Vogels rond buis en ho
Vogelleven zo aards gebonden
als het leven maar zijn kan
liéêivS r
10550
De hennenkroeier
Leerden de goden het vliegen van de vogels?
door
Adriaan P. de Kleuver
Sp
Imitator
reeuwen
Lijsters
Ml
Schutter
Merels
Belt u dan «ven a.u.b
Sijsjes
VEILING KESTEREN
Kalvermarkt
DINSDAG 14 APRIL 19/w
De maand mei is al weer in zicht. Maar wat moet er in de natuur nog veel
voorbereiding komen met nu al meer dan vier maanden winterweer achter de
rug. Iedere dag maar hopen op verbetering maakt je zo moedeloos. Met dat
al zijn wij al aardig aan het wennen aan een nieuwe ijstijd. Alleen weet ik niet
zo heel zeker te zeggen of die ijstijd nog lang wegblijft. In ieder geval behoe
ven vele generaties die zullen volgen nog niet op een kluitje rond de evenaar te
gaan zitten. Je weet dat het ook de/.c keer wel weer goed komt.
Toch valt het op dat er zijn die onge
motiveerd zó maar verstrekkende ge
volgtrekkingen maken over het weer en
de beïnvloeding er van. Zo zou ik niet
graag de zegsman van de stelling zijn
dat een na-winter als nu door de vele
atoomontploffingen komt. Er zit gewis
wat vreemds in de lucht. Weet men
veel dat bij één onweersbui altijd nog
meer krachten vrij komen dan bij een
atoomontploffing.
Inderdaad is na een zware onweers
bui veelal het weer danig in de war.
Wetenschap is een mooi en kostbaar
goed maar niet iets waarmede men zon
der gedegen kennis een gokje kan wa
gen. Zo iets leidt slechts tot het ont
staan van waanvoorstellingen.
Een voorbeeld daarvan dal iets met
vliegen te maker heeft geef ik op deze
pagina. Voorlopig laat ik het echte „bo
vengrondse leven" ?n reële vorm maar
over aan onze gevleugelde vrienden, de
vogels, een leven dat overigens zó aards
gebonden is als leven maar zijn kan.
Let wel: ons aardse leven en dat blijft
altijd: „de schepping!"
In het vorige artikel werd een ver
volg voorzegd op het onderwerp „vogels
rond huis en hof", en nu meer speciaal
over de lijsten en vinkachtigen. Ik doe
daar de spreeuw en wielewaal nog bij.
Tenk ook eens aan de waterhoentjes en
meerkoeten in de vijvers van de wijk
Engelenburg. Maar die hebben al eens
een beurt gehad. Toch aardig hoe zulke
schuwe watervogels haast huisdier ge
worden zijn en rustig rondzwemmen op
wacht naar de dingen die gaan komen.
Ze „rennen" gewoon over het water
als er brood in de vijvers gegooid
wordt. Ik ben telkens stomverbaasd als
die in wezen toch zo verborgen levende
ral-achtigen rustig op de kant blijven
zitten als je met de brommer langs ze
scheert. Vogels onderkennen snel van
welke zijde het gevaar komt. De „ge
mechaniseerde mens" boezemt ze geen
angst in. Maar als u gaat staan wijzen
met gestrekte arm wil het wel gebeuren
dat ze daarin een op hen gericht gevaar
rien.
Op mijn excursies prent ik het de deel
nemers altijd in niet te gaan staan
wijzen als ze zien wat een ander nog
niet ziet. Met je ogen kun je toch
maar raak de hele toestand aftasten.
Daar gaan we dan weer. Dus nog een
keer „dicht bij huis" en men zal bemer
ken dat er héél wat meer gasten op be
zoek komen dan men denkt. Vooral bij
strenge vorst en als er een dik pak
sneeuw gevallen is.
wen de mens niet meer behoeven te
vrezen.
De spreeuw is de show-vogel voor de
bestudering van de vogeltrek. Hoe ge
weldig is het 's avonds van alle zijden
groepjes naar één punt te zien vliegen.
