Zonder begeleiding wordt het een hachelijk avontuur Zaterdag 1 augustus 1970 Zacht pitje Slagvaardig Liever werknemers Regels Risico's Herhaling Zie T» WINKELIERS SAMEN ONDER ÉÉN DAK Het „middenstandswarenhuis" krijgt langzaam maar zeker ook voet aan Ne derlandse grond: In Tilburg prijkt sinds krap een jaar het Shop Center van zo'n 25 zelfstandige winkeliers. Een „streekwarenhuis" verrijst in Drie bergen voor rond dertig middenstanders. Ruim tien andere plannen voor zo'n wa renhuis zijn in voorbereiding. Strohalm of reddingsboei, zo zal menig winkelier zich afvragen, nu de concur rentie van de grote broers in het vak blijft toenemen. Jarenlang heeft het geloof in dit soort warenhuis op een zacht pitje gestaan. Te veel experimenten waren al mislukt. Totdat in de jaren zestig in Zweden het licht doorbrak. De druk van scherp con currerende mammoetwinkeliers deed de samenwerking onder zelfstandigen toene men. Geholpen door de groei van de steden en de modernisering van oude wijken kon den zo'n dozijn van deze middenstandswa renhuizen tot stand komen. Deze vorm van samendoen heeft onge twijfeld veel aantrekkelijks. Ook voor kledingwinkelier Fijnvansnit, gevestigd in een van die oude, nu wat minder levendige stadswijken. Hij herinnert zich nog heel goed de drukte van weleer. Maar de buurt „vergrijsde". Veel jonge gezinnen trokken weg naar nieuwe wijken, oude klanten gingen voortaan per auto naar moderne, gezellige winkelcentra, naar gerieflijke warenhuizen waar alles onder een dak te koop was. Ook al kochten de mensen wat vaker een nieuw kostuum bij hem, toch kon de boterham van mijnheer Fijnvansnit niet meegroeien met de algemene welvaart. Hoe hard hij ook sjouwde en hoe hij ook probeerde zijn zaak „bij de tijd" te hou den. Deze dynamische mijnheer Fijnvansnit nu zou als gespecialiseerd winkelier in een middenstandswarenhuis weer nieuwe kan sen krijgen. Want wat betekende het voor hem. 1. Hij profiteerde dan van de enorme aantrekkingskracht van een warenhuis op het publiek. De behaaglijke omgeving, de uitgebreide keus op elk gebied en het ont breken van elke dwang tot kopen lokt nu eenmaal vele „kijkers". In de praktijk worden die snel „kopers". 2. Deze kledingwinkelier kreeg ook men sen op zijn „afdeling", die hij nimmer in zijn oude winkel had gezien. Bijvoorbeeld die mijnheer, die op weg is naar de boeken- afdeling van zijn collega, maar wiens oog plotseling valt op dat fraaie overhemd, bij hem in het vak. 3. Hij kon in het drukke seizoen zijn af deling ook wat groter maken met ruimte van een collega, wiens grote verkopen juist in een andere maand vallen. Zijn perso- Drs. W gevaarl „Dat idee, jazeker, daar heb ik twintig jaar geleden al over gesproken". Er ..clickt' dan ook wel degelijk iets bij drs. W. Lintner, secretaris van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Noordoost-Gelderland in Zutphen, als hij hoort spreken over het midden standswarenhuis. „De voordelen waren duidelijk en dat zijn ze nu nog. Maar de tegenstand die er toen was, is er nu óók nog. De middenstander is in 't alge meen een individualist. Dat is op zichzelf wel goed, maar het gaat bedenkelijk worden, als hij liever kapot gaat terwijl hij het in samenwerking met anderen had kunnen redden". Inmiddels zijn er wel nieuwe problemen opge doemd. Drs. Lintner: „Misschien is het maar een idee van mij, maar ik geloof dat binnen een aantal jaren, zeg vijf of tien jaar, aan de voedingsmiddelen niets meer wordt verdiend. Nog wel in de specialiteitsza ken, maar niet meer in de gewone winkel en dus ook niet in de voedingsafdeling van het warenhuis. Toch zal het middenstandswarenhuis die voedingsmiddelen niet kunnen missen, want het is een trekpleister van belang. Wat moet er dan gebeuren? Iedere aangesloten middenstander werkt natuurlijk voor zichzelf. In de non-foodafdeling zal het goed kunnen gaan, terwijl de collega's in de levensmiddelen onder hetzelfde dak geen winst meer maken. Moeten die laatsten er nu uit wat ze zélf ook graag willen natuurlijk dan missen de anderen hun