Vogels rond huis en hof wachten op voorjaar
Luchtbuksschutters fanatieke
moordenaars van vogelstand
N atuurbeschermings j aar
ook gedenkwaardig jaar?
Jagers
Heggenmus
Schuw
Vogeloase
Bergbewoner
door
Adriaan
P. de Kleuver
Mezen
Rietgors
Snor
Koekoek
Dia'*
s en eau serie
voor Intense
plattelandsvrouwen
*t Valt allemaal wèl een beetje tegen, dit voorjaar, dat eerder de lange staart
wmi de aap van een kwajongen werd die winter heet. Het is nu even koud als
vorig najaar warm. De natuur lijkt wel op hol geslagen. En met dat al wil het
buiten nog niet erg. De blaadjes van de bomen nu nog in knoppen, /uilen toch
spoedig de grote sprong moeten maken. Heel de natuur wacht. En tóch! „De
kapmeeuwen dit héél die lange, koude winter de warme plekjes op één van de
daken van de Scheepjeswolfabrieksgebouwen aan de Zandstraat als dagver
blijf gekozen hadden zijn even plotseling vertrokken als ze gekomen waren.
Ze zijn naar de kolonie! Op de Leersumse plassen heeft men alwéér het eerste
kapmeeuwen-paasei niet gehad".
Op het scheiden van de markt maak
te ik nog net hevige ruzies mee van de
kapmeeuwen met de torenkraaien, die
ook wel eens warme voeten wilden
hebben. Die zwarte rakkers verjoegen
de meeuwen telkens. Maar dat is toch
écht niet de reden van het definitieve
vertrek geweest. Of... duldden die
kauwtjes met hun eigenwijze gedoe de
kapmeeuwen niet langer meer in de na
bijheid van hun broedgebiedjes in de
kom van Veenendaal? Wie zal 't zeg
gen? Ik voor mij houd het op het in
stinct van de meeuwen dat hun naar
het toekomstige broederf dwingt te
gaan. Dus in ieder geval reeds volop
voorbereidingen tot het aanstaande len
tefeest.
Uit brieven en persoonlijke contacten
blijkt meer en meer hoe „in" artikelen
over de vogelwereld zijn. Ik ontving
helaas ook trieste reacties, zo van „Bij
mij in de buurt woont een vent die alle
vogels doodschiet." En dan de vraag of
daar niets aan te doen is.
O ja! Men behoeft er de politie maar
van in kennis te stellen en dan beleef
ie wel wat. Maar ja, hoe gaat dat. Als 't
uitlekt wie de verrader was nou ja,
verréder?? dan ben je nog niet jarig.
Zo'n sadist zou je het leven wel eens
zuur kunnen maken. Dus gaat men niet
naar de politie.
Nu is de bevolking van Zuidoost-
Utrecht over het algemeen tolerant je
gens de vogels, 't Zijn net die paar ge-
legenheidsschutters die anderen de pest
in jagen. Goed, ik zeg het dan maar
eens cru: de pest in jagen. Dat past dan
mooi bij de status van sadist die ze zich
aanmeten.
Het is naar aanleiding van wat ik wil
vertellen over de zangvogels rondom
onze huizen en in de rietkragen van de
sloten dat ik dit onwaardig geknal on
der de aandacht van mijn lezers breng.
Tot in de winter toe bij strenge vorst
en een dik pak sneeuw als honderden
mensen lief voor onze vogels zijn, heb
ben die onverlaten de luchtbuks binnen
handbereik staan.
weg en de kolenhandelaar had die tak
mogelijk van het looppad geduwd en
zie! Het roodborstje zat een paar da
gen met grote, schele kijkers de „nieu
we toestand" op te nemen. Dat was
even gek! Het vertrouwde plekje was
zó maar uit wandelen gegaan. Het
duurde vijf dagen eer hij het er weer
op waagde. Mijn hele tuin ligt vol dood
hout. Maar neen! Het moest uitgere
kend die notetak blijven. Je kunt je kop
nu wel willen breken over zo veel ei
genwijsheid, maar ik heb in mijn huis
toch ook het vertrouwde plekje.
Is het al eens opgevallen dat in uw
tuin en en passant ok in die van uw
buren altijd maar één zo'n fel rakker
tje van een roodborstman zit? Die duldt
beslist geen tweede soortgenoot in zijn
buurt. Van de mussen trok hij zich
niets aan. Die waren ook met zo veel!
