EEG-DEUR VOOR BRITTEN OPEN Bij onderhandelingen gaat het om de kunst van geven en nemen De industrie wacht vol optimisme De boeren lonkt een vette kluif De onbarmhartige vernieuwingsdrang O VER TUIG ING Het pond Nederland Apeldoorn Leiden r)it proces speelt zich thans in grote lijnen ook in de Apeldoornse fede ratie van de PvdA af. Zoals gemeld hebben enkele vooraanstaande socialis tische raadsleden (wethouder J. Quast en fractievoorzitter H. Staneke) lage plaatsen op de PvdA-kandidatenlijst voor de gemeenteraadsverkiezingen gekre gen. Ook in Apeldoorn heeft een begrij pelijke behoefte aan verjonging van de fractie een belangrijke rol gespeeld; een deel van de leden was van mening dat deze beide heren nu lang genoeg aan het gemeentelijke roe r gestaan hadden en verscheidenen onder hen vooral jongeren voegden daaraan toe dat de heren Quast en Staneke onvoldoende voor een socialistisch stempel op het ge meentelijke beleid gezorgd hadden. Bo vendien werd nog tegen de heer Stane ke gezegd dat hij voor een fractievoorzit ter „te weinig teamgeest" zou bezitten. TER OVERDENKING DE GAULLE Franse grandeur Vraag in uw omgeving eens: Moet Engeland lid worden van de Europe se Gemeenschap? Ruwweg acht op de tien zullen u een oprecht „ja" la ten horen. Tenminste, als het onder zoek, dat Louis Harris Research on langs in Europa heeft gedaan, ook klopt. Moeilijker wordt het echter een Auidelijk antwoord te krijgen op de vraag waarom men Engeland dan zo graag de gemeenschap wil binnen loodsen. Het onderzoek van Harris geeft hierover geen informatie. Zo dat we nog in het duister tasten of de beweegredenen aan de voet paral lel lopen met die van regering en be drijfsleven, die beide zoveel brood zien in een vergrote Europese Ge meenschap. Wellicht is het „ja" van het brede publiek gegrond op meele ren met het jarenlang door de Gaul le versmade Engeland. Misschien ook reageert men positief uit ach ting voor het oorlogsverleden van de Britten. Zeker is dat dit soort gevoelsmati ge motieven geen enkele rol spelen in het Nederlandse streven de EEG uit te breiden. Waaronder ook met Noorwegen, Denemarken en Ierland, landen waarvan het lot door de ster ke handelsrelaties nauw verbonden is met dat van Engeland: zonder een Brits, ook geen Noors, Iers en waar schijnlijk ook geen Deens lidmaat schap. De voordelen van een vergrote EEG zijn politiek en economisch van aard. Wat de eerste betreft worden veelal genoemd: 1. Doel van de gemeenschap is nimmer geweest een gezellig on deronsje van zes Europese landen te vormen, die elkaar het balletje toespelen. Van meet af aan stond' voorop de vorming van een hecht verbond van alle Europese volken. Zo'n bundeling zou een eind ma ken aan het eeuwenoude onderlin ge geruzie. Een met één stem spre kend Europa zou ook invloed kun nen uitoefenen op het wereldto neel. Voor de Europese landen elk apart is die tijd in aanwezig heid van groten als Amerika, de Sovjet-Unie en China voorbij. Toetreding van de Britten en de drie andere kandidaten zou een belangrijke stap naar Verenigd Europa zijn. Temeer wanneer dan eindeljk en daar bestaan plan nen voor een begin wordt ge maakt met de politieke eenheid: door het buitenlands en het de fensiebeleid op elkaar af te stem men. 2. Engeland' wordt tevens gezien als een fraai tegenwicht voor een al te dominerend Frankrijk of West-Duitsland binnen de ge meenschap. Het land zou ook gezien zjn oude betrekkingen een verder „afdrijven" van de Verenigde Staten kunnen voor komen. Het was immers oud-pre sident de Gaulle die deze verwij dering voorstond, strevend naar een volstrekt neutraal Europa on der Franse hegemonie. Verder spreekt het mondiaal inge stelde karakter van de Britten vooral Nederland aan. Beide lan den onderhouden dank zij scheep vaart en handel nauwe contacten met de gehele wereld, vaak zelfs met dezelfde landen. Dat bepaalt tevens hun gelijkgerichte, liberale opstelling wat b.v. hun handelspo litiek betreft. Veiligstelling van onze handel was immers eeuwen lang het oogmerk van Nederlands buitenlandse politiek. 