Ben Goerion s profetisch vredesgebed Ter overweging A. van Haemstede in proefschrift belicht DISCUSSIE- INTERVIEW DOOR RIK VALKENBURG Ret is geen nieuws te constate ren dat de Nieuwe vertaling, de bij belvertaling die enkele jaren gele- den onder auspiciën van het Ne derlands Bijbel Genootschap tot stand is gekomen en waaraan tal van geleerden vele jaren hebben gewerkt, weliswaar door vele ker ken wordt gebruikt maar dat er anderszijds ook grote weerstanden tegen bestaan. Om een voorbeeld te geven: er bestaat een „Stichting tot handhaving van de Statenver taling" die in Dordrecht is geves tigd en voortgekomen uit het „Landelijk Comité tot behoud van de Statcn-Vertaling". Het bestuur bestaat hoofdzakelijk uit predi kanten van de Nederlandse Her vormde *kerk, de Gereformeerde Gemeenten (zowel synodaals als de Ger. Gem. in Nederland), de Oud- Gereformeerde Gemeente en de Christelijke Gereformeerde Ker ken. Ander voorbeeld: er is een bro chure op de markt gekomen „Sta ten-Vertaling contra Nieuwe Ver taling" en van dit geschrift z(jn inmiddels 35.000 exemplaren ver kocht! Schrijver is de heer A. Bergsma te Rotterdam, een tech nisch adviseur met een grote talen kennis die in zijn vrije tijd heel STATENVERTALING wat gestudeerd heeft, ook op het gebied van handel en economie. Voor deze brochure schreef ds. M. Baan, Chr. Gereformeerd predi kant te Zeist, een voorwoord al eerder had hij zelf een boekje het licht doen zien onder de titel „De nieuwe bijbelvertaling in discus sie". Een derde voorbeeld: in Amers foort is onlangs een „Vereniging voor voortgezet onderwijs op re formatorische grondslag" in het leven geroepen in de (bij K.B. goedgekeurde) statuten kan men lezen dat „stelling gekozen zal worden tegen de alom verspreide evolutieleer en dat de Staten-Ver- taling van de bübel (de zogenaam de Oude Vertaling) verplicht zal worden gesteld voor het godsdien stig onderwijs." Dit alles wetende is het niet ver wonderlijk dat er inmiddels een nieuwe stichting in het leven is ge roepen, de Gereformeerde Bijbel Stichting (GBS) met op dit ogen blik 22.000 donateurs en met een eigen blad dat in een oplage van 42.000 exemplaren verschijnt. Deze stichting werkt aan een herziening van de Staten-Vertaling naar de editie-Ravensteijn inmiddels echter is er ook door het Neder lands Bijbel Genootschap een ad vies-commissie in het leven geroe- CONTRA pen die op dezelfde opdracht stu deert. Ds. Baan: „Ik vind dit een doorkruising van het werk van de GBS en ik betreur het dat hierover geen eenheid kan worden gevon den, hoewel ik daartoe pogingen heb aangewend." Het spreekt welhaast vanzelf dat discussie-interviewer Rik Valken burg uit Veenendaal in deze ont wikkeling redenen te over vond om eens met de opposanten van de nieuwe vertaling te gaan praten, want als men tegen hem zegt dat deze vertaling de kernwaarheden van de originele grondtekst heeft aangetast, verzwakt of geheel heeft wegvertaald, dan wil hij daar haring of kuit van hebben. Het is uiteindelijk een simul- taan-discussie geworden tussen hem en vier verdedigers van de Staten-Vertaling te weten: Ds. J. van Haaren (36) te Amers foort, predikant van de Geref. ge meente synodaal en voorzitter van de hierboven genoemde vereniging voor voortgezet onderwijs: Ds. J. P. Verkade (48), Ned. Her vormd predikant te Nieuwe Tonge, bestuurslid van het Landelijk Co mité; Ds. M. Baan (64), Chr. Gerefor meerd predikant te Zeist en schrij ver van „De nieuwe bijbelvertaling in discussie"; De heer A. Bergsma te Rotter dam (58) en schrijver van „Sta ten-Vertaling contra Nieuwe Ver taling." Dat het een pittig intervieuw ge worden is spreekt welhaast van zelf en juist daardoor is Rik Val kenburg erin geslaagd te laten zien welke nu eigenlijk de kernbe zwaren zijn van al deze mensen te gen een werk als de nieuwe verta ling. Ook al is men het er bij lange na niet mee eens, dan is toch ken nisneming hiervan nuttig. DS. J. VAN HAAREN op school alleen de Staten-Vertaling DS. M. BAAN de nieuwe vertaling in discussie De studenten van de technische hogeschool van