Reformatie was in Utrecht
geen spontane volksbeweging
Presentielijst
der predikanten
Druk
't Sticht moest „sterke mannen" node missen
Regen van klachten
over de Paepschen
op Synode van 1606
„Probleemgebieden"
CBTB tegen
voorstellen
Mansholt
door
Adriaan
P. de Kleuver
Geloofsbrief
Welstand
Bierkaai
Klachtenboek
Hooghartig
Niet
zuiver
WOENSDAG 15 JULI 1970
/~knze medewerker Adriaan P. de
Kleuver hervat met dit artikel
zijn werkzaamheden, na een langdu
rige afwezigheid in onze kolommen
wegens ernstige ziekte. Zijn relaas
over de reformatorische perikelen
in de provincie Utrecht baseerde hij
op officiële stukken. Speciale aan
dacht wordt besteed aan onze eigen
omgeving, aangevuld met enkele na
burige Gelderse gemeenten, waaron
der Scherpenzeel.
Ook artikelen over natuur en na
tuurleven kunnen vanaf nu weer
van zijn hand tegemoet worden ge
zien.
t <<\rv
Iftrvs Kt tfrh foo&vv mvm rwri ft u \v >u>< v
l^en oud vaderlands spreekwoord houdt een wel zeer
■*-J treffende gedachte in. waar het spreekt van de
wens die de vader van de gedachte is. Zo ergens, dan is
dit wel zeer bijzonder van toepassing op de reformatie
beweging in het gewest Utrecht. Sommigen zijn de ge
dachte toegedaan dat het een spontane volksbeweging
betrof. Maar wie zo denkt slaat de plank vorstelijk mis.
Overal in Utrecht Weven haarden van rooms verzet be
slaan. die openlijk dan wel ondergronds werkten tot
groot nadeel van de aangestelde predikanten. Nog geen
10% was de reformatie toegedaan. Uiterst zelden waren
de kerkelijke toestanden van dien aard dat op de synode
van 1606 een verheugende mededeling daaromtrent ge
daan kon worden. Waar plaatselijke overheid of heren
met de reformatie instemden was de toestand nog het be-
vredigendsl.
De prins van Oranje ais stadhouder
en de Raden van het Hof van Utrecht
vaardigden de 23e augustus 1581 een
placaat uit. verbiedende de „room-
schen" godsdienst. In alle vier kwartie
ren van den Lande van Utrecht (Eem-
land, Stad en lande van Montfoort, Ne-
derkwartier en Overkwartier, benevens
in de gerechten en dorpen (heerlijkhe
den) werd dit verbod op de gebruikelij
ke wijze afgekondigd.
Tevens werd verordend dat op zon
dag niet meer gewerkt mocht worden,
en onder de predicatiën in herbergen of
taveernen noch gedronken noch gedob
beld „ofte andere diergelijke onbehoor-
licke spelen" mocht worden.
Het gewest Utrecht nam op kerkelijk
terrein een wat afzijdige plaats in.
Overal in den lande was reeds sprake
van een Gereformeerde Gemeente, de
toen algemeen gebruikte aanduiding
voor de protestantse kerk. voor zover
het niet de Mennisten betrof.
In Utrechts stad (Utrecht), Steden
(Amersfoort, Rhenen, Wijck en Mont
foort) en Landen (de landgemeenten)
was nog geen synodale regeling moge
lijk geweest als bv. in de beide Hollan
den, Gelderland, etc. Er waren strenge
gereformeerden en de meer rekkelij-
ken. De eersten hielden de kerkhervor
ming door hun onverzettelijkheid eer
tegen dan ze te bevorderen. Daarnaast
onderwierpen de rekkelijken. de regen
ten met hun gevestigde machtspositie,
de kerk aan hun wil. maakten de
(Utrechtse kerkwet in 1950 en een voor
lopige kerkorde in 1606.
Met dat al waren de kerken in
Utrecht geheel ondergeschikt aan de
politiek gemaakt. En deze politiek bin
nen de landsgrenzen van Utrecht was
gematigd en soepel, ja vertoonde zelfs
symptomen van tolerantie jegens de
oude Moederkerk. In 1612 besloten
zelfs een aantal Calvinistische predi
kanten zich neer te leggen bij een over
eenkomst, in wezen een tolerantiever
klaring, waarbij men beloofde elke
openbare behandeling van de predesti
natieleer te vermijden. Maar wat slui
mert kan licht ontwaken.