3. Op „binnenlands" politiek ter rein wordt van Engeland eveneens een flinke „inbreng" verwacht. Zijn oude democratische opvattin gen zijn zeer welkom bij een her ziening van de interne gang van zaken in de gemeenschap. Op het ogenblik kunnen ministers immers in Brussel koehandel op grote schaal bedrijven zonder dat zij werkelijk ter verantwoording kunnen worden geroepen. De schijnbevoegdheid die het Euro pees Parlement in 1975 op het vlak van de begroting krijgt, is een bit ter kleine stap naar wat werkelijk nodig is. De Britten zullen zeker medestan ders zijn bj het streven naar een de mocratischer gemeenschap. Maar te betwijfelen valt of zij de nationale bevoegdheden zo kwistig naar Brus sel zullen afstoten, of zjj dus willen koersen naar een werkelijk boven nationaal geregeerd Europa. Dit is: een bondsstaat waarin de Europese Commissie in feite „regering" wordt, de ministers van de aangeslo ten landen de „Eerste Kamer" en het Europees Parlement de „Tweede Ka- HALLSTEIN Europa één Het overdragen van bevoegdheden is ook een moeilijk te verteren zaak voor een land, dat zich zijn wereld- rol nog zo goed herinnert en dat anders dan de Zes niet als „over wonnene" uit de wereldoorlog te voorschijn is gekomen. Dit temeer, als men ziet hoeveel moeite het de huidige EEG-landen al kost, hoe „bo vennationaal" ztf zich soms ook ui len. Pas met het ontdekken van de ei gen machteloosheid' tegenover aller lei economische, sociale en politieke ontwikkelingen zullen nationale re geerders bereid zijn te luisteren naar wat „Europeanen" als dr. W. Hall- stein, oud-voorzitter van de EEG- Commissie, voorspellen: „Indien Eu ropa geen bondstaat vormt zal het geen duurzame vrede kennen en zich niet krachtig in de wereld kunnen handhaven. Het zal gedoemd zijn in economische en technische ontwik keling steeds meer by de wereld machten ten achter te geraken." Met een beetje geluk kan het over enkele maanden zover zijn: de eerste onderhande lingen over toetreding van Engeland, Ierland, Noorwegen en Denemarken tot de Europe se Gemeenschap zullen dan kunnen begin nen. In de afgelopen week hebben de minis ters van Buitenlandse Zaken van de Zes na zeer moeizame onderhandelingen een ak koord bereikt over een aantal punten die (o.a. door Frankrijk en Italië) als voorwaar den waren gesteld voor en aleer men met de adspirant-partners zou kunnen gaan pra ten. Rest nog dat de zes nationale parlemen ten aan dit akkoord hun fiat moeten geven een niet te onderschatten hinderpaal, want vooral in Nederland is men niet zo best te spreken over de bevoegdheden die in de komende jaren aan het Europese parlement zullen worden toegekend. Het gaat vele Europees gezinde Nederlanders lang niet ver genoeg en men kan hun daarin geen ongelijk geven. Maar onderhandelen is nu eenmaal altijd de kunst van geven en nemen de parlementen zullen dat moeten begrijpen en men zal die kunst ook moeten toepassen als het eenmaal tot een gesprek gekomen is. Geven en nemen heel grof economisch vertaald betekent het in dit geval Engelands technologische kennis en vooral zijn bijdrage aan de behoeftige landbouw op het vasteland ruilen tegen het openstellen van een markt met 190 miljoen verbruikers. Hieronder gaan we nog eens afzonderlijk in op het industriële en op het landbouw-aspect in deze algeme ne beschouwing kunnen we gemakkelijk vast stellen dat het een hard gevecht gaat worden waarbij onder meer de volgende problemen om de hoek komen kijken: Voor Engeland zal de tol met name bestaan uit hoge binnenlandse voedselprijzen en het betalen van een fors bedrag aan deviezen voor de landbouw in de EEG. Naast het be perken van deze schade zal men streven naar een overgangsperiode. Geleidelijk kan men dan wennen aan de ongerieflijke kan ten van het lidmaatschap, waaronder ook de concurrentie uit de Zes (door het weg vallen van de invoerrechten. De Britten spreken wel van een aanpas singsperiode van zeven jaar, deskundigen in de EEG evenwel van drie jaar, zodat de middenweg vijf jaar zou kunnen zijn. Voor de landen van de EEG (West-Duits land, Frankrijk, Italië en Benelux) is de zwakke kaart in het onderhandelingsspei met Engeland de kostbare landbouw. Van daar de haast van de Europese Commissie om nog snel iets van het plan-Mansholt (tot gezondmaking van de landbouw) te verwe zenlijken. Vermindering van de financiële last, ook al is daar enige jaren mee ge moeid, zou de toetreding voor Engeland vergemakkelijken. Maar vooral zo meent de commissie moet worden voorkomen dat de hoge Europese prijzen de efficiëntere Britse boeren tot hogere produkties aanspo ren. Een tweede netelig probleem dat voorzitter Rey en zijn mannen bezig houdt is de positie van het Britse betaalmiddel: 't pond sterling. Zeker, de economie verbetert en er komen weer deviezen in het laatje. Maar de enorme schuldenlast maakt de positie van het pond nog allesbehalve sterk. Deze onstabiliteit wordt nog vergroot dooi de functie van het pond als handels- en re serve-valuta: de internationale handel ge bruikt ponden om betalingen mee te doen, particulieren en regeringen (voornemelijk van oud-koloniën) houden ponden aan voor het geval de nood aan de man komt. Nu was er nog niets aan de hand als tegen over deze enorme bedragen goud, dollars en andere harde valuta in Londen aanwezig waren, om de ponden zo nodig te kunnen „verzilveren". Maar tot voor kort was dit slechts voor een kwart van alle uitstaande ponden mogelijk. Een wankele situatie dus, waarin weinig oolitieke onrust voldoende kan zijn om specu latie tegen het pond uit te lokken. Gelukkig hebben internationale overeenkomsten dit ge vaar wat gekeerd. Maar het blijft een riskan te, niet blijvend opgeloste^zaak, die de wer king van een gemeenschappelijke markt lelijk kan verstoren. De devaluatie van de frank en de revaluatie van de mark vorig jaar hebben duidelijk laten zien hoe fnuikend zulke ver anderingen voor met name de landbouwmarkt zijn. Deze onstabiliteit, die met de toetreding van Engeland dus wordt vergroot, heeft de Euro pese commissie spoed doen maken met haar plannen voor de economische en later ook de monetaire eenmaking: Door het verloop van lonen, prijzen, begrotingen, belastingen e.d. steeds beter op elkaar af te stemmen moet het tenslotte mogelijk zijn tot een Europese munt te komen. Het is de bedoeling dat de Britten en dt overige kandidaten met deze en andere on derhanden zijnde plannen principieel instem men, nog tijdens de onderhandelingen. Want het streven van de Commissie is om tegelijk met de uitbreiding, ook te werken aan de ver sterking van de gemeenschap op allerlei ge bied (sociaal, technologie, energie, Euratom, ndustriepolitiek). Om die voortgang van de eenmaking te be reiken zal de gemeenschap van de „Tien" echter ook werkwijze, wapenrusting en sa menstelling van de bestuursorganen moeten aanpassen. Bij tien leden-landen wordt b.v. de uitweg naar compromissen steeds moeilij ker vindbaar. Het meest urgent is dan ook dat de ministers van de tien landen bij meerder heid van stemmen besluiten kunnen nemen. De Europese spelregels voorzien in die moge lijkheid Maar totdusver heeft Frankrijk het gebruik van het veto in stand weten te hou- den. Een gemeenschap, waarin elk van de Tien zijn eng-nationale belangen kan laten voorgaan is echter tot stagnatie veroordeeld. De Nederlandse industrie en handel kijken verlangend uit naar de uitbreiding van de Europese Economische Gemeenschap. De vrees voor (nog meer) concurrentie is niet bijster groot, zo bleek onlangs uit een onder zoek onder een groot aantal werkgevers. Het economisch nut van de vergroting is kennelijk buiten kijf. Oud-werkgeversvoor zitter H. J. de Koster, staatssecretaris van buitenlandse zaken, vindt: „De versnelling van de EEG begint