Naar de Ilel bij Veenendaal waar een
paar honderdduizend spreeuwen in het
rietland gaan slapen. Dat is de wonder
lijke slaaptrek die ze dagelijks in het
broedseizoen maken, 't Meest manne
tjes. Hoe imposant is 't dan zo'n dichte
wolk spreeuwen over de Hel te zien ke
ren en wenden. Dan al dat door elkaar
geluiden maken aan te horen dat het
horen je vergaat.
Foto boven: links wielewaal, rechts
een merel. Foto rechts: links vink
met nest en rechts spreeuw bij nest-
kastje.
Laat ik beginnen bij onze spreeuwen
die zó gewoon bij de huizen voorkomen
dat iedereen ze kent. Een drukke en
babbelzieke vogel die in bruiloftstooi
véél mooier is dan in het wit-bespikkel-
de winterpakje. Die spikkels blijven
wel aan de schouder maar hals en borst
glanzen nu metaalachtig met kleuren
van paars en bronsgroen. Zie zo'n man
netje maar eens schrander uit de fon-
kelogen kijken.
De lange priemsnavel deelt hem al
direct in: een insekteneter die de wei
landen afschuimt op zoek naar larven,
rupsen en slakken. Zie hoe hij en
ook zij rondstappen. Ja, écht lopen
en ze waggelen daarbij als een dikke
moe.
Zo ziet u maar hoe op de weilanden
opererende spreeuwen de boeren van
nut kunnen zijn. Dat weegt in alle de-
ien op tegen de schade die ze. met in
achtneming van methoden waarmee
de fruittelers beter hun gewassen kun
nen beschermen, aan dat fruit toebren
gen.
Zoals de spreeuwen tot voor kort bij
secties neergeknald werden behoeft dat
toch niet meer. Als de fruitteelt nog
verder terugloopt is de tijd niet veraf
meer dat men zelfs de spreeuwen vol
ledig kan gaan beschermen.
Toen de vogel wet gemaakt werd was
de kersenbouw de reden waarom de vo
gel voorwaardelijk onbeschermd ver
klaard werd. Zo werd de vogel gedu- I
rende de kersentijd vogelvrij verklaard.
Het moment wenkt waarop de spreeu-
De zang van de spreeuw is ook al zo
iets opmerkelijks. Je hoort veel een
nooie fluittoon en dat acht ik het echte
spreeuwengeliiid te zijn. Ze kwetteren
evenwel maar voort en doen dan van
alles na. Op een dag hoorde ik een zeer
vreemd geluid. Waar leek dat nu in
vredesnaam op. Tot ik bij mijn slager
het geluid opving van het cirkelzaagje
dat een bot in mergpijpjes sneed. Stel
je voor! Dat was het gewis!
Ik heb ze krolse katers na horen
doen, en iets dat op het schelle geblaf
van het pinchertje van de buren geleek.
Ze imiteren nou letterlijk ieder geluid.
Dat alleen is de moeite van het beluis
teren waard.
Zo dacht een jongen uit de buurt
vroeger dat je ze praten kon leren door
het spiertje onder de tong door te knip
pen. Hij ving ze onder een slagnetje en
oh, de schaar knipte soms de hele
tong eraf. Van zo een werd de kop on
der de klomp vermorzeld. Tja, en 'k ben
nou altijd zo'n „vogelgek" geweest dat
ik er op een keer met de klomp op los
mepte. Resultaat was dat dat jong een
machtige bult op z'n hoofd er aan
overhield. Je gaat in je heiligste vuur
dan even té ver, want die knaap was
helemaal geen partij voor mij. Zo kreeg
ik de hele melkweg óp klaarlichte dag
met twee blauw getimmerde ogen te
zien. Toen z'n moeder er uitgeknepen
had waardoor de herrie ontstaan was
mocht ie „de rot vogels niet meer beu
len". Trots als een pauw liep ik nadien
met eerst groene en later gele vlekken
rond. Nadien heb ik nooit kunnen be
grijpen hoe die écht goeiige sukkel tot
die beulerij gekomen kon zijn. In ieder
geval leerden wij er van dat spreeuwen
geen papegaaien zijn.
