EXISTENTIE IN LICHT EN DUISTER BR UG TUSSEN PSYCHIA TRIE EN T Durf de zwaartekracht om te keren Portret van Helder C der armen hoop Uitgangspunt van psychiater Vrienden van de Heer" „Godhoudt met van hoogmoedr Dr. H. van der Drift uit Wolfheze schreef „études" ook voor leken Werkloosheid Nobelprijs Humaan TER OVERDENKING (Johannes 15 vers 14) Een psychiater die een boek schrijft daar wil de leek met bei de handen naar grijpen. Want on herroepelijk komt de schrijver op een terrein, dat ongeveer iedereen interesseert, misschien omdat velen weten dat de grens tussen gezond heid en ziekte op di. terrein heel grillig loopt. - Gezien vanuit het standpunt van de leek, voor wie het nooit precies duidelyk wordt wat „normaal" en wat „abnormaal" is, al heeft hij er zo zijn eigen gedachten over. Maar psychiaters hebben meestal boeken geschreven voor psychiaters en voor hen die het willen worden. Zelden deden ze het voor de niet medisch-wetenschappelijk gevorm- den. Dr. II. van der Drift, genees heer-directeur van de psychiatrische inrichting Wolfheze, heeft nu een weloverwogen stap in die richting gedaan met ztfn boek' „Existentie in licht en duister, etudes rondom psy chiatrie en pastoraat". Het is dezer dagen verschenen bij de Apeldoorn- se uitgeverij Semper Agendo NV in Apeldoorn, die bezig is zich te spe cialiseren in het brengen van weten schappen tot elkaar en tot de leek. Zoals de titel van het boek aangeeft wordt hier een lijn getrokken tussen psychiatrie en pastoraat. Het is geen boek voor iemand die er in een ver loren uurtje wel eens iets over wil opsteken, maar het blijft een werk stuk, dat de traditie „alleen schrij ven voor de mensen uit het eigen vak" doorbreekt. Dat dr. v. d. Drift hiervoor het pastoraat heeft gekozen zal veel geïnteresseerden hartstoch telijk aanspreken: juist tussen psy chiatrie en pastoraat bestaan span ningen, misverstanden, ongegrepen dingen, dit alles ten koste van de patiënt én ten koste van degene die met hem bezig is, of hy nu dokter is dan wel pastoor. De schrijver heeft in deze etudes punten genomen zowel uit de alpha als uit de bétasfeer, onder het mot to: geen mens kan zich meer veroor loven achter de omheining van zijn eigen professie te blijven. Immers, hy zal zich dan vervreemden van zichzelf en van de gemeenschap en er ontstaan karikaturale of zelfs „ondermenselijke" communicatie- ieder goed pastoraat zich rekenschap geeft van de beperkingen, waarbin nen een ontwerp mogelijk is. Even eens leert die praktijk, dat goede psychiatrie altijd weer een perspec tief en een keuzemogelijkheid open houdt en daarmee de vrijheid én de hoop binnen de beperkingen. Nog maals dit: het boek geeft een stukje vrijblijvende vrijetijdsbesteding, je moet er met kop en staart in ver- vormen. De studies in het boek ko men niet voort en richten zich niet tot enige kerkelijke of politieke groepering. Zij zijn gebaseerd op de praktijk. En die praktijk leert, dat dwijnen en desnoods een hele tijd „onder blijven". Dan kan het loon van zo'n duiker ook gelijk staan aan dat van de parelvisser, die het knap benauwd kan krijgen in de diepten der zee, maar die na barre strijd tenslotte met iets boven komt dat de moeite waard is. Dr. v. d. Drift spreekt over de achtergrond, van waaruit weten schappelijke en artistieke werkers hun kennis van de mens vertolken, de beweegredenen van gedrag, zaken van elke dag voor iedereen. Daar komen uitvoerige citaten aan te pas, literaire kunstwerken, netjes uitge beend, maar dan wel door een man, die elke dag gebroken mensen voor zich ziet en wiens levenswerk het ia die breuken te helen. Hij kan het