- Strowagen als t turfschip
Senatas Populus Que Rhenensis
werd
Spaanse pocken quellen Rhenen
Moedige veldhee van Willem van Oranje
sneuvelde bij Amerongen tegen Spaansen
Uitgeknepen bevolking van Rhenen
verbasterde bekende wapenspreuk
door
Adriaan
P. de Kleuver
Rebel
Verwoesting
Ixippendehen
Reformatie
Garnizoen
Lustoord
Water
Vervolg op pag. hiernaast
Pagina S
DINSDAG 12 MEI 1970
Uit de historie weet haast ieder wel iets over het vermaarde
paard van Troje of het turfschip van Breda te vertellen. Maar wie
hoorde er ooit over de strowagen van Rhenen spreken? Laat ik
u dan dat wonderbaarlijke verhaal vertellen. Buiten de Bergpoort
aan de oostzijde van de stad woonde een oude, vriendelijke boer.
Jacob Tuk heette hij en ieder mocht hem graag. Een ronde, eerlijke
Geldersman, zó kende men hem. Wij zouden zeggen: een béste
kerel.
Op een dag in november 1527 ging hij met een magistraat van
Rhenen praten. Zo eenzaam daar buiten de stadspoort te moeten
wonen met al dat soldatenvolk in Wageningen in de buurt beviel
hem niet. Nou ja, het kwam er op neer dat hij wel graag in de
stad wilde wonen. ..Welzeker, goede vriend", zo zei de magistraat,
..kom er maar in hoor". Zo werd voor Jacob Tuk de Bergpoort wijd
geopend. Hij trok met zijn hele bezit naar binnen, zijn vee incluis.
Klap zei de poortDe rust was weergekeerd
Enkele dagen later kwam Jacob vragen of hij een paar wagens
stro mocht ophalen. „Zeker," zei de magistraat opnieuw, „ga
je gang maar hoor". De eerste wagen stro ging heel ordentelijk.
Niets wees op iets verdachts. Maar de tweede voer stro was véél
te hoog geladen.
„Vort pèrd," schreeuwde Jacob Tuk, en daar stormde het gevaarte
op de poort toe! Klemvast zat het hoog opgetaste stro in de Berg
poort! Grote consternatie in de stad, want nu kon de poort niet
dicht. En zie! Uit het kreupelhout rond de stad kwamen met
grouwelick geschrey" al de Gelderse landsknechten en de be
wapende boeren uit de Betuwe aansnellen. Ze kropen onder de
wagen door de stad binnen en er was geen houden meer aan.
Het verraad van die goedmoedige Jacob Tuk leverde hetzelfde
resultaat op als het turfschip van Breda! Een oorlogje in vroeger
tijden ging soms met een lachertje gepaard, 't Was in 1527.
Men laat de tachtigjarige oorlog aanvangen in 1568, maar
deze langdurige oorlogsperiode heeït een voorspel gehad
dat in feite begon in 1528. Keizer Karei V nam toen de
lage landen onder zijn hoede en werd „Heer der Neder
landen". In het Sticht was een allertreurigste toestand
ontstaan toen in 1527 Karei van Egmond graaf van Gelre
De steden Zwolle, Kampen en Deven
ter in het Boven-Sticht (Overijssel),
alsmede Groningen en Coevorden wa
ren door Karei van Egmond aan Gelre
toegevoegd. De nieuwe Bisschop Hen
drik van Beijeren kreeg van de magis
traat van de stad Utrecht opdracht te
gaan onderhandelen over teruggave van
de drie eerstgenoemde steden. Men wil
de voor deze transactie 15000 goudgul
dens op tafel leggen.
De sluwe hertog bracht zijn Utrechtse
eollega danig in het nauw door vooruit
betaling te eisen, maar in Utrecht wilde
men boter bij de vis. Toch kwam de
som gelds er. De bisschop perste alle
kloosters enorme bedragen af en sloot
met de Gelderse vorst een zekere over
eenkomst. Hij hield niet van veel tram
melant aan zijn hoofd, maakte weer
dure reizen en genoot van het goede der
aarde.
In Utrecht was men spinnijdig; in één
•lag had hij zich onmogelijk gemaakt.
Vanaf, het slot Duurstede trachtte hij
de gemoederen tot bedaren te brengen.
Hij zou laten zien wat hij waard was.