Nauw verwant aan de spreeuw is de
wielewaal. Dikwijls meende ik die te
horen maar dan was het een spreeuw
die het deed. Maar op een goede dag
Links het nest van een merel en
rechts de jongen van een grote
lijster.
ren zó nijdig elkaa
ze voor ons geen ot
de een gevecht op
veren er af stoven.
het sarren dat
!en. Dat lever
bij letterlijk de
Je zou verwachten dat ze elkaar ieder
moment compleet om zeep konden
brengen. Maar néén hoor! De indrin
ger die bepaald seksueel geladen ge
weest moest zijn droop af en daar
schalde triomfantelijk het „dudé-
lio" van de overwinnaar over de
vlakten bij de Waal.
#i$U/
Zanglijster.
waren er toch twee mijn Varikse zwar
te kers aan het plunderen. Tjonge, wat
een pracht was dat. Niet voor niets
noemen ze de wielewaal ook „goudme
rel", een grote vogel, over het hele li
chaam geel, behalve zwart aan de vleu
gels en de staart. Die had ik al een paar
maal in de hof. Ze kwamen op de ker
sen af, maar omdat de boom verkan
kerde moest ik die helaas ruimen.
Eerst kwam het mannetje opdagen en
een paar dagen later het mattere,
groengele vrouwtje. Dan bemerk je
ook het grote kleurverschil van de
snavel; die van de man is felrood.
Kunt u zich iets mooiers indenken?
Op een zéér kwade dag kwam een
man bij mij met het mannetje aange
schoten in een papieren zak. De man
was er helemaal niet kapot van. Hij
vond het zonde van zo'n mooie tropi
sche vogel, die wel veel geld waard
zou zijn.
Het was zo gegaan. Mijnheer had óók
een kerseboom en zonder omwegen ver
telde hij dat hij alles kapot schoot dat
aan zijn kersen kwam. Hij zag toen wat
tussen het blad bewegen en schoot.
Of er met die vogel nog wat „uit te
richten" viel. Beter maken dus en dan
aan een volièrehouder verkopen van
zelf. Ik dus praten als wijlen de heer
Brugman, maar die vogel was niet te
redden. Om zo'n vrij vogel met veel
moeite voor gevangenschap op te lap
pen, dat weigerde ik ronduit. Dan zou
mijnheer hem wel op laten zetten.
Hóe kunnen ze nou zoiets doen.
Zo iets overkomt mij nogal eens. Laat
men toch bedenken cn::c vogels hrt
••ch al z.o ontzettend moeilijk heblen.
Als ik bij de vogels wii zijn dan pak ik
de fiets en ik behoef maar rond Vee
nendaal en zelfs niet veel verder dan
de kom te gaan en wat een vreugde be
leef ik dan. Wat zo geweldig is, dat is
dat ik de liefde voor al wat leeft,
groeit en bloeit, ja tot moeder aarde
zelf zó maar gratis meegekregen heb.
Welk 'n begenadiging. Wie van de na
tuur een kamer van koophandel wil
maken mist toch zo veel.
Het nest van de wielewaal-yond ik
eens langs de Ubhèlschaterweg achter
het gemeentehuis te Renswoude en ook
al eens bij de Dennen en bij de hof
stede Bruijnhorst in de Groep bij
Scherpenzeel en voor twee jaar bij een
T-huisboerderij langs de Waalbandijk
onder Dodewaard en bij de Linge in
Hemmen. Dat is allemaal zeer natuur
lijk.
De wielewalen houden er van dicht
bij water te broeden. Het nest vindt
men niet zo gemakkelijk. Het zit stevig
in de vork van een tak gevlochten en
bij voorkeur in opgaand hout. Bij Hem
men vras dat in een appelaar.
