Vogels rond huis en hof wachten op voorjaar Luchtbuksschutters fanatieke moordenaars van vogelstand N atuurbeschermings j aar ook gedenkwaardig jaar? Jagers Heggenmus Schuw Vogeloase Bergbewoner door Adriaan P. de Kleuver Mezen Rietgors Snor Koekoek Dia'* s en eau serie voor Intense plattelandsvrouwen *t Valt allemaal wèl een beetje tegen, dit voorjaar, dat eerder de lange staart wmi de aap van een kwajongen werd die winter heet. Het is nu even koud als vorig najaar warm. De natuur lijkt wel op hol geslagen. En met dat al wil het buiten nog niet erg. De blaadjes van de bomen nu nog in knoppen, /uilen toch spoedig de grote sprong moeten maken. Heel de natuur wacht. En tóch! „De kapmeeuwen dit héél die lange, koude winter de warme plekjes op één van de daken van de Scheepjeswolfabrieksgebouwen aan de Zandstraat als dagver blijf gekozen hadden zijn even plotseling vertrokken als ze gekomen waren. Ze zijn naar de kolonie! Op de Leersumse plassen heeft men alwéér het eerste kapmeeuwen-paasei niet gehad". Op het scheiden van de markt maak te ik nog net hevige ruzies mee van de kapmeeuwen met de torenkraaien, die ook wel eens warme voeten wilden hebben. Die zwarte rakkers verjoegen de meeuwen telkens. Maar dat is toch écht niet de reden van het definitieve vertrek geweest. Of... duldden die kauwtjes met hun eigenwijze gedoe de kapmeeuwen niet langer meer in de na bijheid van hun broedgebiedjes in de kom van Veenendaal? Wie zal 't zeg gen? Ik voor mij houd het op het in stinct van de meeuwen dat hun naar het toekomstige broederf dwingt te gaan. Dus in ieder geval reeds volop voorbereidingen tot het aanstaande len tefeest. Uit brieven en persoonlijke contacten blijkt meer en meer hoe „in" artikelen over de vogelwereld zijn. Ik ontving helaas ook trieste reacties, zo van „Bij mij in de buurt woont een vent die alle vogels doodschiet." En dan de vraag of daar niets aan te doen is. O ja! Men behoeft er de politie maar van in kennis te stellen en dan beleef ie wel wat. Maar ja, hoe gaat dat. Als 't uitlekt wie de verrader was nou ja, verréder?? dan ben je nog niet jarig. Zo'n sadist zou je het leven wel eens zuur kunnen maken. Dus gaat men niet naar de politie. Nu is de bevolking van Zuidoost- Utrecht over het algemeen tolerant je gens de vogels, 't Zijn net die paar ge- legenheidsschutters die anderen de pest in jagen. Goed, ik zeg het dan maar eens cru: de pest in jagen. Dat past dan mooi bij de status van sadist die ze zich aanmeten. Het is naar aanleiding van wat ik wil vertellen over de zangvogels rondom onze huizen en in de rietkragen van de sloten dat ik dit onwaardig geknal on der de aandacht van mijn lezers breng. Tot in de winter toe bij strenge vorst en een dik pak sneeuw als honderden mensen lief voor onze vogels zijn, heb ben die onverlaten de luchtbuks binnen handbereik staan. weg en de kolenhandelaar had die tak mogelijk van het looppad geduwd en zie! Het roodborstje zat een paar da gen met grote, schele kijkers de „nieu we toestand" op te nemen. Dat was even gek! Het vertrouwde plekje was zó maar uit wandelen gegaan. Het duurde vijf dagen eer hij het er weer op waagde. Mijn hele tuin ligt vol dood hout. Maar neen! Het moest uitgere kend die notetak blijven. Je kunt je kop nu wel willen breken over zo veel ei genwijsheid, maar ik heb in mijn huis toch ook het vertrouwde plekje. Is het al eens opgevallen dat in uw tuin en en passant ok in die van uw buren altijd maar één zo'n fel rakker tje van een roodborstman zit? Die duldt beslist geen tweede soortgenoot in zijn buurt. Van de mussen trok hij zich niets aan. Die waren