EXISTENTIE IN LICHT EN DUISTER
BR UG TUSSEN PSYCHIA TRIE EN T
Durf de zwaartekracht
om te keren
Portret van
Helder C
der armen hoop
Uitgangspunt van psychiater
Vrienden
van de Heer"
„Godhoudt met van hoogmoedr
Dr. H. van der Drift uit Wolfheze
schreef „études" ook voor leken
Werkloosheid
Nobelprijs
Humaan
TER OVERDENKING
(Johannes 15 vers 14)
Een psychiater die een boek
schrijft daar wil de leek met bei
de handen naar grijpen. Want on
herroepelijk komt de schrijver op
een terrein, dat ongeveer iedereen
interesseert, misschien omdat velen
weten dat de grens tussen gezond
heid en ziekte op di. terrein heel
grillig loopt. - Gezien vanuit het
standpunt van de leek, voor wie het
nooit precies duidelyk wordt wat
„normaal" en wat „abnormaal" is, al
heeft hij er zo zijn eigen gedachten
over.
Maar psychiaters hebben meestal
boeken geschreven voor psychiaters
en voor hen die het willen worden.
Zelden deden ze het voor de niet
medisch-wetenschappelijk gevorm-
den. Dr. II. van der Drift, genees
heer-directeur van de psychiatrische
inrichting Wolfheze, heeft nu een
weloverwogen stap in die richting
gedaan met ztfn boek' „Existentie in
licht en duister, etudes rondom psy
chiatrie en pastoraat". Het is dezer
dagen verschenen bij de Apeldoorn-
se uitgeverij Semper Agendo NV in
Apeldoorn, die bezig is zich te spe
cialiseren in het brengen van weten
schappen tot elkaar en tot de leek.
Zoals de titel van het boek aangeeft
wordt hier een lijn getrokken tussen
psychiatrie en pastoraat. Het is geen
boek voor iemand die er in een ver
loren uurtje wel eens iets over wil
opsteken, maar het blijft een werk
stuk, dat de traditie „alleen schrij
ven voor de mensen uit het eigen
vak" doorbreekt. Dat dr. v. d. Drift
hiervoor het pastoraat heeft gekozen
zal veel geïnteresseerden hartstoch
telijk aanspreken: juist tussen psy
chiatrie en pastoraat bestaan span
ningen, misverstanden, ongegrepen
dingen, dit alles ten koste van de
patiënt én ten koste van degene die
met hem bezig is, of hy nu dokter
is dan wel pastoor.
De schrijver heeft in deze etudes
punten genomen zowel uit de alpha
als uit de bétasfeer, onder het mot
to: geen mens kan zich meer veroor
loven achter de omheining van zijn
eigen professie te blijven. Immers,
hy zal zich dan vervreemden van
zichzelf en van de gemeenschap en
er ontstaan karikaturale of zelfs
„ondermenselijke" communicatie-
ieder goed pastoraat zich rekenschap
geeft van de beperkingen, waarbin
nen een ontwerp mogelijk is. Even
eens leert die praktijk, dat goede
psychiatrie altijd weer een perspec
tief en een keuzemogelijkheid open
houdt en daarmee de vrijheid én de
hoop binnen de beperkingen. Nog
maals dit: het boek geeft een stukje
vrijblijvende vrijetijdsbesteding, je
moet er met kop en staart in ver-
vormen. De studies in het boek ko
men niet voort en richten zich niet
tot enige kerkelijke of politieke
groepering. Zij zijn gebaseerd op de
praktijk. En die praktijk leert, dat
dwijnen en desnoods een hele tijd
„onder blijven". Dan kan het loon
van zo'n duiker ook gelijk staan aan
dat van de parelvisser, die het knap
benauwd kan krijgen in de diepten
der zee, maar die na barre strijd
tenslotte met iets boven komt dat de
moeite waard is.