De rust en ontstane tolerantie in de
Utrechtse kerken werd in 1618 door de
Dortse beginselverklaringen uit haar
dommel opgeschrikt. Zo verloor Utrecht
zijn eigen karakter van de gulden mid
denweg. Men was niet uiterst rechts,
noch uiterst links geweest en mogelijk
sproot daaruit de wat „slappe" houding
tegen degenen die de oude Moederkerk
bleven aanhangen voort. Het verzuim
van het houden van classicale vergade
ringen is hiermee tevens verklaard.
Niet dan wanneer er werkelijke resul
taten te bereiken waren kwam men bij
ten.
Toch komen op de presentatielijst
van de Generale Synode in 1581 te Mid
delburg gehouden twee Stichtse predi
kanten voor, nl. Hermannus Modet uit
Utrecht en Petrus Oberkamp uit
Amersfoort. Het is evenwel onzeker of
deze op een kerkelijke vergadering te
Utrecht daartoe afgevaardigd waren.
Utrecht werd als geheel merkwaardi
gerwijs op deze vergadering behandeld
als een classis!
Niet in kerkgebouwen maar in het
open veld gingen vóór 1581 de gerefor
meerden een rondtrekkende predikant
beluisteren. Als ,,hagepredikers"
stonden zij bekend. Maar hun inner
lijke opdracht werd in het Stichtse
land zwaar gehinderd door na 1581
eveneens rondtrekkende pastoors.
(Tekening uit 1850, gemaakt door on
bekende auteur, en bekend geworden
als ,,De eik van Zuylichem").
J^n een respectabel aantal dorpen in Utrecht stond in 1606 nog geen predikant.
Voor de reformatiebeweging waren dit de „probleemgebieden", waar men
de meeste hinder ondervond van de „paepen", zoals de Rooms-Katholieken
in die tijd nogal misprijzend werden betiteld. De met een stip gemerkte
plaatsen hadden in 1612 wèl een predikant.
Schalkwijk (stond een „paep"), Honswijk (eveneens), Aukeveen, Tul'l en 't
Waal, Linschoten, Odijk, Vleuten, Kamerdijk, Renswoude (bezat noch kerk
noch predikant), Maarn, Maarsbergen (bezat Norbertijner proostdij),
Overlangbroek (stond nog de beruchte „Paep heer Steven), Overmeer,
Tienhoven, Vleuten, IJsselstein, Jaarsveld, Baambrugge, De Loosdrecht (oud
en nieuw), Loenersloot, Loenen, Zuilen. Haarzuilens, Linschoten, Hoenkoop.
Maartensdijk. Polsbroek, Willige-Langerak, Cabauw, Benschop, Harmeien.
Stontenburg en Hoogland (die beide met inmegrip van het latere Acherveld
woont géén protestants gezin meer!) overwegend rooms bleven. De rest van
Utrecht (o.m. Leersum) was nog niet van 'n predikant voorzien- Het moet op
vallen dat vooral het westen van de provincie Utrecht en vooral ook de streek
ten oosten en noorden van de stad Amersfoort zo lang roomsgezind bleven
of moeilijk aan een predikant konden komen. Let er vooral op dat veel pre
dikanten hun namen latijniseerden
Er schijnt al in 1586 een vergadering
van Utrechtse predikanten te hebben
plaats gehad, getuige de geloofsbrief
uit dit jaar die ondertekend werd door
de predikanten van Utrecht, Amers
foort. Rhenen, IJsselstein, Vreeswijk en
Cudelstaart (een fort en gehucht onder
Aalsmeer). Uit „aller naam" werden de
Utrechtse predikanten „de godtsalige
ende welgeleerde mannen Hermannum
Modestum ende Wemerum Helmi-
chium" met deze geloofsbrief naar de
Generale Synode te 's-Gravenhage ge
zonden. Het belangwekkende stuk is
mede ondertekend door de vermaarde
Utrechtse predikant Johannes Wtenbo-
gaert (Uitenbogaert) alsmede door de
predikanten uit de genoemde plaatsen.
