Reformatie was in Utrecht geen spontane volksbeweging Presentielijst der predikanten Druk 't Sticht moest „sterke mannen" node missen Regen van klachten over de Paepschen op Synode van 1606 „Probleemgebieden" CBTB tegen voorstellen Mansholt door Adriaan P. de Kleuver Geloofsbrief Welstand Bierkaai Klachtenboek Hooghartig Niet zuiver WOENSDAG 15 JULI 1970 /~knze medewerker Adriaan P. de Kleuver hervat met dit artikel zijn werkzaamheden, na een langdu rige afwezigheid in onze kolommen wegens ernstige ziekte. Zijn relaas over de reformatorische perikelen in de provincie Utrecht baseerde hij op officiële stukken. Speciale aan dacht wordt besteed aan onze eigen omgeving, aangevuld met enkele na burige Gelderse gemeenten, waaron der Scherpenzeel. Ook artikelen over natuur en na tuurleven kunnen vanaf nu weer van zijn hand tegemoet worden ge zien. t <<\rv Iftrvs Kt tfrh foo&vv mvm rwri ft u \v >u>< v l^en oud vaderlands spreekwoord houdt een wel zeer ■*-J treffende gedachte in. waar het spreekt van de wens die de vader van de gedachte is. Zo ergens, dan is dit wel zeer bijzonder van toepassing op de reformatie beweging in het gewest Utrecht. Sommigen zijn de ge dachte toegedaan dat het een spontane volksbeweging betrof. Maar wie zo denkt slaat de plank vorstelijk mis. Overal in Utrecht Weven haarden van rooms verzet be slaan. die openlijk dan wel ondergronds werkten tot groot nadeel van de aangestelde predikanten. Nog geen 10% was de reformatie toegedaan. Uiterst zelden waren de kerkelijke toestanden van dien aard dat op de synode van 1606 een verheugende mededeling daaromtrent ge daan kon worden. Waar plaatselijke overheid of heren met de reformatie instemden was de toestand nog het be- vredigendsl. De prins van Oranje ais stadhouder en de Raden van het Hof van Utrecht vaardigden de 23e augustus 1581 een placaat uit. verbiedende de „room- schen" godsdienst. In alle vier kwartie ren van den Lande van Utrecht (Eem- land, Stad en lande van Montfoort, Ne- derkwartier en Overkwartier, benevens in de gerechten en dorpen (heerlijkhe den) werd dit verbod op de gebruikelij ke wijze afgekondigd. Tevens werd verordend dat op zon dag niet meer gewerkt mocht worden, en onder de predicatiën in herbergen of taveernen noch gedronken noch gedob beld „ofte andere diergelijke onbehoor- licke spelen" mocht worden. Het gewest Utrecht nam op kerkelijk terrein een wat afzijdige plaats in. Overal in den lande was reeds sprake van een Gereformeerde Gemeente, de toen algemeen gebruikte aanduiding voor de protestantse kerk. voor zover het niet de Mennisten betrof. In Utrechts stad (Utrecht), Steden (Amersfoort, Rhenen, Wijck en Mont foort) en Landen (de landgemeenten) was nog geen synodale regeling moge lijk geweest als bv. in de beide Hollan den, Gelderland, etc. Er waren strenge gereformeerden en de meer rekkelij- ken. De eersten hielden de kerkhervor ming door hun onverzettelijkheid eer tegen dan ze te bevorderen. Daarnaast onderwierpen de rekkelijken. de regen ten met hun gevestigde machtspositie, de kerk aan hun wil. maakten de (Utrechtse kerkwet in 1950 en een voor lopige kerkorde in 1606. Met dat al waren de kerken in Utrecht geheel ondergeschikt aan de politiek gemaakt. En deze politiek bin nen de landsgrenzen van Utrecht was gematigd en soepel, ja vertoonde zelfs symptomen van tolerantie jegens de oude Moederkerk. In 1612 besloten zelfs een aantal Calvinistische predi kanten zich neer te leggen bij een over eenkomst, in wezen een tolerantiever klaring, waarbij men beloofde elke openbare behandeling van de predesti natieleer te vermijden. Maar