Haifa hebben vorige week één van hun colle ges niet bijgewoond. Niet uit onwil ze wa ren eenvoudig vergeten naar de studiezalen te gaan omdat zij zich onder het gehoor bevonden van een 83-jarige die op hun vragen antwoord de. Die man was David Ben Goerion. Twee da gen te voren had hij in een vierregelige brief je zijn parlementszetel opgezegd hij had daarvoor de dag gekozen waarop het precies 22 jaar geleden was dat hij de onafhankelijk heidsverklaring van Israël tekende. En nu was hij dan in de universiteit om vragen van de studenten te beantwoorden. Eén uur was daar voor uitgetrokken. Maar de studenten die in grote aantallen en zelfs door de ramen naar binnen waren gekomen, wisten de oude grijze staatsman te bewegen bijna drie uur te blij ven. En soms zijn haast profetisch-aandoende visie op de gang van zaken te geven. Want zo is het wel. Zonder pathos heeft Ben Goerion zich teruggetrokken uit het openbare leven. En zonder pathos heeft Israël hem laten gaan. Maar Israëls jeugd, de studenten, is er terdege van doordrongen dat hij de bouwer is van hun staat. En daarom hechten zij aan zijn adviezen, aan zijn woorden, aan zijn voorspellingen. Dat toonde juist deze bijeenkomst aan. Enkele van zijn uitspraken over allerlei vraag stukken van buitenlandse en binnenlandse aard: De Russen in Egypte. „Geen mens kan zeggen wat de volgende stap van de Russen zal zijn. Maar ik geloof niet dat zij de vernietiging van de staat Israël beogen. Niet uit mededogen met ons zullen zij weigeren Israël van de kaart te vegen, maar alleen omdat de verwoesting van onze staat hun schade zal toebrengen. De Rus sen zijn ervan doordrongen dat hun missie in het Middenoosten is uitgespeeld als Israël zou zijn verdwenen. Hun aanwezigheid in de Ara bische landen zónder Israël zou in felle bot sing komen met de Islam. Die krachtmeting willen de Russen voorkomen. Daarom ook zal een vrede met de Arabische landen voorlopig niet te bereiken zijn, welke concessies Israël ook zou doen". Ben Goerion gaf als zijn me ning dat het vrijwel zeker is dat er weer een oorlog tussen Egypte en Israël zal uitbreken. „Maar hoewel de Russen aan de Egyptische kant zullen meevechten, zullen zij niet toe staan dat Israël wordt verslagen". Golda Meir en Mosje Dayan. David Ben Goerion bleek niet bereid vragen te beantwoorden over het beleid van Israëls premier mevrouw Golda Meir. Maar duidelijk werd hoe hij erover dacht toen hij opmerkte dat de Israëlische re gering van nationale eenheid maar één figuur kent die Israël kan leiden omdat hij weet wat hij wil: Mosje Dayan. „Maar na het overlijden van Levi Esjkol heb ik mijn invloed welbewust niet aangewend om Esjkol door Dayan te doen opvolgen als premier. Dat heb ik wél gedaan In 1967 toen het leger te kennen gaf geen ver trouwen te hebben in de toenmalige minister van Defensie (ook ditmaal Levi Esjkol). Naar mijn mening was Dayan toen de beste minister van Defensie die hetland kon opbrengen en daarom heb ik mij toen achter hem ge schaard^. Doodstraf. „Op één punt ben ik het niet met Dayan eens", aldus de oude staatsman. „Ik ge loof dat hij een fout maakt in zijn optreden jegens Arabieren die terreuracties tegen Israël plegen. Hoewel de Joodse wet hoge prioriteit geeft aan het leven en het Sanhedrin bijna nooit een doodstraf uitsprak, geloof ik toch dat het verkeerd is tegenover Arabische moor denaars niet de doodstraf te stellen. De wet geeft ons daarvoor mogelijkheden". Bezetting. Ben Goerion betoonde zich een voor stander van het bezet houden van de Sinai. „In 1956 heb ik als premiei ook opdracht gegeven de Sinai te bezetten. Niet om haar aan Israël toe te voegen maar om de Arabieren en de we reld te tonen dat Israëls macht het mogelijk maakt". Toen de studenten hem tot slot vroegen naar de mogelijkheid van vrede antwoordde de staats man die al zo vaak met een profeet is vergele ken: „Daarop kan ik alleen met een bijbeltekst antwoord geven. En bidt dat het desbetreffen de vers wordt vervuld. Dit vers: „Moge God zijn volk kracht geven. Moge God zijn volk ze genen met vrede". Dit