Vogels rond buis en ho Vogelleven zo aards gebonden als het leven maar zijn kan liéêivS r 10550 De hennenkroeier Leerden de goden het vliegen van de vogels? door Adriaan P. de Kleuver Sp Imitator reeuwen Lijsters Ml Schutter Merels Belt u dan «ven a.u.b Sijsjes VEILING KESTEREN Kalvermarkt DINSDAG 14 APRIL 19/w De maand mei is al weer in zicht. Maar wat moet er in de natuur nog veel voorbereiding komen met nu al meer dan vier maanden winterweer achter de rug. Iedere dag maar hopen op verbetering maakt je zo moedeloos. Met dat al zijn wij al aardig aan het wennen aan een nieuwe ijstijd. Alleen weet ik niet zo heel zeker te zeggen of die ijstijd nog lang wegblijft. In ieder geval behoe ven vele generaties die zullen volgen nog niet op een kluitje rond de evenaar te gaan zitten. Je weet dat het ook de/.c keer wel weer goed komt. Toch valt het op dat er zijn die onge motiveerd zó maar verstrekkende ge volgtrekkingen maken over het weer en de beïnvloeding er van. Zo zou ik niet graag de zegsman van de stelling zijn dat een na-winter als nu door de vele atoomontploffingen komt. Er zit gewis wat vreemds in de lucht. Weet men veel dat bij één onweersbui altijd nog meer krachten vrij komen dan bij een atoomontploffing. Inderdaad is na een zware onweers bui veelal het weer danig in de war. Wetenschap is een mooi en kostbaar goed maar niet iets waarmede men zon der gedegen kennis een gokje kan wa gen. Zo iets leidt slechts tot het ont staan van waanvoorstellingen. Een voorbeeld daarvan dal iets met vliegen te maker heeft geef ik op deze pagina. Voorlopig laat ik het echte „bo vengrondse leven" ?n reële vorm maar over aan onze gevleugelde vrienden, de vogels, een leven dat overigens zó aards gebonden is als leven maar zijn kan. Let wel: ons aardse leven en dat blijft altijd: „de schepping!" In het vorige artikel werd een ver volg voorzegd op het onderwerp „vogels rond huis en hof", en nu meer speciaal over de lijsten en vinkachtigen. Ik doe daar de spreeuw en wielewaal nog bij. Tenk ook eens aan de waterhoentjes en meerkoeten in de vijvers van de wijk Engelenburg. Maar die hebben al eens een beurt gehad. Toch aardig hoe zulke schuwe watervogels haast huisdier ge worden zijn en rustig rondzwemmen op wacht naar de dingen die gaan komen. Ze „rennen" gewoon over het water als er brood in de vijvers gegooid wordt. Ik ben telkens stomverbaasd als die in wezen toch zo verborgen levende ral-achtigen rustig op de kant blijven zitten als je met de brommer langs ze scheert. Vogels onderkennen snel van welke zijde het gevaar komt. De „ge mechaniseerde mens" boezemt ze geen angst in. Maar als u gaat staan wijzen met gestrekte arm wil het wel gebeuren dat ze daarin een op hen gericht gevaar rien. Op mijn excursies prent ik het de deel nemers altijd in niet te gaan staan wijzen als ze zien wat een ander nog niet ziet. Met je ogen kun je toch maar raak de hele toestand aftasten. Daar gaan we dan weer. Dus nog een keer „dicht bij huis" en men zal bemer ken dat er héél wat meer gasten op be zoek komen dan men denkt. Vooral bij strenge vorst en als er een dik pak sneeuw gevallen is. wen de mens niet meer behoeven te vrezen. De spreeuw is de show-vogel voor de bestudering van de vogeltrek. Hoe ge weldig is het 's avonds van alle zijden groepjes naar één punt te zien vliegen. Naar de Ilel bij Veenendaal waar een paar honderdduizend spreeuwen in het rietland gaan slapen. Dat is de wonder lijke slaaptrek die ze dagelijks in het broedseizoen maken, 't Meest manne tjes. Hoe imposant is 't dan zo'n dichte wolk spreeuwen over de Hel te zien ke ren en wenden. Dan al dat door elkaar geluiden maken aan te horen dat het horen je vergaat. Foto boven: links wielewaal, rechts een merel. Foto rechts: links vink met nest en rechts spreeuw bij nest- kastje. Laat ik beginnen bij onze spreeuwen die