De magistraat riep de hulp van hertog
Karei in. Tjonge, dat was een kolfje
naar des hertogs hand. Werd me hem
daar even de hoofdstad van het bisdom
Utrecht op een presenteerblaadje aan
geboden!
Karei hield zich achterdochtig en
verzocht een gezegelde verklaring
waarin duidelijk moest staan dat hij
welkom was. Terloops zond hij zijn
troepen maar vast naar Wageningen.
Zat ie al vast lekker dichtbij. Jawel,
zeiden de burgemeesters van Utrecht,
•n of hij maar direct wilde komen.
Handig en zonder slag of stoot kwam
het leger de stad binnen. De magistraat
bracht ze zelf binnen. Maar schrik!
Tm haalden zich wat op de hals! Direct
werden de huizen geplunderd. „Wel
foei toch", zei de bevelvoerende offi-
cier en strafte de ergste boosdoeners.
Dat was de even beroemde als beruchte
maarschalk Maarten van Rossum, de
man wiens liefste tijdverdrijf bestond
uit plunderen en brandschatten.
De bedoeling bleek al ras. Een inval
in Holland was in voorbereiding. Het
gehele Sticht hield hij bezet en daar
omheen opereerden zwervende bis
schoppelijke benden. Zo'n troep werd
nagezeten tot Gellicum in de Tieler-
waard en in de pan gehakt. De lijken
werden gevierendeeld en tot afschrik
van de bevolking aan de torentransen
opgehangen. Wee degene die het met
de bisschop hield!
Slechts één stad had de Geldersen
niet behoeven binnen te laten: Rhenen.
In een grootmoedige bui had de hertog
de magistraat toegestaan zich afzijdig
te mogen houden. Die mensen hadden
het veel te druk met de herbouw van
hun stad. Al maar hoger rees ondertus
sen hun prachtige toren boven de hui
zen uit. Rhenen was een vermaard be
devaartsoord geworden en ook daarom
moest het er maar rustig blijven.
Tóch vertrouwden de Rhenense inwo
ners het zaakje niet. Dat was hun nog
nooit overkomen! Anders! Zij waren al
tijd het kind van de rekening geweest.
Dag en nacht werd de stad bewaakt,
want nooit kon men weten of de wis
pelturige hertog niet eens als een dief
in de nacht zou komen. De stadboeren
hadden tenminste al hun vee in de stal-
grote delen van het bisdom afgeknabbeld had. Dat alles
moet men nog door de „internationale" bril bekijken.
Gelre was een buurstaat van Utrecht en het Boven-Sticht
stond er met het bisdom maar zwak voor. Na 1568 werd
naast Rhenen bovenal Amerongen het kind van de reke
ning. Ja, zelfs het nog zo jonge Veenendaal.
slen achter de huizen gebracht en veel
voedsel en veevoeder lag opgeslagen.
Dat men zich niet vergist had bewees
het verraad door Jacob Tuk, en terwijl
die zijn te hoog geladen hooiwagen
klem reed in de Bergpoort was hertog
Karei al op weg naar Rhenen.
Op die gedenkwaardige 14e november
van het jaar 1527 ging deze zogenaamde
beschermer van de kerk, deze onwillige
leider van het verzet tegen Karei V,
-met veel uiterlijk vertoon van vroom
heid en met hem het gehele gevolg naar
de vermaarde kerk te Rhenen en liet
ter gelegenheid van dit „heuglicke" feit
op het altaar van Sint-Cunera een
plechtige mis opdragen. Dit om weer
goed te maken wat in feite verspeeld
was: zijn prestige. Of om feitelijk
de handen vrij te krijgen? Strooide hij
de bevolking met dit eerbetoon aan de
geliefde volksheilige geen zand in de
ogen? Want zie wat er («middellijk op
volgde!
Hertog Karei toog Grebbewaarts.
Daar immers stond nog steeds dat ver
maledijde slot ter Horst!
De nadering van het Gelderse leger
bracht schrik teweeg bfj het handjevol
lieden dat daar verbleef. De slotvoogd
sloop stiekem door een achterdeurtje
weg. Dit stond bij de hertog vast: dat
gehate bisschoppelijke adelaarshorst
moest verdwijnen! Nu konden zijn sol
daten hun hart ophalen! Tot de laatste
steen werd het afgebroken. Om nooit
meer te worden herbouwd.