betekent dat we de kracht moeten krijgen die het voor ons moge lijk maakt vrede te bereiken". Het is een diep zinnig woord. NIEUWE VERTALING Mijne heren, acht u het bewijsbaar dat de Staten-vertaling (SV) beter is dan de nieuwe vertaling (NV)? Ds. Verkade: Zeker. Er zijn gedeelten die door de SV duidelijk beter zijn vertaald dan in de NV. Ds. Van Haaren: Neem b.v. Jer. 31:18. Daar geeft de SV: „Bekeer mij, zo zal ik be keerd zijn". De NV: „Bekeer mij, dan zal ik mij bekeren". Nu gaat u exegeriseren. Vertalen is toch geen exegese geven? Het gaat er toch om wat er staat? Ds. Van Haaren: Vertalen is niet los te denken van exegese. Het gaat er niet alleen om wat er staat, maar ook wat de bedoeling van de Heilige Geest is. Om de bijbel te kunnen vertalen moet je door dezelfde Geest worden geleid als door welke de Hei lige Schrift geïnspireerd is, want de natuur lijke mens begrijpt niet de dingen die des Geestes zijn. Waren de NV-vertalers dan „natuurlijke" mensen? Ds. Verkade: Er zaten vogels van allerlei pluimage in, tot Remonstranten en Vrijzin nigen toe. Prof. Edelkoort was eindredacteur. Ik meen niet dat hij vrijzinnig was. Trouwens, hij ging ervan uit dat vertalen nooit verkla ren mag zijn. Hij wilde geen exegese. Het ging hem er om: wat staat er. Niet: wat wordt er bedoeld. Is dat niet de enig juiste maatstaf voor een vertaling? Ds. Verkade: Ik geloof het niet. Je moet subjectief één zijn met de bedoeling van het te vertalen object. Edelkoort zei zelf ook, dat de NV soms meer een parafrase was dan een vertaling. Ds. Van Haaren: De NV heeft het com promis exact vertaald, terwijl de SV nog wel eens weifelede en in hun kanttekeningen ook ruimte lieten voor een andere vertaling. Ds. Baan: De mannen van de SV waren aan de volgende taalregels gebonden: Ten eerste dat men zoveel mogelijk de manieren van spreken der Hebreën en Grieken zou volgen. Ten tweede zouden ingevoegde woorden, ter verduidelijking ingelast, met een andere letter en tussen haakjes worden gedrukt. Ten derde zou men aan ieder boek en aan elk hoofdstuk een inhoudsopgave laten voorgaan, en aan de kant de gelijklui dende plaatsen opgeven. Ten vierde zou men duistere plaatsen in de overzetting door kor te verklaringen toelichten, maar opmerkin gen van leerstellige aard werden noch nodig noch raadzaam geacht. Men kan dus niet zeggen dat de SV on feilbaar is? Ds. Van Haaren: Dat leren wij ook niet. Wij vechten er niet zomaar voor dat de SV de enig aanvaardbare vertaling zou zijn. Een betere vertaling zouden wij wel aanvaarden, maar dan moet hij ook beslist beter zijn. Op belangrijke punten mogen wij niet indruisen tegen wat, gezien het hele schriftverband, de wil des Heeren is. De NV schiet hierin duidelijk te kort. Is een betere vertaling dan de SV geen noodzaak? Ds. Baan: Daar onze taal een levende taal is, zo kan het zijn, dat bepaalde woor den verouderen of een andere betekenis hebben gekregen. Denk slechts aan de woor den: ende... en; wijf... vrouw; perikelen... gevaren; bagge... ring; slecht... eenvoudig; poëten... dichters; sweer... schoonvader enz. Ook meerdere kennis van grondtalen, op gravingen, kunnen de betekenis van een woord vaak verduidelijken. Zo hebben onze Staten-vertalers ook nooit het monopolie van onfeilbaarheid voor zich opgeëist. Zelf hebben zij toegegeven, dat ook hun verta ling voor verandering, verbetering vatbaar kon zijn. Het wordt dus tijd dat er een betere ver taling komt? Ds. Baan: Verandering, verbetering van bepaalde woorden of zinswendingen, kan nodig en nuttig zijn. Maar verandering, ver betering van bepaalde woordén of zinswen dingen is nog heel wat anders dan een ge heel nieuwe vertaling! Het een hoeft het ander toch niet uit te sluiten? Ds. Baan: Een nieuwe vertaling is alleen nodig, als de Geest een duidelijke aanwij zing daarvan geeft in het leven van Gods kerk. Tot deze aanwijzing behoort dan zeker te worden gerekend, dat de noodzakelijkheid van een nieuwe vertaling gaat leven in de kerk, dat het een biddende behoefte wordt van Gods kinderen, en dat de Heilige Geest