Ben Goerion s
profetisch
vredesgebed
Ter overweging
A. van Haemstede
in proefschrift
belicht
DISCUSSIE-
INTERVIEW DOOR
RIK VALKENBURG
Ret is geen nieuws te constate
ren dat de Nieuwe vertaling, de bij
belvertaling die enkele jaren gele-
den onder auspiciën van het Ne
derlands Bijbel Genootschap tot
stand is gekomen en waaraan tal
van geleerden vele jaren hebben
gewerkt, weliswaar door vele ker
ken wordt gebruikt maar dat er
anderszijds ook grote weerstanden
tegen bestaan. Om een voorbeeld
te geven: er bestaat een „Stichting
tot handhaving van de Statenver
taling" die in Dordrecht is geves
tigd en voortgekomen uit het
„Landelijk Comité tot behoud van
de Statcn-Vertaling". Het bestuur
bestaat hoofdzakelijk uit predi
kanten van de Nederlandse Her
vormde *kerk, de Gereformeerde
Gemeenten (zowel synodaals als de
Ger. Gem. in Nederland), de Oud-
Gereformeerde Gemeente en de
Christelijke Gereformeerde Ker
ken.
Ander voorbeeld: er is een bro
chure op de markt gekomen „Sta
ten-Vertaling contra Nieuwe Ver
taling" en van dit geschrift z(jn
inmiddels 35.000 exemplaren ver
kocht! Schrijver is de heer A.
Bergsma te Rotterdam, een tech
nisch adviseur met een grote talen
kennis die in zijn vrije tijd heel
STATENVERTALING
wat gestudeerd heeft, ook op het
gebied van handel en economie.
Voor deze brochure schreef ds. M.
Baan, Chr. Gereformeerd predi
kant te Zeist, een voorwoord al
eerder had hij zelf een boekje het
licht doen zien onder de titel „De
nieuwe bijbelvertaling in discus
sie".
Een derde voorbeeld: in Amers
foort is onlangs een „Vereniging
voor voortgezet onderwijs op re
formatorische grondslag" in het
leven geroepen in de (bij K.B.
goedgekeurde) statuten kan men
lezen dat „stelling gekozen zal
worden tegen de alom verspreide
evolutieleer en dat de Staten-Ver-
taling van de bübel (de zogenaam
de Oude Vertaling) verplicht zal
worden gesteld voor het godsdien
stig onderwijs."
Dit alles wetende is het niet ver
wonderlijk dat er inmiddels een
nieuwe stichting in het leven is ge
roepen, de Gereformeerde Bijbel
Stichting (GBS) met op dit ogen
blik 22.000 donateurs en met een
eigen blad dat in een oplage van
42.000 exemplaren verschijnt. Deze
stichting werkt aan een herziening
van de Staten-Vertaling naar de
editie-Ravensteijn inmiddels
echter is er ook door het Neder
lands Bijbel Genootschap een ad
vies-commissie in het leven geroe-
CONTRA
pen die op dezelfde opdracht stu
deert. Ds. Baan: „Ik vind dit een
doorkruising van het werk van de
GBS en ik betreur het dat hierover
geen eenheid kan worden gevon
den, hoewel ik daartoe pogingen
heb aangewend."
Het spreekt welhaast vanzelf dat
discussie-interviewer Rik Valken
burg uit Veenendaal in deze ont
wikkeling redenen te over vond om
eens met de opposanten van de
nieuwe vertaling te gaan praten,
want als men tegen hem zegt dat
deze vertaling de kernwaarheden
van de originele grondtekst heeft
aangetast, verzwakt of geheel
heeft wegvertaald, dan wil hij
daar haring of kuit van hebben.
Het is uiteindelijk een simul-
taan-discussie geworden tussen
hem en vier verdedigers van de
Staten-Vertaling te weten:
Ds. J. van Haaren (36) te Amers
foort, predikant van de Geref. ge
meente synodaal en voorzitter van
de hierboven genoemde vereniging
voor voortgezet onderwijs:
Ds. J. P. Verkade (48), Ned. Her
vormd predikant te Nieuwe Tonge,
bestuurslid van het Landelijk Co
mité;
Ds. M. Baan (64), Chr. Gerefor
meerd predikant te Zeist en schrij
ver van „De nieuwe bijbelvertaling
in discussie";
De heer A. Bergsma te Rotter
dam (58) en schrijver van „Sta
ten-Vertaling contra Nieuwe Ver
taling."
Dat het een pittig intervieuw ge
worden is spreekt welhaast van
zelf en juist daardoor is Rik Val
kenburg erin geslaagd te laten
zien welke nu eigenlijk de kernbe
zwaren zijn van al deze mensen te
gen een werk als de nieuwe verta
ling. Ook al is men het er bij lange
na niet mee eens, dan is toch ken
nisneming hiervan nuttig.
