Thijs Mauves werk
steeds essentiëler
CHINESE POËZIE
MUZENISSEN
i BBL H
Verrassing in Lunteren
D' vader van de op(tical)-art is
hij wel eens genoemd, de in
Parijs werkende Hongaar Victor
Vasarely. Onze eigen Mondriaan
zou overigens ook voor dat vader
schap in aanmerking kunnen ko
men, al was zijn uitgangspunt an
ders dan dat van de op-artiesten,
maar dat even terzijde, we hebben
het nu over Vasarely. In 1908 is
hij geboren, maar pas na de twee
de wereldoorlog, als de abstracte
kunst in velerlei variaties de toon
gaat aangeven, vindt zijn werk
weerklank. Op de jaarlijkse Parijse
Salon van de Réalités Nouvelles is
hij een niet weg te denken expo
sant. Eenvoudig gezegd gaat het in
zijn werk om een geometrische
verdeling van het vlak door patro
nen welke een illusie van beweging
geven. Nogal optical dus. Nieuwe
Abstractie wordt dat ook wel ge
noemd het „oude" abstracte
werk is dat van expressionisten als
Appel, Jorn en Saura, om maar
wat te noemen.
LITERAIRE KRONIEK
door
WxiJÜL't/ti ft
Van recente
datum is deze alu
minium wand van
Victor Vasarely.
LUNTEREN Het is anders dan anders op de jaarlijkse huisexpositie van de Lunterense
schilder-tekenaar-graficus Thijs Mauve. Elk jaar is het weliswaar steeds weer een beleve
nis de ontwikkeling van Mauve te kunnen reconstrueren, maar deze keer is de verrassing
bij 't zien van de jongste „produktie" groter dan ooit. Het is de vijftiende keer dat Mauve
in zijn woning aan de Hillegondalaan exposeert, een lustrum, dus. Voor het eerst kon nu
het nieuwe atelier als expositieruimte gebruikt worden. En dat atelier wat een fijn licht
zal wel wat te maken hebben met die verrassingen in het werk van de Lunteraan. De
betere werkomstandigheid heeft tot nieuwe ideën geleid, tot nieuwe experimenten, tot een
nieuwe stap in een ontwikkeling, die bij Mauve zo duidelijk te onderkennen is.
Het zal zo'n vijf jaar geleden zijn dat voor het eerst mij het werk van Thijs Mauve onder
ogen kwam (wel wat laat, ik geef het toe). Ik herinner me «die ontmoeting nog heel goed.
Het was ook op een huisexpositie. De hele kamer hing vol met schilderijen. De tafels wa
ren bekleed met aquarellen en tekeningen.
Mauve praatte toen over „iets nieuws'' in zijn werk. Op de ezel stond toen dat grote doek,
dat, geloof ik „Ruimte" heet of „Kosmos" of zoiets. „Een beetje abstract", noemde Mauve
die doeken. Het overgrote deel van de geëxposeerde werken ademde toen nog het roman-
tisch-naturalisme waarmee Mauve als het ware opgegroeid is. Nu, 5 jaar later, vallen er nog
maar enkele doeken tussen de geëxposeerde werken te ontdekken die iets van dat naturalis
me hebben. Mauve is in zijn analyse van de natuur steeds dieper doorgestoten tot de essen
tie. De herkenbare werkelijkheid heeft het veld moeten ruimen voor de creatieve werkelijk
heid.
En dat heeft geresulteerd in verrassende doeken. Ik noem alleen maar het fors geschilderde
Boerenerf, de „Vogels boven moeras" en „Vegetatie" (nummer 7 van de catalogus). Natuur
lijk is er veel meer te zien, allemaal werk uit een zeer produktief jaar. Wie op dinsdag- en
vrijdagavond naar huize Mauve gaat zal daar dan ook nog mevrouw Mauve-Adama aan
het spinnewiel .bezig vinden.
Str.
..Vegetatie" van Thijs Mauve.
DE BEWEGINC IN DE ONBEWOGEN
KUNST VAN VICTOR VASARELY
Vasarely's oeuvre is onpersoon
lijk, niet alleen omdat het gaat om
geometrische vormen die in een
bepaalde onderlinge relatie wor
den gebracht, niet enkel omdat
slechts elementaire vormen als de
cirkel en het vierkant met hun af
leidingen gebruikt worden, maar
bovenal omdat zijn werk losge
maakt is van een persoonlijke be
zigheid. De nu 62-jarige kunste
naar programmeert en een aantal
assistenten werkt de opdracht uit.