mannen geeft, mannen afzondert met we tenschap begaafd, maar ook vol des geloofs en des Heiligen Geestes om dit werk te kun nen verrichten. Zo lezen wij in Hand. 15:28: „Want het heeft de Heilige Geest en ons goedgedacht"... Hier staat de Geest voorop, eft daarna het werk der mensen. Zou dit dan ook niet noodzakelijk zijn bij een zo belang rijke arbeid als het opnieuw vertalen van de Bijbel? U heeft geen vertrouwen in het werk van het NBG? De heer Bergsma: Met alle respect voor het NBG, voor wat dit genootschap tot stand brengt in het verspreiden van de Heilige Schrift, meen ik nochtans dat genoemd in stituut niet de taak op zich had moeten ne men tot zulk een gewichtige vertaalarbeid. Ik acht dit n.l. de taak der kerk. Ik meen dat de SV vertaald is op last van de Hoog-Mogende heren Staten-Gene- raal der Verenigde Nederlanden? Heer Bergsma: Men moet niet uit het oog verliezen dat de Hoogmogende heren dit de den volgens het besluit van de Dordtse Sy node. Dat kan men lezen op elk titelblad van de SV. Maakt dat veel verschil uit? Heer Bergsma: De vertaalcommissie voor de NV is door het hoofdbestuur van het NBG vastgesteld en samengeroepen, nadat het hoofdbestuur de taak van het totstand- brengen van een nieuwe vertaling aanvaard had. Een kerkelijk opdracht was er dus niet. Is daar de vertaling minder om? Heer Bergsma: Prof. Grosheide zegt zelf: „Iedere Bijbelvertaler zal onwillekeu rig zo vertalen als in overeenstemming is met zijn eigen theologisch standpunt". Dat hebben dan dus de Staten-vertalers ook gedaan? Ds. Van Haaren: Dat is het nu juist. Die vertrouwen wij het meer toe dan de uiteen lopende richtingen in de vertaalcommissu van het NBG, samengesteld uit allerhande kerken en kringen. Heer Bergsma: Daarom mag toch met recht de vraag gesteld worden of daar de eigen voorstelling, wijze van zeggen in ge- trouwheid en oorspronkelijkheid aan de grondtekst bewaard is gebleven. Ds. Verkade: Wat de vertaling van de Bijbel betreft, is in de eerste plaats nodig het deelachtig zijn van de Geest van het Woord. Is het exact vast te stellen dat de verta lers uit de commissie die geest misten? Heer Bergsma: Dat zeggen wij niet van alle vertalers, maar het was daar in elk ge val geen voorwaarde! De opdracht aan de vertalers van de SV was: Zij dienen niet al leen taalkundige en theologische bekwaam heden te bezitten, maar zij moeten ook vro me mannen zijn, van een godzalige levens wandel. Kan dit van alle vertalers uit de commissie van het NBG gezegd worden, ge zien hun geschriften, hun kerkelijk leven en hun predikaties? In de opdracht van de ver taalcommissie van het NBG komt althans deze clausule niet voor. Iemand die dus de door u voorgestelde eigenschappen mist, kan de Bjjbel niet ver talen, al beheerst hij het Hebreeuws, Ara mees en Grieks? Ds. Van Haaren: Elke goede classicus kan de Bijbel wel vertalen in behoorlijk Neder lands. Maar daarom is het nog niet de Bij bel! Hoezo? Ds. Van Haaren: Zelfs als men een werk vertaald uit het Frans of Engels, moet de vertaler weten wat de schrijver bedoelde. Dat is voorwaarde voor een goede vertaling. Hoe veel te meer dus bij de Heilige Schrift. Ds. Verkade: De Staten-vertalers gingen ervan uit dat de ganse Heilige Schrift door God geïnspireerd was. Bij de vertalers van het NBG was het minder het geval. Wij zien dat ook in de vertaling van 2 Tim. 3: 16b. De NV heeft: „Elk van God ingegeven Schrift woord" tegenover het veel vastere van de SV: „Al de Schrift is van God ingegeven". - Hoe zit dat dan met de „auteurs" van de Liesveldsc- en andere bijbels, vóór de Sta ten-vertaling? Dat waren toch wel vrome en godzalige mensen, die begiftigd waren met de Geest van het Woord? Ds. Van Haaren: Om daar nu zo ineens op te antwoorden.... (even nadenken), kijk, het is natuurlijk wel zo, dat je een kind van God kunt zijn, en dat je toch de Schrift niet altijd verstaat. Wij lezen in verband met de discipelen: „Toen opende Hij hun verstand, dat zij de Schriften verstonden". Dat waren kinderen Gods, maar nochtans moest hun ogen geopeno worden. Ds. Verkade: Wij menen dat dit bij de Staten-vertalers het geval was. Die hadden een grote talenkennis en tevens door God geopende ogen. Ze waren door de Heilige Geest verlicht. Bij de vóórlopers van de SV ontbrak het nog wel eens aan talenkennis. En die moet er ook zijn! Honoreert u dan niet de betere kennis van de talen en het opsporen van oudere handschriften, sinds de SV? Ds. Verkade: De nieuwere (oudere) hand schriften hebben maar weinig verbeteringen opgeleverd. Het bleek dat er bij het over schrijven vroeger, maar uiterst weinig fout jes gemaakt waren. Daar stond men zelfs versteld van. En of de kennis van de oude talen wel zo toegenomen is? Ds. Van Haaren: Ons grote bezwaar is dat de NV een compromis-vertalinp is. De verschillende richtingen staken de koppen bij elkaar om tot een vertaling te komen. Elke richting had een inbreng. Bij de SV Was men ééns-Geestes. Die stonden op één standpurft. Die staken de koppen dus anders bij elkaar. Daar kon er alleen maar een taai-technisch verschil zijn! Ds. Baan: De vertalers van de SV aan vaardden hun taak als mannen niet slechts van kennis en wetenschap, maar ook vol des Geloofs en des Heiligen Geestes. Bij de ope ning van de zesde zitting bad Bogerman met het oog op de bijbeloverzetting: „O, Heere! Ofschoon wij in onszelven tot alle dingen enkel duisternis zijn, ja de volstrekte onbe kwaamheid zelve, om iets goeds of heil zaams te denken, te willen volbrengen, zo wijs Gij ons, o Heere! in deze moeilijke, maar hemelse arbeid, de weg, die wij veilig mogen intreden, waarop wij recht mogen voortgaan, langs welke wij het werk geluk kig en met een zuivere consciëntie mogen uitvoeren. Geef ons, die in de naam Uws Zoons zijn vergaderd, Uwen Geest naar de beloftenis: De Geest der waarheid, der wijsheid, der voorzichtigheid, dei beschei denheid, des vredes en der liefde als leids man en leraar. Open de ogen van ons ver stand, ontsteek in ons gemoed de fakkel Uwer zaligmakende kennis, en leid ons in uwe waarheid, opdat wij mogen aanschou wen de wonderen vai\ Uwe wet". Is dit soort van bewijs niet erg subjectief gekleurd? Ds. Baan: Mogelijk, maar het subjectieve moet toch ook meespreken. Alleen voorwer- pelijk is ook eenzijdig. Ik heb nóg een tref fend „subjectief" argument... Mag ik het even horen? Ds. Baan: Genoemd gebed, door één der bijbelvertalers opgezonden, leert ons op welk een wijze het werk der bijbelvertalers is begonnen. En hoe is het daarna voort gezet? Men was in Leiden vergaderd en ijverig werkzaam, toen in die stad de pest uitbrak, welke in twee maanden 20.000 men sen aldaar ten grave sleepte. De vraag rees op, of het niet beter zou zijn naar elders te ontwijken, teneinde daar met de vertaling veiliger te kunnen voortgaan. Allien verenig den zich daarop in gebed, om van God wijs heid te begeren, teneinde met volle verze kerdheid des geloofs in deze een besluit te nemen. Nadat zij gebeden hadden, was er onder allen slechts één gevoelen, n.l. rustig te blijven op de plaats, die hun aangewezen was, en waar zij van God samengeroepen waren. En zij bleven! en niet een van hen werd een haar van het hoofd gekrenkt. Daarom konden zij aan het einde van hun werk, roemende in de -Heere, die bereid, be kwaam gemaakt, en beveiligd had, van gan ser harte getuigen: „Tussen duizend en nog eens duizend beelden en geruchten van de dood, hebben wij gezond in de nabijheid van zulk een grafplaats, waar wij dikwijls op één dag honderd lijken zagen vervoeren, met een heilige opgeruimdheid des gemoeds, dit gedenkstuk mogen volbrengen". Kan volgens uw standpunt iemand die de SV niet kent en in de NV leest, geen zegen (of werking van Gods Geest) ontvangen? Ds. Verkade: Ik dacht van wel. Ds. Van Haaren: God kan zelfs gebruik maken van een önjuist gebruik van Gods Naam. Dan is er ook de „rechte slag met de kromme stok"... Voor Gods kerk is echter alleen het beste goed genoeg en dat is tot- notoe de SV, waarmee wij niet zeggen dat die feilloos is. Zou een betere vertaling, op basis van de SV aanbevelenswaardig zijn? Ds. Verkade: Men is in onze kringen te