De hooghartige Gelderse vorst be
vroedde toen blijkbaar nog niet dat
zulks ook riiet meer behoefde. Karei
van Egmond was de laatste feodale
vorst in de lage landen. Zeker, had hij
zijn zin gekregen, dan was Gelre een
deel van Duitsland geworden. Gevolg
van al deze opstandigheid was dat kei
zer Karei V hem in 1528 uit Utrecht
verdreef en zelf het bewind over de
lage landen in handen nam.
Teruggedrongen in Arnhem mokte de
hertog tegen deze vernedering. In naam
mocht hij tot zijn dood blijven regeren.
Dan zou ook Gelre met de Nederlanden
verenigd worden. Maar toen hij in 1533
stierf kozen de Heren Staten van Gel
derland tóch weer een zelfstandige
landsheer, Willem van Kleef en Gulik.
Diens bewind duurde slechts tien ja
ren. In 1542 beraamde hertog Willem
een aanslag op Holland en dat werd het
einde. Wéér werd Rhenen garnizoens
stad en deze keer liep het goed af. Ka-
rel V spoedde zich van Spanje naar de
Nederlanden en dwong bij Venlo hertog
Willem op de knieën. Letterlijk! De
jonge rebel moest op het slagveld voor
de keizer een knieval doen. Hoe zullen
in 1543 de klokken van Rhenens toren
de vreugde van de poorters vertolkt
hebben dat hun stad déze keer de dans
ontsprongen was.
Zo de militaire geschiedenis van Zuid
oost-Utrecht vervolgend bevinden wij
ons in de tijd die wij aanduiden als
tachtigjarige oorlog. De methoden van
oorlogvoering veranderden meer en
meer, maar toch bleven de vestingen en
fortificaties de belangrijkste punten.
Zo ook Rhenen. Wat daarvoor evenwel
niet plaats vond gebeurde' na 1568 wel.
Dorpen als Amerongen werden mede
het kind van de rekening.
De voor toenmalige begrippen op mo
derne leest geschoeide legers werden
beweeglijker. Bovendien werden steden
en kastelen niet langer als staatjes in
de staten beschouwd. Bij de taalver
wante volken van het oude Europa be
gon wat wij „nationaal bewustzijn" ple
gen te noemen zich af te tekenen. Niet
langer zagen de Hollanders, Geldersen,
Stichtsen. Friezen, etc. in elkaar
„vreemdelingen".
De nood der tijden en het méést
nog de geestelijke kneveling van de
volksaard bracht wat bij elkaar hoor
de ook werkelijk bij elkaar. Wel
*!DOtRN9F*TAD AM&R0M&KN VOO» VERWOEST IN <5 I" 1&73
Ridderhofstad Amerongen vóór de
verwoesting in februari 1673. Een
sterke, ja onneembare waterburcht
was het met zware torens. Alléén een
zinloze verwoesting als door de Fran
sen op touw gezet kon dit oude kasteel
doen ondergaan.
bleef de „Republiek" een lappende
ken van zelfbesturende staten, maar
men had als overkoepelend orgaan
een Staten-Generaal in het leven ge
roepen.
In feite is onze staatsvorm sindsdien
maar héél weinig veranderd. Het was
de ware republikeinse en democratische
gedachte die ten grondslag aan het
streven van mannen als Willem van
Oranje lag, gepaard aan vooral zucht
naar geestelijke vrijheid.
Helaas werden op de duur de ver
volgden tot vervolgers en van sociale
rechtvaardigheid kwam weinig terecht.
Na Karei V deed Philips II met ijzeren
hand een greep naar de macht. En
Spanje werd zonder dat de Spaanse be
volking er om vroeg onze vijand.
Spaanse soldaten overstroomden ons
land.
Rhenen kreeg ook Spaanse bezetting.
De Spaanse wachtcommandant hield de
sleutels van de stad en niemand ging
ongezien in en uit. Toch probeerde Rhe
nen al in 1574 van die bezetting af te
komen. Bij Mook vocht het leger van
graaf Lodewijk tegen de Spanjaarden.
De poorters van de goede stad Rhenen
hoorden het gerucht dat de Spanjolen
uiteen gedreven waren en daarin von
den zij aanleiding de sleutels van de
overmeesterde poortwachters weer in
eigen bezit te krijgen.
