- Strowagen als t turfschip Senatas Populus Que Rhenensis werd Spaanse pocken quellen Rhenen Moedige veldhee van Willem van Oranje sneuvelde bij Amerongen tegen Spaansen Uitgeknepen bevolking van Rhenen verbasterde bekende wapenspreuk door Adriaan P. de Kleuver Rebel Verwoesting Ixippendehen Reformatie Garnizoen Lustoord Water Vervolg op pag. hiernaast Pagina S DINSDAG 12 MEI 1970 Uit de historie weet haast ieder wel iets over het vermaarde paard van Troje of het turfschip van Breda te vertellen. Maar wie hoorde er ooit over de strowagen van Rhenen spreken? Laat ik u dan dat wonderbaarlijke verhaal vertellen. Buiten de Bergpoort aan de oostzijde van de stad woonde een oude, vriendelijke boer. Jacob Tuk heette hij en ieder mocht hem graag. Een ronde, eerlijke Geldersman, zó kende men hem. Wij zouden zeggen: een béste kerel. Op een dag in november 1527 ging hij met een magistraat van Rhenen praten. Zo eenzaam daar buiten de stadspoort te moeten wonen met al dat soldatenvolk in Wageningen in de buurt beviel hem niet. Nou ja, het kwam er op neer dat hij wel graag in de stad wilde wonen. ..Welzeker, goede vriend", zo zei de magistraat, ..kom er maar in hoor". Zo werd voor Jacob Tuk de Bergpoort wijd geopend. Hij trok met zijn hele bezit naar binnen, zijn vee incluis. Klap zei de poortDe rust was weergekeerd Enkele dagen later kwam Jacob vragen of hij een paar wagens stro mocht ophalen. „Zeker," zei de magistraat opnieuw, „ga je gang maar hoor". De eerste wagen stro ging heel ordentelijk. Niets wees op iets verdachts. Maar de tweede voer stro was véél te hoog geladen. „Vort pèrd," schreeuwde Jacob Tuk, en daar stormde het gevaarte op de poort toe! Klemvast zat het hoog opgetaste stro in de Berg poort! Grote consternatie in de stad, want nu kon de poort niet dicht. En zie! Uit het kreupelhout rond de stad kwamen met grouwelick geschrey" al de Gelderse landsknechten en de be wapende boeren uit de Betuwe aansnellen. Ze kropen onder de wagen door de stad binnen en er was geen houden meer aan. Het verraad van die goedmoedige Jacob Tuk leverde hetzelfde resultaat op als het turfschip van Breda! Een oorlogje in vroeger tijden ging soms met een lachertje gepaard, 't Was in 1527. Men laat de tachtigjarige oorlog aanvangen in 1568, maar deze langdurige oorlogsperiode heeït een voorspel gehad dat in feite begon in 1528. Keizer Karei V nam toen de lage landen onder zijn hoede en werd „Heer der Neder landen". In het Sticht was een allertreurigste toestand ontstaan toen in 1527 Karei van Egmond graaf van Gelre De steden Zwolle, Kampen en Deven ter in het Boven-Sticht (Overijssel), alsmede Groningen en Coevorden wa ren door Karei van Egmond aan Gelre toegevoegd. De nieuwe Bisschop Hen drik van Beijeren kreeg van de magis traat van de stad Utrecht opdracht te gaan onderhandelen over teruggave van de drie eerstgenoemde steden. Men wil de voor deze transactie 15000 goudgul dens op tafel leggen. De sluwe hertog bracht zijn Utrechtse eollega danig in het nauw door vooruit betaling te eisen, maar in Utrecht wilde men boter bij de vis. Toch kwam de som gelds er. De bisschop perste alle kloosters enorme bedragen af en sloot met de Gelderse vorst een zekere over eenkomst. Hij hield niet van veel tram melant aan zijn hoofd, maakte weer dure reizen en genoot van het goede der aarde. In Utrecht was men spinnijdig; in één •lag had hij zich onmogelijk gemaakt. Vanaf, het slot Duurstede trachtte hij de gemoederen tot bedaren te brengen. Hij zou laten zien wat hij waard was. De magistraat riep de hulp van hertog Karei in. Tjonge, dat