Alleen de mezen behandelden hem met
ontzag.
Mijn stukje verwilderde tuin is zijn
territorium en om zeker van de zaak te
zijn annexeerde hij er het hele tuinge-
biedje tot de Fluitersstraat er bij. In de
achtertuinen van de Hoofdstraat hoor
de ik de parelende toontjes van zijn
buurman. Die zei mijn roodborst: „Kom
niet in mijn hof!"
Dat is nog maar afpaling van het
winterkwartier. Ze gaan allebei weer
de hort op. Ons dorp was slechts tijde
lijk foeragegebied. Een echt vertrou
welijke vogel die maar een paar meter
wegvliegt als je de koude trotseert om
kolen te scheppen. Gooi je en passant
wat zaad of broodkruimels neer dan is
hij al weer present op het geliefde
plekje.
Zo blijmoedig als broer tjiftjaf zit te
schetteren, zo weemoedig is zuster fitis.
Ze kan nooit het eind krijgen, 't Is als
bij iemand die een regel zingt en verge
ten heeft genoeg adem in te nemen.
Het fitisliedje spoelt op het einde weg
als fondant op de tong. Die zang is nog
wel het beste middel om deze zo ver
borgen levende vogels uit elkaar te
houden.
Wordt de geest vaardig over ze dan ziet
men wel vogels die op het voer afkwa
men dood uit de lucht vallen, een lucht
bukskogeltje maakte een einde aan een
vogelleventje. Dit is géén fantasie.
Dan te bedenken dat b.v. spreeuwen
nu beschermd zijn (alleen als ze lastig
worden niet) en dat clandestiene schut
tersgilde zijn boekje dus wel degelijk te
buiten gaat.
Ik heb twee jaar geleden een „inven
tarisatie" in mijn eigen buurt gehouden
van doodgeschoten vogels. Naast tien
tallen spreeuwen en zéér, zéér veel
mussen (tegen het voorjaar vlogen nog
vijf mussen rond!) trof ik: twee hegge-
musjes (waarvan het mannetje heel de
winter als een nachtegaal in mijn vuur
rood bebeste Pyracantha zong); een
roodborstvrouwtje; een zwartkopmees;
een winterkoninkje (het moet dus een
bekwaam schutter geweest zijn die zo'n
woelwatertje wist neer te knallen) en
dat was de oogst van één week.
Op een zondagmiddag vlogen mij de
kogeltjes om de oren. En dan te beden
ken dat daar óók de hele middag kinde
ren speelden. Uiteraard heb ik daar
zelf een einde aan gemaakt. Maar je
doet zo iets niet graag. De mensen
moesten wijzer wezen. Wij hebben de
mond vol over de Duitsers die de kap
meeuwen van het Leersumse veld in
1944 voor tijdverdrijf als levende
schietschijven neerknalden. Dat waren
vanzelf sadisten! Voor mij zijn de
autochtone vogelmoordenaars geen
graad minder wreed. Het smoesje „het
zijn maar huizekloters" gaat niet op.
Wij staan machteloos tegenover die
wilde jacht op het kleine en tere in de
natuur.
En dan te bedenken dat bij ons in Zuid
oost-Utrecht zo'n paar honderd eige
naars van luchtbuksen zijn! Voor
waar een plaag! Wij maar schreeu
wen dat het bij de Belgen zo'n troep
is. Vlak onze moordploeg ook niet uit.
Het enige verschil is dat je déar sta
pels gevilde zangvogels gelegitimeerd
op de markten te koop ziet aangebo
den.
Bij ons liggen ze rond de huizen te
rotten, want sinds het zakje patat er
gekomen is prakkezeert geen jongen er
meer over mus in spekvet te bakken.
Hoe hoop ik dat dit volkskwaad (je kunt
toch bezwaarlijk van folklore spreken)
nog eens de nek wordt omgedraaid.
Veel bescheidener is het heggemusje.
Laat ik dan meteen maar opmerken dat
dit helemaal geen mus is. Ze noemen
het niet voor niets bastaardnachtegaal
of ook wel boerennachtegaal. Goddank
hebben deze heggemusjes het er deze
winter levend afgebracht. Wat zingen
ze nu mooi! Het lijkt wel wat op rood
borstjeszang, maar zo bescheiden als
het gedrag is, zo fijntjes klinkt het.