Hoe groot was de ontgoocheling toen
achteraf bleek dat het tegendeel waar
was en zelfs de graven van Nassau ge
sneuveld waren. De magistraat had zich
door deze onberaden stap dieper in de
nesten gewerkt. Maar reeds in 1576 ver
lieten de muitende Spanjaarden na de
dood van Requesens de stad. De Unie
van Utrecht consolideerde onze eenheid
daarop steviger.
Toch heeft die Spaanse bezetting ve
len in Rhenen aan het denken gezet. De
poorters die in 1574 dat stoute huzaren
stukje uitgehaald hebben zullen be
paald geen grote papisten geweest zijn.
Rhenen wierp al spoedig na „de verla-
tinghe" aan het gezag van Philips II
(1581) ook het juk van de roomse kerk
af en werd in deze streek toonaange
vend voor de reformatie.
Samen mét de toenmalige machtige
heer van Amerongen, de véél te weinig
bekende Goert van Reede, werden de
kerken gereformeerd. Van activiteit
van het Duitsche Huys te Rhenen blijkt
al spoedig niets meer. Abrupt werd een
einde gemaakt aan de met monsterach
tige uitwassen omhangen Cuneracultus.
Rhenen en Amerongen schaarden zich
geheel aan de zijde van de republiek.
Sinds 1580 na het verraad door
Rennenberg was de Veluwe één groot
niemandsland. Zowel Spaansen als
Staatsen stroopten dit gebied af. Ook
het jonge Veenendaal kreeg een veeg
uit de pan mee. Op de eerste paasdag
van 1584 kwam een troep soldaten uit
Lunteren aanmarcheren. Het kunnen
zelfs Staatsen geweest zijn. Veenendaal
was nog bikkelhard rooms gebleven. Er
was net in de kerk gecollecteerd en met
de opbrengst kocht men de invallers
om. Zij marcheerden met dikke geld
buidels tenminste af.
Dat zelfde jaar nog marcheerde een
Spaanse afdeling in de richting van
Amerongen. Deze veldtocht zal de
veenmeiers het langst in het geheugen
gebleven zijn. Wageningen was prak
tisch verlaten en Rhenen zó overvol
met uit de omgeving gevlucht volk en
vee dat daar een onhoudbare toestand
ontstaan was. De akkers en velden la
gen verlaten; armoede en honger dreig
den. Zo drongen eenheden van het leger
van Parma door tot in Amerongen waar
het kasteel en de kerk het moesten ont
gelden. Heel het dorp vluchtte en met
hen de al oude heer Goert van Reede.
Tien maanden lang heerste er de ergste
terreur. Plundering en brandschatting
waren aan de orde van de dag.
In juni van het jaar 1585 deden de
Staatse troepen een aanval op Ameron
gen en had een hevige strijd plaats ten
oosten van het dorp. Het bevel voerde
graaf Christoffel van Kalckreuter die
het leven verloor. Maar de Spanjaarden
dropen af via Veenendaal en hun
vlucht moet overhaast geweest zijn.
Bij de grift ter hoogte van de Maan-
derdijk moesten zij een 'deel van hun
kanonskogels achterlaten. Berooid en
arm keerde de bevolking van Ameron
gen naar haar haardsteden terug. De
oude Goert van Reede kwam doodziek
op zijn ridderhofstad aan en overleed
kort daarop. Nu was Amerongen het
kind van de rekening geworden van
verbeten strijd.
De troepen van prins Maurits her
groepeerden zich in Rhenen. Inmiddels
hadden de Spanjaarden zich bij Wolf-
heze genesteld maar vanuit Rhenen zet
te prins Maurits door en moest de vij
and wijken. Maar niet alleer het Ve-
luwse dorp totaal in de as gelegd was;
kerk en kasteel werden nimmer her
bouwd.
De uit Engeland afkomstige land
voogd Leicester, „Sweet Robin" ge
naamd, maakte van Rhenen een Engels
garnizoen. Dit is voor de valleibewoners
een trieste tijd geweest. Vooral Veenen
daal moest het ontgelden en hoewel
Leicester persoonlijk vrijgeleide aan de
bewoners gegeven had durfde niemand
naar Rhenen te gaan en omgekeerd om
dat de Engelse soldaten de reizigers
figuurlijk uitkleedden.