DS. J. VAN HAAREN
op school alleen de Staten-Vertaling
DS. M. BAAN
de nieuwe vertaling in discussie
De studenten van de technische hogeschool van
Haifa hebben vorige week één van hun colle
ges niet bijgewoond. Niet uit onwil ze wa
ren eenvoudig vergeten naar de studiezalen te
gaan omdat zij zich onder het gehoor bevonden
van een 83-jarige die op hun vragen antwoord
de. Die man was David Ben Goerion. Twee da
gen te voren had hij in een vierregelige brief
je zijn parlementszetel opgezegd hij had
daarvoor de dag gekozen waarop het precies 22
jaar geleden was dat hij de onafhankelijk
heidsverklaring van Israël tekende. En nu was
hij dan in de universiteit om vragen van de
studenten te beantwoorden. Eén uur was daar
voor uitgetrokken. Maar de studenten die in
grote aantallen en zelfs door de ramen naar
binnen waren gekomen, wisten de oude grijze
staatsman te bewegen bijna drie uur te blij
ven. En soms zijn haast profetisch-aandoende
visie op de gang van zaken te geven. Want zo
is het wel. Zonder pathos heeft Ben Goerion
zich teruggetrokken uit het openbare leven. En
zonder pathos heeft Israël hem laten gaan.
Maar Israëls jeugd, de studenten, is er terdege
van doordrongen dat hij de bouwer is van hun
staat. En daarom hechten zij aan zijn adviezen,
aan zijn woorden, aan zijn voorspellingen. Dat
toonde juist deze bijeenkomst aan.
Enkele van zijn uitspraken over allerlei vraag
stukken van buitenlandse en binnenlandse
aard:
De Russen in Egypte. „Geen mens kan zeggen
wat de volgende stap van de Russen zal zijn.
Maar ik geloof niet dat zij de vernietiging van
de staat Israël beogen. Niet uit mededogen met
ons zullen zij weigeren Israël van de kaart te
vegen, maar alleen omdat de verwoesting van
onze staat hun schade zal toebrengen. De Rus
sen zijn ervan doordrongen dat hun missie in
het Middenoosten is uitgespeeld als Israël zou
zijn verdwenen. Hun aanwezigheid in de Ara
bische landen zónder Israël zou in felle bot
sing komen met de Islam. Die krachtmeting
willen de Russen voorkomen. Daarom ook zal
een vrede met de Arabische landen voorlopig
niet te bereiken zijn, welke concessies Israël
ook zou doen". Ben Goerion gaf als zijn me
ning dat het vrijwel zeker is dat er weer een
oorlog tussen Egypte en Israël zal uitbreken.
„Maar hoewel de Russen aan de Egyptische
kant zullen meevechten, zullen zij niet toe
staan dat Israël wordt verslagen".
Golda Meir en Mosje Dayan. David Ben Goerion
bleek niet bereid vragen te beantwoorden over
het beleid van Israëls premier mevrouw Golda
Meir. Maar duidelijk werd hoe hij erover
dacht toen hij opmerkte dat de Israëlische re
gering van nationale eenheid maar één figuur
kent die Israël kan leiden omdat hij weet wat
hij wil: Mosje Dayan. „Maar na het overlijden
van Levi Esjkol heb ik mijn invloed welbewust
niet aangewend om Esjkol door Dayan te doen
opvolgen als premier. Dat heb ik wél gedaan
In 1967 toen het leger te kennen gaf geen ver
trouwen te hebben in de toenmalige minister
van Defensie (ook ditmaal Levi Esjkol). Naar
mijn mening was Dayan toen de beste minister
van Defensie die hetland kon opbrengen en
daarom heb ik mij toen achter hem ge
schaard^.
Doodstraf. „Op één punt ben ik het niet met
Dayan eens", aldus de oude staatsman. „Ik ge
loof dat hij een fout maakt in zijn optreden
jegens Arabieren die terreuracties tegen Israël
plegen. Hoewel de Joodse wet hoge prioriteit
geeft aan het leven en het Sanhedrin bijna
nooit een doodstraf uitsprak, geloof ik toch
dat het verkeerd is tegenover Arabische moor
denaars niet de doodstraf te stellen. De wet
geeft ons daarvoor mogelijkheden".
Bezetting. Ben Goerion betoonde zich een voor
stander van het bezet houden van de Sinai. „In
1956 heb ik als premiei ook opdracht gegeven
de Sinai te bezetten. Niet om haar aan Israël
toe te voegen maar om de Arabieren en de we
reld te tonen dat Israëls macht het mogelijk
maakt".
Toen de studenten hem tot slot vroegen naar de
mogelijkheid van vrede antwoordde de staats
man die al zo vaak met een profeet is vergele
ken: „Daarop kan ik alleen met een bijbeltekst
antwoord geven. En bidt dat het desbetreffen
de vers wordt vervuld. Dit vers: „Moge God
zijn volk kracht geven. Moge God zijn volk ze
genen met vrede". Dit betekent dat we de
kracht moeten krijgen die het voor ons moge
lijk maakt vrede te bereiken". Het is een diep
zinnig woord.