Vorig jaar broedde een paartje in
mijn wilde klimop tegen de tuinmuur.
De hele dag door brachten ze insekten
aan de jongen. Kun je begrijpen hoe
nuttig ze zijn. Het snaveltje is priem-
vormig en lang niet zo onbehouwen als
de kegelsnavel van de brutale mussen.
Tegen vier uur 's middags kreeg ik een
concert te beluisteren van het manne
tje. Men moet er maar eens naar uit
zien. De kop is mooi blauwgrijs en de
buik geelbruin. Bij mij is nu een paar
tje afgezonderd en ik prijs mij geluk
kig dat mijn buren geen katten houden.
Zeer algemene vogeltjes zijn de
„fluiters"/ bijna allemaal geel/groen en
geel/bruin getint en er zijn er onder die
je maar moeilijk van elkaar kunt on
derscheiden. Zo de tjiftjaf en de fitis.
Ik let altijd maar op de kleur van de
pootjes. De fitis heeft ze geel/bruin en
de tjiftjaf tegen zwart. aan. Aan de
Bergweg kent men ze allebei. Daar ko
men ze tot bij de huizen en als je het
„tjif-tjef, tjif-tjef" aanhoudend hoort
klinken als een grote-terts interval,
moet ik dan nog zeggen wie u voor u
hebt?
Een zeldzaam goede imitator is
de tuinfluiter die een voor zo'n klei
ne vogel krachtig geluid voortbrengt.
Je zou denken met een merel van
doen te hebben. Ook al zo'n schuw en
zéér bescheiden vogeltje. Ik vond al
eens een nestje met jongen en dèn
vergis je je nooit.
De bekjes zijn karmozijnrood, maar
pa en ma zijn in het grijs gekleed met
op de rug veel olijfbruin. Precies het
tegenovergestelde van de fitis is het
zwartkopje (ook zwartkop-tuinfluiter)
die bij ons veel te beluisteren is. Die
begint juist een beetje zacht en laat dan
geluid en tempo aanzwellen. Wie aan de
heiderand woont zou nog de grasmus en
het braamsluipertje kunnen ontmoeten.
De laatste zie je nogal eens tussen het
verlopen spoorlijntje en de Middel-
buurtseweg. De spoorweg en de bermen
met wildwallen zijn daar echte vogel
paradijsjes.
Geliefde vroege voorj aars vogels zijn
de leeuweriken. Ja er zijn er meer
dan die éne hemelbestormer die je soms
tot boven Veenendaal hoort jubelen.
Allemaal vogels met een strokleur met
bruine tekening. Ook de gekuifde broe
der die al rennend de straten afschuimt
en vast erg gesteld is op de nabijheid
van mensen.
Bosrietzanger. Het grote verschil
met de karekiet is dat het nest
veelal in een wilgenstruik gebouwd
wordt.
Na al die narigheid nu dan iets over
onze lustige zangertjes rond de huizen,
de wegen en de sloten. Daarvoor be
hoef ik slechts voor mijn venster te
gaan zitten. Mijn „voormalige" tuin is
een vogeloase geworden en nu durf ik
er haast niets aan te veranderen, want
daar houden ze niet van. Dat weet ik
zéér beslist.
Een tak van de noteboom haalde ik
vorige zomer weg omdat die wat al te
veel licht ontnam. De tak liet ik liggen.
In deze winter was het vooral mijn
roodborstman die voor dat dode ding
belangstelling had. Hy lag wat in de
Op paaltje zwarte roodstaart die graag
op onze fabrieksterreinen broedt.
Daaronder links de tuinfluiter en
rechts het zwartkopje, dat onbetwist
tot onze mooiste zangvogels behoort.
Geheel onder links gekraaqde rood
staart en rechts onder ons meest be
kende winter gast je het roodborstje.
Let u vooral eens op de snaveltjes. Al
lemaal zeer spits en dus uitsluitend
insectenetertjes. Kan men begrijpen
hóé beschermd ze wel zijn.
Langs de Slaperdijk en rond het
Egelmeer, ja tot dicht bij de Bergweg
zie je de boomleeuwerik op een hoge
boomtop zitten zingen of al zingend
van boom naar boom vliegen. En trek
je het Middelbuurtse gebied in dan ont
moet je ook nog de graspieper en
boompieper met hun lijsterachtige te
kening op de borst. Dichter bij de Hel
dikwijls de witte kwikstaart met zijn
driftig opwippende lange staart. Zelden
ook wel de gele kwikstaart, want die
neemt door al die nieuwbouw de wijk.