zó gewoon bij de huizen voorkomen dat iedereen ze kent. Een drukke en babbelzieke vogel die in bruiloftstooi véél mooier is dan in het wit-bespikkel- de winterpakje. Die spikkels blijven wel aan de schouder maar hals en borst glanzen nu metaalachtig met kleuren van paars en bronsgroen. Zie zo'n man netje maar eens schrander uit de fon- kelogen kijken. De lange priemsnavel deelt hem al direct in: een insekteneter die de wei landen afschuimt op zoek naar larven, rupsen en slakken. Zie hoe hij en ook zij rondstappen. Ja, écht lopen en ze waggelen daarbij als een dikke moe. Zo ziet u maar hoe op de weilanden opererende spreeuwen de boeren van nut kunnen zijn. Dat weegt in alle de- ien op tegen de schade die ze. met in achtneming van methoden waarmee de fruittelers beter hun gewassen kun nen beschermen, aan dat fruit toebren gen. Zoals de spreeuwen tot voor kort bij secties neergeknald werden behoeft dat toch niet meer. Als de fruitteelt nog verder terugloopt is de tijd niet veraf meer dat men zelfs de spreeuwen vol ledig kan gaan beschermen. Toen de vogel wet gemaakt werd was de kersenbouw de reden waarom de vo gel voorwaardelijk onbeschermd ver klaard werd. Zo werd de vogel gedu- I rende de kersentijd vogelvrij verklaard. Het moment wenkt waarop de spreeu- De zang van de spreeuw is ook al zo iets opmerkelijks. Je hoort veel een nooie fluittoon en dat acht ik het echte spreeuwengeliiid te zijn. Ze kwetteren evenwel maar voort en doen dan van alles na. Op een dag hoorde ik een zeer vreemd geluid. Waar leek dat nu in vredesnaam op. Tot ik bij mijn slager het geluid opving van het cirkelzaagje dat een bot in mergpijpjes sneed. Stel je voor! Dat was het gewis! Ik heb ze krolse katers na horen doen, en iets dat op het schelle geblaf van het pinchertje van de buren geleek. Ze imiteren nou letterlijk ieder geluid. Dat alleen is de moeite van het beluis teren waard. Zo dacht een jongen uit de buurt vroeger dat je ze praten kon leren door het spiertje onder de tong door te knip pen. Hij ving ze onder een slagnetje en oh, de schaar knipte soms de hele tong eraf. Van zo een werd de kop on der de klomp vermorzeld. Tja, en 'k ben nou altijd zo'n „vogelgek" geweest dat ik er op een keer met de klomp op los mepte. Resultaat was dat dat jong een machtige bult op z'n hoofd er aan overhield. Je gaat in je heiligste vuur dan even té ver, want die knaap was helemaal geen partij voor mij. Zo kreeg ik de hele melkweg óp klaarlichte dag met twee blauw getimmerde ogen te zien. Toen z'n moeder er uitgeknepen had waardoor de herrie ontstaan was mocht ie „de rot vogels niet meer beu len". Trots als een pauw liep ik nadien met eerst groene en later gele vlekken rond. Nadien heb ik nooit kunnen be grijpen hoe die écht goeiige sukkel tot die beulerij gekomen kon zijn. In ieder geval leerden wij er van dat spreeuwen geen papegaaien zijn. Nauw verwant aan de spreeuw is de wielewaal. Dikwijls meende ik die te horen maar dan was het een spreeuw die het deed. Maar op een goede dag Links het nest van een merel en rechts de jongen van een grote lijster. ren zó nijdig elkaa ze voor ons geen ot de een gevecht op veren er af stoven. het sarren dat !en. Dat lever bij letterlijk de Je zou verwachten dat ze elkaar ieder moment compleet om zeep konden brengen. Maar néén hoor! De indrin ger die bepaald seksueel geladen ge weest moest zijn droop af en daar schalde triomfantelijk het „dudé- lio" van de overwinnaar over de vlakten bij de Waal. #i$U/ Zanglijster. waren er toch twee mijn Varikse zwar te kers aan het plunderen. Tjonge, wat een pracht was dat. Niet voor niets noemen ze de wielewaal ook „goudme rel", een grote vogel, over het hele li chaam geel, behalve zwart aan de vleu gels en de staart. Die had ik al een paar maal in de hof. Ze kwamen op de ker sen af, maar omdat de boom verkan kerde