ook met zo veel! Alleen de mezen behandelden hem met ontzag. Mijn stukje verwilderde tuin is zijn territorium en om zeker van de zaak te zijn annexeerde hij er het hele tuinge- biedje tot de Fluitersstraat er bij. In de achtertuinen van de Hoofdstraat hoor de ik de parelende toontjes van zijn buurman. Die zei mijn roodborst: „Kom niet in mijn hof!" Dat is nog maar afpaling van het winterkwartier. Ze gaan allebei weer de hort op. Ons dorp was slechts tijde lijk foeragegebied. Een echt vertrou welijke vogel die maar een paar meter wegvliegt als je de koude trotseert om kolen te scheppen. Gooi je en passant wat zaad of broodkruimels neer dan is hij al weer present op het geliefde plekje. Zo blijmoedig als broer tjiftjaf zit te schetteren, zo weemoedig is zuster fitis. Ze kan nooit het eind krijgen, 't Is als bij iemand die een regel zingt en verge ten heeft genoeg adem in te nemen. Het fitisliedje spoelt op het einde weg als fondant op de tong. Die zang is nog wel het beste middel om deze zo ver borgen levende vogels uit elkaar te houden. Wordt de geest vaardig over ze dan ziet men wel vogels die op het voer afkwa men dood uit de lucht vallen, een lucht bukskogeltje maakte een einde aan een vogelleventje. Dit is géén fantasie. Dan te bedenken dat b.v. spreeuwen nu beschermd zijn (alleen als ze lastig worden niet) en dat clandestiene schut tersgilde zijn boekje dus wel degelijk te buiten gaat. Ik heb twee jaar geleden een „inven tarisatie" in mijn eigen buurt gehouden van doodgeschoten vogels. Naast tien tallen spreeuwen en zéér, zéér veel mussen (tegen het voorjaar vlogen nog vijf mussen rond!) trof ik: twee hegge- musjes (waarvan het mannetje heel de winter als een nachtegaal in mijn vuur rood bebeste Pyracantha zong); een roodborstvrouwtje; een zwartkopmees; een winterkoninkje (het moet dus een bekwaam schutter geweest zijn die zo'n woelwatertje wist neer te knallen) en dat was de oogst van één week. Op een zondagmiddag vlogen mij de kogeltjes om de oren. En dan te beden ken dat daar óók de hele middag kinde ren speelden. Uiteraard heb ik daar zelf een einde aan gemaakt. Maar je doet zo iets niet graag. De mensen moesten wijzer wezen. Wij hebben de mond vol over de Duitsers die de kap meeuwen van het Leersumse veld in 1944 voor tijdverdrijf als levende schietschijven neerknalden. Dat waren vanzelf sadisten! Voor mij zijn de autochtone vogelmoordenaars geen graad minder wreed. Het smoesje „het zijn maar huizekloters" gaat niet op. Wij staan machteloos tegenover die wilde jacht op het kleine en tere in de natuur. En dan te bedenken dat bij ons in Zuid oost-Utrecht zo'n paar honderd eige naars van luchtbuksen zijn! Voor waar een plaag! Wij maar schreeu wen dat het bij de Belgen zo'n troep is. Vlak onze moordploeg ook niet uit. Het enige verschil is dat je déar sta pels gevilde zangvogels gelegitimeerd op de markten te koop ziet aangebo den. Bij ons liggen ze rond de huizen te rotten, want sinds het zakje patat er gekomen is prakkezeert geen jongen er meer over mus in spekvet te bakken. Hoe hoop ik dat dit volkskwaad (je kunt toch bezwaarlijk van folklore spreken) nog eens de nek wordt omgedraaid. Veel bescheidener is het heggemusje. Laat ik dan meteen maar opmerken dat dit helemaal geen mus is. Ze noemen het niet voor niets bastaardnachtegaal of ook wel boerennachtegaal. Goddank hebben deze heggemusjes het er deze winter levend afgebracht. Wat zingen ze nu mooi! Het lijkt wel wat op rood borstjeszang, maar zo bescheiden als het gedrag is, zo fijntjes klinkt het. Vorig jaar broedde een paartje in mijn wilde klimop tegen de