zeer vertrouwd met de SV dan dat een an dere vertaling voldoende ingang zou vinden, vermoed ik; zelfs al was hij beter. De zaak ligt dan echter niet principieel uiteraard. Is de vertaling van het NBG niet begrij pelijkere dan de SV? De heer Bergsma: Vaak is het tegendeel waar. Het heeft er veel van weg of er door de commissie van het NBG naar gestreefd is zover mogelijk van de overzetting der SV vandaan te blijven; men vindt in de NV verscheidene vertalingen die uit lust tot veranderen er niet duidelijker op zijn ge worden. De NV heeft bij Amos 7:7 b.v.: „Zie de Heere stond bij een loodrechte muur, met een paslood in Zijn hand". Men kan zich te recht afvragen: waarom moet er een pas lood gehouden worden „bij" een loodrechte muur? Is die muur niet loodrecht? De SV is hier veel juister want daar vindt men: „De Heere stond „op" een muur, die naar het paslood gemaakt was". En dan begrijpt men direct dat de naar het paslood gemaakte muur niet langer loodrecht was. Het volk van Israël dat de muur afbeeldt, was in on gerechtigheid verzonken, de muur was ver vallen. Bovendien als men een muur met het paslood meet, gaat men er „op" en niet er „bij" staan zoals de NV heeft, want de muur moest van onder tot boven gemeten worden. Exegetisch is daarom de vertaling onjuist en onbegrijpelijker geworden. In Jer. 31:29b leest men in de SV: „de tanden der kinderen zijn stomp geworden", om de ver taling begrijpelijker te maken heeft de NV vertaald dat de tanden „slee" zijn geworden, een woord dat zelden meer gebruikt wordt. Weet u nog meer voorbeelden? De heer Bergsma: In Prediker 8:8 wordt gesproken over de dag des doods, over de doodsstrijd. „Er is geen mens die heerschap pij heeft over Den Geest, om den geest in te houden, en hij heeft geen heerschappij over den dag des doods ook geen wapen in deze strijd" aldus de SV. De NV noemt de geest des adems hier wind, dus in zijn dood heeft hij geen macht over de wind? „Geen wapen in deze strijd" wordt nu: „er is geen verlof tijdens de strijd" enz. Ook al willen we het nieuwe voorstaan, we zullen toch eerlijk moeten erkennen dat de NV er heus niet be grijpelijker op is geworden. Doet de NV de heilsboodschap niet beter verstaan? De heer Bergsma: Zoals wij hebben aan- getoond betreft de afwijzing der nieuwe vertaling van het NBG niet alleen de na tuurlijke of historische gebreken van deze vertaling, doch wat het belangrijkste is ook de zuiverheid der leer. Wat o.a. Jesaja 7:14 betreft moet van de NV helaas gezegd wor den dat deze „het onmogelijke bij de mens, doch mogelijk bij God" teruggebracht heeft tot een misschien. Het bovennatuurlijke, het onbegrijpelijke en verhevene van Christus' komst op aarde is in de vertaling van het NBG teruggebracht tot een natuurlijk, men selijk kunnen. De samenstelling van de commissie „uit alle richtingen" spreekt hier o.i. een woordje mee. Zowel het Deputaten- rapport dér Chr. Ger. Kerk, als Prof. van der Meiden (Rectorale Rede) spreken uit, dat alleen hier het woordje maagd juist is en dat het woord „jonkvrouw" onjuist is. Deze vertaling bedroeft de Geest van het Woord, omdat het hier betreft de geheimnisvollé, wondervolle komst van het woord dat vlees geworden is. Want dit is het wonder: maagd en toch zwanger - zwanger en toch maagd. Is hier niet de wens de vader van de ge dachte? De heer Bergsma: Van de beginne af is de buitengewone en bovennatuurlijke ge boorte van Christus, uit een maagd, bekend gemaakt als het zaad der vrouw, niet als het zaad des mans, zonder de wil des mans, ge worden uit een vrouw (Gal. 4:4). Voor Maria was het een wonder, omd. t zij geen man bekende: buiten alle twijfel de verborgen heid der Godzaligheid is groot, God geopen baard in het vlees (1 Tim 3:16). Is het volkomen exact dat het woord al- mah, in de grondtekst maagd betekent, in dezelfde betekenis die wij er aan geven? De heer Bergsma: Onbegrijpelijk is het dat de NV bij Matth. 