NIEUWE VERTALING
Mijne heren, acht u het bewijsbaar dat
de Staten-vertaling (SV) beter is dan de
nieuwe vertaling (NV)?
Ds. Verkade: Zeker. Er zijn gedeelten die
door de SV duidelijk beter zijn vertaald dan
in de NV.
Ds. Van Haaren: Neem b.v. Jer. 31:18.
Daar geeft de SV: „Bekeer mij, zo zal ik be
keerd zijn". De NV: „Bekeer mij, dan zal ik
mij bekeren".
Nu gaat u exegeriseren. Vertalen is toch
geen exegese geven? Het gaat er toch om wat
er staat?
Ds. Van Haaren: Vertalen is niet los te
denken van exegese. Het gaat er niet alleen
om wat er staat, maar ook wat de bedoeling
van de Heilige Geest is. Om de bijbel te
kunnen vertalen moet je door dezelfde
Geest worden geleid als door welke de Hei
lige Schrift geïnspireerd is, want de natuur
lijke mens begrijpt niet de dingen die des
Geestes zijn.
Waren de NV-vertalers dan „natuurlijke"
mensen?
Ds. Verkade: Er zaten vogels van allerlei
pluimage in, tot Remonstranten en Vrijzin
nigen toe.
Prof. Edelkoort was eindredacteur. Ik
meen niet dat hij vrijzinnig was. Trouwens,
hij ging ervan uit dat vertalen nooit verkla
ren mag zijn. Hij wilde geen exegese. Het
ging hem er om: wat staat er. Niet: wat
wordt er bedoeld. Is dat niet de enig juiste
maatstaf voor een vertaling?
Ds. Verkade: Ik geloof het niet. Je moet
subjectief één zijn met de bedoeling van het
te vertalen object. Edelkoort zei zelf ook,
dat de NV soms meer een parafrase was
dan een vertaling.
Ds. Van Haaren: De NV heeft het com
promis exact vertaald, terwijl de SV nog
wel eens weifelede en in hun kanttekeningen
ook ruimte lieten voor een andere vertaling.
Ds. Baan: De mannen van de SV waren
aan de volgende taalregels gebonden: Ten
eerste dat men zoveel mogelijk de manieren
van spreken der Hebreën en Grieken zou
volgen. Ten tweede zouden ingevoegde
woorden, ter verduidelijking ingelast, met
een andere letter en tussen haakjes worden
gedrukt. Ten derde zou men aan ieder boek
en aan elk hoofdstuk een inhoudsopgave
laten voorgaan, en aan de kant de gelijklui
dende plaatsen opgeven. Ten vierde zou men
duistere plaatsen in de overzetting door kor
te verklaringen toelichten, maar opmerkin
gen van leerstellige aard werden noch nodig
noch raadzaam geacht.
Men kan dus niet zeggen dat de SV on
feilbaar is?
Ds. Van Haaren: Dat leren wij ook niet.
Wij vechten er niet zomaar voor dat de SV
de enig aanvaardbare vertaling zou zijn. Een
betere vertaling zouden wij wel aanvaarden,
maar dan moet hij ook beslist beter zijn. Op
belangrijke punten mogen wij niet indruisen
tegen wat, gezien het hele schriftverband,
de wil des Heeren is. De NV schiet hierin
duidelijk te kort.
Is een betere vertaling dan de SV geen
noodzaak?
Ds. Baan: Daar onze taal een levende
taal is, zo kan het zijn, dat bepaalde woor
den verouderen of een andere betekenis
hebben gekregen. Denk slechts aan de woor
den: ende... en; wijf... vrouw; perikelen...
gevaren; bagge... ring; slecht... eenvoudig;
poëten... dichters; sweer... schoonvader enz.
Ook meerdere kennis van grondtalen, op
gravingen, kunnen de betekenis van een
woord vaak verduidelijken. Zo hebben onze
Staten-vertalers ook nooit het monopolie
van onfeilbaarheid voor zich opgeëist. Zelf
hebben zij toegegeven, dat ook hun verta
ling voor verandering, verbetering vatbaar
kon zijn.
Het wordt dus tijd dat er een betere ver
taling komt?
Ds. Baan: Verandering, verbetering van
bepaalde woorden of zinswendingen, kan
nodig en nuttig zijn. Maar verandering, ver
betering van bepaalde woordén of zinswen
dingen is nog heel wat anders dan een ge
heel nieuwe vertaling!
Het een hoeft het ander toch niet uit te
sluiten?