Dr. v. d. Drift spreekt over de
achtergrond, van waaruit weten
schappelijke en artistieke werkers
hun kennis van de mens vertolken,
de beweegredenen van gedrag, zaken
van elke dag voor iedereen. Daar
komen uitvoerige citaten aan te pas,
literaire kunstwerken, netjes uitge
beend, maar dan wel door een man,
die elke dag gebroken mensen voor
zich ziet en wiens levenswerk het ia
die breuken te helen. Hij kan het
gouden sex-kalf zien als het object
van een hartelijke lach, het ceremo
nieel als iets meer dan een plechtig
corset en een lege vorm, de dood als
iets anders dan sterven. Hij kan het
geloof dan zien als een vrolijke
zaak. de autoriteit als iets dat niet
per se conservatief hoeft te ztyn. En
het „feest" als de kernsubstantie
van het menselijke leven. Ten derden
male: niet iets voor een verloren
uurtje. Wel een boek dat mensen, op
de grens van werelden die zij probe
ren te verkennen, dat gevoel kan ge
ven van: „Waar heb ik jou eerder
gezien? Wij kennen elkaar".
Van dezelfde schrijver zal volgend
jaar een tweede bundel verschijnen
met als titel „Etuden uit de inrich-
tingspsychiatrie", in 1972 een derde
bundel: „Etuden over de psychiatri
sche verpleegkunde". Het eerste
boek werd deze week aan dr. v. d.
Drift ter hand gesteld door de voor
zitter van het stichtingsbestuur van
Wolfheze, de heer J. J. G. Boot, die
het als leek „filosofisch, speels en
kunstzinnig" noemde. Dr. v. d. Drift
sprak daarna over enkele aspecten
van het werk in Wolfheze, waarbij
als illustratie enkele afdelingen van
de psychiatrische inrichting werden
bezocht.
Na Pinksteren weten we eens te
meer wat ons te doen staat als vrien
den van de Heer. Ja, zo mag u zich
noemen als het u ernst is bij Hem te
willen horen. Het is de vraag of we
Hem ook ónze Vriend mogen noemen.
Hij is immers meer, veel meer. Hij is
onze Heer! Dat laat Hij ook duidelijk
uitkomen in het Evangelie.
„Jullie bent Mijn vrienden, als je
doet wat Ik je opdraag." („Licht" uit
gave Ned. Bijbelgenootschap). Dat
kan een gewone vriend niet van ons ei
sen, hoe dik we ook met elkaar be
vriend zijn. Maar de Heer kan het wél
zeggen. Hij heeft er immers alles voor
over gehad om ons tot Zijn vrienden
te maken. Daarom kwam Hij in onze
wereld. Het heeft Hem Zijn leven ge
kost. Onwillekeurig denk ik dan aan
het Christusbeeld, dat u aantreft in de
Ludger-kerk in Münster in Westfalen.
Ook deze oude bisschopsstad heeft in
de laatste wereldoorlog zwaar geleden.
Bij luchtaanvallen werd onder meer
ook deze kerk verwoest, een zware
bom viel dwars door het dak en het
kruis, voor in de kerk, stortte omlaag.
Het houten kruis verbrandde, van het
Christusbeeld werden de beide armen
afgeslagen.
De kerk is intussen weer gerestau-
reerd. Maar het geschonden Christus
beeld heeft men aan een nieuw kruis
bevestigd. Op de lege armen van het
kruis staan in het hout de volgende
TTuizen met naambordjes, zes of acht
op een deur. Daar wonen mensen
zoals ze overal ter wereld wonen, in een
soort gezinsverband, ieder met zijn rechten
en plichten. Maar buiten het terrein van
de psychiatrische inrichting Wolfheze den
ken velen, „dat alle patiënten hier op hun
handen lopen", zoals iemand van het ver
plegend personeel niet zonder enige ver-
bitterheid zegt. Die bitterheid is begrijpe
lijk. Terwijl de zorg voor de psychiatrische
patiënt in ons land tot de modernste ter
wereld behoort, blijft de buitenwereld die
patiënt aankijken zoals zij het tientallen
jaren geleden deed. Dat de zieken in een
psychiatrische inrichting niet meer aan de
ketting liggen, zoals vroeger, is wel door
gedrongen. Maar hen als gewone mensen
beschouwen nee. zover zijn de meesten
van ons nog lang niet.
het ook niet per se betrreuenswaardig te
zijn, dat iemand voorgoed in de inrichting
blijft. Dr. v. d. Drift: „Daar kun je van
buiten af raar tegenaan kijken, maar be
denk dat niet ieder huis een thuis is, het
kan voor sommigen ook een adderkluwen
zijn. Denk er dan ook aan, dat de gewone
maatschappij bepaald niet onvoorwaarde
lijk ideaal is. Massacommunicatie, die je
soms intimidatie kunt noemen en temidden
daarvan een immense eenzaamheid. De
weekendverveling met het eindeloos over
de wegen tuffen in een poging iets aan
die verveling te doen. De mishandeling
van natuur en andere leefmilieus. Het
welzijn van de patiënt is ons hoogste doel.