De eerste werkelijk provinciale syno
dale vergadering werd dan gehouden
in 1606 en droeg nog geenszins het ech
te synodale karakter dat reeds elders
aan dergelijke bijeenkomsten verbon
den was. Alléén de predikanten kwa
men ter vergadering en geen van hen
was vergezeld van een ouderling. In
veel gevallen hadden zij zelfs niet eens
de beschikking over zulk een kerkelijk
ambtsdrager. Vóór de eigenlijke „ge
boorte" van de Gereformeerde Ge
meente in de Nederlanden (1618), had
den in het gewest Utrecht slechts twee
synodale vergaderingen plaats, in 1606
en 1612.
Eerst toen de nieuwe regering (sta
tenleden. etc.) van 1619, waaruit alle
„rekkelijken" (Remonstrantse regenten,
predikanten en hun geestverwanten)
verwijderd waren, de Dortse commissie
met Borgerman aan hel hoofd, de hand
reikte, werd de wel zéér exceptionele
toestand beëindigd en werd ieder jaar
een provinciale syrtode te Utrecht ge
houden.
In het bijzonder dan willen wij ons
bepalen tot de eerste, gehouden in het
voormalige Catharina-convent op 8, 9
en 10 juli 1606. Bij deze vergaderingen
waren aanwezig enkele gecommitteer
den van de Ed. Mog. Heeren Staten
's Lands van Utrecht. Het consent tot
deze bijeenkomsten was per slot van
rekening door de Staten verleend. En
zo wij reeds zagen de regering van
het gewest Utrecht speelde ook op ker
kelijk terrein een politiek spel. Door
de staatssecretaris Gillis de Ledenberch
werd namens de Staten een rondschrij
ven gericht aan de „Edelen Ehrenfes-
ten, hoochgeleerden fromen wïjsen seer
voorsienigen heeren schout, burgemeis-
teren ende regierders" van de steden
Utrecht, Amersfoort, Rhenen, Wijk bij
Duurstede en Montfoort. De predikan
ten van de dorpen ontvingen persoon
lijk een uitnodiging, die van de steden
namens hun magistraat. De vergaderin
gen zouden plaats vinden in de grote
refterzaal van genoemd klooster aan de
Lange Nieuwstraat. Wie daar het Mu
seum voor Moderne Religieuze Kunst al
eens bezocht heeft weet hoe de toe
stand daar is.
In 1606 kwamen daar dan voor het
eerst alle toenmalige predikanten uil
het Sticht samen. De complete lijst gaat
hierbij.
Het zal bv opvallen dat uit Renswou
de geen afvaardiging aanwezig was. Dit
valleidorp had toen zelfs nog geen ei
gen kerk. Iaat staan een predikant!
Namens de Staten was aanwezig mr.
Jan Schade, Jonker Adolf de Wael heer
tot Maersbergen, Ellert van Helsdingen
burgemeester van Utrecht en genoemde
staatssecretaris De Ledenberch. Deze
namen, ieder naar hun rang de eerste
plaatsen in en naast hen de predikanten
van de steden Utrecht (4), Amersfoort
(2), Rhenen (1), Wijck bij Duerstad (1),
en Montfoort (1), daarna (zie voor de
kp de Utrechtse Synode van 1606
verschenen de hieronder ge
noemde predikanten. Zij waren de
enigen die er verschenen. Ouderlin
gen. voor zover die in 't Sticht toer
al in functie waren, ontbraken op de
bijeenkomst. De predikanten (de
eerste die in de respectieve dorpei
het Woord verkondigden) waren:
Henricus Caecarius, Everhardu.-
Bootius. Johannus Speenhovius, Ja
cobus Taurimis uit Utrecht; Henri
cus Joannis(z), Arnoldus Cortcam-
pius uit Amersfoort; Johannu.-
Wirtzfeld, Rhenen; Gerbrandus Jo-
hannis(z), Wijck bij Duerstat; An-
dries van Oosterbeke, Montfoort
Isaack Wilbing, Amerongen; Ameen
Daniels, Doorn; Adolphus Stizerus.
Seyst; Johan Sweersz.. Cothen:
Chrisftdaen van Oyen, Nederlang-
broeok; Gerhard Cornelisz. Bunnik;
Werrer Conraedz., Werkhoven:
Floris Gerritsz, Houten; Cornelis van
Braekell, Vaert (d.i. Vreeswijk); Ja
cob Huyensz., Hagestein; Theodorus
Siliginius, Venendael; Erasmus Bac
ker. Breukelen; Evert Vo(e)skuyll,
Vrelandt; Wigbaldus Belida, Maers-
sen; Rombert Jansz, Cortehoefl":
Pibo Ovitius, Nichtevecht; Balthasai
van Doorne, Apcoude; Johannes An-
thonii, Westbroek; Halewynes Go-
defride, Oostveen; Ohristiaen Jansz..