was een kolfje naar des hertogs hand. Werd me hem daar even de hoofdstad van het bisdom Utrecht op een presenteerblaadje aan geboden! Karei hield zich achterdochtig en verzocht een gezegelde verklaring waarin duidelijk moest staan dat hij welkom was. Terloops zond hij zijn troepen maar vast naar Wageningen. Zat ie al vast lekker dichtbij. Jawel, zeiden de burgemeesters van Utrecht, •n of hij maar direct wilde komen. Handig en zonder slag of stoot kwam het leger de stad binnen. De magistraat bracht ze zelf binnen. Maar schrik! Tm haalden zich wat op de hals! Direct werden de huizen geplunderd. „Wel foei toch", zei de bevelvoerende offi- cier en strafte de ergste boosdoeners. Dat was de even beroemde als beruchte maarschalk Maarten van Rossum, de man wiens liefste tijdverdrijf bestond uit plunderen en brandschatten. De bedoeling bleek al ras. Een inval in Holland was in voorbereiding. Het gehele Sticht hield hij bezet en daar omheen opereerden zwervende bis schoppelijke benden. Zo'n troep werd nagezeten tot Gellicum in de Tieler- waard en in de pan gehakt. De lijken werden gevierendeeld en tot afschrik van de bevolking aan de torentransen opgehangen. Wee degene die het met de bisschop hield! Slechts één stad had de Geldersen niet behoeven binnen te laten: Rhenen. In een grootmoedige bui had de hertog de magistraat toegestaan zich afzijdig te mogen houden. Die mensen hadden het veel te druk met de herbouw van hun stad. Al maar hoger rees ondertus sen hun prachtige toren boven de hui zen uit. Rhenen was een vermaard be devaartsoord geworden en ook daarom moest het er maar rustig blijven. Tóch vertrouwden de Rhenense inwo ners het zaakje niet. Dat was hun nog nooit overkomen! Anders! Zij waren al tijd het kind van de rekening geweest. Dag en nacht werd de stad bewaakt, want nooit kon men weten of de wis pelturige hertog niet eens als een dief in de nacht zou komen. De stadboeren hadden tenminste al hun vee in de stal- grote delen van het bisdom afgeknabbeld had. Dat alles moet men nog door de „internationale" bril bekijken. Gelre was een buurstaat van Utrecht en het Boven-Sticht stond er met het bisdom maar zwak voor. Na 1568 werd naast Rhenen bovenal Amerongen het kind van de reke ning. Ja, zelfs het nog zo jonge Veenendaal. slen achter de huizen gebracht en veel voedsel en veevoeder lag opgeslagen. Dat men zich niet vergist had bewees het verraad door Jacob Tuk, en terwijl die zijn te hoog geladen hooiwagen klem reed in de Bergpoort was hertog Karei al op weg naar Rhenen. Op die gedenkwaardige 14e november van het jaar 1527 ging deze zogenaamde beschermer van de kerk, deze onwillige leider van het verzet tegen Karei V, -met veel uiterlijk vertoon van vroom heid en met hem het gehele gevolg naar de vermaarde kerk te Rhenen en liet ter gelegenheid van dit „heuglicke" feit op het altaar van Sint-Cunera een plechtige mis opdragen. Dit om weer goed te maken wat in feite verspeeld was: zijn prestige. Of om feitelijk de handen vrij te krijgen? Strooide hij de bevolking met dit eerbetoon aan de geliefde volksheilige geen zand in de ogen? Want zie wat er («middellijk op volgde! Hertog Karei toog Grebbewaarts. Daar immers stond nog steeds dat ver maledijde slot ter Horst! De nadering van het Gelderse leger bracht schrik teweeg bfj het handjevol lieden dat daar verbleef. De slotvoogd sloop stiekem door een achterdeurtje weg. Dit stond bij de hertog vast: dat gehate bisschoppelijke adelaarshorst moest verdwijnen! Nu konden zijn sol daten hun hart ophalen! Tot de laatste steen werd het afgebroken. Om nooit meer te