wat slui mert kan licht ontwaken. De rust en ontstane tolerantie in de Utrechtse kerken werd in 1618 door de Dortse beginselverklaringen uit haar dommel opgeschrikt. Zo verloor Utrecht zijn eigen karakter van de gulden mid denweg. Men was niet uiterst rechts, noch uiterst links geweest en mogelijk sproot daaruit de wat „slappe" houding tegen degenen die de oude Moederkerk bleven aanhangen voort. Het verzuim van het houden van classicale vergade ringen is hiermee tevens verklaard. Niet dan wanneer er werkelijke resul taten te bereiken waren kwam men bij ten. Toch komen op de presentatielijst van de Generale Synode in 1581 te Mid delburg gehouden twee Stichtse predi kanten voor, nl. Hermannus Modet uit Utrecht en Petrus Oberkamp uit Amersfoort. Het is evenwel onzeker of deze op een kerkelijke vergadering te Utrecht daartoe afgevaardigd waren. Utrecht werd als geheel merkwaardi gerwijs op deze vergadering behandeld als een classis! Niet in kerkgebouwen maar in het open veld gingen vóór 1581 de gerefor meerden een rondtrekkende predikant beluisteren. Als ,,hagepredikers" stonden zij bekend. Maar hun inner lijke opdracht werd in het Stichtse land zwaar gehinderd door na 1581 eveneens rondtrekkende pastoors. (Tekening uit 1850, gemaakt door on bekende auteur, en bekend geworden als ,,De eik van Zuylichem"). J^n een respectabel aantal dorpen in Utrecht stond in 1606 nog geen predikant. Voor de reformatiebeweging waren dit de „probleemgebieden", waar men de meeste hinder ondervond van de „paepen", zoals de Rooms-Katholieken in die tijd nogal misprijzend werden betiteld. De met een stip gemerkte plaatsen hadden in 1612 wèl een predikant. Schalkwijk (stond een „paep"), Honswijk (eveneens), Aukeveen, Tul'l en 't Waal, Linschoten, Odijk, Vleuten, Kamerdijk, Renswoude (bezat noch kerk noch predikant), Maarn, Maarsbergen (bezat Norbertijner proostdij), Overlangbroek (stond nog de beruchte „Paep heer Steven), Overmeer, Tienhoven, Vleuten, IJsselstein, Jaarsveld, Baambrugge, De Loosdrecht (oud en nieuw), Loenersloot, Loenen, Zuilen. Haarzuilens, Linschoten, Hoenkoop. Maartensdijk. Polsbroek, Willige-Langerak, Cabauw, Benschop, Harmeien. Stontenburg en Hoogland (die beide met inmegrip van het latere Acherveld woont géén protestants gezin meer!) overwegend rooms bleven. De rest van Utrecht (o.m. Leersum) was nog niet van 'n predikant voorzien- Het moet op vallen dat vooral het westen van de provincie Utrecht en vooral ook de streek ten oosten en noorden van de stad Amersfoort zo lang roomsgezind bleven of moeilijk aan een predikant konden komen. Let er vooral op dat veel pre dikanten hun namen latijniseerden Er schijnt al in 1586 een vergadering van Utrechtse predikanten te hebben plaats gehad, getuige de geloofsbrief uit dit jaar die ondertekend werd door de predikanten van Utrecht, Amers foort. Rhenen, IJsselstein, Vreeswijk en Cudelstaart (een fort en gehucht onder Aalsmeer). Uit „aller naam" werden de Utrechtse predikanten „de godtsalige ende welgeleerde mannen Hermannum Modestum ende Wemerum Helmi- chium" met deze geloofsbrief naar de Generale Synode te 's-Gravenhage ge zonden. Het belangwekkende stuk is mede ondertekend door de vermaarde Utrechtse predikant Johannes Wtenbo- gaert (Uitenbogaert) alsmede door de predikanten uit de genoemde plaatsen. De eerste werkelijk provinciale syno dale vergadering werd dan gehouden in 1606 en droeg nog geenszins het ech te synodale karakter dat reeds elders aan dergelijke bijeenkomsten verbon den was. Alléén de predikanten kwa men ter vergadering en geen van hen was vergezeld van een ouderling. In