tuinmuur. De hele dag door brachten ze insekten aan de jongen. Kun je begrijpen hoe nuttig ze zijn. Het snaveltje is priem- vormig en lang niet zo onbehouwen als de kegelsnavel van de brutale mussen. Tegen vier uur 's middags kreeg ik een concert te beluisteren van het manne tje. Men moet er maar eens naar uit zien. De kop is mooi blauwgrijs en de buik geelbruin. Bij mij is nu een paar tje afgezonderd en ik prijs mij geluk kig dat mijn buren geen katten houden. Zeer algemene vogeltjes zijn de „fluiters"/ bijna allemaal geel/groen en geel/bruin getint en er zijn er onder die je maar moeilijk van elkaar kunt on derscheiden. Zo de tjiftjaf en de fitis. Ik let altijd maar op de kleur van de pootjes. De fitis heeft ze geel/bruin en de tjiftjaf tegen zwart. aan. Aan de Bergweg kent men ze allebei. Daar ko men ze tot bij de huizen en als je het „tjif-tjef, tjif-tjef" aanhoudend hoort klinken als een grote-terts interval, moet ik dan nog zeggen wie u voor u hebt? Een zeldzaam goede imitator is de tuinfluiter die een voor zo'n klei ne vogel krachtig geluid voortbrengt. Je zou denken met een merel van doen te hebben. Ook al zo'n schuw en zéér bescheiden vogeltje. Ik vond al eens een nestje met jongen en dèn vergis je je nooit. De bekjes zijn karmozijnrood, maar pa en ma zijn in het grijs gekleed met op de rug veel olijfbruin. Precies het tegenovergestelde van de fitis is het zwartkopje (ook zwartkop-tuinfluiter) die bij ons veel te beluisteren is. Die begint juist een beetje zacht en laat dan geluid en tempo aanzwellen. Wie aan de heiderand woont zou nog de grasmus en het braamsluipertje kunnen ontmoeten. De laatste zie je nogal eens tussen het verlopen spoorlijntje en de Middel- buurtseweg. De spoorweg en de bermen met wildwallen zijn daar echte vogel paradijsjes. Geliefde vroege voorj aars vogels zijn de leeuweriken. Ja er zijn er meer dan die éne hemelbestormer die je soms tot boven Veenendaal hoort jubelen. Allemaal vogels met een strokleur met bruine tekening. Ook de gekuifde broe der die al rennend de straten afschuimt en vast erg gesteld is op de nabijheid van mensen. Bosrietzanger. Het grote verschil met de karekiet is dat het nest veelal in een wilgenstruik gebouwd wordt. Na al die narigheid nu dan iets over onze lustige zangertjes rond de huizen, de wegen en de sloten. Daarvoor be hoef ik slechts voor mijn venster te gaan zitten. Mijn „voormalige" tuin is een vogeloase geworden en nu durf ik er haast niets aan te veranderen, want daar houden ze niet van. Dat weet ik zéér beslist. Een tak van de noteboom haalde ik vorige zomer weg omdat die wat al te veel licht ontnam. De tak liet ik liggen. In deze winter was het vooral mijn roodborstman die voor dat dode ding belangstelling had. Hy lag wat in de Op paaltje zwarte roodstaart die graag op onze fabrieksterreinen broedt. Daaronder links de tuinfluiter en rechts het zwartkopje, dat onbetwist tot onze mooiste zangvogels behoort. Geheel onder links gekraaqde rood staart en rechts onder ons meest be kende winter gast je het roodborstje. Let u vooral eens op de snaveltjes. Al lemaal zeer spits en dus uitsluitend insectenetertjes. Kan men begrijpen hóé beschermd ze wel zijn. Langs de Slaperdijk en rond het Egelmeer, ja tot dicht bij de Bergweg zie je de boomleeuwerik op een hoge boomtop zitten zingen of al zingend van boom naar boom vliegen. En trek je het Middelbuurtse gebied in dan ont moet je ook nog de graspieper en boompieper met hun lijsterachtige te kening op de borst. Dichter bij de Hel dikwijls de witte kwikstaart met zijn driftig opwippende lange staart. Zelden ook wel de