worden herbouwd. De hooghartige Gelderse vorst be vroedde toen blijkbaar nog niet dat zulks ook riiet meer behoefde. Karei van Egmond was de laatste feodale vorst in de lage landen. Zeker, had hij zijn zin gekregen, dan was Gelre een deel van Duitsland geworden. Gevolg van al deze opstandigheid was dat kei zer Karei V hem in 1528 uit Utrecht verdreef en zelf het bewind over de lage landen in handen nam. Teruggedrongen in Arnhem mokte de hertog tegen deze vernedering. In naam mocht hij tot zijn dood blijven regeren. Dan zou ook Gelre met de Nederlanden verenigd worden. Maar toen hij in 1533 stierf kozen de Heren Staten van Gel derland tóch weer een zelfstandige landsheer, Willem van Kleef en Gulik. Diens bewind duurde slechts tien ja ren. In 1542 beraamde hertog Willem een aanslag op Holland en dat werd het einde. Wéér werd Rhenen garnizoens stad en deze keer liep het goed af. Ka- rel V spoedde zich van Spanje naar de Nederlanden en dwong bij Venlo hertog Willem op de knieën. Letterlijk! De jonge rebel moest op het slagveld voor de keizer een knieval doen. Hoe zullen in 1543 de klokken van Rhenens toren de vreugde van de poorters vertolkt hebben dat hun stad déze keer de dans ontsprongen was. Zo de militaire geschiedenis van Zuid oost-Utrecht vervolgend bevinden wij ons in de tijd die wij aanduiden als tachtigjarige oorlog. De methoden van oorlogvoering veranderden meer en meer, maar toch bleven de vestingen en fortificaties de belangrijkste punten. Zo ook Rhenen. Wat daarvoor evenwel niet plaats vond gebeurde' na 1568 wel. Dorpen als Amerongen werden mede het kind van de rekening. De voor toenmalige begrippen op mo derne leest geschoeide legers werden beweeglijker. Bovendien werden steden en kastelen niet langer als staatjes in de staten beschouwd. Bij de taalver wante volken van het oude Europa be gon wat wij „nationaal bewustzijn" ple gen te noemen zich af te tekenen. Niet langer zagen de Hollanders, Geldersen, Stichtsen. Friezen, etc. in elkaar „vreemdelingen". De nood der tijden en het méést nog de geestelijke kneveling van de volksaard bracht wat bij elkaar hoor de ook werkelijk bij elkaar. Wel *!DOtRN9F*TAD AM&R0M&KN VOO» VERWOEST IN <5 I" 1&73 Ridderhofstad Amerongen vóór de verwoesting in februari 1673. Een sterke, ja onneembare waterburcht was het met zware torens. Alléén een zinloze verwoesting als door de Fran sen op touw gezet kon dit oude kasteel doen ondergaan. bleef de „Republiek" een lappende ken van zelfbesturende staten, maar men had als overkoepelend orgaan een Staten-Generaal in het leven ge roepen. In feite is onze staatsvorm sindsdien maar héél weinig veranderd. Het was de ware republikeinse en democratische gedachte die ten grondslag aan het streven van mannen als Willem van Oranje lag, gepaard aan vooral zucht naar geestelijke vrijheid. Helaas werden op de duur de ver volgden tot vervolgers en van sociale rechtvaardigheid kwam weinig terecht. Na Karei V deed Philips II met ijzeren hand een greep naar de macht. En Spanje werd zonder dat de Spaanse be volking er om vroeg onze vijand. Spaanse soldaten overstroomden ons land. Rhenen kreeg ook Spaanse bezetting. De Spaanse wachtcommandant hield de sleutels van de stad en niemand ging ongezien in en uit. Toch probeerde Rhe nen al in 1574 van die bezetting af te komen. Bij Mook vocht het leger van graaf Lodewijk tegen de Spanjaarden. De poorters van de goede stad Rhenen hoorden het gerucht dat de Spanjolen uiteen gedreven waren en daarin von den zij aanleiding de sleutels van de overmeesterde poortwachters weer in eigen bezit te