veel gevallen hadden zij zelfs niet eens de beschikking over zulk een kerkelijk ambtsdrager. Vóór de eigenlijke „ge boorte" van de Gereformeerde Ge meente in de Nederlanden (1618), had den in het gewest Utrecht slechts twee synodale vergaderingen plaats, in 1606 en 1612. Eerst toen de nieuwe regering (sta tenleden. etc.) van 1619, waaruit alle „rekkelijken" (Remonstrantse regenten, predikanten en hun geestverwanten) verwijderd waren, de Dortse commissie met Borgerman aan hel hoofd, de hand reikte, werd de wel zéér exceptionele toestand beëindigd en werd ieder jaar een provinciale syrtode te Utrecht ge houden. In het bijzonder dan willen wij ons bepalen tot de eerste, gehouden in het voormalige Catharina-convent op 8, 9 en 10 juli 1606. Bij deze vergaderingen waren aanwezig enkele gecommitteer den van de Ed. Mog. Heeren Staten 's Lands van Utrecht. Het consent tot deze bijeenkomsten was per slot van rekening door de Staten verleend. En zo wij reeds zagen de regering van het gewest Utrecht speelde ook op ker kelijk terrein een politiek spel. Door de staatssecretaris Gillis de Ledenberch werd namens de Staten een rondschrij ven gericht aan de „Edelen Ehrenfes- ten, hoochgeleerden fromen wïjsen seer voorsienigen heeren schout, burgemeis- teren ende regierders" van de steden Utrecht, Amersfoort, Rhenen, Wijk bij Duurstede en Montfoort. De predikan ten van de dorpen ontvingen persoon lijk een uitnodiging, die van de steden namens hun magistraat. De vergaderin gen zouden plaats vinden in de grote refterzaal van genoemd klooster aan de Lange Nieuwstraat. Wie daar het Mu seum voor Moderne Religieuze Kunst al eens bezocht heeft weet hoe de toe stand daar is. In 1606 kwamen daar dan voor het eerst alle toenmalige predikanten uil het Sticht samen. De complete lijst gaat hierbij. Het zal bv opvallen dat uit Renswou de geen afvaardiging aanwezig was. Dit valleidorp had toen zelfs nog geen ei gen kerk. Iaat staan een predikant! Namens de Staten was aanwezig mr. Jan Schade, Jonker Adolf de Wael heer tot Maersbergen, Ellert van Helsdingen burgemeester van Utrecht en genoemde staatssecretaris De Ledenberch. Deze namen, ieder naar hun rang de eerste plaatsen in en naast hen de predikanten van de steden Utrecht (4), Amersfoort (2), Rhenen (1), Wijck bij Duerstad (1), en Montfoort (1), daarna (zie voor de kp de Utrechtse Synode van 1606 verschenen de hieronder ge noemde predikanten. Zij waren de enigen die er verschenen. Ouderlin gen. voor zover die in 't Sticht toer al in functie waren, ontbraken op de bijeenkomst. De predikanten (de eerste die in de respectieve dorpei het Woord verkondigden) waren: Henricus Caecarius, Everhardu.- Bootius. Johannus Speenhovius, Ja cobus Taurimis uit Utrecht; Henri cus Joannis(z), Arnoldus Cortcam- pius uit Amersfoort; Johannu.- Wirtzfeld, Rhenen; Gerbrandus Jo- hannis(z), Wijck bij Duerstat; An- dries van Oosterbeke, Montfoort Isaack Wilbing, Amerongen; Ameen Daniels, Doorn; Adolphus Stizerus. Seyst; Johan Sweersz.. Cothen: Chrisftdaen van Oyen, Nederlang- broeok; Gerhard Cornelisz. Bunnik; Werrer Conraedz., Werkhoven: Floris Gerritsz, Houten; Cornelis van Braekell, Vaert (d.i. Vreeswijk); Ja cob Huyensz., Hagestein; Theodorus Siliginius, Venendael; Erasmus Bac ker. Breukelen; Evert Vo(e)skuyll, Vrelandt; Wigbaldus Belida, Maers- sen; Rombert Jansz, Cortehoefl": Pibo Ovitius, Nichtevecht; Balthasai van Doorne, Apcoude; Johannes An- thonii, Westbroek; Halewynes Go- defride, Oostveen; Ohristiaen Jansz.. Vinkeveen; Johannes Lindenius, Mij drecht; Hendrik ten Brinck, Wilnis; Absolon Helmont, Cudesteert (fout); Lodewicus du Boys, Segvelt; Corne- reulus, Lopik; Jacob Jacobsz. Moy, robulus, Lopich; Jacob Jacobsz. Moy, Junschoten; Johannes Bergerus. Leusden; Ggrrit Hendriksz. Bree, Woudenberg; Samuel Pitius, Soest; Hendrick Mertensz., Eemnes buyten ende binnendijeks; Cornelis van Dun- gen, Baeren ende ter Eem; Dominicus Sapma (was ziek), Ter Aa. toenmalige schrijfwijze de originele predikantenlijst uit 1606) in volgorde de predikanten van Amerongen, Doorn, Zeist, Cothen, Neerlangbroeck. Bunnik, Werkhoven, Houten. Vreeswijk (alias Vaert), Hagestein. Veenendaal. Maar- sen, Breukelen, Vreeland, Kortehoef, Nichtevecht, Abcoude, Westbroek, Oost veen, Vinkeveen, Mijdrecht, Wilnis, Cu delstaart, Zegvelt, Jutfaas, Lopik, Bun schoten, Leusden, Woudenberg, Soest. Eemnes binnen- en buitendijks en Baarn en ter Eem. De predikanten van Overmeer, Har- melen en Ter Aa waren afwezig we gens ziekte of „uijtlandigheid". Mede was tegenwoordig Johannes Uitenbo gaert, oud-predikant van Utrecht, toen maals te 's-Gravenhage, daartoe spe ciaal uitgenodigd. Na de gebruikelijk gebeden ter inlei ding door de oudste predikant van de stad Utrecht, Henricus Caesarius wer den Johannes Wtenbogaert tot praeses en Everhardus Bootius. tweede predi kant te Utrecht, tot scriba verkozen. Er bleken dan toch nog enige kerkeraads- leden uit Utrecht, Amersfoort, Rhenen Wijck en Westbroek gekomen te zijn. De opening vond plaats met enige woor den, gesproken door Staatssecretaris Gillis de Ledenberch en ieder werd aan geraden vrij uit te spreken wat hem op het hart lag, waarop de praeses mede deelde dat in de volgorde van presentie gehoord en gevraagd zou worden naar de welstand van de gemeente, en van de kerk of kerken daartoe behorende, over de wijze van bediening van de leer en de sacramenten, - hoe de kerkeraad geordend was. welke gebeden en gezangen gebezigd werden, de toestand van de scholen en de welstand van de koster, schoolmeester, etc., die ten nauwste bij het kerkewerk betrokken waren. Verder welke beletselen er in de weg gelegd werden in de uitoefening van de dienst. Aan de hand van dit al les zou dan besproken worden wat voor maatregelen getroffen konden worden om eventuele misstanden te verbeteren. En de oren van de luisterende scha re hoogwaardigheidsbekleders en colle ga's predikanten zullen getuit hebben over alle misstanden die ze te horen kregen. Het was vooral de beïnvloeding van roomskatholieke zjjde die nog steeds in de „gereformeerde" dorpen aanwezig bleek te zijn door clandestine priesters die de grootste zorgen baarde. Wij willen dan ook speciaal nagaan hoe in 1606 in onze provincie de rooms gezindheid van het volk was. Het ver bijsterde schrijver gewaar te worden hoe uit deze authentieke acta het volk vooral zó behoudend was waar het de oude Moerderkerk betrof, hóé brutaal de afgezette pastoors door de regel te werk gingen en vooral hóé gering het percentage gereformeerden in de mees te gevallen wel was. Alleen de predi kanten uit de twee steden die een krachtige magistraat achter zich wisten (Utrecht en Amersfoort) sponnen als tevreden poezen. In Montfoort was het glad mis; Rhenen en Wijck klaagden niet en toch... Maar in de dorpen bleek het vaak vechten tegen de bierkaai te zijn. Tientallen dorpen hadden nog niet eens een predikant en in de gehele reeks acta mist men steeds Stouten- burg, dat met Achterveld en omgeving tot de dag van vandaag overwegend rooms bleef. In het Stichtse dorp Achterveld woont thans geen enkele protestant meer. En dan nog dit! Hoe dikwijls ho ren wij het fabeltje verkondigen dal „de laatste pastoor met de gehele ge meente