Ds. Baan: Een nieuwe vertaling is alleen
nodig, als de Geest een duidelijke aanwij
zing daarvan geeft in het leven van Gods
kerk. Tot deze aanwijzing behoort dan zeker
te worden gerekend, dat de noodzakelijkheid
van een nieuwe vertaling gaat leven in de
kerk, dat het een biddende behoefte wordt
van Gods kinderen, en dat de Heilige Geest
mannen geeft, mannen afzondert met we
tenschap begaafd, maar ook vol des geloofs
en des Heiligen Geestes om dit werk te kun
nen verrichten. Zo lezen wij in Hand. 15:28:
„Want het heeft de Heilige Geest en ons
goedgedacht"... Hier staat de Geest voorop,
eft daarna het werk der mensen. Zou dit dan
ook niet noodzakelijk zijn bij een zo belang
rijke arbeid als het opnieuw vertalen van de
Bijbel?
U heeft geen vertrouwen in het werk
van het NBG?
De heer Bergsma: Met alle respect voor
het NBG, voor wat dit genootschap tot stand
brengt in het verspreiden van de Heilige
Schrift, meen ik nochtans dat genoemd in
stituut niet de taak op zich had moeten ne
men tot zulk een gewichtige vertaalarbeid.
Ik acht dit n.l. de taak der kerk.
Ik meen dat de SV vertaald is op last
van de Hoog-Mogende heren Staten-Gene-
raal der Verenigde Nederlanden?
Heer Bergsma: Men moet niet uit het oog
verliezen dat de Hoogmogende heren dit de
den volgens het besluit van de Dordtse Sy
node. Dat kan men lezen op elk titelblad
van de SV.
Maakt dat veel verschil uit?
Heer Bergsma: De vertaalcommissie voor
de NV is door het hoofdbestuur van het
NBG vastgesteld en samengeroepen, nadat
het hoofdbestuur de taak van het totstand-
brengen van een nieuwe vertaling aanvaard
had. Een kerkelijk opdracht was er dus niet.
Is daar de vertaling minder om?
Heer Bergsma: Prof. Grosheide zegt
zelf: „Iedere Bijbelvertaler zal onwillekeu
rig zo vertalen als in overeenstemming is
met zijn eigen theologisch standpunt".
Dat hebben dan dus de Staten-vertalers
ook gedaan?
Ds. Van Haaren: Dat is het nu juist. Die
vertrouwen wij het meer toe dan de uiteen
lopende richtingen in de vertaalcommissu
van het NBG, samengesteld uit allerhande
kerken en kringen.
Heer Bergsma: Daarom mag toch met
recht de vraag gesteld worden of daar de
eigen voorstelling, wijze van zeggen in ge-
trouwheid en oorspronkelijkheid aan de
grondtekst bewaard is gebleven.
Ds. Verkade: Wat de vertaling van de
Bijbel betreft, is in de eerste plaats nodig
het deelachtig zijn van de Geest van het
Woord.
Is het exact vast te stellen dat de verta
lers uit de commissie die geest misten?
Heer Bergsma: Dat zeggen wij niet van
alle vertalers, maar het was daar in elk ge
val geen voorwaarde! De opdracht aan de
vertalers van de SV was: Zij dienen niet al
leen taalkundige en theologische bekwaam
heden te bezitten, maar zij moeten ook vro
me mannen zijn, van een godzalige levens
wandel. Kan dit van alle vertalers uit de
commissie van het NBG gezegd worden, ge
zien hun geschriften, hun kerkelijk leven en
hun predikaties? In de opdracht van de ver
taalcommissie van het NBG komt althans
deze clausule niet voor.
Iemand die dus de door u voorgestelde
eigenschappen mist, kan de Bjjbel niet ver
talen, al beheerst hij het Hebreeuws, Ara
mees en Grieks?
Ds. Van Haaren: Elke goede classicus kan
de Bijbel wel vertalen in behoorlijk Neder
lands. Maar daarom is het nog niet de Bij
bel!
Hoezo?
Ds. Van Haaren: Zelfs als men een werk
vertaald uit het Frans of Engels, moet de
vertaler weten wat de schrijver bedoelde.
Dat is voorwaarde voor een goede vertaling.
Hoe veel te meer dus bij de Heilige Schrift.
Ds. Verkade: De Staten-vertalers gingen
ervan uit dat de ganse Heilige Schrift door
God geïnspireerd was. Bij de vertalers van
het NBG was het minder het geval. Wij zien
dat ook in de vertaling van 2 Tim. 3: 16b. De
NV heeft: „Elk van God ingegeven Schrift
woord" tegenover het veel vastere van de
SV: „Al de Schrift is van God ingegeven".
- Hoe zit dat dan met de „auteurs" van de
Liesveldsc- en andere bijbels, vóór de Sta
ten-vertaling? Dat waren toch wel vrome en
godzalige mensen, die begiftigd waren met
de Geest van het Woord?
Ds. Van Haaren: Om daar nu zo ineens
op te antwoorden.... (even nadenken), kijk,
het is natuurlijk wel zo, dat je een kind van
God kunt zijn, en dat je toch de Schrift
niet altijd verstaat. Wij lezen in verband
met de discipelen: „Toen opende Hij hun
verstand, dat zij de Schriften verstonden".