Vinkeveen; Johannes Lindenius, Mij
drecht; Hendrik ten Brinck, Wilnis;
Absolon Helmont, Cudesteert (fout);
Lodewicus du Boys, Segvelt; Corne-
reulus, Lopik; Jacob Jacobsz. Moy,
robulus, Lopich; Jacob Jacobsz. Moy,
Junschoten; Johannes Bergerus.
Leusden; Ggrrit Hendriksz. Bree,
Woudenberg; Samuel Pitius, Soest;
Hendrick Mertensz., Eemnes buyten
ende binnendijeks; Cornelis van Dun-
gen, Baeren ende ter Eem; Dominicus
Sapma (was ziek), Ter Aa.
toenmalige schrijfwijze de originele
predikantenlijst uit 1606) in volgorde de
predikanten van Amerongen, Doorn,
Zeist, Cothen, Neerlangbroeck. Bunnik,
Werkhoven, Houten. Vreeswijk (alias
Vaert), Hagestein. Veenendaal. Maar-
sen, Breukelen, Vreeland, Kortehoef,
Nichtevecht, Abcoude, Westbroek, Oost
veen, Vinkeveen, Mijdrecht, Wilnis, Cu
delstaart, Zegvelt, Jutfaas, Lopik, Bun
schoten, Leusden, Woudenberg, Soest.
Eemnes binnen- en buitendijks en
Baarn en ter Eem.
De predikanten van Overmeer, Har-
melen en Ter Aa waren afwezig we
gens ziekte of „uijtlandigheid". Mede
was tegenwoordig Johannes Uitenbo
gaert, oud-predikant van Utrecht, toen
maals te 's-Gravenhage, daartoe spe
ciaal uitgenodigd.
Na de gebruikelijk gebeden ter inlei
ding door de oudste predikant van de
stad Utrecht, Henricus Caesarius wer
den Johannes Wtenbogaert tot praeses
en Everhardus Bootius. tweede predi
kant te Utrecht, tot scriba verkozen. Er
bleken dan toch nog enige kerkeraads-
leden uit Utrecht, Amersfoort, Rhenen
Wijck en Westbroek gekomen te zijn.
De opening vond plaats met enige woor
den, gesproken door Staatssecretaris
Gillis de Ledenberch en ieder werd aan
geraden vrij uit te spreken wat hem op
het hart lag, waarop de praeses mede
deelde dat in de volgorde van presentie
gehoord en gevraagd zou worden naar
de welstand van de gemeente, en van de
kerk of kerken daartoe behorende, over
de wijze van bediening van de leer en
de sacramenten, - hoe de kerkeraad
geordend was. welke gebeden en
gezangen gebezigd werden, de toestand
van de scholen en de welstand van de
koster, schoolmeester, etc., die ten
nauwste bij het kerkewerk betrokken
waren. Verder welke beletselen er in de
weg gelegd werden in de uitoefening
van de dienst. Aan de hand van dit al
les zou dan besproken worden wat voor
maatregelen getroffen konden worden
om eventuele misstanden te verbeteren.
En de oren van de luisterende scha
re hoogwaardigheidsbekleders en colle
ga's predikanten zullen getuit hebben
over alle misstanden die ze te horen
kregen. Het was vooral de beïnvloeding
van roomskatholieke zjjde die nog
steeds in de „gereformeerde" dorpen
aanwezig bleek te zijn door clandestine
priesters die de grootste zorgen baarde.
Wij willen dan ook speciaal nagaan
hoe in 1606 in onze provincie de rooms
gezindheid van het volk was. Het ver
bijsterde schrijver gewaar te worden
hoe uit deze authentieke acta het volk
vooral zó behoudend was waar het de
oude Moerderkerk betrof, hóé brutaal
de afgezette pastoors door de regel te
werk gingen en vooral hóé gering het
percentage gereformeerden in de mees
te gevallen wel was. Alleen de predi
kanten uit de twee steden die een
krachtige magistraat achter zich wisten
(Utrecht en Amersfoort) sponnen als
tevreden poezen. In Montfoort was het
glad mis; Rhenen en Wijck klaagden
niet en toch... Maar in de dorpen bleek
het vaak vechten tegen de bierkaai te
zijn. Tientallen dorpen hadden nog niet
eens een predikant en in de gehele
reeks acta mist men steeds Stouten-
burg, dat met Achterveld en omgeving
tot de dag van vandaag overwegend
rooms bleef.