Met onze vliegevangertjes kan men de
wonderlijkste toestanden meemaken.
Ook met het zwarte roodstaartje. Beide
vogels broeden midden in Veenendaal
op fabrieksterreinen. Ik hoor ze dik
wijls op het Scheepjeswoltcrrein zin
gen.
Van het zwarte roodstaartje vind ik
dat heel gewoon. Dat is een bergbewo
ner. Net als oorspronkelijk de huismus.
In die conglomeraties van fabriekshal
len ziet de vogel rotsen van steen. Een
of ander holletje of een opgewipte
dakpan is al genoeg om deze illusie vas
te vorm te doen aannemen.
Waar klimop de muren bedekt, daar
komt dan weer Klein Jantje, het win
terkoninkje (of zoals de oude Veensen
het noemden: tuine-kruipertie), graag
toeven. En in héél gunstige gevallen
ook broeden.
Een druk ding dat met opgewipt
staartje onder het uitstoten van een ra
telende en schelle roep danspasjes uit
voert of driftig een opgewekt liedje te
berde brengt. Roodborst en winterko
ning heeft men de hele winter door in
de tuin.
Vroeger zat Klein Jantje zo maar
langs de weg in doornheggen te broe
den. Geen kat kon bij het nest. Die
worden trouwens gefopt tot en met! Ze
maken soms wel tien kogelronde speel-
nestjes van blad en zo. Dan is één er
van bezet. Je weet nooit wat het be
woonde is of je moet op één bepaalde
plek het mooie roestbruine vogeltje veel
in en uit zien vliegen. Een aardig grap-
pemakertje dus, die kleine rakker.
„Wat heb jij een mezen bij je
thuis" zei een kennis laatst, „het lijkt
wel een openlucht-volière." En laat ik
dan zeggen dat geen mens zó van de
vogels bij huis geniet als ze ze niet
hun eigen gangetje laten gaan. Wat
die kennis niet zag, dat was dat ik op
dat moment drie soorten mezen had:
koolmees, pimpelmees en sinds een
paar jaar ook vrij regelmatig de mat-
kopmees.
Die laatste heeft wel een echt meze-
koppie maar mist het kleurige pakje
van de gebroeders kool en pimpel.
Sinds mijn tuin een vogelwildernisje
geworden is sta ik toch al paf óók wel
doordat in mijn buurt weinig katten ge
houden worden.
Straks komen de prachtige bosplanten,
de helmbloem, maagdepalm, wilde pri
mula, gele dovenetel, bosklaverzuring,
muskuskruid, gevlekte aronskelk en
nog véél meer. Dat alles bij elkaar is
toch al voldoende om de bosvogels een
tehuisje te geven. Heel de winter bloei
den hamamelis, winterjasmijn en dat
oh zo mooie peperboompje. Dat hoort zo
en snuif je de overheerlijke geur op van
die bescheiden bloeiers aan naakte tak
ken dan is het of je in een dure winkel
bent met niets dan kostelijke parfume
rieën.
Een paar warme dagen en het is zo
ver. Temidden wan een ten dele reeds
vergane voorjaarsglorie dan de mezen.
Wie kent ze niet? Wie mint ze niet? Ze
hebben gebengeld aan strengen apenoot
jes of gepikt aan een^stuk spek dat te
gen de noteboom geslagen zat. Wat een
vreugde gaf dat. En nu galmt hun
„schiet-in-'t vuur" duizend maal per
dag door de hof.
Een zonneglimpje brengt ze al van de
wijs. Of neen. Dat gezaag kun je geen
wijsje noemen, 't Is meer een roep
zoals een verliefde jongen voor het
huis van een vriendinnetje staat te
fluiten. Die jongen moet 't nog maar
zien. Dat éne pimpelmannetje heeft al
vaste verkering maar de andere doet
nog zo ruig tegen de vrouwtjes dat je
denkt: „Onbeschofte rekel, waar zit je
fatsoen?" Twee vrouwtjes doen echt
hun best maar 't is nog zo'n kwajon
gen...