langzamerhand uit te werken. Het wel vallen van de invoerrech ten tussen met name Engeland en de ge meenschap zou onze economie een nieuwe impuls kunnen geven". Een uitspraak waar mee de meeste ondernemers het volmondig eens zullen zijn. Twaalf jaar EEG is wel degelijk van in vloed geweest op onze welvaart. Ook al valt het strikt genomen moeilijk te bewijzen. De handel tussen West-Duitsland, Frankrijk, Ita lië en Benelux groeide de eerste tien jaar met 400 procent, die tussen de EEG en de andere landen met 200 procent. Per inwoner steeg de produktie met ruim 104 procent. De bruto- uurlonen van industrie-arbeiders namen toe met minimaal 78 (Luxemburg) en maximaal 138 procent (Nederland). Volgens het British Institute of Manage ment krijgen de Europese werknemers van daag dan ook een betere beloning dan de Britse. Wat niet zo verwonderlijk is voor wie bedenkt dat de produktie per inwoner in de EEG de afgelopen vijf jaar meer dan twee maal zo snel groeide als in Engeland. De vorming van een grote markt met 260 (nu 190) miljoen consumenten heeft onmis kenbare voordelen. De concurrentie zal voor een betere arbeidsverdeling zorgen. Zij zal specialisatie en vorming van grotere onderne minggen (kostenverlaging) aanmoedigen. Zij zal als tenminste geen vervalsing op treedt de produktiemiddelen (mensen, ken nis, kapitaal, natuurlijke hulpbronnen) bren gen op plaatsen waar zij het meeste rende ment opleveren. Industrieel speurwerk op forse schaal krijgt op die manier een reële kans, wat hoog nodig wordt, gezien de groeiende achterstand op de Verenigde Staten. Bekend is dat Enge land op dit terrein (electronica, vliegtuigen, atoomcentrales) al veel heeft gepresteerd maar dat een grotere markt nodig is om van deze „kennis" volledig profijt te trekken. Voor de werknemer kunnen deze hervor mingen uitmonden in hogere lonen. Maar ook in ontslag, omdat zijn bedrijf geen bestaans recht meer heeft in de grotere markt. Voor de consument kan het gevolg van marktverruiming zijn, zo is gebleken: prijs verlaging (koelkasten, nylons), het achterblij ven van bepaalde prijzen bij de algemene stijging (auto's), een grotere verscheidenheid aan produkten (groenten en fruit uit andere landen, ook in de winter) of kwalitatief bete re produkten. Speciaal Nederland, met zijn kleine thuis markt, is gebaat bij een grotere EEG. Bijzon dere voordelen van de toetreding zouden na melijk zijn; 1. Ons land komt meer in het geografisch centrum van de gemeenschap, wat vooral de mensen in de scheepvaarthavens, het wegtransport en de handel moet aanspre ken. 2. De Nederlandse uitgangspositie tegenover Engeland is bijzonder gunstig. Er bestaan nu al goede handelscontacten met het land (en zijn voormalige koloniën): Het is onze derde handelspartner. De industriële ban den zijn zichtbaar in een Unilever en een Shell. Als handeldrijvende zeevaarders stemt de manier van zakendoen overeen: pragmatisch, weinig autarkisch (zelfge noegzaam), afhankelijk als men economisch is van de wereldhandel. De taalbarrière is ook veel kleiner dan bv. met de Fransen, wat mede van invloed is op de handelscij fers. 3. Toetreding van Engeland betekent tevens het verlies van zijn bevoorrechte positie in de voor ons niet onbekende gemenebestlan- den. Nederland en andere EEG-landen krij gen dan dezelfde kansen als de Britten op bv. de Australische markt, waar de laatsten zich nu al zorgen mver maken. Natuurlijk zal de toetreding van de Vier ook meer concurrentie op de Nederlandse markten brengen. In werkgeverskring noemt men: leer, schoenen (door de lage Britse vrou wenionen), textiel, aluminium (Noorwegen, door de goedkope energie in dit land), papier (Noorwegen), auto's, scheepsbouw, meubels (Denemarken). Goede kansen zouden bestaan voor de chemie en de metaalverwerkende bejrijven. Sterk staan de Britten ook zo menen zij zelf op het gebied van electronica (compu ters), lucht- en ruimtevaart, batterijen, lam