Dat waren kinderen Gods, maar nochtans
moest hun ogen geopeno worden.
Ds. Verkade: Wij menen dat dit bij de
Staten-vertalers het geval was. Die hadden
een grote talenkennis en tevens door God
geopende ogen. Ze waren door de Heilige
Geest verlicht. Bij de vóórlopers van de SV
ontbrak het nog wel eens aan talenkennis.
En die moet er ook zijn!
Honoreert u dan niet de betere kennis
van de talen en het opsporen van oudere
handschriften, sinds de SV?
Ds. Verkade: De nieuwere (oudere) hand
schriften hebben maar weinig verbeteringen
opgeleverd. Het bleek dat er bij het over
schrijven vroeger, maar uiterst weinig fout
jes gemaakt waren. Daar stond men zelfs
versteld van. En of de kennis van de oude
talen wel zo toegenomen is?
Ds. Van Haaren: Ons grote bezwaar is
dat de NV een compromis-vertalinp is. De
verschillende richtingen staken de koppen
bij elkaar om tot een vertaling te komen.
Elke richting had een inbreng. Bij de SV
Was men ééns-Geestes. Die stonden op één
standpurft. Die staken de koppen dus anders
bij elkaar. Daar kon er alleen maar een
taai-technisch verschil zijn!
Ds. Baan: De vertalers van de SV aan
vaardden hun taak als mannen niet slechts
van kennis en wetenschap, maar ook vol des
Geloofs en des Heiligen Geestes. Bij de ope
ning van de zesde zitting bad Bogerman met
het oog op de bijbeloverzetting: „O, Heere!
Ofschoon wij in onszelven tot alle dingen
enkel duisternis zijn, ja de volstrekte onbe
kwaamheid zelve, om iets goeds of heil
zaams te denken, te willen volbrengen, zo
wijs Gij ons, o Heere! in deze moeilijke,
maar hemelse arbeid, de weg, die wij veilig
mogen intreden, waarop wij recht mogen
voortgaan, langs welke wij het werk geluk
kig en met een zuivere consciëntie mogen
uitvoeren. Geef ons, die in de naam Uws
Zoons zijn vergaderd, Uwen Geest naar de
beloftenis: De Geest der waarheid, der
wijsheid, der voorzichtigheid, dei beschei
denheid, des vredes en der liefde als leids
man en leraar. Open de ogen van ons ver
stand, ontsteek in ons gemoed de fakkel
Uwer zaligmakende kennis, en leid ons in
uwe waarheid, opdat wij mogen aanschou
wen de wonderen vai\ Uwe wet".
Is dit soort van bewijs niet erg subjectief
gekleurd?
Ds. Baan: Mogelijk, maar het subjectieve
moet toch ook meespreken. Alleen voorwer-
pelijk is ook eenzijdig. Ik heb nóg een tref
fend „subjectief" argument...
Mag ik het even horen?
Ds. Baan: Genoemd gebed, door één der
bijbelvertalers opgezonden, leert ons op
welk een wijze het werk der bijbelvertalers
is begonnen. En hoe is het daarna voort
gezet? Men was in Leiden vergaderd en
ijverig werkzaam, toen in die stad de pest
uitbrak, welke in twee maanden 20.000 men
sen aldaar ten grave sleepte. De vraag rees
op, of het niet beter zou zijn naar elders te
ontwijken, teneinde daar met de vertaling
veiliger te kunnen voortgaan. Allien verenig
den zich daarop in gebed, om van God wijs
heid te begeren, teneinde met volle verze
kerdheid des geloofs in deze een besluit te
nemen. Nadat zij gebeden hadden, was er
onder allen slechts één gevoelen, n.l. rustig
te blijven op de plaats, die hun aangewezen
was, en waar zij van God samengeroepen
waren. En zij bleven! en niet een van hen
werd een haar van het hoofd gekrenkt.
Daarom konden zij aan het einde van hun
werk, roemende in de -Heere, die bereid, be
kwaam gemaakt, en beveiligd had, van gan
ser harte getuigen: „Tussen duizend en nog
eens duizend beelden en geruchten van de
dood, hebben wij gezond in de nabijheid van
zulk een grafplaats, waar wij dikwijls op
één dag honderd lijken zagen vervoeren,
met een heilige opgeruimdheid des gemoeds,
dit gedenkstuk mogen volbrengen".
Kan volgens uw standpunt iemand die de
SV niet kent en in de NV leest, geen zegen
(of werking van Gods Geest) ontvangen?
Ds. Verkade: Ik dacht van wel.
Ds. Van Haaren: God kan zelfs gebruik
maken van een önjuist gebruik van Gods
Naam. Dan is er ook de „rechte slag met de
kromme stok"... Voor Gods kerk is echter
alleen het beste goed genoeg en dat is tot-
notoe de SV, waarmee wij niet zeggen dat
die feilloos is.