Het liefst in de gewone maatschappij,
maar dat hoeft beslist niet zonder meer
het ideaal voor iedereen te zijn",
l^en leefklimaat vraagt een herkenbaar
punt. In Wolfheze is dat punt „Het
Feest". Ook weer iets waar je van buiten
af vreemd tegenaan kunt kijken. Kan het
feest in zo'n omgeving iets anders zijn dan
een schijnsituatie? Maar dr. v. d. Drift en
zijn medewerkers hanteren dat begrip al
leen als herkenningspunt. Feest, dat is iets
waar je allemaal deel aan hebt. In Wolf
heze kan de feestruimte het werk zijn. De
feestcode, dat niemand straffeloos een
ander kan hinderen, zelfs niet met zijn
humeur. Feest is ook iets, dat zich niet
vanaf de kant laat bekijken door waarne
mers je moet er in duiken. Van het ver
plegend personeel wordt dit óók verwacht.
Dan kan ook het ideaal benaderd worden,
dat de verplegende zich niet overbuigt
naar de patiënt, maar dat de patiënt om
hoog wordt getrokken door de gezonde
mens die hem verpleegt. Dr. v. d. Drift:
„Dan moet je het tegenovergestelde durven
te doen van wat de zwaartekracht voor
schrijft. Wéér dus het punt, dat je in dit
werk geen fatalist moet zijn". Daarom
noemt hij het ook mishandeling van de pa
tiënt, als iemand een werkstuk mooi vindt
orhdat een patiënt het heeft gemaakt. Er
moet bekeken worden of er de uiterste in
spanning aan is gegeven. Is die inspanning
er niet geweest, dan behoort het werkstuk
te worden afgekeurd, zoals het onder ver
gelijkbare omstandigheden van een gezond
mens afgekeurd zou zijn. Daarom is er in
Wolfheze ook een kapsalon en een schoon
heidsspecialiste. Daarom wordt er met pa
tiënten gekampeerd, tot in het buitenland
toe. Bij het spelevaren op de Wanneper-
veense meren sprong eens een meisje
overboord. Iedereen schrok. Maar dat
meisje begon rondjes te zwemmen, ze kon
zwemmen nis eer rat en er was niemand,
die dat ooit had geweten. Toen ze druipend
en wel weer in de boot zat had ze 't groot
ste plezier. Nu zegt een verpleger: „We
hadden er dus niet van hoeven te schrik
ken. Zoiets bepaalt je er weer eens bij, dat
je pas goed bezig bent met de patiënten als
je eens kunt vergeten dat je aan 't verple
gen bent. Je moét wel eens vergeten, dat
die mens naast je patiënt is".
Hoe zei dr. v. d. Drift dat ook maar
weer? „Je moet het tegenovergestelde dur
ven te doen van wat de zwaartekracht
voorschrijft".
Een huis in een straat
in de psychiatrische in
richting Wolfheze. Zes tot
acht patiënten wonen hier
zonder permanente leiding
van verplegend personeel;
ze hebben zelf in hun mid
den iemand die verant
woordelijk is voor de gang
van zaken. Verder heeft
iedereen zijn eigen taak:
iemand zorgt voor de tuin,
iemand kookt enzovoort.
Ruzie is er zeer zeker wel
eens, maar dat kan dan
net zo gezond-ontladend
werken als in een gewoon
gezin. In tegenstelling tot
hetgeen de foto suggereert
wonen in deze huizen nog
geen mannen en vrouwen
door elkaar. In sommige
paviljoens is dat wél het
geval en te eniger tijd zal
het waarschijnlijk ook in
de woonhuizen gebeuren.
Wanneer het huizenplan
rond is zullen 300 van de
ruim 800 patiënten in Wolf
heze van deze verplegings-
vorm gebruik kunnen ma
ken.
woorden gesneden „Ik heb geen ande
re handen dan die van jullie!" De
Heer heeft u en mij nodig. Om Zijn
Koninkrijk in deze wereld te verwer
kelijken. De Heer heeft vrienden nodig
die vrienden willen zijn voor anderen.