gouden sex-kalf zien als het object van een hartelijke lach, het ceremo nieel als iets meer dan een plechtig corset en een lege vorm, de dood als iets anders dan sterven. Hij kan het geloof dan zien als een vrolijke zaak. de autoriteit als iets dat niet per se conservatief hoeft te ztyn. En het „feest" als de kernsubstantie van het menselijke leven. Ten derden male: niet iets voor een verloren uurtje. Wel een boek dat mensen, op de grens van werelden die zij probe ren te verkennen, dat gevoel kan ge ven van: „Waar heb ik jou eerder gezien? Wij kennen elkaar". Van dezelfde schrijver zal volgend jaar een tweede bundel verschijnen met als titel „Etuden uit de inrich- tingspsychiatrie", in 1972 een derde bundel: „Etuden over de psychiatri sche verpleegkunde". Het eerste boek werd deze week aan dr. v. d. Drift ter hand gesteld door de voor zitter van het stichtingsbestuur van Wolfheze, de heer J. J. G. Boot, die het als leek „filosofisch, speels en kunstzinnig" noemde. Dr. v. d. Drift sprak daarna over enkele aspecten van het werk in Wolfheze, waarbij als illustratie enkele afdelingen van de psychiatrische inrichting werden bezocht. Na Pinksteren weten we eens te meer wat ons te doen staat als vrien den van de Heer. Ja, zo mag u zich noemen als het u ernst is bij Hem te willen horen. Het is de vraag of we Hem ook ónze Vriend mogen noemen. Hij is immers meer, veel meer. Hij is onze Heer! Dat laat Hij ook duidelijk uitkomen in het Evangelie. „Jullie bent Mijn vrienden, als je doet wat Ik je opdraag." („Licht" uit gave Ned. Bijbelgenootschap). Dat kan een gewone vriend niet van ons ei sen, hoe dik we ook met elkaar be vriend zijn. Maar de Heer kan het wél zeggen. Hij heeft er immers alles voor over gehad om ons tot Zijn vrienden te maken. Daarom kwam Hij in onze wereld. Het heeft Hem Zijn leven ge kost. Onwillekeurig denk ik dan aan het Christusbeeld, dat u aantreft in de Ludger-kerk in Münster in Westfalen. Ook deze oude bisschopsstad heeft in de laatste wereldoorlog zwaar geleden. Bij luchtaanvallen werd onder meer ook deze kerk verwoest, een zware bom viel dwars door het dak en het kruis, voor in de kerk, stortte omlaag. Het houten kruis verbrandde, van het Christusbeeld werden de beide armen afgeslagen. De kerk is intussen weer gerestau- reerd. Maar het geschonden Christus beeld heeft men aan een nieuw kruis bevestigd. Op de lege armen van het kruis staan in het hout de volgende TTuizen met naambordjes, zes of acht op een deur. Daar wonen mensen zoals ze overal ter wereld wonen, in een soort gezinsverband, ieder met zijn rechten en plichten. Maar buiten het terrein van de psychiatrische inrichting Wolfheze den ken velen, „dat alle patiënten hier op hun handen lopen", zoals iemand van het ver plegend personeel niet zonder enige ver- bitterheid zegt. Die bitterheid is begrijpe lijk. Terwijl de zorg voor de psychiatrische patiënt in ons land tot de modernste ter wereld behoort, blijft de buitenwereld die patiënt aankijken zoals zij het tientallen jaren geleden deed. Dat de zieken in een psychiatrische inrichting niet meer aan de ketting liggen, zoals vroeger, is wel door gedrongen. Maar hen als gewone mensen beschouwen nee. zover zijn de meesten van ons nog lang niet. het ook niet per se betrreuenswaardig te zijn, dat iemand voorgoed in de inrichting blijft. Dr. v. d. Drift: „Daar kun je van buiten af raar tegenaan kijken, maar be denk dat niet ieder huis een thuis is, het kan voor sommigen ook een adderkluwen zijn. Denk er dan ook aan, dat de gewone maatschappij bepaald niet onvoorwaarde lijk ideaal is. Massacommunicatie, die je soms intimidatie