Zou een betere vertaling, op basis van de
SV aanbevelenswaardig zijn?
Ds. Verkade: Men is in onze kringen te
zeer vertrouwd met de SV dan dat een an
dere vertaling voldoende ingang zou vinden,
vermoed ik; zelfs al was hij beter. De zaak
ligt dan echter niet principieel uiteraard.
Is de vertaling van het NBG niet begrij
pelijkere dan de SV?
De heer Bergsma: Vaak is het tegendeel
waar. Het heeft er veel van weg of er door
de commissie van het NBG naar gestreefd
is zover mogelijk van de overzetting der SV
vandaan te blijven; men vindt in de NV
verscheidene vertalingen die uit lust tot
veranderen er niet duidelijker op zijn ge
worden. De NV heeft bij Amos 7:7 b.v.: „Zie
de Heere stond bij een loodrechte muur, met
een paslood in Zijn hand". Men kan zich te
recht afvragen: waarom moet er een pas
lood gehouden worden „bij" een loodrechte
muur? Is die muur niet loodrecht? De SV is
hier veel juister want daar vindt men: „De
Heere stond „op" een muur, die naar het
paslood gemaakt was". En dan begrijpt men
direct dat de naar het paslood gemaakte
muur niet langer loodrecht was. Het volk
van Israël dat de muur afbeeldt, was in on
gerechtigheid verzonken, de muur was ver
vallen. Bovendien als men een muur met
het paslood meet, gaat men er „op" en niet
er „bij" staan zoals de NV heeft, want de
muur moest van onder tot boven gemeten
worden. Exegetisch is daarom de vertaling
onjuist en onbegrijpelijker geworden. In Jer.
31:29b leest men in de SV: „de tanden der
kinderen zijn stomp geworden", om de ver
taling begrijpelijker te maken heeft de NV
vertaald dat de tanden „slee" zijn geworden,
een woord dat zelden meer gebruikt wordt.
Weet u nog meer voorbeelden?
De heer Bergsma: In Prediker 8:8 wordt
gesproken over de dag des doods, over de
doodsstrijd. „Er is geen mens die heerschap
pij heeft over Den Geest, om den geest in te
houden, en hij heeft geen heerschappij over
den dag des doods ook geen wapen in deze
strijd" aldus de SV. De NV noemt de geest
des adems hier wind, dus in zijn dood heeft
hij geen macht over de wind? „Geen wapen
in deze strijd" wordt nu: „er is geen verlof
tijdens de strijd" enz. Ook al willen we het
nieuwe voorstaan, we zullen toch eerlijk
moeten erkennen dat de NV er heus niet be
grijpelijker op is geworden.
Doet de NV de heilsboodschap niet beter
verstaan?
De heer Bergsma: Zoals wij hebben aan-
getoond betreft de afwijzing der nieuwe
vertaling van het NBG niet alleen de na
tuurlijke of historische gebreken van deze
vertaling, doch wat het belangrijkste is ook
de zuiverheid der leer. Wat o.a. Jesaja 7:14
betreft moet van de NV helaas gezegd wor
den dat deze „het onmogelijke bij de mens,
doch mogelijk bij God" teruggebracht heeft
tot een misschien. Het bovennatuurlijke, het
onbegrijpelijke en verhevene van Christus'
komst op aarde is in de vertaling van het
NBG teruggebracht tot een natuurlijk, men
selijk kunnen. De samenstelling van de
commissie „uit alle richtingen" spreekt hier
o.i. een woordje mee. Zowel het Deputaten-
rapport dér Chr. Ger. Kerk, als Prof. van
der Meiden (Rectorale Rede) spreken uit, dat
alleen hier het woordje maagd juist is en
dat het woord „jonkvrouw" onjuist is. Deze
vertaling bedroeft de Geest van het Woord,
omdat het hier betreft de geheimnisvollé,
wondervolle komst van het woord dat vlees
geworden is. Want dit is het wonder: maagd
en toch zwanger - zwanger en toch maagd.
Is hier niet de wens de vader van de ge
dachte?
De heer Bergsma: Van de beginne af is
de buitengewone en bovennatuurlijke ge
boorte van Christus, uit een maagd, bekend
gemaakt als het zaad der vrouw, niet als het
zaad des mans, zonder de wil des mans, ge
worden uit een vrouw (Gal. 4:4). Voor Maria
was het een wonder, omd. t zij geen man
bekende: buiten alle twijfel de verborgen
heid der Godzaligheid is groot, God geopen
baard in het vlees (1 Tim 3:16).
Is het volkomen exact dat het woord al-
mah, in de grondtekst maagd betekent, in
dezelfde betekenis die wij er aan geven?