pen, kabels, tractoren, vrachtwagens en auto bussen. Zelfs op het industrieel vooraan staande West-Duitsland zou op dit vlak een voorsprong bestaan. Verder vallen de Britse chemie, machine- en installatiebouw en het dienstenpakket (verzekeringen, vervoer, geld verkeer) ook niet weg te cijferen. Nu zal de wind van de concurrentie niet plotseling opsteken. In zekere zin waait hij al, want aan beide zijden wordt soms met lagere prijzen genoegen genomen in een strijd die eigenlijk gaat om het toekomstige marktaan deel. Vierder zal de afbraak van invoerrech ten over een aantal jaren gespreid zijn en zal met de onderhandelingen zoveel tijd gemoeid zijn dat een lidmaatschap vóór 1973 niet waarschijnlijk lijkt. Voor beiden partijen dus voldoende tijd van voorbereiding. Drs. R. Zijlstra, voorzitter van de chris telijke boerenbond drukt zich gema tigd uit als hij zegt: „We hebben veel be langstelling voor het Britse lidmaatschap van de Europese Gemeenschap". Want de Europese boer en zeker de overschotten producerende Franse, mag de Britse markt rustig een vette kluif noemen. Immers: welk land moet nog de helft van de beno digde landbouwprodukten importeren? Dit is dan ook ongetwijfeld een sterke Britse kaart in het onderhandelingsspei met een gemeenschap vol boter-, suiker- en graan bergen, waarvan de export voor twin tig procent uit zwaar gesubsidieerde land bouwprodukten bestaat. Het is tegelijk ech ter een bijzonder zwakke kaart voor deze re gering op het binnenlandse front. Want deelneming aan de EEG betekent bijdragen in haar loodzware financiële landbouwlasten. Wat de consument, aldus het Britse witboek over het EEG-lidmaatschap, komt te staan op 18 tot 26 procent hogere voedselprijzen. Een bittere pil, ook al wordt die niet in één keer toegediend en al zullen (toekomstige) loonstijgingen hem wellicht vergulden. Lage voedselprijzen zijn altijd het Brit se medicijn geweest om de lonen in bedwang te houden en daarmee de industriële ontwik keling te stimuleren. Voordelige landbouwpro dukten uit de koloniën werden veelal geruild tegen industrie-produkten. Vandaag concurreert de Britse boer nog met de goedkope import. Hij doet dat met grotere, efficiëntere bedrijven dan in de EEG gebruikelijke zijn. De boeren vormen 3,1 pro cent van de beroepsbevolking en nemen 3,3 procent voor hun rekening. De cijfers voor de EEG zijn 15 en 8, die voor Nederland 7,9 en 8,2. Steun krijgt de Britse boer echter ook. Maar uit de schatkist, dus van de belastingbe taler (naar draagkracht). In de EEG steunt de consument de boer rechtstreeks, door een ho gere prijs dan de wereldmarktprijs te betalen Omschakeling naar het Europese systeem be tekent voor de Engelsen dus een hele ingreep Temeer daar een fors bedrag aan deviezen moet worden overgeboekt, ter ondersteuning van de boer op het continent. De toetreding van Engeland betekent on danks het meekomen van de „overschotlan- den" Denemarken en Ierland een plezierige verschuiving in de zg. zelfvoorzieningsgraad van de vergrote gemeenschap. In 1967/1968 was de produktie van de Zes voldoende om 90 procent van de behoeften te dekken. Voor een gemeenchap van de Tien zou het percen tage toen 85 zijn geweest. De „ruimte" ontstaat bij graan, rijst, suiker, vers fruit en goenten, schape- en geitevlees, boter, kaas, oliën en vetten. De behoefte aan voedergranen, rundvlees, pluimvee- en var kensvlees zal in een vergrote gemeenschap daarentegen relatief afnemen. De uitbreiding met de vier kandidaten zou de door overschotten geplaagde EEG dus eni ge lucht geven. Voor overdreven optimisme is echter geen plaats en wel om de volgende re denen: 1. De landbouwprijzen in Engeland en Denemarken (de steun inbegrepen) zijn veelal lager dan in de EEG. Aanpassing aan het Europese peil zou dus een flinke stimu lans voor de produktie in die landen kun nen betekenen. an jaar op jaar neemt de Britse landbouw produktie toch al toe. Voordat de toetredin volledig een feit is kan de „voorzienings raad" in dat land dus aardig zijn opgeloper Vooral als vooruitgelopen wordt op het lid maatschap. Engeland koopt het gros van de Nieuw zeelandse boterexport (85 procent). Het wil deze leverancier niet zomaar in de steek la ten en heeft daarom om een speciale rege ling gevraagd. 