IT en overzicht van vrij recent werk van
Vasarely is tot 9 augustus te zien in
het Arnhemse Gemeentemuseum. Collages,
tapijten, reliëfs, sculpturen, transparanten
en zeefdrukken geven een indruk van de
bedoelingen van de Parijzenaar. De expo
sitie kwam tot stand in samenwerking met
de galerie van Dénise René te Parijs en De
Bijenkorf. De 100-jarige Bijenkorf maakte
de tentoonstelling in het kader van de Bij
enkorf Kunstkoop Kollektie, waarbij gra
fiek-kopers in dit grootwinkelbedrijf
kunnen profiteren van aanzienlijke kor
tingen op de prijs, omdat De Bijenkorf in
grote aantallen bladen inkoopt. De prijs
van een Vasarely ligt bij de Kunstkoop
Kollektie tussen de 300 en 1800 gulden,
een prijs waartegen men nu ook in het
Gemeentemuseum werk van dit fenomeen
in zijn bezit kan krijgen. En dan te beden
ken dat het toch nog niet eens zo lang ge
leden is dat. voor net honderd gulden aan
een Vasarely te komen was.
Een vorm van kunstbemiddeling zoals de
Bijenkorf Kunstkoop Kollektie past overi
gens wel in het straatje van Vasarely, die
zelf eens gezegd moet hebben dat de
waarde van een kunstwerk niet meer ge
zocht dient te worden in de zeldzaamheid
die het voorwerp heeft maar in de zeld
zaamheid die het vertegenwoordigt door de
kwaliteit die erin opgesloten ligt. Vasarely
heeft altijd veel waarde gehecht aan de
menigvuldigheid van het kunstwerk, dat
dan door de aantallen en lagere prijs een
grotere bereikbaarheid heeft en daardoor
menselijker te noemen is.
^p de Arnhemse expositie die een fel
contrast vormt met de ook in het Ge
meentemuseum tentoongestelde collectie
De Jong valt vooral op een aluminium
wand die Vasarely dit jaar maakte, een
suggestief brok decor, waarbij het lijnen
spel (van spel is feitelijk geen sprake; om
dat de computer de patronen bepaald
heeft) de illusie van beweging geeft. Het
werk van Vasarely is onpersoonlijk en on
bewogen (althans zijn latere werk), maar
als een perfecte uitvoering van voorwerp-
kunst ontworpen als veelvoud en als zo
danig ook uitgevoerd is het in ieder ge
val wel boeiend.
Str.
Boven: Een aantal draaiende kubus
sen van Vasarely, met op de achtergrond
zijn aluminium wand die hij dit jaar
maakte.
Hiernaast: een reliëf van Vasarely.
Een Britse onderneming heeft een
serie trogmuziek op de markt gebracht:
liedjes voor blijde zeugen bij de maaltijd.
De ster van deze nummers is de zeug
Freda, die is ontdekt op een boerenbe
drijf in Lancashire. Deze driejarige zeug
werd uit een gehele rij muzikale varkens
gekozen omdat zij zo'n moederlijke knor
heeft.
Een woordvoerder voor „Ditchburn
Music" zegt, dat een band met Freda's
geknor zal worden gekoppeld aan de eet-
installatie in de varkensstal. Wanneer
de varkens moeten eten, wordt Freda's
geknor ten gehore gebracht om de ande
re varkens te laten weten, dat het etens
tijd is.
De varkens herkennen het geknor van
een moeder-zeug op etenstijd en gaan
dan onverwijld naar de trog. De boer
hoeft ze dan niet bijeen te drijven.
Bij proeven op boerenbedrijven is ge
bleken, dat varkens graag pop-songs ho
ren tijdens hun maaltijden. Ditchburn
wil op de band opgenomen menselijke en
dierlijke geluiden overal op de wereld
gaan verkopen om blijdere, vettere var
kens marktrijp te maken.
,,Het kan het begin zijn van een gehele
reeks platen met stalmuziek"zei een
Woordvoerder voor Ditchburn.