moest ik die helaas ruimen. Eerst kwam het mannetje opdagen en een paar dagen later het mattere, groengele vrouwtje. Dan bemerk je ook het grote kleurverschil van de snavel; die van de man is felrood. Kunt u zich iets mooiers indenken? Op een zéér kwade dag kwam een man bij mij met het mannetje aange schoten in een papieren zak. De man was er helemaal niet kapot van. Hij vond het zonde van zo'n mooie tropi sche vogel, die wel veel geld waard zou zijn. Het was zo gegaan. Mijnheer had óók een kerseboom en zonder omwegen ver telde hij dat hij alles kapot schoot dat aan zijn kersen kwam. Hij zag toen wat tussen het blad bewegen en schoot. Of er met die vogel nog wat „uit te richten" viel. Beter maken dus en dan aan een volièrehouder verkopen van zelf. Ik dus praten als wijlen de heer Brugman, maar die vogel was niet te redden. Om zo'n vrij vogel met veel moeite voor gevangenschap op te lap pen, dat weigerde ik ronduit. Dan zou mijnheer hem wel op laten zetten. Hóe kunnen ze nou zoiets doen. Zo iets overkomt mij nogal eens. Laat men toch bedenken cn::c vogels hrt ••ch al z.o ontzettend moeilijk heblen. Als ik bij de vogels wii zijn dan pak ik de fiets en ik behoef maar rond Vee nendaal en zelfs niet veel verder dan de kom te gaan en wat een vreugde be leef ik dan. Wat zo geweldig is, dat is dat ik de liefde voor al wat leeft, groeit en bloeit, ja tot moeder aarde zelf zó maar gratis meegekregen heb. Welk 'n begenadiging. Wie van de na tuur een kamer van koophandel wil maken mist toch zo veel. Het nest van de wielewaal-yond ik eens langs de Ubhèlschaterweg achter het gemeentehuis te Renswoude en ook al eens bij de Dennen en bij de hof stede Bruijnhorst in de Groep bij Scherpenzeel en voor twee jaar bij een T-huisboerderij langs de Waalbandijk onder Dodewaard en bij de Linge in Hemmen. Dat is allemaal zeer natuur lijk. De wielewalen houden er van dicht bij water te broeden. Het nest vindt men niet zo gemakkelijk. Het zit stevig in de vork van een tak gevlochten en bij voorkeur in opgaand hout. Bij Hem men vras dat in een appelaar. Hebt u het geluk een paar mannetjes samen te treffen als ik bij Dodewaard, dan kun je wat beleven. Nooit zag ik aggressiever gedoe. Wij waren met wel vijftig excursionisten en de vogels wa- Dan kom ik tot onze meest geliefde „tuin vogels". de zanglijsters en de me- reis. Laat ik voor de verandering nu 'mk eens beginnen met 'n paar andere lijs- 'fM terachtigen die bij strenge vorst en een 'W flik pak sneeuw de wintertuinen afgaan om voedsel te bedelen: koperwiek en kramsvogel. Deze winter kwam iedere middag te gen vier uur een kramsvogel opdagen. Dan gooide ik wat kaaskorstjes en een rotte appel onder het venster. De spreeuwen mogen dan nog zo brutaal zijn. als je een paar maal tegen het ruit getikt hebt, hebben ze tabak van je. Zo kon mijn kramsvogel, die helemaal uit Noord-Europa gekomen was z'n buikje rustig dik eten. Met de twee meegeko men koperwieken, die uil dezelfde stre ken afkomstig zijn, heb ik geen succes gehad. Die waren te schrikachtig en ga ven er na de dag de brui aan. Die gaan liever de boer op. Die kramsvogel was echter vertrou welijk. Echt een lijster, nog iets groter dan onze grote lijster en met een blauwgrijze kop. Men mag ze geen van drieën in een kooi opsluiten. Net zo min als de donkerbruine beflijster die een deftige vaalwitte „bef" heeft en alle borstveren dito omzoomd. Ik had die in jaren niet gezien tot rhij voor een paar weken een dood exem plaar onder ogen kwam. Ik heb m'n ogen maar weer gesloten. Tien tegen één een neergeknald exemplaar. Ik zal blijven doorvechten tot bij de wet de luchtbuks compleet verboden zal zijn. Denk u eens in: wielewaal (nog levend) en een beflijster! Vogels die zo zeld zaam zijn. Fijne jongens waren het die deze week met een half verhongerde blauwe reiger kwamen! Mogelijk