3. Bovendien zou de verdubbeling van de En gelse boterprijs het verbruik wel eens flink kunnen verminderen. Wat margarinefabri kant Unilever waarschijnlijk niet onwelkom zou zijn. 4. Engeland heeft zijn suikerinvoer geregeld in een Gemenebestovereenkomst. Het Ca- raïbisch gebied en Australië zijn de grote leveranciers. Niet waarschijnlijk is dat deze direct veld zullen ruimen. Toch voorspellen dshkundigen per saldo een grotere stroom produkten uit de EEG naar Engeland. Boter, kaas, zachte tarwe, groenten, fruit en bloemen zullen er een gretiger ont haal vinden. Nederland zal wat de eerste twee orodukten betreft moeten concurreren met de Denen (ook trouwens op de Duitse markt), /oor zijn (kas)groenten en bloemen zijn de ooruitzichten nog beter. Hoe groot de stroom naar Engeland ook 2a 1 vorden, de concurrentie op de wereldmarkt :al beslist niet kleiner worden. Zeker als En gelands huidige leveranciers gedwongen wor den nieuwe markten te veroveren. De nood zaak tot wereldwijde afspraken over land bouwprijzen en -produktie zal zich na de toe treding nog sterker opdringen. |~)e rumoerige ontwikkelingen die tal van afdelingen van de Partij van de Arbeid op het ogenblik te zien geven staan niet op zichzelf maar hebben dui delijk relatie met wat er de laatste jaren op landelijk niveau in de P.v.d.A. gebeurd is, stelden we in ons eerste artikel over recente gebeurtenissen in deze partij (in onze editie van 18 april). De opkomst van Nieuw Links heeft een andere, radicaler, geest in de partij gebracht die in de af gelopen maanden heel duidelijk óók in de plaatselijke afdelingen is doorgedron gen waarbij met klem gesteld moet wor den dat lang niet alle (veelal jongere) le den die nu lokaal op de voorgrond treden de stellingen van Nieuw Links onder schrijven. Wij schreven al dat Nieuw Links sinds zijn oprichting steeds gesteld heeft dat de P.v.d.A. moet radicaliseren, waar te genover vele andere socialisten stellen dat de P.v.d.A. moet uitgroeien tot een brede progressieve volkspartij waarbij het radicaal-linkse element n i e t op de voorgrond treedt. Nieuw Links vindt de houding die de PvdA in het verleden te zien gegeven heeft te vaag. „De partij was veel te snel geneigd om met de bur gerlijke partijen (o.a. de confessionele groeperingen) samen te werken; het is naar onze mening wel duidelijk gewor den dat die houding het Nederlandse volk en vooral de jongeren niet aan spreekt, een nieuwe koers is noodzake lijk," zei ons een zegsman. Nieuw Links ziet landelijk alleen heil in mede-regeren als er van een progressie ve concentratie (die de meerderheid van de stemmen behaalt) sprake kan zijn. Een belangrijk deel van de PvdA vindt dit illusoir, wijst erop dat de PAK-partijen (PvdA. PSP, PPR en heel misschien D'66) bij de laatste Statenverkiezingen nog lang niet aan een meerderheid toe wa ren en de radicalen in de confessionele partijen niet veel neiging tonen hun partij te verlaten. Daarom is dit deel van de PvdA (waartoe een zeer groot deel van de PvdA-Tweede-Kamerfractie gere kend kan worden) niet zo geneigd nu al definitief over samenwerkingsmogelijkhe den te spreken. Velen in Nieuw Links ei sen echter dat in de leiding van de partij (en in de Kamerfracties) mensen moeten zitten die een duideijk radicaler geluid laten horen. Daarom kan het voorkomen dat een voorman van Nieuw Links kort geleden al stelde dat minstens de helft van het hui dige aantal socialistische Tweede-Kamer leden volgend jaar door anderen vervan gen moet worden. maken". Dit alles ging vaak gepaard met felle beschuldigingen aan het adres van PvdA-leden „oude stijl", die op kandida tenlijsten werden