gele kwikstaart, want die neemt door al die nieuwbouw de wijk. Met onze vliegevangertjes kan men de wonderlijkste toestanden meemaken. Ook met het zwarte roodstaartje. Beide vogels broeden midden in Veenendaal op fabrieksterreinen. Ik hoor ze dik wijls op het Scheepjeswoltcrrein zin gen. Van het zwarte roodstaartje vind ik dat heel gewoon. Dat is een bergbewo ner. Net als oorspronkelijk de huismus. In die conglomeraties van fabriekshal len ziet de vogel rotsen van steen. Een of ander holletje of een opgewipte dakpan is al genoeg om deze illusie vas te vorm te doen aannemen. Waar klimop de muren bedekt, daar komt dan weer Klein Jantje, het win terkoninkje (of zoals de oude Veensen het noemden: tuine-kruipertie), graag toeven. En in héél gunstige gevallen ook broeden. Een druk ding dat met opgewipt staartje onder het uitstoten van een ra telende en schelle roep danspasjes uit voert of driftig een opgewekt liedje te berde brengt. Roodborst en winterko ning heeft men de hele winter door in de tuin. Vroeger zat Klein Jantje zo maar langs de weg in doornheggen te broe den. Geen kat kon bij het nest. Die worden trouwens gefopt tot en met! Ze maken soms wel tien kogelronde speel- nestjes van blad en zo. Dan is één er van bezet. Je weet nooit wat het be woonde is of je moet op één bepaalde plek het mooie roestbruine vogeltje veel in en uit zien vliegen. Een aardig grap- pemakertje dus, die kleine rakker. „Wat heb jij een mezen bij je thuis" zei een kennis laatst, „het lijkt wel een openlucht-volière." En laat ik dan zeggen dat geen mens zó van de vogels bij huis geniet als ze ze niet hun eigen gangetje laten gaan. Wat die kennis niet zag, dat was dat ik op dat moment drie soorten mezen had: koolmees, pimpelmees en sinds een paar jaar ook vrij regelmatig de mat- kopmees. Die laatste heeft wel een echt meze- koppie maar mist het kleurige pakje van de gebroeders kool en pimpel. Sinds mijn tuin een vogelwildernisje geworden is sta ik toch al paf óók wel doordat in mijn buurt weinig katten ge houden worden. Straks komen de prachtige bosplanten, de helmbloem, maagdepalm, wilde pri mula, gele dovenetel, bosklaverzuring, muskuskruid, gevlekte aronskelk en nog véél meer. Dat alles bij elkaar is toch al voldoende om de bosvogels een tehuisje te geven. Heel de winter bloei den hamamelis, winterjasmijn en dat oh zo mooie peperboompje. Dat hoort zo en snuif je de overheerlijke geur op van die bescheiden bloeiers aan naakte tak ken dan is het of je in een dure winkel bent met niets dan kostelijke parfume rieën. Een paar warme dagen en het is zo ver. Temidden wan een ten dele reeds vergane voorjaarsglorie dan de mezen. Wie kent ze niet? Wie mint ze niet? Ze hebben gebengeld aan strengen apenoot jes of gepikt aan een^stuk spek dat te gen de noteboom geslagen zat. Wat een vreugde gaf dat. En nu galmt hun „schiet-in-'t vuur" duizend maal per dag door de hof. Een zonneglimpje brengt ze al van de wijs. Of neen. Dat gezaag kun je geen wijsje noemen, 't Is meer een roep zoals een verliefde jongen voor het huis van een vriendinnetje staat te fluiten. Die jongen moet 't nog maar zien. Dat éne pimpelmannetje heeft al vaste verkering maar de andere doet nog zo ruig tegen de vrouwtjes dat je denkt: „Onbeschofte rekel, waar zit je fatsoen?" Twee vrouwtjes doen echt hun best maar 't is nog zo'n kwajon gen... Een ouwe koolmees is ook aan 't scharrelen geslagen, met een erg jong ding nog. Die is vast z'n vrouwtje kwijtgeraakt want heel de winter wa ren ze bijeen en nu ineens is er die an der. Je moet op zo iets gaan letten. Dan worden vogels persoonlijkheden