Hebt u het geluk een paar mannetjes
samen te treffen als ik bij Dodewaard,
dan kun je wat beleven. Nooit zag ik
aggressiever gedoe. Wij waren met wel
vijftig excursionisten en de vogels wa-
Dan kom ik tot onze meest geliefde
„tuin vogels". de zanglijsters en de me-
reis. Laat ik voor de verandering nu
'mk eens beginnen met 'n paar andere lijs-
'fM terachtigen die bij strenge vorst en een
'W flik pak sneeuw de wintertuinen afgaan
om voedsel te bedelen: koperwiek en
kramsvogel.
Deze winter kwam iedere middag te
gen vier uur een kramsvogel opdagen.
Dan gooide ik wat kaaskorstjes en een
rotte appel onder het venster. De
spreeuwen mogen dan nog zo brutaal
zijn. als je een paar maal tegen het ruit
getikt hebt, hebben ze tabak van je. Zo
kon mijn kramsvogel, die helemaal uit
Noord-Europa gekomen was z'n buikje
rustig dik eten. Met de twee meegeko
men koperwieken, die uil dezelfde stre
ken afkomstig zijn, heb ik geen succes
gehad. Die waren te schrikachtig en ga
ven er na de dag de brui aan. Die gaan
liever de boer op.
Die kramsvogel was echter vertrou
welijk. Echt een lijster, nog iets groter
dan onze grote lijster en met een
blauwgrijze kop. Men mag ze geen van
drieën in een kooi opsluiten. Net zo min
als de donkerbruine beflijster die een
deftige vaalwitte „bef" heeft en alle
borstveren dito omzoomd.
Ik had die in jaren niet gezien tot rhij
voor een paar weken een dood exem
plaar onder ogen kwam. Ik heb m'n
ogen maar weer gesloten. Tien tegen
één een neergeknald exemplaar. Ik zal
blijven doorvechten tot bij de wet de
luchtbuks compleet verboden zal zijn.
Denk u eens in: wielewaal (nog levend)
en een beflijster! Vogels die zo zeld
zaam zijn.
Fijne jongens waren het die deze
week met een half verhongerde blauwe
reiger kwamen! Mogelijk heeft ons na-
tuurminnend politiekorps er raad mee
geweten. Ik dacht aan Ouwehand...
Maar dit als een voor mij zo belangrij
ke gebeurtenis dan ter zijde.
Het blijkt dat de jeugd de weg wél
weet te vinden en mededogen heeft
met een dier in lijden waar ik ook zo
gauw geen raad mee wist. Ik ben geen
duivelskunstenaar. Als dit nu maar
doordringt dan is al mijn geschrijf niet
voor dovemansoren geweest! Béter dan
niet tegen ons verstand op kunnen bok
sende vogels te plagen, en van hun eie
ren te beroven en in het ergste geval
neer te knallen.
Al vroeg in het jaar, in februari soms
al, hoor je de zanglijsters zingen. Dat
gaat door tot diep in de herfst toe met
alleen aan het einde van de zomer even
een stille tijd. Dikwijls denken mensen
dat er een nachtegaal zingt, maar hóé
mooi ook, daar haalt de lijsterzang toch
niet bij. Deze is nóg muzikaler en zéker
veel melancholischer.
De zanglijster zingt briljant. Je zou
haast van 'n echt liedje kunnen spre
ken. Eigenlijk zou je bij het eerste ha
nengekraai al op de fiets de straten
moeten doorkruisen om te gaan luiste
ren naar het vogelconcert.
Wat ook zo buitengewoon is? De
zanglijster is een echte stucadoor. Die
smeert het nest van binnen aan met
modder, koemest en grasvezeltjes. Het
is daar binnen een viltige, soepele toe
stand. De merels doen dat ook wel
maar met veel minder en alleen om het
grote zakvormige nest van binnen wat
stevigheid te geven.
Zulke nesten zitten dan vol dikbuiki
ge jongen, eerst schuwlelijk, maar later
leuke diertjes met al spoedig blauwgrij
ze puntjes op de vleugels die op z'n tijd
veren zullen worden.