Het vrijbuitersgilde vierde hoogtij te
Amersfoort. Maarsbergen, Rhenen,
Utrecht, Wageningen en Wijk bij Duur
stede. Prins Maurits had de turfschip
pers van Veenendaal reeds sauvegarde
verleend maar de Engelse soldaten eis
ten stukken die in het Engels geschre
ven waren omdat ze dat Hollands niet
konden, lezen.
In het Veenraadarchief te Veenen
daal berust de originele brief van Lei-
cester die toen gegeven werd; des
ondanks werden de velleimensen
voortdurend lastig gevallen. De Grebbe
en het gebied rond Remmerstein wer
den in 1586 door Engelse soldaten aan
gevallen en de boeren beroofd.
Het „oorlogsrecht" is nooit ernstig
opgevat en met zulke legers, bestaande
uit vrijwillige avonturiers, was het
kwaad kersen eten.
Het jaar 1587 bracht opluchting toen
Sweet Robin met zijn aanhang vertrok.
De beroemde „tien jaren" vingen aan
(1588/'98). De Veluwe moest gezuiverd
worden en daarmede begon men vanuit
Rhenen in 1588.
Wéér trokken ongeregelde troepen op
eigen houtje de boer op, richtten zinloze
vernielingen te Amerongen en Wouden
berg aan, waarop overlegd werd rond
de kerkheuvel van Veenendaal een
schans te leggen. Maar het is nooit zo
ver gekomen dat Veenendaal een ves
ting werd. Woudenberg kreeg wél zo'n
schans.
Het getij keerde! Hoe zullen de men
sen van Zuidoost-Utrecht vooral met
klimmende verbazing over de successen
van Maurits en Willem Lodewijk ge
boord hebben. De Republiek der Ver
enigde Nederlanden was nu definitief
gevestigd. In de schone landouwen van
Rhenen was het martiale signaal van de
krijgstrompet verstormd. Op de Hei-
menberg kwam zo nu en dan het stad
houderlijke gezelschap jagen.
Rhenen werd een waar lustoord, een
koning waardig. En die kwam! Welis
waar een verbannen koning, uit de Bo
heemse landen, Frederik V van de Paltz
met zijn gracieuse gemalin Elisabeth
van Engeland. Eindelijk rust en geen
vuiltje aan de lucht... Maar pas op! Er
rees over het oude Europa een „boven
menselijke" zon, een soort zonnegod, en
die sloot een verdrag met de oorlogsgod
Mars: koning Lodewijk XIV van
Frankrijk die zijn uiterste best deed d«
krachtbron in ons zonnestelsel in oog
verblinding te overtreffen.
De man die méénde een plaatsver
vanger van God te zijn in zijn land,
het Eeuwig Edict van Nantes de eeu
wigheid in zond en in verwaten hoog
moed van zichzelf zei: „L'état c'est
moi!" Dat „moi" ligt de Franse poli
tiek wel en d#n in alle toonaarden...
De „Roi soleil" was dodelijk jaloers
op de macht en het succes van de
vrachtvaarders van Europa, de vrije
Nederlanders waaronder zich zo menig
bekwaam Hugenoot gemengd had. Lo
dewijk haatte de Nederlanders én de
Hugenoten. In het vrij tolerante repu-
bliekje ging hij de knuppel in het hoen
derhok gooien.
Wat was van deze Hugenoten- en dus
tevens Calvinisten-hater te verwach
ten? In ieder geval was de welvaart die
Nederlanders naar het hoofd- gestegen
en van regeren wist men geen snars
meer af. Toen de bedoelingen van Lo
dewijk al duidelijker werden, ja, toen
dachten die rijke en machtige regenten,
die zich hadden aangematigd aan het
hoofd van de Republiek te gaan staan,
aan de dagen van weleer. Ze hadden
nog iets achter de hand.
Ze voelden wel aan dat ze „het Kind
van Staat", de jonge prins Willem III
van Oranje, niet langer buiten de
staatszaken konden houden. Hoewel
angstig, werd hem op aandringen van
de stad Amsterdam een stem in het ka
pittel gegeven; Johan de Witt moest
bakzeil halen.
Zo kwamen twee volksleiders met ie
der een andere religieuze instelling te
genover plkaar te staan. Waar Lodewijk
verscheen, daar liepen de roomse gees
telijken mee om winst te behalen. Wil
lem van Oranje wilde als beschermer
van de gereformeerden, ja van alle
protestantse gezindten optreden.