op één dag overging naar de re formatie". De wens is de vader van de gedachte, ja, maar hoe bedrogen komen degenen uit die zulke volksoverleverin gen klakkeloos vertellen, wanneer zij de synodale acta van 1606 bestuderen zouden. Een geweldige klacht klinkt ons tegemoet! In veel gevallen was het niet de aan gestelde predikant maar de afgezette pastoor die de doop bediende en de hu welijken voltrok. Het geloofsleven van de Stichtse mensen was aan het begin van de zeventiende eeuw nog té zeer met het roomse „zuurdesum" doortrok ken dan dat men de beslissende stap naar de reformatie-beweging ondernam. De beslissingen van 1581 door de prins en de Raden van Utrecht geno men kwamen ook té plotseling. Karei V en Philips II hadden het heft wel ste vig in handen gehad. De macht van de pastoor was in de meeste gevallen nog doorslaggevend. Met dit al voor ogen kan toch moeilijk van een spontane volksbeweging gesproken worden. Het reformatieproces zou er een van jaren uiterlijk en niet minder van innerlijke strijd worden, Er waren plaatsen waar 's morgens in de kerk de mis opgedra gen werd en 's middags een gerefor meerde preek gehouden werd. Ja, er waren geestelijken die het kunststukje uithaalden zowel de mis te doen en bo vendien een „gereformeerde" preek te houden. Va ndlaatetsa-iq,OAIETNti houden. Van dit laatste bijna niet te geloven feit maken de Utrechtse acta alleen melding van de pastoor te Ka mer ik. Wij willen dan de toestand in de ker ken van het Sticht zoals die in 1606 was op de voet volgen en vangen aan met de vijf steden. Waar het plaatsen uit Z-O-Utrecht betreft willen wij uiter aard wat uitvoeriger uitweiden. Voor goed begrip van de ontstane toestand is een verhandeling over de toestand in de gehele provincie en die van plaatsen als Scherpenzeel beslist op haar plaats. Dicht bij Utrechts monumentale Domkerk had in 1606 de eerste pro vinciale synode plaats. Bij een hevige orkaan ging het kerkschip geheel ver loren. van de predikant in een van de zalen van de inrichting te gaan horen, maar er was ook daar iets van verbetering te bespeuren. Dan hielden de „paepsgesin- den" een bijschool die nogal eens last veroorzaakte. Over het geheel genomen waren de predikanten van Amersfoort nogal optimistisch. Praeses Wtenbo gaert zal niet ontevreden geweest zijn. De predikant van Rhenen was niet gekomen om te klagen en evenmin om hulp te vragen. Zijn magistraat had de toezegging gedaan mee te zullen wer ken. Maar toch wilde hij wel een ver klaring geven van de toestand binnen zijn kerk. De meeste last had hij van de zon dagsmarkt die juist gehouden werd wanneer hij zijn preek hield. Ook kwa men de poorters van Rhenen niet met hun kinderen om die te laten dopen. Hij vreesde dat men later niet eens zou we ten of men wel gedoopt was of niet. Ook werd in het (Agnieten)klooster (bij de nonnetjes) bijschool gehouden tot nadeel van de christelijke religie: Hier werd de tegenstelling christelijk (is gereformeerd) paaps is rooms) dui delijk uitgesproken. Een roomse was geen chrsten, maar een pausgezinde! En dan treft het ons bijzonder dat van enig restant van de oudtijds zo bloeien de Cimera-cultus totaal geen sprake meer Is. Maar Verglsfeeri"$ij óns niet! In het volgende deel zullen de Sint-Cunera sperstitiën onverhuld opduiken in „Amerongen! De predikant van Wijck (bij Duurste de) was ook niet zo pessimistisch ge stemd. Hij had een geschriftje meege bracht waarin te lezen stond dat er naast hem zes ouderlingen waren en bovendien twee diakenen, dat drie maal per jaar het avondmaal gehouden werd, dat er trouw huisbezoek gedaan werd en