geschrapt. Verscheide ne van deze socialisten (vaak met een lange staat van dienst voor de partij) trokken zich daarop terug; een deel be dankte voor de partij en ging al of niet over naar DS'70. r)e radicaler geest heeft ook grote in vloed gekregen in de plaatselijke afdelingen van de PvdA. Niet zelden wordt nu gesteld dat het een foute situa tie is dat socialistische wethouders niet een duidelijker socialistisch stempel op het beleid van het college van B. en W. zetten. Een belangrijke oorzaak van het felle conflict in de PvdA-afdeling Leiden was dat het PAK-Leiden vorig jaar naar voren bracht dat het bij de wethouders verkiezingen in de Sleutelstad „alles of niets" zou worden: als er een „progres sieve meerderheid" zou komen zouden alle wethouderszetels door het PAK be zet moeten worden; als het PAK in de minderheid zou blijven zou het in de op positie gaan. Dit PAK-beleid in Leiden werd voor een belangrijk deel door de PSP benïvloed; de PSP -afdelingen kre gen vorig jaar zomer van het hoofdbe stuur het consigne dat alleen aan een PAK meegewerkt zou kunnen worden als dit een radicaal-linkse geest zou ade men. Op het Amsterdamse congres van vorig najaar is onder deze eis een dikke streep gezet. De meer tot coöperatie ge neigde PvdA-wethouders van Leiden heb ben daarvan de vruchten weten te pluk ken. Dit alles heeft in tal van plaatselijke PvdA-afdelingen doorgewerkt, vooral bij de socialistische jongeren heeft de „nieuwe mentaliteit" goed gedaan, mede onder invloed van de radicale koers van de FJG (Federatie van jongerengroepen in de PvdA). De nieuwe koers werd in weinig woorden zo geschetst: „De PvdA moet, ook lokaal, een radicaler koers va ren, alléén samenwerken met anderen als deze duidelijk progressief zijn; PvdA- ers in vertegenwoordigende lichamen die' het hiermee niet eens zijn moeten dan maar in meerderheid voor anderen plaats De wijze waarop de terugzetting van wethouder en fractievoorzitter plaatsge vonden heeft maakte een bijna onbarm hartige indruk. Als outsider kwamen we tot de conclusie dat hier 'n begrijpelijke drang naar vernieuwing even te ver door schoot. Elegantie is nooit een sterke zij den van het politieke leven geweest maar hier was zij niet alleen in de Apeldoornse PvdA maar ook in Hilversum, Leiden, Rotterdam en in (afdelingen van) een aantal andere politieke partijen op dat moment ver te zoeken. Wie Staneke en Quast kent weet dat zij integraal achter beginsel- en politiek program van de Partij van de Arbeid staan. Bij Staneke is dat omdat hij geen wethouder is en als voorzitter van het gewest Gelderland van de partij meer dan Quast als partijman kon optre den het duidelijkst naar voren geko men. Van Quast kan gezegd worden dat hij als protestant ambtsdrager in de Ned. Herv. Kerk steeds zeer bewust socialist was en is. Staneke geniet we hebben dat op partijcongressen en openbare partij raadsvergaderingen die we voor de krant bijwoonden steeds kunnen constateren veel gezag in de landelijke PvdA. Deze geboren Amsterdammer („ik ben er trots op midden in de Jordaan geboren te zijn" zei hij ons eens) heeft met zijn spontane „erin springen als er proble men zijn" zowel als gemeente- als partij bestuurder heel veel goeds gedaan. En doet het nóg. Mutatis mutandis kan ook van Quast gezegd worden dat gemeente en partij veel aan zijn activiteiten te dan ken hebben. Beiden hebben al op vrij jeugdige leeftijd een verantwoordelijke functie gekregen zodat zij, nu zij al tal van jaren mee-bestuurd hebben, nog he lemaal niet „oud en der dagen zat" zijn wat hun terugzetting op de lijst voor hen verzwaart. Daarnaast kan van „nieuwelingen" op de lijst als F. Hoekstra en H. F. C. Porin- ga gezegd worden dat het talentvolle mannen zijn die zich tot heel verdienste lijke socialistische politici en bestuurders kunnen ontwikkelen. Interessant in dit verband is dat wet houder G. R. Bierman door alle stromin gen in de Apeldoornse federatie van