voor je die een eigen leventje leiden. Laat ik nu vast een volgend artikel aankondi gen. Dat gaat dan over de vink- en lys- terachtigen. Een hoofdstuk in de vo gelwereld apart, omdat dit de groep zg. wildzang vormt. Alleen in het voorjaar is de achter tuin een ware lusthof met winteraco- niet, zeldzame krokussen uit de Oriënt en Griekenland, wilde tulpen uit Koer- distan en Turkije, de prille pracht van het groot-hoefblad, dikke pollen sneeuwklokjes en scilla's en hele veld jes sneeuwroem. Ik doe daar niets aan en door zaad komen er ieder jaar meer. In heel de omgeving waar rietkragen langs de slootkanten staan tot aan de dorpsgrenzen toe, of waar de verlan- dende fortgrachten volgegroeid zijn 25 cicero Vallei-stad De familie mees mach U Boven midden koolmees en daaronder pimpelmees. Midden het grappige buitelaartje de staartmees en rechts behoeft geen nadere aanduiding: de kuifmees. Onder rechts de kleinste uit de familie de matkapmees. Er is ook nog de ondersoort glanskopmees die evenwel een echte bosbewoner is. Op de stam een boomklever en voor deze moeten bij de woonconglo- meratieé al heel oude parken zijn wil men die in de nabijheid van de men sen aantreffen. afkomstig. Dat is wel te begrijpen. Het materiaal verving... paardehaar. 't Is altijd een wonder dat zo'n kare- kietenest zo stevig aan drie/vier riet stengels bevestigd zit. Die stengels zijn flexibel en het nest daalt en rijst op de wind. Daarom maken de vogels het ook zo diep. Noch de eieren, noch de vogels zwiepen er ooit uit. Als de karekieten zitten te broeden zie je alleen de kop en het staartje. Bo vendien zie je het nest niet zo gauw omdat het één geheel met het overjari ge, dode riet vormt. Na verwant aan de Moeder natuur is een vindingrijke moeder. De koekoekmoeders verloo chenden hun moederschap en scheepten anderen op met al dat verzorgingswerk. De jonge koekoekjes wippen de eigen kinderen uit het nest en prinsheerlijk zitten ze met immer gulzige bek voedsel te eisen. Zo'n karekietenpaartje vindt daar blijkbaar niets vreemds aan. Het pleeg kind aanvaarden ze als hun eigen kind omdat het in hun eigen nest aanwezig is. Ze voeren het koekoeksjong dik en vet of er niets aan de hand is. Dikwijls vroeg men mij waarom de koekoeken nu ze geen nomadenleven meer leiden niet zelf gaan broeden. Kijk, dat is nu het vreemde in de na tuur. Een dier of plant evolueert wél naar een aan de omstandigheden aan gepaste toestand maar revolutie is een onmogelijke zaak. Wat eenmaal ver worven werd is een blijvende zaak. Een prachtig voorbeeld is dat van d« uitgestorven mammoet. Eens was dat olifantachtige dier bosbewoner. De ijs tijden kwamen en moeder natuur meende er goed aan te doen deze dieren te wapenen tegen de koude. Ze kregen dikke speklagen en lang wollig haar. Ze bevolkten de kale toendravelden die tot vér in Frankrijk zich uitstrekten. Er gebeurde nog iets. Iets dat later de ondergang van dit interessante olifan tenras zou betekenen. De slagtanden waren niet meer nodig om zich al bo men brekende een weg in de wildernis te banen. Die tanden werden monster achtige bijkomstigheden. Moeder na tuur had zich wéér eens vergist. Het is door alle eeuwen heen vallen en op staan geweest. En soms was de val groot. Karekieten voeren een koekoeks jong. met riet, ja vooral in de beide Hellen en de Blauwe Kamerse plas hoor je de zang van karekieten. rietzangers, snor en rietgors. Een merkwaardig bij elkaar behorend gezelschap vogels dat wat nestbouw betreft het mooiste voort brengt wat de natuur te bieden heeft. Zoveel mannen er lustig op los zitten te kraken, soms hangend aan