In het Stichtse dorp Achterveld
woont thans geen enkele protestant
meer. En dan nog dit! Hoe dikwijls ho
ren wij het fabeltje verkondigen dal
„de laatste pastoor met de gehele ge
meente op één dag overging naar de re
formatie". De wens is de vader van de
gedachte, ja, maar hoe bedrogen komen
degenen uit die zulke volksoverleverin
gen klakkeloos vertellen, wanneer zij
de synodale acta van 1606 bestuderen
zouden. Een geweldige klacht klinkt ons
tegemoet!
In veel gevallen was het niet de aan
gestelde predikant maar de afgezette
pastoor die de doop bediende en de hu
welijken voltrok. Het geloofsleven van
de Stichtse mensen was aan het begin
van de zeventiende eeuw nog té zeer
met het roomse „zuurdesum" doortrok
ken dan dat men de beslissende stap
naar de reformatie-beweging ondernam.
De beslissingen van 1581 door de
prins en de Raden van Utrecht geno
men kwamen ook té plotseling. Karei V
en Philips II hadden het heft wel ste
vig in handen gehad. De macht van de
pastoor was in de meeste gevallen nog
doorslaggevend. Met dit al voor ogen
kan toch moeilijk van een spontane
volksbeweging gesproken worden. Het
reformatieproces zou er een van jaren
uiterlijk en niet minder van innerlijke
strijd worden, Er waren plaatsen waar
's morgens in de kerk de mis opgedra
gen werd en 's middags een gerefor
meerde preek gehouden werd. Ja, er
waren geestelijken die het kunststukje
uithaalden zowel de mis te doen en bo
vendien een „gereformeerde" preek te
houden. Va ndlaatetsa-iq,OAIETNti
houden. Van dit laatste bijna niet te
geloven feit maken de Utrechtse acta
alleen melding van de pastoor te Ka
mer ik.
Wij willen dan de toestand in de ker
ken van het Sticht zoals die in 1606 was
op de voet volgen en vangen aan met
de vijf steden. Waar het plaatsen uit
Z-O-Utrecht betreft willen wij uiter
aard wat uitvoeriger uitweiden. Voor
goed begrip van de ontstane toestand is
een verhandeling over de toestand in de
gehele provincie en die van plaatsen als
Scherpenzeel beslist op haar plaats.
Dicht bij Utrechts monumentale
Domkerk had in 1606 de eerste pro
vinciale synode plaats. Bij een hevige
orkaan ging het kerkschip geheel ver
loren.
van de predikant in een van de zalen
van de inrichting te gaan horen, maar
er was ook daar iets van verbetering te
bespeuren. Dan hielden de „paepsgesin-
den" een bijschool die nogal eens last
veroorzaakte. Over het geheel genomen
waren de predikanten van Amersfoort
nogal optimistisch. Praeses Wtenbo
gaert zal niet ontevreden geweest zijn.
De predikant van Rhenen was niet
gekomen om te klagen en evenmin om
hulp te vragen. Zijn magistraat had de
toezegging gedaan mee te zullen wer
ken. Maar toch wilde hij wel een ver
klaring geven van de toestand binnen
zijn kerk.
De meeste last had hij van de zon
dagsmarkt die juist gehouden werd
wanneer hij zijn preek hield. Ook kwa
men de poorters van Rhenen niet met
hun kinderen om die te laten dopen. Hij
vreesde dat men later niet eens zou we
ten of men wel gedoopt was of niet.
Ook werd in het (Agnieten)klooster
(bij de nonnetjes) bijschool gehouden
tot nadeel van de christelijke religie:
Hier werd de tegenstelling christelijk (is
gereformeerd) paaps is rooms) dui
delijk uitgesproken. Een roomse was
geen chrsten, maar een pausgezinde!
En dan treft het ons bijzonder dat van
enig restant van de oudtijds zo bloeien
de Cimera-cultus totaal geen sprake
meer Is. Maar Verglsfeeri"$ij óns niet! In
het volgende deel zullen de Sint-Cunera
sperstitiën onverhuld opduiken in
„Amerongen!