heeft ons na- tuurminnend politiekorps er raad mee geweten. Ik dacht aan Ouwehand... Maar dit als een voor mij zo belangrij ke gebeurtenis dan ter zijde. Het blijkt dat de jeugd de weg wél weet te vinden en mededogen heeft met een dier in lijden waar ik ook zo gauw geen raad mee wist. Ik ben geen duivelskunstenaar. Als dit nu maar doordringt dan is al mijn geschrijf niet voor dovemansoren geweest! Béter dan niet tegen ons verstand op kunnen bok sende vogels te plagen, en van hun eie ren te beroven en in het ergste geval neer te knallen. Al vroeg in het jaar, in februari soms al, hoor je de zanglijsters zingen. Dat gaat door tot diep in de herfst toe met alleen aan het einde van de zomer even een stille tijd. Dikwijls denken mensen dat er een nachtegaal zingt, maar hóé mooi ook, daar haalt de lijsterzang toch niet bij. Deze is nóg muzikaler en zéker veel melancholischer. De zanglijster zingt briljant. Je zou haast van 'n echt liedje kunnen spre ken. Eigenlijk zou je bij het eerste ha nengekraai al op de fiets de straten moeten doorkruisen om te gaan luiste ren naar het vogelconcert. Wat ook zo buitengewoon is? De zanglijster is een echte stucadoor. Die smeert het nest van binnen aan met modder, koemest en grasvezeltjes. Het is daar binnen een viltige, soepele toe stand. De merels doen dat ook wel maar met veel minder en alleen om het grote zakvormige nest van binnen wat stevigheid te geven. Zulke nesten zitten dan vol dikbuiki ge jongen, eerst schuwlelijk, maar later leuke diertjes met al spoedig blauwgrij ze puntjes op de vleugels die op z'n tijd veren zullen worden. Morgen en avond zit een merelman op een uitstekende tak van de hoge berk in de achtertuin te fluiten, te or- gelen, ja ook de reveille te blazen. Ver derop antwoordt een andere man. Je vraagt je af wat de eigenlijke drijfveer ervan is. Wij weten dat reeds. Het moge u vreemd in de oren klinken, mpar wat voor Veenendaal Tot I 7 30 uur Van 17.30- nyQ 19.30 uur I IUI» s Zaterd. v. 16.30-17.30 u. Voor Rhenen 3328 Nwe Veenendaaiseweg I59 iiiihiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiitiiiiiiiiiiiiiiiiiMiii^iiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiii Ik zal een jaar of elf geweest zijn toen wij wat meer op de Hoofd- I straat aan woonden. Vader was i schoenmaker en werd dikwijls „in 't schoft" gehaald om in ,,'t Schup- se febriek" een kapotgelopen riem i te repareren. Broeken heetten die l korte, gerimpelde dingen. Dat moest met een smal riempje van dun overleer. Tussen de middag bleven dan een paar mannen overwerken en één van hen was een wat dom mannetje dat soms danig in de maling genomen werd. I Zo vertelde hij op een van die schafttijden dat hij een kloek op 15 eieren gezet had. Dat zouden alle- maal hennetjes worden, want ze hadden hem aangeraden eieren te l nemen van kippen waar geen haan bij liep. z De stoker knipoogde legen de an- z deren en zei: „Jong, weet je wat je doen mot? Breng die aiere maarrugen maor mee dan broei ik z ze uit op de kétel. Da's met een z poor daoge bekéke". De volgende l morgen legde de stoker plechtig een wis stro op de ketel en daarop I de eieren. 'I Moest écht lijken! Over drie dagen moest de „hen- nenbroeier" komen kijken. De suk- l kei slofte weg en de stoker en zijn trawanten maakten prompt die eie- ren soldaat. Goede raad is duur zegt een oud spreekwoord. Wat nu?! „We motte 5 kaole spreeuwejonge van 't dak haole"stelde er een voor. Juist, dat was het! Zo gezegd, zo gedaan. Er iverden drie dagen daarna vijf- f tien kale jonge spreeuwen uit nes- ten gehaald en de mannen gnuif- den al bij voorbaat. „Jan", zei de stoker tegen mijn I vader. „Jan, jong, je bent toch van de partij?" Vader zei niets. Hij dacht er het zijne van. Eerlijk, va- f der hield van een lolletje, maar toch...ging dit nou niet te ver? Maar goed. 