Lodewijk rukte op met doorgewinter
de vechtjassen als Luxembourg, Turen-
ne en Condé. De prins van Oranje was
nog een broekje waarmede men het
ging proberen. Maar voor één veldtocht,
zo redeneerde men. Maar wat voor een
veldtocht! Met een onbetrouwbaar leger
van 9000 lag de prins aan de IJssellinie
en uit het zuiden naderde het 120.000
man sterke Franse leger. De veerbaas
van het Tolhuis bij Lobith verraadde
een doorwaadbare plek in de Rijn en de
Fransen trokken tegen de verwachting
in de Betuwe in.
Maar ook de prins had een machtige
bondgenoot: het water! Met stille trom
trok hij zich achter de Hollandse Wa
terlinie terug. Over Amerongen en Wijk
bij Duurstede ging hij naar Utrecht.
Maar daar stootte hij zijn neus. Hij
werd niet binnen gelaten. Er zou in de
provincie schrikbarend geplunderd zijn.
Daarvan wist Rhenen mee te praten.
Een huurbende Spanjolen van 900 man
sloeg op 9 juni 1672 voor de poorten
van Rhenen aan het muiten. De bevol-
Om een erfeniskwestie ging
Christoffel zoon van graaf Eusta-
chius Casparo van Kalckreuth,
stammende uit het huis Eulow in
Niederlausits (Silezië) in vreemde
krijgsdienst. Zijn oudere broer Hein-
rich werd leenvolger. Of Christof
fel von Kalckreuth gehuwd geweest
is weet men niet. Na overlijden van
zijn broer vinden wij hem te Cüstrin
om uit handen van Marckgraaf
Hans von Brandenburg het leen te
ontvangen.
De jonge graaf was evenwel de
/.aak van prins Willem van Oranje
en diens broers de graven van Nas
sau zo zeer ter harte gegaan dat hij
als officier het Staatse leger van de
onderdrukte Nederlanden bleef die
nen. Hij was het die als ritmeester
de ruiterij aanvoerde die bij Ame
rongen de Spanjaarden een beslis
sende slag toediende. Daarbij verloor
deze moedige Duitse edelman op 13
juni 1585 bij Amerongen het leven.
Dit betekende voor Amerongen
veel en het is voor mij een oprecht
genoegen en grote eer als eerste deze
officier in de geschiedenis van
Amerongen de hem toekomende
plaats te mogen geven. Helaas véél
te laat.
Hoe dit alles bekent werd? Zijn
grafzerk werd gevonden in de voor
malige kapel van het oude klooster
Mariënhof van de Celzusters van de
Heilige Ursula te Amersfoort, thans
zetel van de ROB. Dit klooster werd
in 1478 gesticht.
Het opschrift van de zerk luidt:
„ANNO 1585 DEN 13 JUNI IS DER
EDELER GESTRENGER UNDER-
VESTE CHRISTOFFEL VON
KALCKRUETER RITMEESTER
BEY AMERONGEN... (enige woor
den onleesbaar geworden) FUR
SYNEN VIANT GEBLEEVEN UND
ALHIER NACH KREIGESGE-
BRAUCHE BEGRAVEN IN BEI-
SEIN VILE ERLLGER LEUTE'DER
3EELEN GODT GNADE".
Het valt op dat de tekst in zo ge-
orekkig Duits, deels Nederlands is
weergegeven. Als steenhouwer
wordt door de „Regierders" van het
klooster genoemde zekere -Meester
Lambert, die tevens dus het prachti
ge wapen Kalckreuth beeldhouwde.
Bijzonder is ook dat de kosten voor
deze zerk deels door de stad en an
derdeels door de prior betaald wer
den.
Er hangt rond deze grafzerk een
waas van geheimzinnigheid. De
Duitse majoor Baron von Kalck
reuth deelde mede dat de tak van
graaf Christoffel von Kalckreuth
geheel tot de protestantse Duitse
adel behoorde. Bovendien is het z.g.
„wradel" uit de tijd van Karei de
Grote en bewoonde de sterkte tussen
Erlangen en Nürnberg in het toen
malige Middenf ranken.
In 1787 was graaf Frederik Adolf
von Kalckreuth als generaal-majoor
commandant bij de Leidse poort te
Amsterdam in Haagse dienst onder
stadhouder Willem V.