De predikant van Wijck (bij Duurste
de) was ook niet zo pessimistisch ge
stemd. Hij had een geschriftje meege
bracht waarin te lezen stond dat er
naast hem zes ouderlingen waren en
bovendien twee diakenen, dat drie maal
per jaar het avondmaal gehouden werd,
dat er trouw huisbezoek gedaan werd
en degenen die tot de „nye leer" over
gingen door twee ouderlingen in het ge
loof onderricht werden en dat des
zondags twee maal gepreekt werd en
donderdags tveneens. Dit was die éne
zijde van de medaille!
Alsof er niets aan het handje was
opende de stad Utrecht de rij. De droe
ve toestand van de hervormde kerken
door onderlinge verdeeldheid was tot
een goed einde gebracht. De gemeente
had er volkomen vrede mee en als ge
volg daarvan was er een ongekende
aanwas van gemeenteleden te constate
ren. De predikanten van Utrecht zongen
bovendien geen twee liedjes voor één
cent. Vorig jaar (1605) hadden ze „see-
kere acte" bij de magistraat van'de stad
ingediend en dat was hun voldoende.
Dat was kort en bondig. Haast zou ik
zeggen: hooghartig.
Die van Amersfoort hadden ook niet
zo veel te klagen. Met de (gereformeer
de) kerk ging het tamelijk goed. Alleen
de huismeesters van het spinhuis waren
geheel „Paepsch", waardoor de kinde
ren misleid en van kerkgang afgehou
den werden. De oudjes uit het Gasthuis
werden eveneens verhinderd de preek
Maar hij had nog een tweede ge
schriftje ,de keerzijde van de medaille.
En die was niet zo mooi. Na een be
dankje aan de Heren Staten voor de
uitnodiging ging het als een waar
klachtenboek verder. Zonder te letten
op de plakkaten van de Ed. Mog. Hee
ren, waarin zulks toch verboden werd,
werden in de stad van Wijck verscheid
den Paepsche conventiculen (huisbijeen
komsten) gehouden, daerin missen ge-
daen, kinderen gedoopt ende houwelin-
ken geconfirmeert worden, ende dat so
doer heer Steven te Overlambroeck
(Overlangbroek) als andere". Oh, die
heer Steven! Wij zullen die brutale
rakker nog vele malen tegenkomen!
Voorts wees hij er op dat in Wijck nog
een latijnse school was (enigszins te
vergelijken met onze lycea). De rector
van Wijk bij Duurstede ontving slechts
een jaarsalaris van 145 gulden. Daar de
Staten het beheer over de kloostergoe
deren overgenomen hadden werd ver
zocht uit deze inkomsten het salaris van
de rector te verhogen.
Montfoort opent de rij der klagenden
op trieste wijze. De predikant noemde
de toestand van de (gereformeerde)
kerk droevig. Als oorzaak noemde hij
de „veelvoudige exercitiën der Roem-
scher kereken". In feite bestond in 3606
in deze Stichtse stad nog geen gerefor
meerde gemeente. O zeker! Het was
zelfs goed geweest. Op feestdagen
(Kerstmis. Pasen en Pinksteren) had hij
wel 500 600 toehoorders gehad en het
normale getal was in die goede tijd zo'n
300 geweest. Nu (in 1606) waren er geen
honderd meer en slechte een dertigtal
avondmaalvierders. Hoofdzakelijk
kwam dit doordat „zeeker paep, heer
Hendric genoempt, van Wtrecht aldaer
comende dan loop des evangeliums ver
hindert".
Deze „exerceerde" de mis, preekte,
doopte, sloot huwelijken etc. Bij de ma
gistraat berustte de verzorging van de
armen, een vroege vorm van burgerlijk
armenbestuur dus.
Zijn school was behoorlijk en de
schoolmeester was van de gereformeer
de religie. De predikant vond hem
evenwel niet helemaal zuiver, want hij
leerde uit allerhande boeken, tegen het
bevel van de Staten in dat alleen uit de
bijbel en de catachimus geleerd mocht
worden. Dit is een klacht die wij in het
vervolg óók meer tegen zullen komen.
Wij zouden zulk een onderwijzer eerde-
een pluim op de hoed steken daar hij
vooruitstrevend genoeg was om te we
ten dat een beetje aardrijkskunde en
eigen geschiedenis of geschiedenis van
de reformatiebeweging in het algemeen
geen kwaad kon.