kunt noemen en temidden daarvan een immense eenzaamheid. De weekendverveling met het eindeloos over de wegen tuffen in een poging iets aan die verveling te doen. De mishandeling van natuur en andere leefmilieus. Het welzijn van de patiënt is ons hoogste doel. Het liefst in de gewone maatschappij, maar dat hoeft beslist niet zonder meer het ideaal voor iedereen te zijn", l^en leefklimaat vraagt een herkenbaar punt. In Wolfheze is dat punt „Het Feest". Ook weer iets waar je van buiten af vreemd tegenaan kunt kijken. Kan het feest in zo'n omgeving iets anders zijn dan een schijnsituatie? Maar dr. v. d. Drift en zijn medewerkers hanteren dat begrip al leen als herkenningspunt. Feest, dat is iets waar je allemaal deel aan hebt. In Wolf heze kan de feestruimte het werk zijn. De feestcode, dat niemand straffeloos een ander kan hinderen, zelfs niet met zijn humeur. Feest is ook iets, dat zich niet vanaf de kant laat bekijken door waarne mers je moet er in duiken. Van het ver plegend personeel wordt dit óók verwacht. Dan kan ook het ideaal benaderd worden, dat de verplegende zich niet overbuigt naar de patiënt, maar dat de patiënt om hoog wordt getrokken door de gezonde mens die hem verpleegt. Dr. v. d. Drift: „Dan moet je het tegenovergestelde durven te doen van wat de zwaartekracht voor schrijft. Wéér dus het punt, dat je in dit werk geen fatalist moet zijn". Daarom noemt hij het ook mishandeling van de pa tiënt, als iemand een werkstuk mooi vindt orhdat een patiënt het heeft gemaakt. Er moet bekeken worden of er de uiterste in spanning aan is gegeven. Is die inspanning er niet geweest, dan behoort het werkstuk te worden afgekeurd, zoals het onder ver gelijkbare omstandigheden van een gezond mens afgekeurd zou zijn. Daarom is er in Wolfheze ook een kapsalon en een schoon heidsspecialiste. Daarom wordt er met pa tiënten gekampeerd, tot in het buitenland toe. Bij het spelevaren op de Wanneper- veense meren sprong eens een meisje overboord. Iedereen schrok. Maar dat meisje begon rondjes te zwemmen, ze kon zwemmen nis eer rat en er was niemand, die dat ooit had geweten. Toen ze druipend en wel weer in de boot zat had ze 't groot ste plezier. Nu zegt een verpleger: „We hadden er dus niet van hoeven te schrik ken. Zoiets bepaalt je er weer eens bij, dat je pas goed bezig bent met de patiënten als je eens kunt vergeten dat je aan 't verple gen bent. Je moét wel eens vergeten, dat die mens naast je patiënt is". Hoe zei dr. v. d. Drift dat ook maar weer? „Je moet het tegenovergestelde dur ven te doen van wat de zwaartekracht voorschrijft". Een huis in een straat in de psychiatrische in richting Wolfheze. Zes tot acht patiënten wonen hier zonder permanente leiding van verplegend personeel; ze hebben zelf in hun mid den iemand die verant woordelijk is voor de gang van zaken. Verder heeft iedereen zijn eigen taak: iemand zorgt voor de tuin, iemand kookt enzovoort. Ruzie is er zeer zeker wel eens, maar dat kan dan net zo gezond-ontladend werken als in een gewoon gezin. In tegenstelling tot hetgeen de foto suggereert wonen in deze huizen nog geen mannen en vrouwen door elkaar. In sommige paviljoens is dat wél het geval en te eniger tijd zal het waarschijnlijk ook in de woonhuizen gebeuren. Wanneer het huizenplan rond is zullen 300 van de ruim 800 patiënten in Wolf heze van deze verplegings- vorm gebruik kunnen ma ken. woorden gesneden „Ik heb geen ande re handen dan die van jullie!" De Heer heeft u en mij nodig. Om Zijn Koninkrijk in deze wereld te verwer kelijken. De Heer heeft vrienden nodig die vrienden willen zijn voor anderen. Ja, vrienden van Jezus zijn