Het vertalen van een literair prozawerk
is moeilijk, zelfs voor wie de vreem
de en de eigen taal perfect beheerst. Het
gaat immers niet alleen om het overbren
gen van woorden, maar ook om het op
nieuw in een ander idioom, met andere
klanken en een verschillend ritme, weer
geven van een bijzondere stem met een ej-
gen sfeer. Voor poëzie zijn die moeilijkhe
den nog veel groter en ingewikkelder.
als het dan nog Chinese poëzie betreft
staat de vertaler, ook als hij goed Chinees
kent, voor welhaast onoplosbare puzzels, in
het bijzonder als het klassieke dichtkunst
aangaat, uit een historische periode, en
van makers die niet meer te achterhalen
zijn. De geschreven Chinese taal is ideo-
grafisch. Zij bestaat uit schrifttekens,
penseelvegen, waarvan de betekenis soms
vaag en meestal polyvalent is. De juiste
betekenis hangt dikwijls samen met de
toonhoogte waarop een woord wordt uitge
sproken. Verder ontbreken vervoeging en
verbuiging, vaak ook de aanduiding van
enkel- of meervoud. Een klassiek Chinees
gedicht heeft bovendien ook nog een „vi
suele" artistieke waarde: de wijze waarop
de tekens artistiek op het papier of de zij
de zijn gepenseeld. Het vertalen van klas
sieke Chinese poëzie is dus een verre van
eenvoudige opgaaf. Men moet er niet al
leen sinoloog voor zijn, maar ook gevoel
hebben voor de Chinese denkwijze, de fi
losofie, de geheel van de onze verschillende
levenshouding. Daarbij kan dan nog hoog
stens sprake zijn van benadering. De ver
taler moet eigenlijk zelf ook dichter zijn,
met een fijngevoelig orgaan voor het poë
tische moment.
Ondanks al die struikelblokken heeft
men het vertalen van klassieke Chinese
poëzie in het westen toch altijd de moeite
waard geacht en de uitdaging aangenomen.
Terecht en gelukkig. De Chinese bescha
ving dateert van zeker drieduizend jaar
voor Christus en heeft reeds in vóór
christelijke tijden een rijke schat aan
dichtkunst opgeleverd, als de spiegel van
een tijd waarvan historisch slechts weinig
bekend is. Uit die poëzie wordt een won
derlijk, ver verleden der mensheid weer
levend. Het eigenaardige is dat die Chinese
poëzie van zo'n duizend jaar *voor onze
christelijke jaartelling, waarvan nog veel
aanwezig is, ons vandaag-de-dag nog zo
nenselijk-nabij blijkt te zijn, meer nabij
Jan bijvoorbeeld onze eigen middeleeuwse
iichtkunst. Van degenen die zich met het
vertalen van die poëzie hebben bezigge
houden moeten allereerst de Duitsers Ham
Bethge en Klabund worden genoemd, de
Fransen F. S. Couvreur en verder de
Engelsman Arthur Waley. De twee eerst-
genoemden hebben dg oude Chinese ge
dichten voor een westerse lezer mooi, aan-
genaam-klinkend weergegeven, maar
daarbij meer geïnterpreteerd dan vertaald.
Waley en Couvreur stelden zich tot doel de
oorspronkelijke tekst zo gewetensvol mo
gelijk te reproduceren; bij hen ging de be
trouwbare letterlijkheid boven het poë
tisch effect dat door de weergave ont
stond. Er zijn ook Nederlandse vertalingen
(bewerkingen of benaderingen) van Chine
se poëzie, die echter vrijwel steeds op tek
sten van Bethge en Klabund steunen. Zo
raakt men steeds verder van de oertekst
af.
|^u .heeft een Nederlandse letterkundige,
ook dichter, Johan W. Schotman, zich
aan een nieuwe vertaling van een der
klassieke werken uit de Chinese poëzie ge
waagd, waarbij hij weer naar de originele
bron is teruggekeerd, in dit geval het be
roemde Boek der Oden, de Sji Tsjing, die
van 700 tot 1200 v. Chr. dateert. De Sji
Tsjing is een verzameling van Chinese
volksliederen, balladen, liefdeszangen,
krijgsliederen, oogstgezangen en rituele of
ceremoniële liederen, in totaal ruim .drie
honderd verzen, waarvan een klein aantal
verloren is gegaan. Het is de oudste poëzie
die ons uit China werd overgeleverd en
Chinese strijdwagen.
men mag wel zeggen de oudste ter wereld.