't Mannetje kwam prompt en met een stalen smoel- werk overhandigde de stoker hem 1 een pet vol...kale spreeuwen. De onfortuinlijke hennenbroerl kreeg van vader de raad het voor- taan toch maar op de gewone ma- nier te doen. II lllllllllllllllillltll If lllllfMIIIItllllllllllllll Ml MIMI III IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIfl III II Illinium IMIIIIflItlllllll mm ■•lltlflllllIHlIl ff If llllllllltvtjllllflff voor ons zo schoon is, dat is voor dat andere mannetje slechts een uitdaging. Geen andere merel durft in mijn tuin met de feloranje snavel het blad dat ik altijd laat liggen om te komen woelen. Als er wormen in rondkruipen zijn die voor mijn merel, want mijn hof is zijn tehuis. Ook van de zanglijster die een paar tuinen verder zit te jubelen. Ze bekomen hun eten zo geheel ver schillend. De lijster luistert met het kopje scheef scherp naar wat daar in de bodem voorvalt. Dient zich docht bij de oppervlakte een pier aan dan pikt de snel op die plek en trekt de tegenspartelende worm er uit. Je moet hem doende zien met een slak kenhuis. Net zo lang hameren ermee op een steen tot het aan diggelen is. en dan een compleet feestmaal. Ja, zó is dat in de natuur. Een vinkenpaartje in de boomgaard is iets waar je ook veel aardigheid aan beleven kunt. Het geheel uiJ in elkaar gedraaid mos gemaakte nest zit dicht tegen de stam op een veilig plekje. Onze vink (boekvink, etc.) is er dan óók een van het gilde wildzang. Men zóu hem in een kooi mogen houden ware het niet zo dat je er maar naar believen mede mag handelen. Hoe kom je er aan? Je mag ze zonder vergunning niet eens over de openbare weg vervoeren. Laatst heb ik eens over vogelzang ge schreven, en over wat het volk er in beluistert. Toch is de vinkenslag in de natuur niet wat je een in gevangen schap gehouden vogel kunt „leren" en daarvoor wordt grif veel geld neerge teld. Ach arme, wat haalt men zo'n dier toch naar beneden. Veel vogels imiteren uit zichzelf; een vink moet men leren. Toe maar.... Echt vliegen op eigen kracht wel te verstaan is nog altijd het prive- lege van de vogels. In de bijbel wor den wij geconfronteerd met, engelen die zich met vleugels voortbewegen naar ik er uit op kan maken. Maar wat een Zwitserse hotelier beweert is z.o onzinnig dat ik daarover wat meer wil zeggen. Erich Anton Paul von Daniken, top schrijver in luttele maanden tijds, psychopaat en fantast, zit een lang durige gevangenisstraf uit in Chur- Een man dus die je maar beter als een kneusje moest beschouwen, ware het niet dat hij met een boek hevige opschudding veroorzaakte. Niet direct „gek" zou ik hem willen noemen, maar wel een bedrieger, zó geslepen dat niet gevormde lezer er bij die quasi-wetenschappelijke benadering van de godheden (let vooral op de meervoudsvorm!) allicht invliegt. De titels van zijn boeken liegen er al niet om „Waren de goden kosmonau ten?" en ..Terug naar de sterren". Na het eerste gelezen te hebben had ik geen behoefte aan het in de gevange nis geschreven tweede boek. De man wil op de hem eigen hysteri sche manier „bewijzen" dat de goden ons per ruimteschip vanaf de vroeg ste tijden af gezocht hebben en de ui tingen van kunst en cultuur, ja vanaf de grotschilderingen in Zd.-Frankrijk (ca. 25.000 jaar geleden), gedurende deze reizen aan de aardse menselijke wezens in opmars geleerd hebben. Alles: pyramiden bouwen, wieluitvin- den en vanzelf dan ook wapentuig. Ik heb grote eerbied voor echte we tenschapsmensen, maar als de weten schap verdraaid en de godsdienst met al te veel fantasie gehanteerd wordt, dan moet toch een door elkaar ge knutseld surrogaat verkregen worden. Het is mij een raadsel dat werkelijk in telligente mensen er diepzinnige dis cussies aan overgehouden hebben. Die goden van Von Daniken zijn héél reëel bij hem. Neen, hij laat ze niet met eigen vleugels