Onderweg naar bet leven in 2000
prof.
de boer: „Wij dienen ons op de mens te oriënteren"
Toekomst kunnen we
met z'n allen maken
Accent komt te liggen
op vrijetijdsbesteding
Prof. Hall: „Stad
de baas
Prof. Jean Fourastié:
Maar eerst moet er nog
veel worden gedaan
We moeten
Megalopolis
vermijden
Mens kan
niet zonder
avontuur
Straks zal
men
mens
nieten naar
wat
hij in
zn
vrije
tijd
doet
Uit kracht gegroeid
Mej. Klompé:
Aangepast
Hoe zullen we straks in het jaar 2000 leven?
Het is een vraagdie de mens van tegenwoordig
steeds meer bezig houdtJuist deze generatie
immers heeft ontdektdat techniek en weten-
schap nergens meer voor staan. Alles kan,
denken we.
Maar niet alleen de gewone man laat zijn
gedachten gaan over hoe het kan wordenook
de man van de wetenschap doet dat. De groei
van een stadde toeneming van de vrije tijd
en de aanzienlijke uitbreiding van het verkeer
werpen grote problemen op. De experts uit tal
van landen komen regelmatig met elkaar tot
een gedachtenwisseling. Er worden congressen
georganiseerdwaar men zich verdiept in de
vraagstukken betreffende het wonen en leven
over enkele tientallen jaren.
Zo'n congres heeft onlangs in Rotterdam
plaatsgehad. Internationaal vermaarde deskun
digen hebben daar hun visie op de toekomstige
problemen gegeven. Mannen als prof. Fourastié
schrijver van het in de hele wereld bekende
boek 40.000 uur", dat handelt over de groei-
bezit groot gezag op het gebied van de regionale
planning. Van eigen bodem gaf prof. ir. IV. A.
de Boerdirecteur van de provinciale planolo
gische dienst van Zuid-Holland en bijzonder
hoogleraar in de stedebouw te Delftzijn ver-
ende vrije tijd. Hij is hoogleraar in Parijs en
voorzitter van de Franse regeringscommissie
voor planning.
Dan was er prof. Peter Halldie grote
bekendheid verwierf door zijn boek „Zeven
wereldstedenHij is hoogleraar aardrijkskunde
aan de universiteit van Reading in Engeland en
ivachtingen weer over de city en de binnenstad.
Deze drie hoogleraren zijn deskundigendie
samen een globaal toekomstbeeld kunnen geven
al staan zij met hun voeten voldoende stevig op
de aarde van vandaag. Daarom zeggen zij ook
steeds weerdat zij geen profeten zijndie met
zekerheid iets kunnen voorspellen maar onder
zoekersdie kunnen aangeven langs welke we
gen het menselijk denken zich zal ontwikkelen
en waar dat denken de mensheid naar alle waar
schijnlijkheid zal brengen.
Prof. Jean Fourastié ziet, hoe de persoonlijk
heid van de mens zich zal wijzigendoordat hij
meer aan vrijetijdsbesteding zal doen. Prof. Hall
verwachtdat meer mensen in forenzensteden
zullen gaan uonen en daar een deel van hun
werk zullen verrichtenomdat zij er op het
kantoor in de city niet de nodige rust voor kun
nen vinden. Prof. De Boer wil niet in de eerste
plaats de vorm voor de stad in 2(JÓ0 vaststellen
maar vindt weldat er een wetenschappelijk
gefundeerde utopie voor de stad tan de toe
komst moet worden opgesteld. Hij vindt het
belangrijk erover na te denkenhoe men de
samenleving in de toekomst zou willen laten
functioneren.
DEN HAAG „Er h een duidelijke onderstroom herkenbaar, vooral bij
jonge architecten, die al die fantastische plannen beu zijn. Zij hebben niet zo'n
behoefte aan grandioze plannen voor de stad van de toekomst. Het is wel ge
zond, dat de jonge generatie zkh vooral verzet tegen die imaginaire denkbeel
den voor nieuwe steden".
Prof. ir. N. A. de Boer brengt in deze
woorden tot uitdrukking, dat het geloof
in al die fantastische plannen voor
nieuwe steden er wat. af gaat. De be
staande, oude stad moet volgens hem in
eigen schaal worden uitgebouwd. Com
binatie van oude en nieuwe stedebouw-
kundige vormen vindt hij best moge
lijk.