Morgen en avond zit een merelman
op een uitstekende tak van de hoge
berk in de achtertuin te fluiten, te or-
gelen, ja ook de reveille te blazen. Ver
derop antwoordt een andere man. Je
vraagt je af wat de eigenlijke drijfveer
ervan is. Wij weten dat reeds. Het moge
u vreemd in de oren klinken, mpar wat
voor Veenendaal
Tot
I 7 30 uur
Van 17.30- nyQ
19.30 uur I IUI»
s Zaterd. v. 16.30-17.30 u.
Voor Rhenen 3328
Nwe Veenendaaiseweg I59
iiiihiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiitiiiiiiiiiiiiiiiiiMiii^iiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiii
Ik zal een jaar of elf geweest
zijn toen wij wat meer op de Hoofd-
I straat aan woonden. Vader was
i schoenmaker en werd dikwijls „in
't schoft" gehaald om in ,,'t Schup-
se febriek" een kapotgelopen riem
i te repareren. Broeken heetten die
l korte, gerimpelde dingen. Dat
moest met een smal riempje van
dun overleer.
Tussen de middag bleven dan
een paar mannen overwerken en
één van hen was een wat dom
mannetje dat soms danig in de
maling genomen werd.
I Zo vertelde hij op een van die
schafttijden dat hij een kloek op 15
eieren gezet had. Dat zouden alle-
maal hennetjes worden, want ze
hadden hem aangeraden eieren te
l nemen van kippen waar geen haan
bij liep.
z De stoker knipoogde legen de an-
z deren en zei: „Jong, weet je wat
je doen mot? Breng die aiere
maarrugen maor mee dan broei ik
z ze uit op de kétel. Da's met een
z poor daoge bekéke". De volgende
l morgen legde de stoker plechtig
een wis stro op de ketel en daarop I
de eieren. 'I Moest écht lijken!
Over drie dagen moest de „hen-
nenbroeier" komen kijken. De suk- l
kei slofte weg en de stoker en zijn
trawanten maakten prompt die eie-
ren soldaat.
Goede raad is duur zegt een oud
spreekwoord. Wat nu?! „We motte 5
kaole spreeuwejonge van 't dak
haole"stelde er een voor. Juist,
dat was het! Zo gezegd, zo gedaan.
Er iverden drie dagen daarna vijf- f
tien kale jonge spreeuwen uit nes-
ten gehaald en de mannen gnuif-
den al bij voorbaat.
„Jan", zei de stoker tegen mijn I
vader. „Jan, jong, je bent toch van
de partij?" Vader zei niets. Hij
dacht er het zijne van. Eerlijk, va- f
der hield van een lolletje, maar
toch...ging dit nou niet te ver?
Maar goed. 't Mannetje kwam
prompt en met een stalen smoel-
werk overhandigde de stoker hem 1
een pet vol...kale spreeuwen.
De onfortuinlijke hennenbroerl
kreeg van vader de raad het voor-
taan toch maar op de gewone ma-
nier te doen.
II lllllllllllllllillltll If lllllfMIIIItllllllllllllll Ml MIMI III IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIfl III II Illinium IMIIIIflItlllllll mm ■•lltlflllllIHlIl ff If llllllllltvtjllllflff
voor ons zo schoon is, dat is voor dat
andere mannetje slechts een uitdaging.
Geen andere merel durft in mijn tuin
met de feloranje snavel het blad dat ik
altijd laat liggen om te komen woelen.
Als er wormen in rondkruipen zijn die
voor mijn merel, want mijn hof is zijn
tehuis. Ook van de zanglijster die een
paar tuinen verder zit te jubelen.
Ze bekomen hun eten zo geheel ver
schillend. De lijster luistert met het
kopje scheef scherp naar wat daar in
de bodem voorvalt. Dient zich docht
bij de oppervlakte een pier aan dan
pikt de snel op die plek en trekt de
tegenspartelende worm er uit. Je
moet hem doende zien met een slak
kenhuis. Net zo lang hameren ermee
op een steen tot het aan diggelen is.
en dan een compleet feestmaal. Ja, zó
is dat in de natuur.