De heer Bergsma: Onbegrijpelijk is het
dat de NV bij Matth. 1:23, een tekst die ver
wijst naar Jesaja 7:14, daar wel met maagd
vertaalde. Ook „zeventig" hebben het
woordje almah juist vertaald alsof het He
breeuwse woordje Betoela er stond dat voor
geen andere uitleg vatbaar is. Dr. Grave-
meijer zegt ervan in zijn Dogmatiek (Deel 2
blz. 354) dat de Evangelist Mattheüs, hier te
gen alle wederspraak in uitdrukkelijk vast
stelt: maagd. „Haar maagdelijke reinheid
wordt niet alleen door de betekenis des
woords vereist en ondersteld, maar het
wordt door de Godsspraak noodzakelijk ver
eist, want wat teken, wat wonder zou het
anders zijn?"
Kunt u nog meer gezaghebbende mensen
noemen die dit onderschrijven?
De heer Bergsma: Luther zegt over deze
tekst: „Indien mij een jood of christen kan
bewijzen dat almah in de schrift iets an
ders dan maagd betekent, die kan bij mij
100 Mark komen halen".
Wat zegt Calvijn er van?
De heer Bergsma: Calvijn beschuldigde
de joden reeds van Schriftverdraaiing wat.
Matth. 1 23 betreft, daar de joden hier be
slist niet het woord maagd wilden hebben.
En wanneer bij Matth. 1:23 naar Jes. 7:14
verwezen wordt en men twee geheel ver
schillende overzettingen heeft, is dit een
verschrikkelijke inconsequentie. Dat een
jonkvrouw zwanger wordt is tenslotte geen
wonder meer en wij menen daarom met
vrijmoedigheid te mogen zeggen dat deze
vertaling Gode bedroevend is.
Wat is uw slotconclusie hiervan?
De heer Bergsma: Wat Lucas 1:34 be
treft: Maria vond het een onbelangrijk
wonder zwanger te worden omdat „zij geen
man bekende" zoals de SV heeft De NV is
hier niet vast en kan twijfel doen rijzen
waar vertaald is: „daar ik geen omgang met)
een man heb". Deze twijfelwekkende over
zettingen geven reeds voldoende grond de
NV af te wijzen.
Ds. Baan, heeft u nog een slotopmer
king?
Ds. Baan: De vertaalcommissie van het
Ned. Bijbelgenootschap geeft zelf toe, dat
er duizenden fouten in de nieuwe vertaling
worden gevonden. Alleen in dt revisie van
de eerste twee bijbelboeken, er. een gedeelte
van de psalmen heeft men al meer dan dui
zend veranderingen aangebracht. Geen won
der dat men vraagt: heeft het nu wel zin
een nieuwe vertaling aan te schaffen, want
als in enkele bijbelboeken meer dan duizend
veranderingen moesten worden aangebracht,
dan loopt het aantal veranderingen over het
geheel van de Schrift wel over de tiendui
zenden!
De bezitters van de nieuwe vertaling we
ten dus waar zij aan toe zijn. Zij bezitten
een bijbel met tienduizenden fouten. En nu
denk ik weer aan die tekening van die man
op dat smalle bergpad. Een diepe bergkloof
dreigt met de dood. Iedere stap kan een
misstap zijn. Maar hij heeft een lantaarn in
de hand. „Uw Woord is een lamp voor mijn
voet en een licht voor mijn pad".
Hoe gevaarlijk als dat licht nu geen be
trouwbaar licht zou kunnen zijn. Hoe ge
vaarlijk voor de kerk vooral een nieuwe
vertaling te aanvaarden, waarvan de be
trouwbaarheid nog helemaal niet is vastge
steld!....-
Wij mensen zijn al gauw geneigd om
bepaalde meningen en opvattingen die
we hebben, absoluut te stellen. In ge
sprekken van mensen met elkaar wordt
vaak iets geponeerd, zo in de geest van:
zo is het en niet anders! En wie er dan
toch nog anders over durft te denken,
wordt en passant even voor gek ver
klaard. En dat kan dan weer nare ge
volgen hebben voor de intermenselijke
verhoudingen. Mensen die dat van el
kaar zeggen, zullen het wel niet al te
best met elkaar kunnen vinden.
Gevaarlijker wordt het echter wan
neer groepen van mensen de opvattin
gen en meningen, die binnen de groep
leven, absoluut gaan stellen, wanneer
ze die verheffen tot wetten en dogma's,
dan kunnen er grote scheidingen ont
staan tussen mensen, die wel haast on
overbrugbaar lijken. We kennen de ge
volgen van rassentheorieën, de stelling
dat het ene ras meer waard is dan het
andere. We kennen de grote scheidin
gen, die er tussen de kerken gekomen
zijn.
Om op het laatste door te gaan. Hier
is namelijk iets bijzonders aan de hand.
Met een beroep op God, gaan we een
hele hoop zaken, die we uiteindelijk
zelf uitgedacht hebben, tot wet en dog
ma verheffen. En wee degene die dan
nog anders durft te denken: anathema
sit, hij zij in de ban, hij zij vervloekt,
hij is een ketter.