degenen die tot de „nye leer" over gingen door twee ouderlingen in het ge loof onderricht werden en dat des zondags twee maal gepreekt werd en donderdags tveneens. Dit was die éne zijde van de medaille! Alsof er niets aan het handje was opende de stad Utrecht de rij. De droe ve toestand van de hervormde kerken door onderlinge verdeeldheid was tot een goed einde gebracht. De gemeente had er volkomen vrede mee en als ge volg daarvan was er een ongekende aanwas van gemeenteleden te constate ren. De predikanten van Utrecht zongen bovendien geen twee liedjes voor één cent. Vorig jaar (1605) hadden ze „see- kere acte" bij de magistraat van'de stad ingediend en dat was hun voldoende. Dat was kort en bondig. Haast zou ik zeggen: hooghartig. Die van Amersfoort hadden ook niet zo veel te klagen. Met de (gereformeer de) kerk ging het tamelijk goed. Alleen de huismeesters van het spinhuis waren geheel „Paepsch", waardoor de kinde ren misleid en van kerkgang afgehou den werden. De oudjes uit het Gasthuis werden eveneens verhinderd de preek Maar hij had nog een tweede ge schriftje ,de keerzijde van de medaille. En die was niet zo mooi. Na een be dankje aan de Heren Staten voor de uitnodiging ging het als een waar klachtenboek verder. Zonder te letten op de plakkaten van de Ed. Mog. Hee ren, waarin zulks toch verboden werd, werden in de stad van Wijck verscheid den Paepsche conventiculen (huisbijeen komsten) gehouden, daerin missen ge- daen, kinderen gedoopt ende houwelin- ken geconfirmeert worden, ende dat so doer heer Steven te Overlambroeck (Overlangbroek) als andere". Oh, die heer Steven! Wij zullen die brutale rakker nog vele malen tegenkomen! Voorts wees hij er op dat in Wijck nog een latijnse school was (enigszins te vergelijken met onze lycea). De rector van Wijk bij Duurstede ontving slechts een jaarsalaris van 145 gulden. Daar de Staten het beheer over de kloostergoe deren overgenomen hadden werd ver zocht uit deze inkomsten het salaris van de rector te verhogen. Montfoort opent de rij der klagenden op trieste wijze. De predikant noemde de toestand van de (gereformeerde) kerk droevig. Als oorzaak noemde hij de „veelvoudige exercitiën der Roem- scher kereken". In feite bestond in 3606 in deze Stichtse stad nog geen gerefor meerde gemeente. O zeker! Het was zelfs goed geweest. Op feestdagen (Kerstmis. Pasen en Pinksteren) had hij wel 500 600 toehoorders gehad en het normale getal was in die goede tijd zo'n 300 geweest. Nu (in 1606) waren er geen honderd meer en slechte een dertigtal avondmaalvierders. Hoofdzakelijk kwam dit doordat „zeeker paep, heer Hendric genoempt, van Wtrecht aldaer comende dan loop des evangeliums ver hindert". Deze „exerceerde" de mis, preekte, doopte, sloot huwelijken etc. Bij de ma gistraat berustte de verzorging van de armen, een vroege vorm van burgerlijk armenbestuur dus. Zijn school was behoorlijk en de schoolmeester was van de gereformeer de religie. De predikant vond hem evenwel niet helemaal zuiver, want hij leerde uit allerhande boeken, tegen het bevel van de Staten in dat alleen uit de bijbel en de catachimus geleerd mocht worden. Dit is een klacht die wij in het vervolg óók meer tegen zullen komen. Wij zouden zulk een onderwijzer eerde- een pluim op de hoed steken daar hij vooruitstrevend genoeg was om te we ten dat een beetje aardrijkskunde en eigen geschiedenis of geschiedenis van de reformatiebeweging in het algemeen geen kwaad kon. Wij zullen van de van het „platte land" komend predikanten wel andere geluiden horen!! Sommige plaatsen wa ren nog door en door rooms, plaatsen die nu als goede „bondsgemeenten" be kend staan. Neen. het ging in Utrecht niet zo goed als in Gelderland. Maar het Sticht miste dan ook mannen als jkh. Dirck Vjjgh, heer van Zoelen. die de reformatie van de Ntder-Betuwe eenvoudig gelastte. Of iemand als outanus, d.d. W. te Arnhem die de Veluwe voor zijn reke ning nam. Utrecht had een slappe rege ring. En de dominees maar kla gen...Wij bemerkten het al dat in de rooms-katholieken slechts pausgezinden gezien werden. ARNHEM Het bestuur van de Gel derse Christelijke Boeren- en Tuinders- bond acht de nieuwe voorstellen van de Europese Commissie voor de hervor mingen in de landbouw, onlangs in Brussel gedaan, voor de provincie Gel derland op een belangrijk punt onaan vaardbaar. Dat is de bepaling dat het krachtvoer voor varkens- en pluimvee- houderijbedrijven voor 50 pet. op het eigen bedrijf moet worden geteeld. Deze regeling is in wezen een stap te rug in de ontwikkeling van de land bouw, speciaal wat de veredelingsbe- drijven betreft. Dr. Mansholt heeft na melijk in zijn pakket voorstellen een subsidieregeling ingebouwd voor deze bedrijven maar daaraan de voorwaarde verbonden dat men zelf 50 pet. van het krachtvoer teelt. De CBTB acht het niet rationeel deze teelt te verbinden aan de produktie van varkensvlees, kalfsvlees, pluimveevlees, die zich in ons land en met name in Gelderland tot een sterk gespecialiseerde bedrijfstak heeft ont wikkeld. De graanteelt is, op de vereiste schaal en gezien het verschil in produk- tietechniek, beslist niet meer met deze speciale produktiemethoden te vereni gen vindt de CBTB die ook vreest dat de subsidieregeling marktverstorend zal gaan werken. RHENEN Directeur J. Baars van Ouwehands Dierenpark ie een menslievend man. Wie dat nog niet wist, zal worden overtuigd door het volgende reilaas dat de persdienst van de dierentuin de wijde wereld instuurt over explosieve verfrissing gen. „Veel kinderen krijgen op school reisjes van thuis een fles gazeuse mee om onderweg de dorst te les sen", aldus de heer Baars in het persbericht. Ter verduidelijking: „Wij noemden dat in onze jeugd prik- limonade vanwege de koolzuur die erin zit. Dat zo'n fles niet ongevaar lijk is bleek deze zomer. Mijn vrouw oud verpleegster heeft tot driemaal toe eerste hulp moeten verlenen aan kinderen die verwon dingen hadden opgelopen aan hun handen, doordat de fles was geëx plodeerd!" Het is niet denkbeeldig dat een kind bij zo'n gelegenheid scherven in z'n gezicht krijgt, waarschuwt Baars, en daarom adviseert hij de ouders: „Geef uw kind gerust ga zeuse te drinken, maar laat het niet de hele dag met die fles rondsjou wen, want die krijgt de uitwerking van een projectiel De heer Baars geeft ook de fysi sche verklaring: Vooral tijdens warm weer komt een fles prik door de koolzuur onder hoge spanning te staan. Spanning en drukte is er overigens genoeg bij Ouwehand, aldus een an der bericht van de persdienst, die zich zo nu en dan bepaalt tot bij tijd en wijle pikante anekdotes; Een van de kelners van 't park die in Utrecht woont, moet bij Leersum eens zijn aangehouden door een onguur indi vidu, die hem door het autoraampje toevoegde: „je geld of je leven". De kelner zei: „Ik heb geen geld", waarop de onverlaat argumenteerde: „Maar je werkt toch..." „Jawel", verweerde de kellner zich „bij Ou wehand". En dan de pointe: „Dan heb je ook geen leven, rij maar door". De persdienst illustreert met dit verhaal de „topdrukte" in het die- renipark. In hoeverre dus de mens- "levendheid uit deel één kellner nog kan redden moeten we maar af wachten.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 5