Een vinkenpaartje in de boomgaard is
iets waar je ook veel aardigheid aan
beleven kunt. Het geheel uiJ in elkaar
gedraaid mos gemaakte nest zit dicht
tegen de stam op een veilig plekje.
Onze vink (boekvink, etc.) is er dan óók
een van het gilde wildzang. Men zóu
hem in een kooi mogen houden ware
het niet zo dat je er maar naar believen
mede mag handelen. Hoe kom je er
aan? Je mag ze zonder vergunning niet
eens over de openbare weg vervoeren.
Laatst heb ik eens over vogelzang ge
schreven, en over wat het volk er in
beluistert. Toch is de vinkenslag in de
natuur niet wat je een in gevangen
schap gehouden vogel kunt „leren" en
daarvoor wordt grif veel geld neerge
teld. Ach arme, wat haalt men zo'n dier
toch naar beneden. Veel vogels imiteren
uit zichzelf; een vink moet men leren.
Toe maar....
Echt vliegen op eigen kracht wel
te verstaan is nog altijd het prive-
lege van de vogels. In de bijbel wor
den wij geconfronteerd met, engelen
die zich met vleugels voortbewegen
naar ik er uit op kan maken. Maar
wat een Zwitserse hotelier beweert is
z.o onzinnig dat ik daarover wat meer
wil zeggen.
Erich Anton Paul von Daniken, top
schrijver in luttele maanden tijds,
psychopaat en fantast, zit een lang
durige gevangenisstraf uit in Chur-
Een man dus die je maar beter als
een kneusje moest beschouwen, ware
het niet dat hij met een boek hevige
opschudding veroorzaakte. Niet direct
„gek" zou ik hem willen noemen,
maar wel een bedrieger, zó geslepen
dat niet gevormde lezer er bij die
quasi-wetenschappelijke benadering
van de godheden (let vooral op de
meervoudsvorm!) allicht invliegt.
De titels van zijn boeken liegen er al
niet om „Waren de goden kosmonau
ten?" en ..Terug naar de sterren". Na
het eerste gelezen te hebben had ik
geen behoefte aan het in de gevange
nis geschreven tweede boek.
De man wil op de hem eigen hysteri
sche manier „bewijzen" dat de goden
ons per ruimteschip vanaf de vroeg
ste tijden af gezocht hebben en de ui
tingen van kunst en cultuur, ja vanaf
de grotschilderingen in Zd.-Frankrijk
(ca. 25.000 jaar geleden), gedurende
deze reizen aan de aardse menselijke
wezens in opmars geleerd hebben.
Alles: pyramiden bouwen, wieluitvin-
den en vanzelf dan ook wapentuig.
Ik heb grote eerbied voor echte we
tenschapsmensen, maar als de weten
schap verdraaid en de godsdienst met
al te veel fantasie gehanteerd wordt,
dan moet toch een door elkaar ge
knutseld surrogaat verkregen worden.
Het is mij een raadsel dat werkelijk in
telligente mensen er diepzinnige dis
cussies aan overgehouden hebben. Die
goden van Von Daniken zijn héél
reëel bij hem. Neen, hij laat ze niet
met eigen vleugels rondfladderen.
Neen, véél mooier! Ze bewonen ver
schrikkelijk ver wegstaande sterren
en als de geest over ze vaardig werd
stapten ze in hun ruimteschepen en
doorkruisten de hemelen. Nou, dan
kan ik wel zeggen dat wij nog bezoek
genoeg te verwachten hebben. Met
het snelst denkbare ruimteschip zou
men haast een eeuwigheid nodig heb
ben om er te komen. Maar daarom
maakt Von Daniken er dan ook met
een maar onschendbare goden van.