krijgen. Hoe groot was de ontgoocheling toen achteraf bleek dat het tegendeel waar was en zelfs de graven van Nassau ge sneuveld waren. De magistraat had zich door deze onberaden stap dieper in de nesten gewerkt. Maar reeds in 1576 ver lieten de muitende Spanjaarden na de dood van Requesens de stad. De Unie van Utrecht consolideerde onze eenheid daarop steviger. Toch heeft die Spaanse bezetting ve len in Rhenen aan het denken gezet. De poorters die in 1574 dat stoute huzaren stukje uitgehaald hebben zullen be paald geen grote papisten geweest zijn. Rhenen wierp al spoedig na „de verla- tinghe" aan het gezag van Philips II (1581) ook het juk van de roomse kerk af en werd in deze streek toonaange vend voor de reformatie. Samen mét de toenmalige machtige heer van Amerongen, de véél te weinig bekende Goert van Reede, werden de kerken gereformeerd. Van activiteit van het Duitsche Huys te Rhenen blijkt al spoedig niets meer. Abrupt werd een einde gemaakt aan de met monsterach tige uitwassen omhangen Cuneracultus. Rhenen en Amerongen schaarden zich geheel aan de zijde van de republiek. Sinds 1580 na het verraad door Rennenberg was de Veluwe één groot niemandsland. Zowel Spaansen als Staatsen stroopten dit gebied af. Ook het jonge Veenendaal kreeg een veeg uit de pan mee. Op de eerste paasdag van 1584 kwam een troep soldaten uit Lunteren aanmarcheren. Het kunnen zelfs Staatsen geweest zijn. Veenendaal was nog bikkelhard rooms gebleven. Er was net in de kerk gecollecteerd en met de opbrengst kocht men de invallers om. Zij marcheerden met dikke geld buidels tenminste af. Dat zelfde jaar nog marcheerde een Spaanse afdeling in de richting van Amerongen. Deze veldtocht zal de veenmeiers het langst in het geheugen gebleven zijn. Wageningen was prak tisch verlaten en Rhenen zó overvol met uit de omgeving gevlucht volk en vee dat daar een onhoudbare toestand ontstaan was. De akkers en velden la gen verlaten; armoede en honger dreig den. Zo drongen eenheden van het leger van Parma door tot in Amerongen waar het kasteel en de kerk het moesten ont gelden. Heel het dorp vluchtte en met hen de al oude heer Goert van Reede. Tien maanden lang heerste er de ergste terreur. Plundering en brandschatting waren aan de orde van de dag. In juni van het jaar 1585 deden de Staatse troepen een aanval op Ameron gen en had een hevige strijd plaats ten oosten van het dorp. Het bevel voerde graaf Christoffel van Kalckreuter die het leven verloor. Maar de Spanjaarden dropen af via Veenendaal en hun vlucht moet overhaast geweest zijn. Bij de grift ter hoogte van de Maan- derdijk moesten zij een 'deel van hun kanonskogels achterlaten. Berooid en arm keerde de bevolking van Ameron gen naar haar haardsteden terug. De oude Goert van Reede kwam doodziek op zijn ridderhofstad aan en overleed kort daarop. Nu was Amerongen het kind van de rekening geworden van verbeten strijd. De troepen van prins Maurits her groepeerden zich in Rhenen. Inmiddels hadden de Spanjaarden zich bij Wolf- heze genesteld maar vanuit Rhenen zet te prins Maurits door en moest de vij and wijken. Maar niet alleer het Ve- luwse dorp totaal in de as gelegd was; kerk en kasteel werden nimmer her bouwd. De uit Engeland afkomstige land voogd Leicester, „Sweet Robin" ge naamd, maakte van Rhenen een Engels garnizoen. Dit is voor de valleibewoners een trieste tijd geweest. Vooral Veenen daal moest het ontgelden en hoewel Leicester persoonlijk vrijgeleide aan de bewoners gegeven had durfde niemand naar Rhenen te gaan en omgekeerd om dat de Engelse soldaten de reizigers figuurlijk