betekent: Zijn handen te willen zijn, doen wat Hij ons opdraagt. We moeten in Hem geloven met handen en voeten, in han del en wandel, want Hem navolgen is wat anders dan Hem napraten. Mee doen is iets anders dan maar wat mee lopen. Als men aan ons niet merkt dat we een vriend van de Heer zijn, zijn we het dan wel? Het kón sinds Pinksteren. We krij gen niet alleen de opdracht. Goddank, ook de Geest! Zijn kracht! Leefden we maar meer uit dat ge loof! Wat een vriend kunnen we dan zijn voor anderen! Wat kunnen we dan een vrienden maken. Vrienden van Jezus, welteverstaan! Amerongen Toch zijn er in Wolfheze die normale woonhuizen, waarin nu 160 van de ruim 800 verpleegden een zeer maatschappelijk bestaan hebben. Binnen afzienbare tijd zullen het er 300 zijn. Iedereen heeft in zo'n gezin een eigen taak. In groter ver band krijgen sommigen straks een taak in de dorpsraad. „Eigen verantwoordelijk heid" is het wachtwoord voor de dag en de nacht en dat sluit precies aan op hetgeen geneesheer-directeur dr. H. v. d. Drift graag zegt: „Geestesziekte is in beginsel geen excuus voor asociaal gedrag". Ver pleegd wordt er natuurlijk wel degelijk in de „huizenafdeling". Maar toch in een an dere sfeer dan de geijkte. Is er iemand ja rig in zo'n huis? Dan komt er bezoek van het verplegend personeel. Dat bezoek komt niet zomaar binnenvallen, er gaat niet zon der meer een deur open, zoals in de pavil joenszalen. Er wordt gebeld. Er wordt opengedaan. Er wordt gevraagd of het be zoek binnen wil komen. Een gewone visite. Zo gaat dat. I7r loopt door de geschiedenis een draad, waarin psychiatrische patiënten vaak verward zijn geraakt. Vroeger waren ze zonder meer „bezeten" en werden ze nave nant behandeld. Daarna brak het besef door, dat het hier om zieke mensen ging, maar daar was nog weinig mee opgelost. Want als toppunt van menselijkheid gold het, dat men de zieken hun gang liet gaan inderdaad zeer menselijk, maar de dok ter van nu weet hoe funest die houding voor de patiënt en zijn omgeving kan zijn. In de twintiger jaren kwam er een keer punt, eindelijk ten goede. Dr. v. d. Drift noemt de naam van de Duitse psychiater Hermann Simon, die al zijn patiënten aan het werk had. Collega's uit het buitenland, die naar dit fenomeen kwamen kijken, kregen zonder meer de sleutels van de pa viljoens. En dit alles gebeurde in een tijd, waarin medicamenten en elektroshock niet of nauwelijks bekend waren in de psy chiatrie. „Die Hermann Simon was nu eens geen fatalist maar een wever", zegt dr, v. d. Drift. „Een wever, doelbewust bezig met het maken van patronen en het wer ken op die patronen. Niet meer een man die afwachtte hoe het allemaal zou gebeu ren, maar iemand die wist, hoe hij het wilde hebben". In deze geest is voortgewerkt. Niet overal, maar in Nederland zeer zeker. Ook in Wolfheze. JTe grootste zorg vormen daarbij de langdurig zieken. In Wolfheze gaat een-derde van de patiënten na een paar maanden weer naar huis, een-derde blijft langer dan negen maanden en een-derde moet gerekend worden tot degenen, die hier lang moeten blijven niet zelden voor altijd. Vaak bestaat de neiging, rela tief veel aandacht te schenken aan de mu- tatiestroom. Het is ook verleidelijk, want een groot aantal vlot genezen patiënten bezorgt de inrichting een goede naam. Dr. v. d. Drift wil uitdrukkelijk weerstand bieden aan die verleiding. Wat gewonnen is aan inzicht in de situatie van de langdu rig of ongeneeslijk zieken moet bewaard blijven. Het moet bovendien verdiept wor den. Ook deze zieken mogen van arts en verzorger éisen dat alles gedaan wordt om hen optimaal mens te laten zijn. Dan hoeft