gebouwmaar een fijne
woonplaats met een ziel
Al iets toeristisch te beleven in
en langs Zuidelijk Flevoland
Te zwaar
Met 'n ziel
Ongenaakbaar
Gezellig
Moeilijk
Huisvrouw
■■■■■Mi
23 Mei 1970
Ons kasteelee onpraktisch
Met zond zuigers wordt op het
ogenblik bij het sluizencomplex van
Nijkerk, op de plaats waar het vas
teland verbinding heeft met de nieu
we polder Zuidelijk Flevoland, een
gfote hoeveelheid zand opgespoten
voor de toekomstige nieuwe wegen
in deze polder, die op het eerste ge
zicht wel helemaal droog lijkt, maar
waar nog grote plas- en slikgebieden
duiden op een grote ontoegankelijk
heid in dit maagdelijke land.
Nog niet dit jaar, zoals gehoopt
werd, zal de toeristische bezoeker
een rondje om de polder kunnen rij
den, want nog enkele kilometers dijk
zijn onbegaanbaar. Om toch enigs
zins tegemoet te komen aan de re
creatieve behoefte zal men echter
deze zomer wel een flink stuk langs
de polder kunnen rijden en wel van
Muiderberg in de richting Nijkerk
(13 km en weer terug) en van Nij
kerk in de richting Harderwijk. Op
deze wegen rijdt men dan respec
tievelijk langs het Gooimeer en een
stuk Veluwerand meer.
Ook speciaal voor de recreatie
wordt vanaf het sluizencomplex een
weg aangelegd door de polder die
echter doodloopt, maar van waar
uit men althans enigszins de indruk
krijgt van de immense wijdheid van
Zuidelijk Flevoland.
Onderstaande foto werd genomen
vanaf het Nijkerkse sluizencomplex.
Links het vaste land met het recrea
tie-steunpunt Nieuw Hulckstein (ha
ven en kampeer centrum), rechts de
grote, nieuw opgespoten zandvlakte
in de polder en tussen polder en
vasteland in het vervolg op het Ve-
luwerandmeer, dat ten westen van
Nijkerk Eem-meer gaat heten en ver
volgens in de richting Amsterdam
Gooi-meer genoemd wordt.
Liefhebbers van een mooie tocht
door een wijd poldergebied, liefheb
bers ook van de watersport in de
meest ruime betekenis van het
woord, kunnen deze zomer al een
voorproefje nemen van wat hier
uiteraard elk jaar beter geoutilleerd
voor de recreatie aan mogelijk
heden wordt geboden.
„Wij houden van ons kasteel", zegt
graaf Marcel de Liedekerke (35). Zacht
zuidelijk licht valt door de glas-in-lood-
ramen van de salon.
Het rood in de gebrandschilderde bla
zoenen gloeit en de eikehouten luiken en
deuren tonen glorieus hun eeuwenoude
nerven.
Buiten klatert de fontein en beneden in
de slotgracht drijven twee witte zwanen
vredig langs de dreigende schietgaten.
Elegante torens bekronen de leien daken.
Kasteel Eysden is weinig veranderd
sinds het in 1636 in fraaie Maaslandse re-
naissance-stijl werd opgetrokken. De
Maas, waar de heren van Eysden tol
mochten heffen, stroomt nog altijd vlak
langs het park. Maar de tijd dat het kas
teel en zijn grafelijke bewoners een mach
tige rol speelden in het land tussen Luik
en Maastricht „ons kasteel was in de
zeventiende en achttiende eeuw een pa
leisje" zegt de graaf is allang verstre
ken.
De te zware last van de kapitalen-ver
slindende restauraties van het kasteel en
de bijgebouwen is door monumentenzorg,
de provincie en de gemeente Eysden voor
het grootste deel van de schouders van de
grafelijke familie weggenomen. Graaf
Marcel de Liedekerke heeft zich zonder
veel verdriet aan de veranderende tijden
aangepast.
Als eerste in zijn geslacht draagt hij
ook de titel van doctor in de chemie en
vervult hij als zodanig een functie bij de
Maastrichtse Zinkwetmaatschappij. Kas
teelheer is hij echter gebleven.
Zijn vrouw, gravin Beatrice de Ribau-
court, zegt: Toeristen die in onze tuin
wandelen hoor ik weieens opmerken: Wat
moeten hier toch rijke mensen wonen.
Zoiets doet me pijn, want het is nu een
maal ons lot om een kasteel te bewonen.
Ondanks de steun van de overheid kost
het onderhoud ons grote financiële offers.
Als een keermuur instort laten we hem
repareren, maar voor da bedrag hadden
we ook een mooie reis kunnen maken".
„We beklagen ons niet. We houden van
ons huis en zijn bereid ervoor te leven.
Het kasteel heeft een ziel. We zijn ver
trouwd met elk hoekje elke steen heeft
voor ons zijn geschiedenis. Een kasteel
als dit mag geen restaurant of administra
tief gebouw worden. Het is er om in te
wonen".