uitkleedden. Het vrijbuitersgilde vierde hoogtij te Amersfoort. Maarsbergen, Rhenen, Utrecht, Wageningen en Wijk bij Duur stede. Prins Maurits had de turfschip pers van Veenendaal reeds sauvegarde verleend maar de Engelse soldaten eis ten stukken die in het Engels geschre ven waren omdat ze dat Hollands niet konden, lezen. In het Veenraadarchief te Veenen daal berust de originele brief van Lei- cester die toen gegeven werd; des ondanks werden de velleimensen voortdurend lastig gevallen. De Grebbe en het gebied rond Remmerstein wer den in 1586 door Engelse soldaten aan gevallen en de boeren beroofd. Het „oorlogsrecht" is nooit ernstig opgevat en met zulke legers, bestaande uit vrijwillige avonturiers, was het kwaad kersen eten. Het jaar 1587 bracht opluchting toen Sweet Robin met zijn aanhang vertrok. De beroemde „tien jaren" vingen aan (1588/'98). De Veluwe moest gezuiverd worden en daarmede begon men vanuit Rhenen in 1588. Wéér trokken ongeregelde troepen op eigen houtje de boer op, richtten zinloze vernielingen te Amerongen en Wouden berg aan, waarop overlegd werd rond de kerkheuvel van Veenendaal een schans te leggen. Maar het is nooit zo ver gekomen dat Veenendaal een ves ting werd. Woudenberg kreeg wél zo'n schans. Het getij keerde! Hoe zullen de men sen van Zuidoost-Utrecht vooral met klimmende verbazing over de successen van Maurits en Willem Lodewijk ge boord hebben. De Republiek der Ver enigde Nederlanden was nu definitief gevestigd. In de schone landouwen van Rhenen was het martiale signaal van de krijgstrompet verstormd. Op de Hei- menberg kwam zo nu en dan het stad houderlijke gezelschap jagen. Rhenen werd een waar lustoord, een koning waardig. En die kwam! Welis waar een verbannen koning, uit de Bo heemse landen, Frederik V van de Paltz met zijn gracieuse gemalin Elisabeth van Engeland. Eindelijk rust en geen vuiltje aan de lucht... Maar pas op! Er rees over het oude Europa een „boven menselijke" zon, een soort zonnegod, en die sloot een verdrag met de oorlogsgod Mars: koning Lodewijk XIV van Frankrijk die zijn uiterste best deed d« krachtbron in ons zonnestelsel in oog verblinding te overtreffen. De man die méénde een plaatsver vanger van God te zijn in zijn land, het Eeuwig Edict van Nantes de eeu wigheid in zond en in verwaten hoog moed van zichzelf zei: „L'état c'est moi!" Dat „moi" ligt de Franse poli tiek wel en d#n in alle toonaarden... De „Roi soleil" was dodelijk jaloers op de macht en het succes van de vrachtvaarders van Europa, de vrije Nederlanders waaronder zich zo menig bekwaam Hugenoot gemengd had. Lo dewijk haatte de Nederlanders én de Hugenoten. In het vrij tolerante repu- bliekje ging hij de knuppel in het hoen derhok gooien. Wat was van deze Hugenoten- en dus tevens Calvinisten-hater te verwach ten? In ieder geval was de welvaart die Nederlanders naar het hoofd- gestegen en van regeren wist men geen snars meer af. Toen de bedoelingen van Lo dewijk al duidelijker werden, ja, toen dachten die rijke en machtige regenten, die zich hadden aangematigd aan het hoofd van de Republiek te gaan staan, aan de dagen van weleer. Ze hadden nog iets achter de hand. Ze voelden wel aan dat ze „het Kind van Staat", de jonge prins Willem III van Oranje, niet langer buiten de staatszaken konden houden. Hoewel angstig, werd hem op aandringen van de stad Amsterdam een stem in het ka pittel gegeven; Johan de Witt moest bakzeil halen. Zo kwamen twee volksleiders met ie der een andere religieuze instelling te genover plkaar te staan. Waar Lodewijk verscheen, daar liepen de roomse gees telijken mee om