een riet stengel, zoveel broedgevallen kun je verwachten. Als ik nu vraag hoevelen van u ooit een karekietennestje gevon den hebben, dan ben ik er van over tuigd dat maar héél weinig lezers de vinger zouden opsteken. Ze maken hun kunstig bouwsel van droog gras en ander ruigt dicht bij de waterlijn. Oh zo veilig dus. Bij station de Klomp vond ik eens een merkwaar dig nestje van de kleine karekiet waar in... kleurig poetskatoen verwerkt was. Later is dat als curiositeit naar Staats bosbeheer gegaan. Men zou vragen: „Hoe komt zo'n vo gel daar nu bij?" Er was gras genoeg zou ik menen. Ik vertelde al eens over het kneuenest bij Vogelenzang dat in elkaar gedraaid zat van kokosvezels van het terrein van Van Wijngaarden karekieten zijn de rietzanger en bos rietzanger. De eerste is een echte vogel van het moerasrietland en heeft het nestje soms in de slootkanten tot vlak bij boerderijen liggen. Bij ons erg zeldzaam geworden is de snor die urenlang met kleine onderbre kingen een snorrend geluld laat horen. Een ding hebben ze allemaal gemeen, ze zijn bruin en erg onopvallend van teke ning. In hun gezelschap tref je de riet gors die een simpel wijsje zingt en ook al in sloten met rietkragen tot dicht bij de huizen komt. Dan is er nog iets dat ze gemeen schappelijk treft. Madame koekoek heeft een bepaalde voorkeur om haar eieren in een nestje van deze insekten- etertjes te deponeren. Telkens één in een nest. Zo'n ontaarde moeder toch. hoor ik mompelen. Maar het is helemaal niet vreemd als men de achtergrond kent. Eens en dit is géén sprookje leefden de koekoeken als nomaden en zwierven rond met kudden oerossen en steppenwissenten. Ze pikten het onge dierte uit de huid van hun gastheren en hun dames. Levende voedselbronnen dus. Maar dat gaf problemen. Hun eie ren bebroeden en de jonge koekoekjes uitbroeden was onmogelijk. Het klimaat vermilderde en een slim wezen kwam uit het grauwe duister van de tijden ten tonele: Homo sapiens. Alle reuzen werden meedogenloos afge slacht. Er was geen weg terug omdat die vervelend lange slagtanden niet toe stonden dat de mammoeten terug gin gen naar de bossen. Zo zit dat nu ook met de koekoek. Revolutie is niet moge lijk. Wat geworden is, dat is erfelijk. Wij zijn verantwoordelijk gesteld voor het welzijn van onze medeschep selen. Het is een zaak geworden die ons aangaat. In het Natuurbeschermings jaar 1970 moeten wij daaraan extra aandacht besteden. Wat ik zou willen? Dat alle regeringen op aarde dit jaar zó veel natuurbeschermende wetten be krachtigden dat 1970 ook een gedenk waardig jaar zou worden. Het gaat niet alleen om wat in ons land voorvalt. Maar ja, zolang de mens nog een wolf voor zichzelf is en het over de gehele wereld in de mensen maatschappij rommelt en rammelt, moeten w(j nog veel op onze vrij willige basis volbrengen. Laat iedere welwillende mens die de natuur een goed hart toedraagt dan voorlopig pre ventief in zijn eigen omgeving voort gaan eerbied voor het leven aan te kweken. Schoner daad is niet denkbaar. INGEN Donderdag 9 april is er weer een bijeenkomst van de Ned. Bond van Plattelandsvrouwen in zaal Van Esterink. De heer Vogel, oud-ambtenaar van de Koninklijke Houtvesterijen „Het Loo" zal deze avond, die om half acht begint, verzorgen. Hij zal vertellen over het Koninklijk Paleis en het Park Het Loo van 1865 tot heden. Tevens zullen dia's vertoond worden. Het belooft een interessante avond te worden. Echtgenoten of huisgenoten van leden zijn eveneens welkom. Dins dag 7 april is er weer handwerkcursua bij mevr' Van Raaij.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 5