Die bewoning van het kasteel schept zo
zijn eigen problemen. De Graaf De Lie
dekerke, zijn vrouw en hun vier jonge
kinderen hebben zich teruggetrokken in
genieten er voortdurend van, en proberen
het gebouw en het interieur net zo goed te
onderhouden als onze voorouders dat de
den. Persoonlijk besteed ik veel aandacht
aan de versiering en de stoffering van de
vertrekken. Ook op dit punt spelen de
grote afmetingen mij parten. Wanneer ik
bijvoorbeeld nieuwe gordijnen voor de
zes hoge ramen van de kasteelzaal nodig
heb, kost me dat ten minste honderd meter
stof. Ik tracht daarom veel zelf te doen.
Zo heb ik enkele antieke stoelen op
nieuw bekleed".
Graaf de Liedekerke: „Het kasteel eist
voortdurend aandacht. Verf en houtwerk
dienen geregeld te worden verzorgd. Van
tijd tot tijd moet er iemand op het dak
om te zien of er geen leien of pannen ka
pot zijn. In 1952 bleek op een kwade
morgen een toren te zijn ingestort. Samen
met Monumentenzorg werd besloten tot
een ingrijpende restauratie die zes jaar
duurde en tonnen geld kostte. Het kasteel
verkeert nu weer in eenvoortreffelijke
staat".
„Ik heb de tuinen opengesteld voor het
publiek en enkele dagen per jaar staat
ook het kasteel open ter bezichtiging. De
belangstelling is altijd groot en dat doet
ons goed".
Gravin Beatrice de Ribaucourt: „Het
kasteel en zijn bewoners lijken ongenaak
baar. Toch zijn we heel gewone mensen.
We staan dicht bij de inwoners van Eys
den. Anders zouden ze niet bij ons komen
aankloppen om raad. Ze vinden het fijn
dat het kasteel bewoond is. Ze zijn er een
beetje trots op".
Graaf de Liedekerke: „Onze kinderen
gaan gewoon per fiets naar school in Eys
den. In de geschiedenisles horen ze wel
van graven en hertogen, maar pas later
zullen ze beseffen wat het betekent een
kasteel in stand te houden en de tradities
van ons geslacht tv^ardig te blijven".
Gravin Beatrice de Ribaucourt: „Als ik
's zomers met mijn kinderen door de tuin
wandel, of rozen knip, spreken de bezoe
kers mij vaak aan. Dan wordt er meestal
lang en gezellig gepraat. Maar degenen
die mij uit het kasteel zien komen, ver
starren en beginnen niet uit zichzelf een
gesprek. Dat vind ik erg jammer".
„Er gebeuren ook wel vervelende din
gen, bijvoorbeeld als toeristen zonder
blikken of blozen onze privévertrekken
binnendringen. Anderen maken dat weer
goed. Zoals die Amsterdammer die ons
honderdvijftig tulpenbollen stuurde om
dat hij het kasteel zo mooi had gevon
den".
de kleine, behaaglijke vleugel die op het
zuiden uitziet.
De oncomfortabele westelijke vleugel
met zijn hoge zalen is steenkoud en nau
welijks te verwarmen. De talrijke kostba
re meubelen wachten onder stofhoezen
geduldig op de warme zomer en de gasten
die dan op het kasteel worden uitgeno
digd.
„Met z'n tweeën is het trouwens moei
lijk om in de grote salon de avond gezel
lig door te brengen", zegt graaf de Liede
kerke, „we hebben alleen de kleine vleu
gel voor het moderne gezinsleven inge
richt. Er is centrale verwarming, stro
mend water en een Amerikaanse keu
ken".
Gravin Beatrice de Ribaucourt: „Hoe
modern je de kamers ook inricht, het kas
teel blijft onpraktisch door zijn grote af
metingen. De slaapkamers liggen op de
tweede verdieping. Als een van de kinde
ren ziek is, kan ik voortdurend trappen
klimmen om te zien wat ze nodig hebben
en dan kan ik weer naar beneden om het
te halen. In de salon kunnen we de kinde
ren op hun slaapkamer niet horen roe
pen. Daarom hebben we een elektrisch
belletje bij hun bedjes gemonteerd. Het
kastee biedt hun wel een zee van speel-
ruimt".
En met een ontwapenende glimlach
vervolgt ze: „Voor mij als huisvrouw
brengt dit buitenmaats huis heel wat werk
mee. Nee, u moet niet menen dat ik maar
aan een belletje hoef te trekken en dat al
les voor me wordt gedaan. Ik heb wel hulp
maar ik kook, was en poets zelf. Het
huishouden kost hier extra veel tijd. want
de afstanden die ik moet afleggen zijn
aanmerkelijk groter dan in een flat of in
een eengezinswoning. De keren dat we
onze vakantie in een appartement aan zee
doorbrengen valt me dat altijd erg op".
„Toch blijven we liever in ons kasteel
wonen. Het leven is hier menselijker. We