Een ouwe koolmees is ook aan 't
scharrelen geslagen, met een erg jong
ding nog. Die is vast z'n vrouwtje
kwijtgeraakt want heel de winter wa
ren ze bijeen en nu ineens is er die an
der. Je moet op zo iets gaan letten. Dan
worden vogels persoonlijkheden voor je
die een eigen leventje leiden. Laat ik
nu vast een volgend artikel aankondi
gen. Dat gaat dan over de vink- en lys-
terachtigen. Een hoofdstuk in de vo
gelwereld apart, omdat dit de groep zg.
wildzang vormt.
Alleen in het voorjaar is de achter
tuin een ware lusthof met winteraco-
niet, zeldzame krokussen uit de Oriënt
en Griekenland, wilde tulpen uit Koer-
distan en Turkije, de prille pracht van
het groot-hoefblad, dikke pollen
sneeuwklokjes en scilla's en hele veld
jes sneeuwroem. Ik doe daar niets aan
en door zaad komen er ieder jaar meer.
In heel de omgeving waar rietkragen
langs de slootkanten staan tot aan de
dorpsgrenzen toe, of waar de verlan-
dende fortgrachten volgegroeid zijn
25 cicero Vallei-stad De familie mees mach U
Boven midden koolmees en daaronder pimpelmees. Midden het grappige
buitelaartje de staartmees en rechts behoeft geen nadere aanduiding: de
kuifmees. Onder rechts de kleinste uit de familie de matkapmees. Er is
ook nog de ondersoort glanskopmees die evenwel een echte bosbewoner
is. Op de stam een boomklever en voor deze moeten bij de woonconglo-
meratieé al heel oude parken zijn wil men die in de nabijheid van de men
sen aantreffen.
afkomstig. Dat is wel te begrijpen. Het
materiaal verving... paardehaar.
't Is altijd een wonder dat zo'n kare-
kietenest zo stevig aan drie/vier riet
stengels bevestigd zit. Die stengels zijn
flexibel en het nest daalt en rijst op de
wind. Daarom maken de vogels het ook
zo diep. Noch de eieren, noch de vogels
zwiepen er ooit uit.
Als de karekieten zitten te broeden
zie je alleen de kop en het staartje. Bo
vendien zie je het nest niet zo gauw
omdat het één geheel met het overjari
ge, dode riet vormt. Na verwant aan de
Moeder natuur is een vindingrijke
moeder. De koekoekmoeders verloo
chenden hun moederschap en scheepten
anderen op met al dat verzorgingswerk.
De jonge koekoekjes wippen de eigen
kinderen uit het nest en prinsheerlijk
zitten ze met immer gulzige bek voedsel
te eisen.
Zo'n karekietenpaartje vindt daar
blijkbaar niets vreemds aan. Het pleeg
kind aanvaarden ze als hun eigen kind
omdat het in hun eigen nest aanwezig
is. Ze voeren het koekoeksjong dik en
vet of er niets aan de hand is.
Dikwijls vroeg men mij waarom de
koekoeken nu ze geen nomadenleven
meer leiden niet zelf gaan broeden.
Kijk, dat is nu het vreemde in de na
tuur. Een dier of plant evolueert wél
naar een aan de omstandigheden aan
gepaste toestand maar revolutie is een
onmogelijke zaak. Wat eenmaal ver
worven werd is een blijvende zaak.
Een prachtig voorbeeld is dat van d«
uitgestorven mammoet. Eens was dat
olifantachtige dier bosbewoner. De ijs
tijden kwamen en moeder natuur
meende er goed aan te doen deze dieren
te wapenen tegen de koude. Ze kregen
dikke speklagen en lang wollig haar. Ze
bevolkten de kale toendravelden die tot
vér in Frankrijk zich uitstrekten.
Er gebeurde nog iets. Iets dat later de
ondergang van dit interessante olifan
tenras zou betekenen. De slagtanden
waren niet meer nodig om zich al bo
men brekende een weg in de wildernis
te banen. Die tanden werden monster
achtige bijkomstigheden. Moeder na
tuur had zich wéér eens vergist. Het is
door alle eeuwen heen vallen en op
staan geweest. En soms was de val
groot.
Karekieten voeren een koekoeks
jong.
met riet, ja vooral in de beide Hellen en
de Blauwe Kamerse plas hoor je de
zang van karekieten. rietzangers, snor
en rietgors. Een merkwaardig bij elkaar
behorend gezelschap vogels dat wat
nestbouw betreft het mooiste voort
brengt wat de natuur te bieden heeft.