Achter die tegenzin tegen dat spec
taculaire, steekt het verlangen van die
architecten om zich meer te gaan oriën
teren op de mens. Daar zijn wij in ons
land eigenlijk nog veel te weinig mee
bezig" vindt hij.
Over de stedebouwkundige ontwikke
ling van de Randstad is hij niet zo best
te spreken. Helemaal oneens is hij het
met de opvattingen van buitenlandse
stedebouwers die vinden dat in de
Randstad met haar groene hart alle pro
blemen van de steden zijn opgelost.
„Dat is niet waar", zegt hij ernstig
kijkend. „De Randstad is een melkweg
stelsel van uit hun krachten gegroeide
steden en vernielde dorpen. Die er geen
van alle goed voor staan".
En hij somt in aansluiting op deze
woorden de plaatsen op die hun eigen
ontwikkeling niet kunnen opvangen.
Prof. De Boer: ..Een binnenstad
moet eigenlijk alles in één zijn.
Den Haag dat daar niet toe in staat is.
Amsterdam „dat zo'n beetje staat te be
schimmelen" en Rotterdam dat een te
laag werkgelegenheidsniveau heeft om
tot metropool in een kerngebied van
West-Europa te kunnen uitgroeien.
„Ik vind het ook nogal pretentieus,
om de vorm vast te leggen voor de stad
in 2000. We weten er ook eigenlijk niets
van, hoe die stad dan zal moeten zijn.
Om dat te weten is geen enkele poging
gedaan. In de vooruitzichten zijn de
ontwikkelingen, zoals die tot nu toe
zich aftekenden, wat doorgetrokken
waarbij dan wat te verwachten invloe
den zijn opgenomen", concludeert de
stedebouwkundige.
Hij vindt dat er een wetenschappelijk
gefundeerde utopie voor de stad van
morgen opgesteld moet worden. Waar
bij er van uit wordt gegaan, hoe men
de samenleving in de toekomst zou wil
len laten functioneren. Vooral de poli
tieke partijen zouden zich met zulke
plannen moeten bezighouden.
„In zo'n plan moet een keten van mo
gelijke ontwikkelingen worden opgeno
men. Waarmee je, desgewenst, steeds
een andere kant op kunt. De toekomst
is een zaak die we met z'n allen kunnen
maken. En wat het beste past moet in
zo'n plan taakstellend worden gemaakt",
voert prof. De Boer met klem aan.
Ongerust is hij over de neiging in
vele steden, kantoren en andere bedrij
ven over te plaatsen naar subcentra.
Ook het teruglopen van de bewoning
van de binnenstad vindt hij een trieste
zaak.
„Het is niet juist om te veronderstel
len, dat door het verplaatsen van de be
drijvigheid de verkeersproblemen min
der worden.
Door bedrijven van de binnenstad
naar de subcentra te halen, komen die
stadsdelen met verkeersvraagstukken te
zitten, die ver uitgaan boven de schaal
waarin ze gebouwd zijn."
De city moet door het vasthouden van
al die activiteiten levendig blijven, het
sociaal-culturele leven daar moet de
stedeling alles bieden wat hij voor een
prettig leven nodig heeft.
„Er wordt nogal eens de vrees uitge
sproken, dat de agglomeraties te groot
zullen worden. Dat het agglomeratie
voordeel omslaat in een nadeel. Het
probleem is echter dat een aantal ste
den in de randstad niet groot genoeg is.
Zij missen daardoor bepaalde elemen
ten, waardoor de stedeling zich niet he
lemaal kan ontplooien."
Geen geloof hecht prof. de Boer aan
de opvatting van Peter Hall. dat door
de telecommunicatie er minder be
hoefte aan persoonlijke ontmoeting in
de stad zal komen.
„Voor de echte contacten zal die per
soonlijke ontmoeting steeds nodig
blijven", is zijn overtuiging.
Het gesprek van man tot man met een
glas wijn of bier blijft voor zaken
mensen en anderen noodzakelijk, om
tot werkelijke beslissingen te komen."
