en daarvan maakte
de behandelende arts ge/misbruik,
haar door een justitieel ambtenaar
onder curatele te laten stellen. (De
\merikaanse procedure verschilt
enigszins met de Nederlandse, maar
lat doet voor het geval niet ter zake)
Na de onder-curatele-stelling werd de
loodzaak tot bloedtranfusie justitieel
bevestigd (door een gerechtsarts) en
deze vond plaats. De patiënte genas
en...won prompt een ciciel proces, om
dat zij tegen haar uitdrukkelijke wi'
in, een bloedtransfusie had onder
aan.
Anderzijds werd een proces waarbij
.et niet patiënte zelf, maar een nog
liet tot oordelen bevoegd kind betrof,
'oor de eisers (de ouders) verloren:
,I)e ouders hadden niet het recht, hun
kind hulp te onthouden Het betrof
jammer genoeg, niet dezelfde recht
bank. i is echter wel tekener boe
ver het zelfbeslissingsrecht wordt ge
handhaafd, want uit deze beslissingen
kan worden geconcludeerd, dat men
het zelfbeschikkingsrecht heelt, maar
uitsluitend ten behoeve/detrimente
van het eigen lichaam en dat men
zich, ook als het eigen kinderen be
treft, moet neerleggen bij het advies
van de bevoegde, i.e. de arts.
Een ander voorbeeld uit de praktijk
speelde zich af in eigen land. U zult
zich ongetwijfeld nog het vele stof
herinneren, dat opwervelde, toer.
..volksgezondheid" het plan opperde,
alle drinkwater te fluorideren. Hef
werd afgestemd op gedeeltelijk
hoogst twijfelachtige argumenten
maar één ervan was weer gelegen in
de opvatting, het recht te hebben te
beslissen over eigen lichaam. Twijfel
achtig was een aantal argumentcr
omdat fluoridering het cariesperccn-
tage verlaagt, daardoor het aant?
noodzakelijke tandheelkundige behan
delingen sterk kan drukken en dus
naast de verbetering van de volksge
zondheidstoestand meer evenwicht
brengt tussen het aantal tandheelkun
dige behandelingen en het tekort aan
tandartsen. Daarnaast bepalen in het
kader van de volksgezondheid al vel*
jaren vele voorschriften, in welke
medicamenten, verven, voedingsmid
delen, enz. enz. specifieke stoffen
uist wel, respectievelijk juist niet
mogen ontbreken. In feite is er geen
verschil tussen het verwijderen van
schadelijke stoffen en het toevoegen
van noodzakelijke geachte stoffen
(vitamine aan margarine bijv.) Ook
hier dus weer: „Wie beslist?!"
Toch wordt de situatie steeds „grie
zeliger": zo werd enige tijd geleden de
gedachte gelanceerd, de pil te ver
spreiden via het drinkwater in die ge
bieden, die overbevolkt zjjn. Dit soort
ideeën is kortweg immoreel: ten eer
ste zouden in het betrokken gebied
alle vrouwen onvruchtbaar worden er
de bevolking zou van jaar tot jaar
vergrijzen, ten tweede zou een derge
lijke maateregel, indien bekend bij de
bevolking, aanleiding kunnen zijn to:
een grote promiscuïteit, met, als auto
matisch gevolg, een sterke daling van
de zedelijke normen en ten derde zou
er, bij de nog steeds in de werelr
merkbare racistische tendenzen, een
kans bestaan, dat op deze wijze bij
eenwonendc minderheden (Nigeria en
Biafra. Italianen in New York, enz
enz.) tot uitsterven worden gebracht.
Dit soort ideeën is daarom ook bijzon
der gevaarlijk, omdat hierbij in onze
vraag „wie beslist'" de persoonlijk*
verantwoordelijkheid gaat wijker
/oor een politieke.
Nog één facet resteert: ook de ken
nis van de psychiatrie biedt ziel
steeds uit en naarmate dc kennis van
Je psycopharmaca en van de hersenen
toeneemt, wordt de kans op gunstige
beïnvloeding van (psychiatrische) pa
tiënten groter. Men moet er niet aan
denken, wat er zou gebeuren, als ie
mand hiervan misbruik zou kunnen
of willen maken, door bv. LSD in het
drinkwater of in het brood of In dc
margarine te verspreiden. Opnieuw
komt de kernvraag naar voren: „wie
beslist*" Na de chemische beïnvloe
ding doemt daarbij al in de verte de
kans op elektronische beïnvloeding.
Men ziet en hoort nu al regelmatig,
hoe schrikwekkend gemakkelijk kij
kers en luisteraars, maar vooral de
eersten, zich laten beïnvloeden door
TV en radio, veel meer dan door het
geschreven woord. Televisie doet in
lit opzicht sterk denken aan stripte
keningen: zij hebben gemeen, dat de
"ssentie van het geheel zonder enige
inspanning men behoeft niet te le
nen. men behoeft niet te denken op
de kijker af komt. Er is weinig fan-
asie voor nodig om te bedenken, wat
er zou kunnen gebeuren in een combi
natie van misbruik van zendfacilitei-
len en chemische (bv. LSD) beïnvloe-
ling van een bevolking(sgrocp). Niet
onvermeld mag blijven, dat zelfs de
Jektronische beïnvloeding („af-
tandsbesturing") al aan de horizon
pdoemt.
Het zal steeds meer zorg opleveren,
Ie (be)stuurstoelen te bemannen en
-vrouwen met integere lieden met een
terk ontwikkeld verantwoordelijk
heidsgevoel. Pas, indien men aan deze
eis kan voldoen, kan men op de vraag
„wie beslist?" antwoorden: Zij, die
waardig zijn bevonden, die stoelen te
bezetten.