1:23, een tekst die ver wijst naar Jesaja 7:14, daar wel met maagd vertaalde. Ook „zeventig" hebben het woordje almah juist vertaald alsof het He breeuwse woordje Betoela er stond dat voor geen andere uitleg vatbaar is. Dr. Grave- meijer zegt ervan in zijn Dogmatiek (Deel 2 blz. 354) dat de Evangelist Mattheüs, hier te gen alle wederspraak in uitdrukkelijk vast stelt: maagd. „Haar maagdelijke reinheid wordt niet alleen door de betekenis des woords vereist en ondersteld, maar het wordt door de Godsspraak noodzakelijk ver eist, want wat teken, wat wonder zou het anders zijn?" Kunt u nog meer gezaghebbende mensen noemen die dit onderschrijven? De heer Bergsma: Luther zegt over deze tekst: „Indien mij een jood of christen kan bewijzen dat almah in de schrift iets an ders dan maagd betekent, die kan bij mij 100 Mark komen halen". Wat zegt Calvijn er van? De heer Bergsma: Calvijn beschuldigde de joden reeds van Schriftverdraaiing wat. Matth. 1 23 betreft, daar de joden hier be slist niet het woord maagd wilden hebben. En wanneer bij Matth. 1:23 naar Jes. 7:14 verwezen wordt en men twee geheel ver schillende overzettingen heeft, is dit een verschrikkelijke inconsequentie. Dat een jonkvrouw zwanger wordt is tenslotte geen wonder meer en wij menen daarom met vrijmoedigheid te mogen zeggen dat deze vertaling Gode bedroevend is. Wat is uw slotconclusie hiervan? De heer Bergsma: Wat Lucas 1:34 be treft: Maria vond het een onbelangrijk wonder zwanger te worden omdat „zij geen man bekende" zoals de SV heeft De NV is hier niet vast en kan twijfel doen rijzen waar vertaald is: „daar ik geen omgang met) een man heb". Deze twijfelwekkende over zettingen geven reeds voldoende grond de NV af te wijzen. Ds. Baan, heeft u nog een slotopmer king? Ds. Baan: De vertaalcommissie van het Ned. Bijbelgenootschap geeft zelf toe, dat er duizenden fouten in de nieuwe vertaling worden gevonden. Alleen in dt revisie van de eerste twee bijbelboeken, er. een gedeelte van de psalmen heeft men al meer dan dui zend veranderingen aangebracht. Geen won der dat men vraagt: heeft het nu wel zin een nieuwe vertaling aan te schaffen, want als in enkele bijbelboeken meer dan duizend veranderingen moesten worden aangebracht, dan loopt het aantal veranderingen over het geheel van de Schrift wel over de tiendui zenden! De bezitters van de nieuwe vertaling we ten dus waar zij aan toe zijn. Zij bezitten een bijbel met tienduizenden fouten. En nu denk ik weer aan die tekening van die man op dat smalle bergpad. Een diepe bergkloof dreigt met de dood. Iedere stap kan een misstap zijn. Maar hij heeft een lantaarn in de hand. „Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht voor mijn pad". Hoe gevaarlijk als dat licht nu geen be trouwbaar licht zou kunnen zijn. Hoe ge vaarlijk voor de kerk vooral een nieuwe vertaling te aanvaarden, waarvan de be trouwbaarheid nog helemaal niet is vastge steld!....- Wij mensen zijn al gauw geneigd om bepaalde meningen en opvattingen die we hebben, absoluut te stellen. In ge sprekken van mensen met elkaar wordt vaak iets geponeerd, zo in de geest van: zo is het en niet anders! En wie er dan toch nog anders over durft te denken, wordt en passant even voor gek ver klaard. En dat kan dan weer nare ge volgen hebben voor de intermenselijke verhoudingen. Mensen die dat van el kaar zeggen, zullen het wel niet al te best met elkaar kunnen vinden. Gevaarlijker wordt het echter wan neer groepen van mensen de opvattin gen en meningen, die binnen de groep leven, absoluut gaan stellen, wanneer ze die verheffen tot wetten en dogma's, dan kunnen er grote scheidingen ont staan tussen mensen, die wel haast on overbrugbaar lijken. We kennen de ge volgen van rassentheorieën, de stelling dat het ene ras meer waard is dan het andere. We kennen de grote scheidin gen, die er tussen de kerken gekomen zijn. Om op het laatste door te gaan. Hier is namelijk iets bijzonders aan de hand. Met een beroep op God, gaan we een hele hoop zaken, die we uiteindelijk zelf uitgedacht hebben, tot wet en dog ma verheffen. En wee degene die dan nog anders durft te denken: anathema sit, hij zij in de ban, hij zij vervloekt, hij is een ketter. Een merkwaardige situatie. Met