Van groot nadeel voor de vestiging
van belangrijke elementen in de bin
nenstad vindt hij, dat de grondprijzen
daar zoveel hoger zijn dan in de ge
meenten die om de stad liggen. In die
prijs van de grond in de binnenstad zit
ten de kosten van de infrastructuur,
van alle voorzieningen die voor het le
ven in de binnenstad nodig zijn. Die
kosten zitten veel minder in de grond
prijzen in de plaatsen rond de grote
„Er zou een gezamenlijke grondpoli-
tiek moeten komen van de grote stad en
de omliggende steden", is de stellige
mening van prof. de Boer. „De kleine
stad heeft groot belang bij het goed
functioneren van de city in de grote
stad. Daarom zouden de plaatsen die bij
een grote stad liggen er aan mee moe
ten werken, dat bepaalde vestigingen
niet in hun gemeente komen maar in de
stad. En de prijs van de grond zou niet
afgestemd moeten worden op de opper
vlakte die verkocht wordt, maar op de
belangrijkheid van de vestiging voor de
binnenstad."
Over de betekenis van de city raakt
prof. de Boer niet vlug uitgepraat. Die
binnenstad moet eigenlijk alles in één
zijn. Niet alleen een plaats waar het
goed winkelen is maar waar de stede
ling helemaal in het leven kan opgaan.
„De city is het cultuurlaboratorium
voor de mens", zegt hij diepzinnig.
„Daar moet alles kunnen. Ook experi
menten die achteraf mislukt blijken te
zijn, moeten er mogelijk zijn. Want
mislukkingen kunnen ook waardevol
zijn".
Rotterdam Het Rotterdams congres
„Stedeling en stad in het jaar 2000" werd
geopend door prins Bernhard. Hij zei,
dat in het jaar 2000 de verstedelijking
van vrijwel de gehele bevolking van de
economisch sterk ontwikkelde landen
voltrokken zal zijn, zowel door toene
ming van de stedelijke gebieden zelf
als door verstedelijking van het platte
land.
„We hebben geprobeerd", aldus de
prins „tijdens dit congres de gelegen
heid te scheppen tot een volkomen open
en vrije uitwisseling van gedachten tus
sen ervaren deskundigen en studenten.
Eigenlijk gaan zich hier twee congres
sen afspelen, het ene tussen prominen
te deskundigen die de onderwerpen in
leiden en hen die zich als deelnemer
aan het congres hebben laten inschrij
ven. Daarnaast kunnen zich discussie
groepen vormen waar ieder die dat
wenst ook de burgerij een onder
werp ter sprake kan brengen. De deu
ren staan wijd open", zei de prins.
Minister van CRM, mejuffrouw dr.
M. A. M. Klompé, vindt dat ofschoon de
moderne westerse maatschappij geba
seerd is op een maximale gelegenheid
voor individuele ontwikkeling, dit te
weinig tot uitdrukking komt in de hui
dige stedelijke ontwikkeling. „Wanneer
we niet opassen," zo zei ze, „groeien
onze steden uit tot een geweldige Mega
lopolis. Alleen een geïnspireerde ruim
telijke ordening kan een maatschappe
lijke basis vinden voor nieuwe stedelij
ke structuren.
Door moed te tonen bij onze ontwer
pen zullen we erin slagen onze steden
leefbaar te maken", aldus de minister.
PARIJS „De vrijetijdsbesteding, die op het ogenblik in vergelijking tot het
beroep en het werk een min of meer ondergeschikte rol speelt zal in de ko
mende tijd zodanig toenemen, dat de verhouding juist andersom komt te liggen.
Naarmate het werk minder van de mens zal gaan eisen, dat wil zeggen minder
beslag legt op zijn capaciteiten, des te meer zal de vrijetijdsbesteding dit gaan
doen".
„Op die manier zal zijn persoonlijkheid allengs meer tot uiting komen in deze
vrijetijdsbesteding. Nu gebeurt dat vrijwel uitsluitend in zijn beroep. Men acht
iemand belangrijk, groot of geniaal, omdat hij dat in zijn beroep, in zijn werk
is".
In de toekomst zal dit echter gebeuren door bet type vrijetijdsbesteding, dat hij
heeft gekozen.