Ja, vrienden van Jezus zijn betekent:
Zijn handen te willen zijn, doen wat
Hij ons opdraagt. We moeten in Hem
geloven met handen en voeten, in han
del en wandel, want Hem navolgen is
wat anders dan Hem napraten. Mee
doen is iets anders dan maar wat mee
lopen. Als men aan ons niet merkt dat
we een vriend van de Heer zijn, zijn
we het dan wel?
Het kón sinds Pinksteren. We krij
gen niet alleen de opdracht. Goddank,
ook de Geest! Zijn kracht!
Leefden we maar meer uit dat ge
loof! Wat een vriend kunnen we dan
zijn voor anderen! Wat kunnen we
dan een vrienden maken. Vrienden
van Jezus, welteverstaan!
Amerongen
Toch zijn er in Wolfheze die normale
woonhuizen, waarin nu 160 van de ruim
800 verpleegden een zeer maatschappelijk
bestaan hebben. Binnen afzienbare tijd
zullen het er 300 zijn. Iedereen heeft in
zo'n gezin een eigen taak. In groter ver
band krijgen sommigen straks een taak in
de dorpsraad. „Eigen verantwoordelijk
heid" is het wachtwoord voor de dag en de
nacht en dat sluit precies aan op hetgeen
geneesheer-directeur dr. H. v. d. Drift
graag zegt: „Geestesziekte is in beginsel
geen excuus voor asociaal gedrag". Ver
pleegd wordt er natuurlijk wel degelijk in
de „huizenafdeling". Maar toch in een an
dere sfeer dan de geijkte. Is er iemand ja
rig in zo'n huis? Dan komt er bezoek van
het verplegend personeel. Dat bezoek komt
niet zomaar binnenvallen, er gaat niet zon
der meer een deur open, zoals in de pavil
joenszalen. Er wordt gebeld. Er wordt
opengedaan. Er wordt gevraagd of het be
zoek binnen wil komen. Een gewone visite.
Zo gaat dat.
I7r loopt door de geschiedenis een draad,
waarin psychiatrische patiënten vaak
verward zijn geraakt. Vroeger waren ze
zonder meer „bezeten" en werden ze nave
nant behandeld. Daarna brak het besef
door, dat het hier om zieke mensen ging,
maar daar was nog weinig mee opgelost.
Want als toppunt van menselijkheid gold
het, dat men de zieken hun gang liet gaan
inderdaad zeer menselijk, maar de dok
ter van nu weet hoe funest die houding
voor de patiënt en zijn omgeving kan zijn.
In de twintiger jaren kwam er een keer
punt, eindelijk ten goede. Dr. v. d. Drift
noemt de naam van de Duitse psychiater
Hermann Simon, die al zijn patiënten aan
het werk had. Collega's uit het buitenland,
die naar dit fenomeen kwamen kijken,
kregen zonder meer de sleutels van de pa
viljoens. En dit alles gebeurde in een tijd,
waarin medicamenten en elektroshock niet
of nauwelijks bekend waren in de psy
chiatrie. „Die Hermann Simon was nu eens
geen fatalist maar een wever", zegt dr,
v. d. Drift. „Een wever, doelbewust bezig
met het maken van patronen en het wer
ken op die patronen. Niet meer een man
die afwachtte hoe het allemaal zou gebeu
ren, maar iemand die wist, hoe hij het wilde
hebben". In deze geest is voortgewerkt.
Niet overal, maar in Nederland zeer zeker.
Ook in Wolfheze.
JTe grootste zorg vormen daarbij de
langdurig zieken. In Wolfheze gaat
een-derde van de patiënten na een paar
maanden weer naar huis, een-derde blijft
langer dan negen maanden en een-derde
moet gerekend worden tot degenen, die
hier lang moeten blijven niet zelden
voor altijd. Vaak bestaat de neiging, rela
tief veel aandacht te schenken aan de mu-
tatiestroom. Het is ook verleidelijk, want
een groot aantal vlot genezen patiënten
bezorgt de inrichting een goede naam. Dr.
v. d. Drift wil uitdrukkelijk weerstand
bieden aan die verleiding. Wat gewonnen
is aan inzicht in de situatie van de langdu
rig of ongeneeslijk zieken moet bewaard
blijven. Het moet bovendien verdiept wor
den. Ook deze zieken mogen van arts en
verzorger éisen dat alles gedaan wordt om
hen optimaal mens te laten zijn. Dan hoeft
schoppenconferentie en in 1964 ging hij na
een verblijf van 28 jaar in Rio naar Recife in
het oosten van het land waar paus Paulus
met wie Camara het (toen deze paus nog kar
dinaal Montini heette en zich intens inzette
voor de armen van Milaan) heel goed heeft
kunnen vinden.