Een merkwaardige situatie. Met een
beroep op God gaan mensen uit elkaar,
gaan ze elkaar verketteren, gaan ze el
kaar voor gek verklaren. We gaan God
gebruiken om zaken, die we zelf uitge
dacht hebben tot absolute norm te ver
klaren. En dat geeft je natuurlijk wel
een prettig en veilig gevoel, te weten
namelijk dat God achter je staat. Maar
de vraag is of dit wel werkeljk zo is.
Mogen we ons als mensen God zo toe
eigenen alsof we 't alleenrecht op Hem
hebben, alsof we Gods Geest op zak
hebben? Is het niet veeleer zo, dat de
Geest van God waait, waar Hij wil en
per se niet gebonden aan onze structu
ren?
We zullen dit goed door moeten heb
ben, anders blijven we hopeloos in de
knoei zitten en zullen we als mensen,
als kerken nooit tot elkaar komen. We
zullen goed door moeten hebben, dat
onze kerkelijke wetten en dogma's er
zijn voor de mens en niet omgekeerd.
We zullen door moeten hebben dat ze
betrekkelijk, relatief zijn en moeten
zijn. Maar dan niet in de zin van
.„maar betrekkelijk, maar relatief",
maar in de zin van „betrekkingen
scheppend, relaties vormend". En ze
mogen geen betrekkingen verbreken,
geen scheidingen tot stand brengen,
want dan deugen ze niet meer.
De schriftgeleerden hebben van Je
zus gezegd dat Hij de wetten niet on
derhield. Wij zouden zeggen: dat Hij
zich niet hield aan de kerkelijke wet
ten. En ze hadden er hun argumenten
voor: Hij ging om met onreine mensen,
de melaatsen raakte Hij aan, Hij ging
huizen van heidenen binnen, Hij sprak
met Sameritanen, Hij genas mensen op
sabbath. Allemaal zaken, die door de
Joodse wet verboden waren. Maar juist
daar, waar de wet scheidingen aan
brengt tussen mensen, daar gaat Jezus
er tegen in en zorgt Hij er voor, dat de
betrekkingen, de relaties hersteld wor
den, mensen weer in de groep worden
opgenomen, niet meer aan de kant hoe
ven te staan. En zo protesteert ook
Paulus tegen de wet nl. de wet, waar
aan de mens tot slaaf wordt gemaakt
en die mensen van elkaar en uiteinde
lijk van God vervreemdt.
We mogen het misschien zo stellen:
wetten, gewoonten, dogma's hebben al
leen zin als ze zijn ingegeven door en
ten dienste staan van de liefde, want al
leen liefde brengt tot elkaar. En dit
was voor Jezus het enige criterium.
En als ze mensen van elkaar vervreem
den, dan zullen we ze moeten afschaf
fen en ons er over moeten beraden hoe
we opnieuw tot elkaar kunnen komen
om uiteindelijk God te vinden.
Th. B. M. Escher, Kapelaan.
Veenendaal.
„Adriaan van Haemstede,
schrijver van de eerste Neder
landse martelaarsgeschiedenis,
predikant aan de calvinistische
schuilkerk in Antwerpen, vervol
gens van de vluchtelingenge
meente in Londen, is een omstre
den persoonlijkheid. Waar hij ver
scheen, ontstond beroering. Geen
wonder dat reeds zijn tijdgenoten
heel verschillend over hem oor
deelden.
In Antwerpen vond de kerke-
raad hem „copsinnich". Men
vreesde in deze kring „sijne sub
tile listicheit ende schalckheit int
argueren". Later had men daar
meer waardering voor zijn per
soon. Zijn Waalse collega in Lon
den, Nic. des Gallards, daarente
gen had geen goed woord voor
hem over. Hij vergeleek Van
Haemstede met een wolf die de
schaapskooi van Jezus Chris
tus voor andere wolven open
zette. Ook voor zijn capaci-
meende hij.
Zo begint de inleiding op het
academisch proefschrift Adriaan
van Haemstede en zijn marte
laarsboek, waarop Auke Jan
Jelsma op 12 juni a.s. aan de
Vrije Universiteit te Amsterdam
zal promoveren. Promotor is
prof. dr. D. Nauta. Het proef
schrift wordt uitgegeven bij Boe
kencentrum NV in Den Haag.
De heer Jelsma heeft interes
sante stellingen bij zijn proef
schrift geschreven. Hieronder en
kele van zijn stellingen:
I. De nieuwe benadering van de
bijbel moet, wil ze werkelijk zin
vol zijn voor de kerk, gepaard
gaan met een nieuwe benadering
van de kerkgeschiedenis.
XI De uitspraak van dr. W. Aal-
ders: „De Heilige Schrift verte
genwoordigt in de meest letterlij
ke zin des woords voor ons de le
vende, drieënige God", kan ge
makkelijk leiden tot afgoderij
met de Bijbel.
(Hervormd Persbureau).