Dit was de conclusie, die prof. Jean
Fourastié (62)trok in een gesprek over
de ontwikkeling van de vrijetijdsbeste
ding. Hij praat hier vaak over Parijse
appartement, dat in schaduw ligt van
het Unesco-gebouw.
Tijdens het congres in Rotterdam is
in discussiegroepen het wonen en leven
in 2000 nader toegespitst op de vraag,
hoe ervoor kan worden gezorgd dat
flatneurose verdwijnt. Anders gesteld:
wat kan er aan de huizen van de toe
komst worden gedaan, dat de mensen
weer in alle rust hun privéleven kun
nen leiden.
Van belang daarbij is. dat er ruimten
worden gecreëerd, waarin de kinderen
„op avontuur" kunnen gaan, waar zij
hun fantasie kunnen botvieren, zoals
de jeugd van vroeger in oude dorpsker
nen of stadswijken dat deed. Zo heeft
een psycholoog opgemerkt, dat het heel
best mogelijk is, dat de opgroeiende
jeugd van nu, die avontuur zoekt in de
rel om de rel. vroeger van avontuur
verstoken is gebleven op het gehorige
flatje in de kale nieuwbouwwijk en
daarvoor nu onbewust compensatie
zoekt.
Kinderen, wier fantasie geprikkeld
wordt, zo werd gesteld, leren dóór te
denken. En de wereld zal het steeds
meer moeten hebben van mensen, die
die kunst machtig zijn.
Hij is een geweldig bezig man. Als
het ware met een voetinhetvliegtuig,
dat hem na een serie lezingen uit Ma
drid terugbracht en met de andere in
het toestel naar New York. Voor hij
daartoe vertrok om een commissiever
gadering van de Verenigde Naties bij te
wonen vind dat hij toch nog de tijd de
filosofeten over de mens in het jaar
2000 en zijn vrije tijds besteding. Ze
kerheid hierover bestaat niet, zegt hij.
Dit hangt er in hoofdzaak van af of de
mens van het jaar 2000 de nadruk zal
leggen op de consumptie of op de ont
spanning".
„Men mag namelijk niet stellen, dat
wij met de huidige consumptie de top
hebben bereikt. In de dagelijkse prak
tijk merkt men, dat op talrijke gebie
den nog lang niet alle behoeften van de
mens zijn bevredigd. Bovendien schep
pen de vooruitgang en de modernise
ring van het produktieapparaat dat
elke maand nieuwe uitvindingen doet
niet alleen nieuwe behoeften, maar
vaak ook noodzakelijke voorzieningen
voor de mens. Zo zijn er steeds meer
autosnelwegen nodig, steeds meer uni
versiteiten. steeds meer woningen."
„Ook komt er steeds meer werk in de
gezondheidssector. Dankzij de trans
plantaties van organen en de geweldige
strijd tegen de kanker. Dit alles vergt
ontzaglijk veel werk. Hieruit zou
kunnen concluderen, dat in het jaar
2000, als gevolg van deze werkvermeer-
dering, de tijd voor ontspanning maar
weinig zal toenemen."
„Niettemin bestaat er een fundamen
teel verlangen in de mens naar ont
spanning en recreatie. Er zijn nu al
heel wat mensen, die er de voorkeur
aan geven om hun consumptie te beper
ken ten bate van de ontspanning."
„Ondanks de tweeledigheid van het
probleem, geloof ik daarom vast, dat de
mens in het jaar 2000 over veel meer
vrije tijd zal beschikken en dus korter
zal werken."
„Wij moeten uitgaan van het begin-
Prof. Jean Fourastié. Hij vindt
dat de moderne stedenbouwer er
voor moet zorgen, dat er talrijke ont
moetingsplaatsen worden geschapen.
sel, dat de vrijetijdsbesteding een vol
komen vrije activiteit is. Afhankelijk
van elke smaak en voorkeur, die door
geen enkele verplichting wordt voorge
schreven. Noch op sociaal, noch op reli
gieus, noch op beroepsgebied. Daarom
behoort het knutselen in eigen vak tot
de vrijetijdsbesteding, zelfs wanneer
men het doet om geld te verdienen, om
de zogenaamde bijverdienste. Althans
zolang er geen beroeps- of contractuele
dwang achter zit.