Telkens verschijnen van die onzinnige
prullen op de boekenmarkt. De eni
gen die er in dit geval wijzer van
worden is Von Daniken die er nu al
een miljoen gulden aan overgehouden
heeft en dan voorts de papierfabri
kanten, de drukkers en de boekver
kopers. Ieder zal begrijpen dat dit al
les in lijnrechte tegenstelling staat
met de God die ons in de bijbel voor-
esteld wordt. Nu in Amerika, Enge
land, Frankrijk, Duitsland, Italië, alle
Scandinavische landen en, hoe kon
het anders! ook in Nederland deze
moderne vorm van polyteïsme op
treedt (hoe moet ik het anders noe
men). nu is toch zeker de tijd geko-
een slaan. Een man als Von Daniken
men dat de Christenen de handen in-
is zich er terdege van bewust dat de
massa hunkert naar vernieuwing.
Vernieuwing is zelfs een dwingende
noodzakelijkheid.: Maar dan spontaan
zonder fantasie. Wij hebben die nieu
we goden van Von Daniken niet no
dig, tenzij...ja tenzij wij de door ons
zelf gemaakte goden dan ook maar
vernietigen. Ze zijn er bij bosjes en
ze staan aan het hoofd van tientallen
religies.
God gaf de vogels het vermogen om te
kunnen vliegen op eigen kracht. Maar
de Schepper heeft geen ruimtevaar
tuig nodig om ons bij tijd en wijle
een bezoekje te brengen. Niet nodig
koopman Von Daniken. Meer ben je
niet. Een uitgekookte bovendien die
de kunst verstaat de eenvoudige mens
een rad voor de ogen te draaien.
Voor mij is er haast niets mooiers
dan een troepje sijsjes die aan een el
zentak hangen te bengelen om de zaad
jes uit de elzen proppen te pellen. Oók
al een ei het predikaat „wildzang"
kreeg en dan nog de putter, kneu en
groenvink ook.
Prachtige vogels die eigenlijk thuis
horen in een artikel over gevleugelde
juwelen. Dat komt nog wel eens.
En ja, dan heb je 's winters nog an
dere vinken. Laat er maar eens veel
sneeuw liggen, dan komen de kepen
wel. Ik had ze dikwijls. Oók deze win
ter. Als er maar veel beukenootjes zijn
dan overwinteren ze wel. Ach arme, en
dan is er soms zoveel sneeuw dat
schraalkans keukenmeester is. Dan ko
men ze subiet op bezoek, die prachtige
keep-vinken met hun roestgele banden
op de vleugels.
Ik had deze winter op een dag zelfs
een barmsijsje. Ik dacht aan een kneu.
Had ook zo'n rood blesje, maar geen
blauwgrijze kop. Ik kón me gewoon
niet vergissen. Ik begrijp wel dat je
putter, kneu en groenvink op geheel
andere plekken vindt dan in ons dorp.
Zelfs zéér zelden op de wintervoerta-
fel.
Een volgende keer eens wat over ge
vleugelde juwelen. Maar dan óók over
zeldzame vogels.
Veilingvereniging „Kesteren en Onw
streken".
D.d. 13 april 1970 waren de prijzen als
volgt:
Goudreinctte:
I 65-75: 27-30 II 65-75: 23-26
I 75-85: 43-51 II 75-85: 38-40
I 85-95: 47-52 II 85-95: 40-42
Jonathan:
I 60-70:30-32 I 70-80: 36-45
Golden Delicious:
II 60-70: 28-32 II 70-80: 35-45
II 80-90: 45-52
Laxton's Superb.:
I 65-75: 26-30 I 70-75: 45-48
I 75-80: 48-55 I 80-85: 50-52
Conference:
I 55-60: 67-70 I 60-70: 79-85
Aardbeien:
EI 156-174 per doosje a 200 gram.
II 120-150 per doosje a 200 gram
Doordraai: blank: f 11,10—f 13,80 per
100 kg.
Doordraai: Jonathan: f 11,10 per 100 kg.
Prijzen genoteerd in centen per kg, ten
zij anders is vermeld.
UTRECHT, 13/4 Op de kalveren-
markt in Utrecht werden vandaag 34
nuchtere kalveren aangevoerd. De prij
zen waren van 30,— tot 70,— per
stuk en van 1,30 tot 1,70 per kg ge
slacht gewicht. De handel was willig.