Wij zullen van de van het „platte
land" komend predikanten wel andere
geluiden horen!! Sommige plaatsen wa
ren nog door en door rooms, plaatsen
die nu als goede „bondsgemeenten" be
kend staan. Neen. het ging in Utrecht
niet zo goed als in Gelderland. Maar
het Sticht miste dan ook mannen als
jkh. Dirck Vjjgh, heer van Zoelen. die
de reformatie van de Ntder-Betuwe
eenvoudig gelastte.
Of iemand als outanus, d.d. W. te
Arnhem die de Veluwe voor zijn reke
ning nam. Utrecht had een slappe rege
ring. En de dominees maar kla
gen...Wij bemerkten het al dat in de
rooms-katholieken slechts pausgezinden
gezien werden.
ARNHEM Het bestuur van de Gel
derse Christelijke Boeren- en Tuinders-
bond acht de nieuwe voorstellen van de
Europese Commissie voor de hervor
mingen in de landbouw, onlangs in
Brussel gedaan, voor de provincie Gel
derland op een belangrijk punt onaan
vaardbaar. Dat is de bepaling dat het
krachtvoer voor varkens- en pluimvee-
houderijbedrijven voor 50 pet. op het
eigen bedrijf moet worden geteeld.
Deze regeling is in wezen een stap te
rug in de ontwikkeling van de land
bouw, speciaal wat de veredelingsbe-
drijven betreft. Dr. Mansholt heeft na
melijk in zijn pakket voorstellen een
subsidieregeling ingebouwd voor deze
bedrijven maar daaraan de voorwaarde
verbonden dat men zelf 50 pet. van het
krachtvoer teelt. De CBTB acht het niet
rationeel deze teelt te verbinden aan de
produktie van varkensvlees, kalfsvlees,
pluimveevlees, die zich in ons land en
met name in Gelderland tot een sterk
gespecialiseerde bedrijfstak heeft ont
wikkeld. De graanteelt is, op de vereiste
schaal en gezien het verschil in produk-
tietechniek, beslist niet meer met deze
speciale produktiemethoden te vereni
gen vindt de CBTB die ook vreest dat
de subsidieregeling marktverstorend zal
gaan werken.
RHENEN Directeur J. Baars
van Ouwehands Dierenpark ie een
menslievend man. Wie dat nog niet
wist, zal worden overtuigd door het
volgende reilaas dat de persdienst
van de dierentuin de wijde wereld
instuurt over explosieve verfrissing
gen.
„Veel kinderen krijgen op school
reisjes van thuis een fles gazeuse
mee om onderweg de dorst te les
sen", aldus de heer Baars in het
persbericht. Ter verduidelijking:
„Wij noemden dat in onze jeugd prik-
limonade vanwege de koolzuur die
erin zit. Dat zo'n fles niet ongevaar
lijk is bleek deze zomer. Mijn vrouw
oud verpleegster heeft tot
driemaal toe eerste hulp moeten
verlenen aan kinderen die verwon
dingen hadden opgelopen aan hun
handen, doordat de fles was geëx
plodeerd!"
Het is niet denkbeeldig dat een
kind bij zo'n gelegenheid scherven
in z'n gezicht krijgt, waarschuwt
Baars, en daarom adviseert hij de
ouders: „Geef uw kind gerust ga
zeuse te drinken, maar laat het niet
de hele dag met die fles rondsjou
wen, want die krijgt de uitwerking
van een projectiel
De heer Baars geeft ook de fysi
sche verklaring: Vooral tijdens
warm weer komt een fles prik door
de koolzuur onder hoge spanning te
staan.
Spanning en drukte is er overigens
genoeg bij Ouwehand, aldus een an
der bericht van de persdienst, die
zich zo nu en dan bepaalt tot bij tijd
en wijle pikante anekdotes; Een van
de kelners van 't park die in Utrecht
woont, moet bij Leersum eens zijn
aangehouden door een onguur indi
vidu, die hem door het autoraampje
toevoegde: „je geld of je leven". De
kelner zei: „Ik heb geen geld",
waarop de onverlaat argumenteerde:
„Maar je werkt toch..." „Jawel",
verweerde de kellner zich „bij Ou
wehand". En dan de pointe: „Dan
heb je ook geen leven, rij maar
door". De persdienst illustreert met
dit verhaal de „topdrukte" in het die-
renipark. In hoeverre dus de mens-
"levendheid uit deel één kellner nog
kan redden moeten we maar af
wachten.