„Daardoor kan de mens alle kanten
op. Maar dit houdt wel in dat er totaal
verschillende ruimten en instrumenten
nodig zijn. Juist deze kwestie van de
plaatsruimte is zonder meer dramatisch.
In verhouding tot de behoeften van de
vrijetijdsbesteding zijn deze ruimten en
instrumenten uitermate beperkt."
„Het is bepaald niet gemakkelijk om
te zeggen wat de moderne stedenbou
wers daaraan kan doen. Juist met het
oog op de veelzijdige richtingen, waarin
de vrijetijdsbesteding zich ontwikkelt."
„De stedenbouwer dient er in de eer
ste plaats voor te zorgen, dat er talrijke
ontmoetingsplaatsen geschapen wor
den."
„Ook in de open lucht, zoals stadions,
sportgelden, speelweiden, tuinen, wa
tervlakten. zwembaden. Het belangrijk
ste van alles is echter, dat een stede
bouwkundige zich niet beperkt tot een
of twee takken van vrijetijdsbesteding,
maar alle lakken hiervan in zijn plan
nen betrekt."
etijdsbesteding geweldig toe."
„Men moet er nu al rekening mee
houden, dat aan het einde van deze
eeuw die uitgaven per hoofd van de
bevolking vijf of zes maal hoger zullen
liggen dan thans. Voor deze enorme
consumptie is een even enorm produk-
tie-apparaat nodig.
Maar ook hier in de meest uiteenlo
pende richtingen: hotels, vakantiever
blijven in de bergen en aan de kust;
restaurants, traneportmiddele, sportar
tikelen, uitgeverijen, muziekonderwijs,
en zo verder."
„De meeste van deze „consumptie-ar
tikelen" zijn op het ogenbl
k al uitver
kocht en overbelast. Op dit punt blijft
nog vrijwel alles te doen over".
„Deze toenemende vrijetijdsbesteding
vergt ongetwijfeld een aangepast pro-
duktie-apparaat. Het produktie-appa-
raat van wat men noemt de vierde sec
tor, diet aangepast te worden aan de
komende behoeften. Want terwijl de
uitgaven voor levensmiddelen een
steeds geringere plaats innemen in het
huishoudboekje, nemen de bestedingen
aan de gezondheid en voor devri j-
LONDEN Peter Hall. hoogleraar
aardrijkskunde aan de universiteit van
Reading, is van jongs af aan geboeid
door steden. Door de problemen van
hun groei en bovenal door de steeds
klemmender vraag hoe ze leefbaar blij
ven.
„Ik ben in steden opgegroeid, ik had
al vroeg belangstelling voor vragen als:
Hoe en waarom werken ze en hoe kun
nen we ze de baas blijven", zegt hij.
Een ontmoeting in een hotel in het
hart van Londen is karakteristiek
voor wat hem bezig houdt. Professor
Hall snelt de hal binnen en stelt voor
even mee te rijden in zijn auto, op zoek
naar een parkeerplaats.
In het hotel werd hij later op de dag
gehoord als vooriztter van de onder
zoekgroep van de raad voor regionale
plannen in het zuidoosten. Hij sprak
tijdens een openbaar onderzoek naar de
beste plaats van Londens derde grote
vliegveld. Behalve nationaal is Peter
Hall ook in het buitenland bekend om
zijn denkbeelden.
Grondoplossing voor het wegnemen
van de enorme economische en sociale
druk die de grote stad met haar voor
delen bedreigen, vindt Peter Hall de
bouw van nieuwe steden, satellietsteden
en dergelijke. Engeland is daar na de
oorlog mee begonnen. Hij wijst in dit
verband ook op de nieuwe woonruimte
in de Nederlandse IJsselmeerpolders.
„Maar", zegt professor Hall, „de
plannen voor onze nieuwe steden wer
den een kwart eeuw geleden ontwor
pen. Voor geheel andere economische
en sociale eisen dan waaraan ze nu
moeten voldoen. Er is toen geen reke
ning gehouden met de geweldige toene
ming van het aantal auto's. Een groot
probleem is dan ook, nu, bij onze toe
komstverwachtingen niet dezelfde fout
te maken".