een beroep op God gaan mensen uit elkaar, gaan ze elkaar verketteren, gaan ze el kaar voor gek verklaren. We gaan God gebruiken om zaken, die we zelf uitge dacht hebben tot absolute norm te ver klaren. En dat geeft je natuurlijk wel een prettig en veilig gevoel, te weten namelijk dat God achter je staat. Maar de vraag is of dit wel werkeljk zo is. Mogen we ons als mensen God zo toe eigenen alsof we 't alleenrecht op Hem hebben, alsof we Gods Geest op zak hebben? Is het niet veeleer zo, dat de Geest van God waait, waar Hij wil en per se niet gebonden aan onze structu ren? We zullen dit goed door moeten heb ben, anders blijven we hopeloos in de knoei zitten en zullen we als mensen, als kerken nooit tot elkaar komen. We zullen goed door moeten hebben, dat onze kerkelijke wetten en dogma's er zijn voor de mens en niet omgekeerd. We zullen door moeten hebben dat ze betrekkelijk, relatief zijn en moeten zijn. Maar dan niet in de zin van .„maar betrekkelijk, maar relatief", maar in de zin van „betrekkingen scheppend, relaties vormend". En ze mogen geen betrekkingen verbreken, geen scheidingen tot stand brengen, want dan deugen ze niet meer. De schriftgeleerden hebben van Je zus gezegd dat Hij de wetten niet on derhield. Wij zouden zeggen: dat Hij zich niet hield aan de kerkelijke wet ten. En ze hadden er hun argumenten voor: Hij ging om met onreine mensen, de melaatsen raakte Hij aan, Hij ging huizen van heidenen binnen, Hij sprak met Sameritanen, Hij genas mensen op sabbath. Allemaal zaken, die door de Joodse wet verboden waren. Maar juist daar, waar de wet scheidingen aan brengt tussen mensen, daar gaat Jezus er tegen in en zorgt Hij er voor, dat de betrekkingen, de relaties hersteld wor den, mensen weer in de groep worden opgenomen, niet meer aan de kant hoe ven te staan. En zo protesteert ook Paulus tegen de wet nl. de wet, waar aan de mens tot slaaf wordt gemaakt en die mensen van elkaar en uiteinde lijk van God vervreemdt. We mogen het misschien zo stellen: wetten, gewoonten, dogma's hebben al leen zin als ze zijn ingegeven door en ten dienste staan van de liefde, want al leen liefde brengt tot elkaar. En dit was voor Jezus het enige criterium. En als ze mensen van elkaar vervreem den, dan zullen we ze moeten afschaf fen en ons er over moeten beraden hoe we opnieuw tot elkaar kunnen komen om uiteindelijk God te vinden. Th. B. M. Escher, Kapelaan. Veenendaal. „Adriaan van Haemstede, schrijver van de eerste Neder landse martelaarsgeschiedenis, predikant aan de calvinistische schuilkerk in Antwerpen, vervol gens van de vluchtelingenge meente in Londen, is een omstre den persoonlijkheid. Waar hij ver scheen, ontstond beroering. Geen wonder dat reeds zijn tijdgenoten heel verschillend over hem oor deelden. In Antwerpen vond de kerke- raad hem „copsinnich". Men vreesde in deze kring „sijne sub tile listicheit ende schalckheit int argueren". Later had men daar meer waardering voor zijn per soon. Zijn Waalse collega in Lon den, Nic. des Gallards, daarente gen had geen goed woord voor hem over. Hij vergeleek Van Haemstede met een wolf die de schaapskooi van Jezus Chris tus voor andere wolven open zette. Ook voor zijn capaci- meende hij. Zo begint de inleiding op het academisch proefschrift Adriaan van Haemstede en zijn marte laarsboek, waarop Auke Jan Jelsma op 12 juni a.s. aan de Vrije Universiteit te Amsterdam zal promoveren. Promotor is prof. dr. D. Nauta. Het proef schrift wordt uitgegeven bij Boe kencentrum NV in Den Haag. De heer Jelsma heeft interes sante stellingen bij zijn proef schrift geschreven. Hieronder en kele van zijn stellingen: I. De nieuwe benadering van de bijbel moet, wil ze werkelijk zin vol zijn voor de kerk, gepaard gaan met een nieuwe benadering van de kerkgeschiedenis. XI De uitspraak van dr. W. Aal- ders: „De Heilige Schrift verte genwoordigt in de meest letterlij ke zin des woords voor ons de le vende, drieënige God", kan ge makkelijk leiden tot afgoderij met de Bijbel. (Hervormd Persbureau).

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 15