schoppenconferentie en in 1964 ging hij na een verblijf van 28 jaar in Rio naar Recife in het oosten van het land waar paus Paulus met wie Camara het (toen deze paus nog kar dinaal Montini heette en zich intens inzette voor de armen van Milaan) heel goed heeft kunnen vinden. Decife telt bijna'één miljoen inwoners en heeft een vochtig klimaat waar het in het warme jaargetijde erg heet kan zijn. Re cife is een prachtige stad, maar ook een stad vol armoede waar de prostitutie welig tiert en de werkloosheid een zelfs voor Latijnsameri- kaanse begrippen ontstellende omvang heeft. Verschillende presidenten hebben gepro beerd Helder Camara een belangrijke staats functie te geven, o.a. die van minister van onderwijs, maar hij vond het zijn roeping om het bisschopsambt te blijven bekleden. Nadat Brazilië een autoritair en dictatoriaal bewind had gekregen en de Braziliaanse bis schoppenconferentie van 1968 plaatsgevonden had, lanceerde de aartsbisschop de „beweging voor vrede en gerechtiheid" met als doel: het volk bewust te maken van zijn recht om deel te nemen aan de grote politieke en economi sche beslissingen. Ondanks het feit dat zijn actie en activiteiten hem door overheid en kerkelijke collega's bepaald niet in dank af genomen werden integendeel! heeft Helder Camara dóórgezet en loopt hij nog al tijd levensgevaarlijke risico's. Wie hierover meer wil lezen wijzen wij graag op (o.m.) zijn boek „Revolutie in vre desnaam", uitgegeven bij Bruna, een zojuist bij Desclée de Brouwer uitgekomen werkje „Een spiraal van geweld", eveneens van zijn hand en opgedragen aan de nagedachtenis van Mahatma Gandhi en Martin Luther King, alsmede de door Jan Glissenaar geschreven Kosmo-story no. 9 (uitgave Sjaloom, Odijk) en boekje 1309 van de AO-reeks van de hand van J. A. Brandsma over „Kerk en wereld in La tijns-Amerika". In „Een spiraal van geweld" schrijft Dom Helder Camara o.a. hoe hij voortdurend ge fascineerd blijft door de hedendaagse jeugd. „Veel van mijn hoop op een rechtvaardiger en menselijker wereld vindt zijn reden en ook steun bij de jongeren die geen pardon hebben voor de zeven hoofdzonden van de heden daagse wereld: rassenwaan, kolonialisme, pa ternalisme, farizeïsme, vervreemding en angst". T)om Helder Camara, de man die eens zijn gouden bisschopskruis verwisselde voor een eenvoudig houten kruis der armen, die voor honderden miljoenen armen en misdeel- den in de derde wereld een heil-aankondigend profeet geworden is en helemaal gekarakteri seerd kan worden met zijn uitspraak „God houdt niet van hoogmoed" is terecht voorge dragen voor de Nobelprijs voor de vrede. In ons land heeft o.m. de synode van de Ned. Herv. Kerk onlangs besloten achter deze kan didatuur te gaan staan. Hij is een priester die ook ons, West-Euro peanen heel veel te zeggen heeft! E. J. MATHIES Deze maand vertoeft Dom Helder Camara, aartsbisschop van Olinda en Recife, in Europa. Voornaamste doel van zijn reis is begrip te wekken voor het werk dat hij in Zuid-Amerika verzet en tevens hulp en steun te verkrijgen en overleg te plegen met de vele organisaties in allerlei landen die achter hem staan. Giste- ren arriveerde hij in Nederland waar hem een druk programma wacht maar dat hij in ons land een open oor zal vinden is wel zeker. Toen hij vorige week in België verbleef eerde de universiteit van Leuven hem met een ere-doctoraat in de theologie. Onder de aanwezigen was ook kardinaal Suenens met wie mgr. Camara diepgaand overleg pleegde. Toen ik geboren was heeft mijn vader want over godsdienst en zo brak die zich het hoofd niet in die tijd een naam voor me gezocht in een