De auto is duidelijk centraal in Halls
denken. „Men geeft het gemak ervan
niet op", meent hij, „misschien in de
bestaande steden maar zeker niet in de
nieuwe. En een minderheid (ouden van
dagen, kinderen) zal altijd aan vorm
van openbaar vervoer blijven eisen".
Hoewel de fiets volgens Peter Hall
zeker een toekomst heeft „een goede
vorm van persoonlijke mobiliteit"
ziet hij in onze nieuwe woongebieden
auto's en steeds meer auto's.
„Denk vooral ook aan de ontwikke
ling van een auto die onze milieuhygië
ne niet vervuilt", aldus prof. Hall, „en
de elektrische auto, die zal er zeker ko
men of een die wordt aangedreven
door stoom".
Toch ziet deze deskundige de auto
niet alleen als een bedreiging. Hij voor
ziet een tijd met op afstand bediende
auto's, waardoor men dus sneller en
langer kan reizen zonder vermoeid te
raken. Men kan dan autorijdend lezen
of naar de televisie kijken en dit bete
kent: de mogelijkheid van langer foren
sen.
Een andere mogelijkheid om de groei
van de grote steden af te remmen ziet
Peter Hall in vertrek van kantoren uit
het centrum. Een bewust door de over
heid gestimuleerde politiek zoals in
Londen, leidde al tot een afremming
van de groei van deze metropool.
„Het belangrijkste is hoe we de voor
delen van de telecommunicatie kunnen
gebruiken om onze steden te decentrali-
Prof. Peter Hael. Hij ziet weinig
bedreiging van de zijde der auto's
voor de toekomst.
seren", zegt prof. Hall. „In hoeverre is
het dan nog noodzakelijk elkaar voor
overleg te ontmoeten?", vraagt hij zich
af.
En weer kijkt hij in de toekomst:
„Denk aan computers voor het opslaan
van gegevens, aan de videofoon, de te
lefoon waardoor men elkaar hoort en
ziet en bovenal aan het systeem waar
aan men werkt om een drie-dimensio
naal beeld te krijgen van mensen die
men op afstand wil spreken".
De oplossing die Nederland heeft ge
kozen voor de Randstad Holland vindt
prof. Hall een voorbeeld voor andere,
snel groeiende wereldsteden: straalsge
wijze stadsuitbreiding met daartussen
wiggen natuurgebied. Zeer te spreken is
hij ook over het bestaan van verschil
lende steden daarin, die elk een eigen
taak hebben. Dat heeft veel voordelen,
meent Peter Hall.
Steden als Rotterdam en Amsterdam
hebben volgens Peter Hall naar ver
houding een kleiner gebied met ver
keersopstoppingen dan Londen, „maar",
geeft hij toe, „een belangrijk vaarwater
in beide steden, schept weer problemen,
net als in New York".
Sprekende over de verkeersstrem
mingen tijdens het veekeinde in de
Randstad en op de verbindingen met
andere streken.
„De weekeinden zijn een extreme
vorm van de spitsuren, die zal altijd
blijven. Hoe meer concentraties van
steden er komen, hoe erger de zondag
avond zal worden".
Maar aan de andere kant ziet hij in
het komende tijdperk behalve de ver
schillende mogelijkheden om door over
heidsingrijpen, regionale plannen, satel
lietsteden, nieuwe steden, langer foren
sen, nog een andere mogelijkheid om
onze steden te ontlasten:
„Misschien zullen we eens nog maar
twee tot drie dagen in de stad werken
en de rest thuis", filosofeert Peter
Hall. „Velen doen dit al".
Hij heeft hierbij speciaal mensen op
het oog die lange, ingewikkelde rappor
ten moeten bestuderen waar ze op kan
toor geen rust voor vinden.
„Ik voorzie dat we over twee tot drie
jaar nog maar vier dagen per weeu in
de stad op kantoor zullen werken en d<
rest thuis", zegt hij. Hall wijst hierb
tenslotte ter staving van zijn uitspraa!
op het merkwaardige verschijnsel, da
het aantal forensen dat naar Londer
reist, sneller afneemt dat het aanta
banen in de hoofdstad.