Decife telt bijna'één miljoen inwoners en
heeft een vochtig klimaat waar het in
het warme jaargetijde erg heet kan zijn. Re
cife is een prachtige stad, maar ook een stad
vol armoede waar de prostitutie welig tiert en
de werkloosheid een zelfs voor Latijnsameri-
kaanse begrippen ontstellende omvang heeft.
Verschillende presidenten hebben gepro
beerd Helder Camara een belangrijke staats
functie te geven, o.a. die van minister van
onderwijs, maar hij vond het zijn roeping om
het bisschopsambt te blijven bekleden.
Nadat Brazilië een autoritair en dictatoriaal
bewind had gekregen en de Braziliaanse bis
schoppenconferentie van 1968 plaatsgevonden
had, lanceerde de aartsbisschop de „beweging
voor vrede en gerechtiheid" met als doel: het
volk bewust te maken van zijn recht om deel
te nemen aan de grote politieke en economi
sche beslissingen. Ondanks het feit dat zijn
actie en activiteiten hem door overheid en
kerkelijke collega's bepaald niet in dank af
genomen werden integendeel! heeft
Helder Camara dóórgezet en loopt hij nog al
tijd levensgevaarlijke risico's.
Wie hierover meer wil lezen wijzen wij
graag op (o.m.) zijn boek „Revolutie in vre
desnaam", uitgegeven bij Bruna, een zojuist
bij Desclée de Brouwer uitgekomen werkje
„Een spiraal van geweld", eveneens van zijn
hand en opgedragen aan de nagedachtenis
van Mahatma Gandhi en Martin Luther King,
alsmede de door Jan Glissenaar geschreven
Kosmo-story no. 9 (uitgave Sjaloom, Odijk) en
boekje 1309 van de AO-reeks van de hand van
J. A. Brandsma over „Kerk en wereld in La
tijns-Amerika".
In „Een spiraal van geweld" schrijft Dom
Helder Camara o.a. hoe hij voortdurend ge
fascineerd blijft door de hedendaagse jeugd.
„Veel van mijn hoop op een rechtvaardiger en
menselijker wereld vindt zijn reden en ook
steun bij de jongeren die geen pardon hebben
voor de zeven hoofdzonden van de heden
daagse wereld: rassenwaan, kolonialisme, pa
ternalisme, farizeïsme, vervreemding en
angst".
T)om Helder Camara, de man die eens zijn
gouden bisschopskruis verwisselde voor
een eenvoudig houten kruis der armen, die
voor honderden miljoenen armen en misdeel-
den in de derde wereld een heil-aankondigend
profeet geworden is en helemaal gekarakteri
seerd kan worden met zijn uitspraak „God
houdt niet van hoogmoed" is terecht voorge
dragen voor de Nobelprijs voor de vrede. In
ons land heeft o.m. de synode van de Ned.
Herv. Kerk onlangs besloten achter deze kan
didatuur te gaan staan.
Hij is een priester die ook ons, West-Euro
peanen heel veel te zeggen heeft!
E. J. MATHIES
Deze maand vertoeft Dom Helder Camara, aartsbisschop van Olinda en Recife,
in Europa. Voornaamste doel van zijn reis is begrip te wekken voor het werk
dat hij in Zuid-Amerika verzet en tevens hulp en steun te verkrijgen en overleg
te plegen met de vele organisaties in allerlei landen die achter hem staan. Giste-
ren arriveerde hij in Nederland waar hem een druk programma wacht maar
dat hij in ons land een open oor zal vinden is wel zeker. Toen hij vorige week in
België verbleef eerde de universiteit van Leuven hem met een ere-doctoraat in de
theologie. Onder de aanwezigen was ook kardinaal Suenens met wie mgr. Camara
diepgaand overleg pleegde.