winst te behalen. Wil lem van Oranje wilde als beschermer van de gereformeerden, ja van alle protestantse gezindten optreden. Lodewijk rukte op met doorgewinter de vechtjassen als Luxembourg, Turen- ne en Condé. De prins van Oranje was nog een broekje waarmede men het ging proberen. Maar voor één veldtocht, zo redeneerde men. Maar wat voor een veldtocht! Met een onbetrouwbaar leger van 9000 lag de prins aan de IJssellinie en uit het zuiden naderde het 120.000 man sterke Franse leger. De veerbaas van het Tolhuis bij Lobith verraadde een doorwaadbare plek in de Rijn en de Fransen trokken tegen de verwachting in de Betuwe in. Maar ook de prins had een machtige bondgenoot: het water! Met stille trom trok hij zich achter de Hollandse Wa terlinie terug. Over Amerongen en Wijk bij Duurstede ging hij naar Utrecht. Maar daar stootte hij zijn neus. Hij werd niet binnen gelaten. Er zou in de provincie schrikbarend geplunderd zijn. Daarvan wist Rhenen mee te praten. Een huurbende Spanjolen van 900 man sloeg op 9 juni 1672 voor de poorten van Rhenen aan het muiten. De bevol- Om een erfeniskwestie ging Christoffel zoon van graaf Eusta- chius Casparo van Kalckreuth, stammende uit het huis Eulow in Niederlausits (Silezië) in vreemde krijgsdienst. Zijn oudere broer Hein- rich werd leenvolger. Of Christof fel von Kalckreuth gehuwd geweest is weet men niet. Na overlijden van zijn broer vinden wij hem te Cüstrin om uit handen van Marckgraaf Hans von Brandenburg het leen te ontvangen. De jonge graaf was evenwel de /.aak van prins Willem van Oranje en diens broers de graven van Nas sau zo zeer ter harte gegaan dat hij als officier het Staatse leger van de onderdrukte Nederlanden bleef die nen. Hij was het die als ritmeester de ruiterij aanvoerde die bij Ame rongen de Spanjaarden een beslis sende slag toediende. Daarbij verloor deze moedige Duitse edelman op 13 juni 1585 bij Amerongen het leven. Dit betekende voor Amerongen veel en het is voor mij een oprecht genoegen en grote eer als eerste deze officier in de geschiedenis van Amerongen de hem toekomende plaats te mogen geven. Helaas véél te laat. Hoe dit alles bekent werd? Zijn grafzerk werd gevonden in de voor malige kapel van het oude klooster Mariënhof van de Celzusters van de Heilige Ursula te Amersfoort, thans zetel van de ROB. Dit klooster werd in 1478 gesticht. Het opschrift van de zerk luidt: „ANNO 1585 DEN 13 JUNI IS DER EDELER GESTRENGER UNDER- VESTE CHRISTOFFEL VON KALCKRUETER RITMEESTER BEY AMERONGEN... (enige woor den onleesbaar geworden) FUR SYNEN VIANT GEBLEEVEN UND ALHIER NACH KREIGESGE- BRAUCHE BEGRAVEN IN BEI- SEIN VILE ERLLGER LEUTE'DER 3EELEN GODT GNADE". Het valt op dat de tekst in zo ge- orekkig Duits, deels Nederlands is weergegeven. Als steenhouwer wordt door de „Regierders" van het klooster genoemde zekere -Meester Lambert, die tevens dus het prachti ge wapen Kalckreuth beeldhouwde. Bijzonder is ook dat de kosten voor deze zerk deels door de stad en an derdeels door de prior betaald wer den. Er hangt rond deze grafzerk een waas van geheimzinnigheid. De Duitse majoor Baron von Kalck reuth deelde mede dat de tak van graaf Christoffel von Kalckreuth geheel tot de protestantse Duitse adel behoorde. Bovendien is het z.g. „wradel" uit de tijd van Karei de Grote en bewoonde de sterkte tussen Erlangen en Nürnberg in het toen malige Middenf ranken. In 1787 was graaf Frederik Adolf von Kalckreuth als generaal-majoor commandant bij de Leidse poort te Amsterdam in Haagse dienst onder stadhouder Willem V.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 5