encyclopedie. En op een gegeven moment vondt hij„Den Hel der, vestingstad in Noord-Holland". En zo zou hij heten, zijn zoon Helder, besloot hij. Later heb ik Hollandse leraren gehad op het seminarie en die hebben me uitgelegd dat ze in Holland, als het mooi weer is met geen wolkje aan de lucht, zeggen dat de hemel helder is, onbewolkt. Daar houd ik van zonder complicaties". Dit vertelt de aartbisschop van Olinda/Re- cife, tweelingstad in Noordoost-Brazilië, Dom Helder Camara aan de auteur van het boek „Dialogen met Helder Camara", José de Broucker die deze woorden opgetekend heeft op de eerste pagina's van deze uitgave van Desclée de Brouwer te Brugge/Utrecht. Dit weekeinde brengt de van gestalte kleine, maar overigens gróte aartsbisschop een be zoek aan ons land, waar duizenden bewon deraars met hoog gespannen verwachtingen >p hem gewacht hebben. Dom Helder Camara, 61 jaar oud, heeft kerk en wereld veel te vertellen omdat hij een Boodschap heeft en deze in de moeilijkst denkbare omstandigheden in praktijk brengt. Voor miljoenen jongeren en ouderen in Brazi lië en ver daarbuiten is hij niet in de eerste plaats de kerkelijke hoogwaardigheidsbekle der maar de levendige priester met zijn klei ne baret en zijn antracietkleurige regenjas waar een rand toog onderuit komt zonder ook maar een vleugje paars, de man die niet meer in het fraaie aartsbisschoppelijke paleis wilde wonen maar in een paar kleine kamers bij een van de kerkgebouwen van zijn stad om dat hij het een onmogelijke zaak vond (en vindt) zo heel anders te wonen dan de gelovi gen voor wie hij altijd klaar staat. Miljoenen spreekt hij óók aan omdat hij de man van de vréde is en tegelijk een vechtjas, maar dan in de zin van: vechter voor armen en verdrukten. Door de gevestigde wereldlij ke en kerkelijke machten in zijn land is hij gevreesd omdat hij zonder een blad voor de mond te nemen corruptie en uitbuiting on dubbelzinnig aan de kaak stelt en zich niet neer wil leggen bij de „diplomatieke" houding die velen van zijn collega's jarenlang aan de dag gelegd hebben. Hij wordt de „rode bisschop" genoemd, maar is bepaald geen communist omdat hij ook het begrip „vrijheid" in zijn vaandel ge schreven heeft. Dom Helder Camara is de man van de uit een Evangelische levensstijl voortomende revolutionaire, maar geweldloze actie. ïn 1909 werd hij achter in een schoolge- bouw te Fortaleza, de hoofdstad van Ceara geboren. Zijn moeder was onderwijze res en zijn vader journalist. „Als mijn broers en zusters nog allemaal in leven waren zou den we met ons dertienen zijn; maar mijn moeder, die veel in haar leven geleden heeft, heeft in een epidemie binnen 29 dagen vijf kinderen verloren. „Er waren geen vliegtuigen in die tijd en er was geen vaccin in Ceara. Toen het vaccin eindelijk kwam zijn zij die ingeënt zijn in le ven gebleven", vertelde hij José de Broucker. Veel heeft hij vooral aan zijn moeder te dan ken gehad, vooral haar humane karakter en openhartige ontvankelijkheid voor de mensen hebben een stempel op Helders leven gedrukt. Na zijn schooltijd bezocht hij het seminarie en in 1931 werd hij priester gewijd; de bis schop belastte hem meteen met de oprichting van een parochie in Fortaleza. Vijf jaar later werd hij benoemd tot technisch adviseur voor het onderwijs in Rio de Janeiro. Later werd hij naar het instituut voor opvoedkundig on derzoek in Rio gehaald waar hij aan het hoofd kwam te staan van een technische dienst die met de opstelling van leerprogram ma's belast was. In 1952 werd Helder Camara secretaris-generaal van de Braziliaanse bis

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 15