Zoveel mannen er lustig op los zitten
te kraken, soms hangend aan een riet
stengel, zoveel broedgevallen kun je
verwachten. Als ik nu vraag hoevelen
van u ooit een karekietennestje gevon
den hebben, dan ben ik er van over
tuigd dat maar héél weinig lezers de
vinger zouden opsteken.
Ze maken hun kunstig bouwsel van
droog gras en ander ruigt dicht bij de
waterlijn. Oh zo veilig dus. Bij station
de Klomp vond ik eens een merkwaar
dig nestje van de kleine karekiet waar
in... kleurig poetskatoen verwerkt was.
Later is dat als curiositeit naar Staats
bosbeheer gegaan.
Men zou vragen: „Hoe komt zo'n vo
gel daar nu bij?" Er was gras genoeg
zou ik menen. Ik vertelde al eens over
het kneuenest bij Vogelenzang dat in
elkaar gedraaid zat van kokosvezels
van het terrein van Van Wijngaarden
karekieten zijn de rietzanger en bos
rietzanger. De eerste is een echte vogel
van het moerasrietland en heeft het
nestje soms in de slootkanten tot vlak
bij boerderijen liggen.
Bij ons erg zeldzaam geworden is de
snor die urenlang met kleine onderbre
kingen een snorrend geluld laat horen.
Een ding hebben ze allemaal gemeen, ze
zijn bruin en erg onopvallend van teke
ning. In hun gezelschap tref je de riet
gors die een simpel wijsje zingt en ook
al in sloten met rietkragen tot dicht bij
de huizen komt.
Dan is er nog iets dat ze gemeen
schappelijk treft. Madame koekoek
heeft een bepaalde voorkeur om haar
eieren in een nestje van deze insekten-
etertjes te deponeren. Telkens één in
een nest. Zo'n ontaarde moeder toch.
hoor ik mompelen. Maar het is helemaal
niet vreemd als men de achtergrond
kent.
Eens en dit is géén sprookje
leefden de koekoeken als nomaden en
zwierven rond met kudden oerossen en
steppenwissenten. Ze pikten het onge
dierte uit de huid van hun gastheren en
hun dames. Levende voedselbronnen
dus. Maar dat gaf problemen. Hun eie
ren bebroeden en de jonge koekoekjes
uitbroeden was onmogelijk.
Het klimaat vermilderde en een slim
wezen kwam uit het grauwe duister
van de tijden ten tonele: Homo sapiens.
Alle reuzen werden meedogenloos afge
slacht. Er was geen weg terug omdat
die vervelend lange slagtanden niet toe
stonden dat de mammoeten terug gin
gen naar de bossen. Zo zit dat nu ook
met de koekoek. Revolutie is niet moge
lijk. Wat geworden is, dat is erfelijk.
Wij zijn verantwoordelijk gesteld
voor het welzijn van onze medeschep
selen. Het is een zaak geworden die ons
aangaat. In het Natuurbeschermings
jaar 1970 moeten wij daaraan extra
aandacht besteden. Wat ik zou willen?
Dat alle regeringen op aarde dit jaar zó
veel natuurbeschermende wetten be
krachtigden dat 1970 ook een gedenk
waardig jaar zou worden.
Het gaat niet alleen om wat in ons
land voorvalt. Maar ja, zolang de mens
nog een wolf voor zichzelf is en het
over de gehele wereld in de mensen
maatschappij rommelt en rammelt,
moeten w(j nog veel op onze vrij
willige basis volbrengen. Laat iedere
welwillende mens die de natuur een
goed hart toedraagt dan voorlopig pre
ventief in zijn eigen omgeving voort
gaan eerbied voor het leven aan te
kweken. Schoner daad is niet denkbaar.
INGEN Donderdag 9 april is er
weer een bijeenkomst van de Ned.
Bond van Plattelandsvrouwen in zaal
Van Esterink.
De heer Vogel, oud-ambtenaar van de
Koninklijke Houtvesterijen „Het Loo"
zal deze avond, die om half acht begint,
verzorgen.
Hij zal vertellen over het Koninklijk
Paleis en het Park Het Loo van 1865 tot
heden.
Tevens zullen dia's vertoond worden.
Het belooft een interessante avond te
worden. Echtgenoten of huisgenoten
van leden zijn eveneens welkom. Dins
dag 7 april is er weer handwerkcursua
bij mevr' Van Raaij.