Toen ik geboren was heeft mijn vader
want over godsdienst en zo brak die
zich het hoofd niet in die tijd een naam
voor me gezocht in een encyclopedie. En op
een gegeven moment vondt hij„Den Hel
der, vestingstad in Noord-Holland". En zo
zou hij heten, zijn zoon Helder, besloot hij.
Later heb ik Hollandse leraren gehad op het
seminarie en die hebben me uitgelegd dat ze
in Holland, als het mooi weer is met geen
wolkje aan de lucht, zeggen dat de hemel
helder is, onbewolkt. Daar houd ik van
zonder complicaties".
Dit vertelt de aartbisschop van Olinda/Re-
cife, tweelingstad in Noordoost-Brazilië,
Dom Helder Camara aan de auteur van het
boek „Dialogen met Helder Camara", José
de Broucker die deze woorden opgetekend
heeft op de eerste pagina's van deze uitgave
van Desclée de Brouwer te Brugge/Utrecht.
Dit weekeinde brengt de van gestalte kleine,
maar overigens gróte aartsbisschop een be
zoek aan ons land, waar duizenden bewon
deraars met hoog gespannen verwachtingen
>p hem gewacht hebben.
Dom Helder Camara, 61 jaar oud, heeft
kerk en wereld veel te vertellen omdat hij
een Boodschap heeft en deze in de moeilijkst
denkbare omstandigheden in praktijk brengt.
Voor miljoenen jongeren en ouderen in Brazi
lië en ver daarbuiten is hij niet in de eerste
plaats de kerkelijke hoogwaardigheidsbekle
der maar de levendige priester met zijn klei
ne baret en zijn antracietkleurige regenjas
waar een rand toog onderuit komt zonder ook
maar een vleugje paars, de man die niet meer
in het fraaie aartsbisschoppelijke paleis wilde
wonen maar in een paar kleine kamers bij
een van de kerkgebouwen van zijn stad om
dat hij het een onmogelijke zaak vond (en
vindt) zo heel anders te wonen dan de gelovi
gen voor wie hij altijd klaar staat.
Miljoenen spreekt hij óók aan omdat hij de
man van de vréde is en tegelijk een vechtjas,
maar dan in de zin van: vechter voor armen
en verdrukten. Door de gevestigde wereldlij
ke en kerkelijke machten in zijn land is hij
gevreesd omdat hij zonder een blad voor de
mond te nemen corruptie en uitbuiting on
dubbelzinnig aan de kaak stelt en zich niet
neer wil leggen bij de „diplomatieke" houding
die velen van zijn collega's jarenlang aan de
dag gelegd hebben.
Hij wordt de „rode bisschop" genoemd,
maar is bepaald geen communist omdat hij
ook het begrip „vrijheid" in zijn vaandel ge
schreven heeft. Dom Helder Camara is de
man van de uit een Evangelische levensstijl
voortomende revolutionaire, maar geweldloze
actie.
ïn 1909 werd hij achter in een schoolge-
bouw te Fortaleza, de hoofdstad van
Ceara geboren. Zijn moeder was onderwijze
res en zijn vader journalist. „Als mijn broers
en zusters nog allemaal in leven waren zou
den we met ons dertienen zijn; maar mijn
moeder, die veel in haar leven geleden heeft,
heeft in een epidemie binnen 29 dagen vijf
kinderen verloren.
„Er waren geen vliegtuigen in die tijd en er
was geen vaccin in Ceara. Toen het vaccin
eindelijk kwam zijn zij die ingeënt zijn in le
ven gebleven", vertelde hij José de Broucker.
Veel heeft hij vooral aan zijn moeder te dan
ken gehad, vooral haar humane karakter en
openhartige ontvankelijkheid voor de mensen
hebben een stempel op Helders leven gedrukt.
Na zijn schooltijd bezocht hij het seminarie
en in 1931 werd hij priester gewijd; de bis
schop belastte hem meteen met de oprichting
van een parochie in Fortaleza. Vijf jaar later
werd hij benoemd tot technisch adviseur voor
het onderwijs in Rio de Janeiro. Later werd
hij naar het instituut voor opvoedkundig on
derzoek in Rio gehaald waar hij aan het
hoofd kwam te staan van een technische
dienst die met de opstelling van leerprogram
ma's belast was. In 1952 werd Helder Camara
secretaris-generaal van de Braziliaanse bis