de Pv,dA als lijstaanvoerder en kandidaat wethouder geaccepteerd wordt; hij be kleedt dus duidelijk een tussen-positie. De „nieuwe lichting" heeft bij de kan didaatstelling van 20 maart in Apeldoorn zoals ook elders het geval geweest is: Hilversum bijv.! hard ingegrepen en een meerderheid in deze turbulente ver gadering behaald. Als outsider kan men onmogelijk stellen dat de ene groep be ter socialistisch zou zijn dan de andere en evenmiif dat de ene groep bekwamer mensen kandideerde dan de andere. Omdat alle groepen heel bewust voluit PvdA willen zijn is het te hopen dat de groepen elkaar alsnog zullen vinden zo dat de PvdA als geheel in de komende tijd 'n optimale bijdrage zal kunnen leve ren aan het bestuur van land, provincie en gemeente. Die (de Troosterde Heilige Geest) gekomen zijnde zal de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel Johannes 16:8. In zijn afscheidsgesprekken heeft de Here Jezus gesproken tot zijn discipelen over de komst van de Heilige Geest. Op het Pinksterfeest herdenken wij dat deze Geest ge komen is. Maar de Here Jezus zegt ook wat de Heilige Geest komt doen: Hij zal de wereld overtuigen. Geheel de orde der schepping zal de waarheid in Christus horen. Dat is geen kleinigheid. Het getuigenis van Christus is de hoofdinhoud van het werk van de Heilige Geest. Denk maar aan de teksten: Die zal Mij verheerlijken (16 14); Die zal van Mij getuigen (15 26). Dit getuigenis gaat door. De kerk draagt de boodschap aangaande de Here Christus uit op gezag van de Heilige Geest. Wie zich aan dit getuigenis onttrekt, bedroeft de Heilige Geest. Het bijzondere van dit getuigenis ligt in de kracht waarmee het op ons afkomt: het overtuigt, het maakt zeker, het wekt vertrouwen. Het maakt, dat wij van de Here Jezus Christus al ons heil verwachten. Waar de Geest werkt, wordt Christus \>n*heer- lijkt. Met name worden drie dingen genoemd: zonde, gerechtigheid en oordeel. Wij hebben ons eraan gewend om bij zonde te denken aan foutieve daden, overtredin gen van de wet. Maar de Here Jezus verklaart in het volgende vers dat dit zonde is: omdat zij in Mij niet geloven. Ongeloof is zonde. Wie niet gelooft, kan God niet beha gen. Wij moeten niet allereerst ons afvragen of wij fatsoenlijk leven en ieder het zijne geven. De vraag naar het geloof is de belangrijkste. Wie door geloof met de Here Christus verbonden is, zal uit liefde het goede werken. Zonder geloof is alle deugd te vergeefs. Ook van gerechtigheid komt de Geest overtuigen. Nu moeten we wel eerst afspreken wat onder gerechtigheid dient te worden verstaan. Het duidelijkste is om te zeggen: in overeenstemming met de wet van God. De enige die naar Gods wet heeft geleefd is de Here Jezus Christus. Zijn gerechtigheid is overvloediger dan die van Schriftgeleerden en Farizeeërs. Hij is in de hemel aan de rechterhand van Ztfn Vader. Op Zijn gerech tigheid mogen wij rekenen. Deze is onvervreemdbaar goed van allen die in Hem ge loven. Christus en zijn gerechtigheen zijn mijn sieraad, 'k Heb anders geen. Daarmee kan ik voor God bestaan als aard en hemel ondergaan. De Here God is rechtvaardig en heilig. In de reeks van overtuigingen volgt op zonde en gerechtigheid het oordeel. Dat oordeel wordt door de Here Jezus uitgelegd: omdat de overste dezer wereld geoordeeld is. De duivel ontkomt niet. Zijn veroordeling staat niet slechts vast, hij is reeds geoor deeld. Nu kan niemand zich aan de ernst van de crisis onttrekken. Of hij laat zich overtuigen door de Heilige Geest en dan ontvangt hij Christus met al zijn weldaden. Of hij blijft bij de overste dezer wereld en valt mede in diens oordeel. De Heilige Geest is gekomen. Zijn getuigenis komt op u af. Bent u overtuigd? Door Jhristus Jezus wordt een zondaar bevrijd van zonde, bekleed met gerechtigheid en rijgesproken van het oordeel. Houdt u zich daarvan overtuigd! lenswoude ds. L. van de Peut.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 6