rondfladderen. Neen, véél mooier! Ze bewonen ver schrikkelijk ver wegstaande sterren en als de geest over ze vaardig werd stapten ze in hun ruimteschepen en doorkruisten de hemelen. Nou, dan kan ik wel zeggen dat wij nog bezoek genoeg te verwachten hebben. Met het snelst denkbare ruimteschip zou men haast een eeuwigheid nodig heb ben om er te komen. Maar daarom maakt Von Daniken er dan ook met een maar onschendbare goden van. Telkens verschijnen van die onzinnige prullen op de boekenmarkt. De eni gen die er in dit geval wijzer van worden is Von Daniken die er nu al een miljoen gulden aan overgehouden heeft en dan voorts de papierfabri kanten, de drukkers en de boekver kopers. Ieder zal begrijpen dat dit al les in lijnrechte tegenstelling staat met de God die ons in de bijbel voor- esteld wordt. Nu in Amerika, Enge land, Frankrijk, Duitsland, Italië, alle Scandinavische landen en, hoe kon het anders! ook in Nederland deze moderne vorm van polyteïsme op treedt (hoe moet ik het anders noe men). nu is toch zeker de tijd geko- een slaan. Een man als Von Daniken men dat de Christenen de handen in- is zich er terdege van bewust dat de massa hunkert naar vernieuwing. Vernieuwing is zelfs een dwingende noodzakelijkheid.: Maar dan spontaan zonder fantasie. Wij hebben die nieu we goden van Von Daniken niet no dig, tenzij...ja tenzij wij de door ons zelf gemaakte goden dan ook maar vernietigen. Ze zijn er bij bosjes en ze staan aan het hoofd van tientallen religies. God gaf de vogels het vermogen om te kunnen vliegen op eigen kracht. Maar de Schepper heeft geen ruimtevaar tuig nodig om ons bij tijd en wijle een bezoekje te brengen. Niet nodig koopman Von Daniken. Meer ben je niet. Een uitgekookte bovendien die de kunst verstaat de eenvoudige mens een rad voor de ogen te draaien. Voor mij is er haast niets mooiers dan een troepje sijsjes die aan een el zentak hangen te bengelen om de zaad jes uit de elzen proppen te pellen. Oók al een ei het predikaat „wildzang" kreeg en dan nog de putter, kneu en groenvink ook. Prachtige vogels die eigenlijk thuis horen in een artikel over gevleugelde juwelen. Dat komt nog wel eens. En ja, dan heb je 's winters nog an dere vinken. Laat er maar eens veel sneeuw liggen, dan komen de kepen wel. Ik had ze dikwijls. Oók deze win ter. Als er maar veel beukenootjes zijn dan overwinteren ze wel. Ach arme, en dan is er soms zoveel sneeuw dat schraalkans keukenmeester is. Dan ko men ze subiet op bezoek, die prachtige keep-vinken met hun roestgele banden op de vleugels. Ik had deze winter op een dag zelfs een barmsijsje. Ik dacht aan een kneu. Had ook zo'n rood blesje, maar geen blauwgrijze kop. Ik kón me gewoon niet vergissen. Ik begrijp wel dat je putter, kneu en groenvink op geheel andere plekken vindt dan in ons dorp. Zelfs zéér zelden op de wintervoerta- fel. Een volgende keer eens wat over ge vleugelde juwelen. Maar dan óók over zeldzame vogels. Veilingvereniging „Kesteren en Onw streken". D.d. 13 april 1970 waren de prijzen als volgt: Goudreinctte: I 65-75: 27-30 II 65-75: 23-26 I 75-85: 43-51 II 75-85: 38-40 I 85-95: 47-52 II 85-95: 40-42 Jonathan: I 60-70:30-32 I 70-80: 36-45 Golden Delicious: II 60-70: 28-32 II 70-80: 35-45 II 80-90: 45-52 Laxton's Superb.: I 65-75: 26-30 I 70-75: 45-48 I 75-80: 48-55 I 80-85: 50-52 Conference: I 55-60: 67-70 I 60-70: 79-85 Aardbeien: EI 156-174 per doosje a 200 gram. II 120-150 per doosje a 200 gram Doordraai: blank: f 11,10—f 13,80 per 100 kg. Doordraai: Jonathan: f 11,10 per 100 kg. Prijzen genoteerd in centen per kg, ten zij anders is vermeld. UTRECHT, 13/4 Op de kalveren- markt in Utrecht werden vandaag 34 nuchtere kalveren aangevoerd. De prij zen waren van 30,— tot 70,— per stuk en van 1,30 tot 1,70 per kg ge slacht gewicht. De handel was willig.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 5