Schotman, die vele jaren in China woonde
en die zich al bijna 'n halve eeuw met de
Chinese cultuur bezig houdt, heeft thans de
ganse Sji Tsjing in het Nederlands overge
zet, dat wil zeggen: hij heeft gestreefd
naar een zo getrouw mogelijke vertaling,
pogend niettemin het poëtisch karakter er
van ookjn onze taal zoveel mogelijk te be
waren, sober maar met een autentiek aan
doende dichterlijke gespannenheid. Dit is
een reuzen-werk geweest waar men Schot
man niet genoeg erkentelijk voor kan zijn
Fraai uitgegeven bij Kluwer, Deven
ter, ligt het klassieke boek der Oden thans
voor ons, een dik deel (484 pag.) met ver
helderende inleidingen en annotaties, vol
doende beperkt gehouden om er zorg voor
te dragen dat de poëzie er niet onder be
graven raakt. Het is een vertaling, maar
het heeft tegelijkertijd als poëtische her
schepping de literaire waarde van een oor
spronkelijk kunstwerk. Kennis van de
Chinese taal en cultuur gaat hier gepaard
aan een subtiele dichterlijke intuïtie. Zel
den werden wetenschap en kunst zo har
monisch met elkaar verbonden als bij het
tot stand komen van dit belangrijke werk-
stuk, waarbij de opgaaf der zo zuiver mo
gelijke tekst-overzetting even zwaar ge
weest moet zijn als die van het transpone
ren van het resultaat in een voor westerse
lezers aansprekende versvorm.
XXet is een verbazingwekkende wereld,
die uit deze poëzie van meer dan dui
zend jaar voor Chr. naar ons overwaait: 'n
wereld van rijke cultuur, waardige manda
rijnen en ook krijgsgeweld, onder zijden
banieren, waarbij men met schitterend
versierde strijdwagens ten oorlog trekt.
Men leest van geborduurde gewaden,
fraaie kapsels, edelstenen en sieraden,
een leven vol decorum, waar de bescha
ving reeds een hoog peil bereikt had, maar
ook heel menselijk-kritisch, zoals blijkt uit
een door Tsji'i Foe geschreven „Bede aan
de Minister", de klacht van een legeron
derdeel dat in een afgelegen gebied ope
reert, aldus aanvangend:
O, Minister van Oorlog
Wij zijn 's Keizers klauwen en tan
den,
waarom moeten wij, soldalen,
die nergens rust kunnen vinden
in deze ellende belanden?
De romantiek ontbrak ook toen al niet,
o.a. tot uiting komend in een prachtig ge
dicht van Ssji ming over een minnaar die
des morgens door zijn geliefde gewekt
wordt, maar weinig lust voelt haar te ver
laten
,,Ik hoor het kraaien van de haan,
het wordt al licht, de dag breekt
aan!"
,,'t Is geen gekraai, 't zijn groene
vliegen
die met hun huilen 't oor bedrie
gen'
En zo voort. Zou P. C. Hooft dit gedicht
gekend hebben, of er van gehoord, toen
hij zijn „Galathsa" schreaf: „Galsthea.
ziet, de dag breekt aan. Neen mijn lief,
wil nog wat marren, 't Zijn de starren, 't
is de maan" of was hij door een begin
18de-eeuws Indiaas gedicht geïnspireerd,
drieduizend jaar geleden:
Neem geen akker die veel te groot is.
waar het onkruid steeds wilder wasi
denk niet te veel aan een man die
vérweg is,
het brengt droefheid en pijn in uw hart.
Johan W. Schotman heeft met deze ver-
aling (beter gezegd: herschepping) van de
herkomst is dit niet alleen of slechts een
van droefheid en heimwee, hier vaak door
dat hetzelfde thema even eeuwig als dal
Sji Tsjing een prestatie geleverd, die grool
respect verdient, en die de lezer een wijd,
verrassend uitzicht opent Een antieke
historische spiegel. Het is ook een spiegel
die voor de mens die wij zijn nog altoos
een verbazingwekkende en herkenbare
glans veroont.