trekpleister. Dit is een voor beeld van een probleem, dat wellicht opgelost moet worden als het middenstandswarenhuis er komt". Waar drs. Lintner overigens onverkort een voorstan der van blijft. Een ander probleem: de branchevervaging. Pas ge leden is de beschikking afgekondigd, dat iedere ge vestigde middenstandszaak alles mag verkopen. Nu zitten in het middenstandswarenhuis ondernemers uit verschillende branches. Wat gebeurt er, als zij zake lijke uitstapjes ondernemen in eikaars branches? De schoenhandelaar zal graag een bijpassende shawl willen verkopen, maar wat zegt zijn buurman de tex- tielman daarvan? De deelnemers zullen een college van scheidsrech ters moeten instellen dat een bindende uitspraak kan doen, aldus drs. Lintner. En het laatste advies van de secretaris: „Waar men er ook aan begint, daar zullen uitgesproken deskun digen op het gebied van bouwen en zakendoen er vanaf het begin bij moeten zijn. Die deskundigen zijn er, ook in Nederland. Gebeurt dat niet, dan gaat er wellicht iets te gronde voordat het ooit iets is geworden. En iedere mislukking is een klap, die niet alleen hard aankomt bij de deelnemers, maar ook bij de consument, die de publieke opinie bepaalt. neelsprobleem werd misschien wat een voudiger. Want dames zo leert Zweden werken liever in een warenhuis dan in een gewone winkel. Bovendien zou het werken met een centrale personeelsdienst ook gemakkelijker kunnen leiden tot het inschakelen van de gehuwde vrouw. Toch zou de heer Fijnvansnit niet „on dergaan" in dit warenhuis. Hij zou zich blijven onderscheiden. Slagvaardig bleef hij want hijzelf beheerde als vanouds de in- en verkoop van artikelen, waardoor hij kon „bijsturen" als de smaak van het pu bliek veranderde. Zijn persoonlijke, vak bekwame bediening met veel service waar hij altijd zo trots op was behoefde niet te worden opgeofferd. Dozegeur en maneschijn dus, dit mid- denstandswarenhuis? Neen, zeer be slist niet. Want er zijn eveneens nadelen. En die zullen mensen als de heer Fijn vansnit niet gemakkelijk vallen. Het belangrijkste is wel het verlies van een flink stuk onafhankelijkheid. Het ge zamenlijk als warenhuis naar buiten tre den vraagt namelijk een zekere gediscipli neerdheid. Men mikt tevoren op een groep kopers met een bepaalde smaak (en inko men). Elke deelnemer zal zijn manier van za kendoen hierop af moeten stemmen. Het „gezicht" van het warenhuis kan onmoge lijk ontstaan als zich naast een pover inge richte prijsbokser in levensmiddelen een exclusieve afdeling van kostbare sieraden bevindt. Veel experimenten met het midden standswarenhuis mislukten juist op dit ge bied. Van nature wil een winkelier nu een maal baas in eigen huis blijven en zelf zijn ondernemersplan en klantenkring be palen. Het gevolg is dan echter dat het warenhuis zelf niet gaat leven, en de aan trekkingskracht op het publiek tekort schiet. Bij het Shop Center in Tilburg weet men hierover mee te praten. De moeilijkheden bij de overgang van de overdekte markt naar het warenhuis van nu doet een der hervormers verzuchten: „Ik heb liever met honderd werknemers te doen dan met vijf (individualistische) winkeliers". Vooral als tevoren zoals in Tilburg weinig op papier staat en het gemeen schappelijk handelen (personeelsbeleid, re clame, bezorging, gelijk pakpapier enz.) moet groeien, zijn de moeilijkheden ont stellend groot. Met het warenhuis in Driebergen (in aanbouw) heeft men veel van deze proble men voorkomen. Plannenmaker mr. C. E. Schippers: „Door de te verhuren ruimten zo volledig mogelijk in te richten hebben we de harmonie al voor een deel gewaar borgd". riaarnaast zijn de nodige gedragsregels op papier gékomen. Maar omdat je onmogelijk alles kunt vastleggen, is er een scherpe selectie van de deelnemers ge weest. Meer dan op de financiële draag kracht van de man is daarbij gelet op de juiste mentaliteit". De heer Schipper zocht: „collegiale, loyale, dynamieke mensen. Ronde Holland se jongens die niet alles zwart op wit wil len hebben en die niet overal ongelukken zien gebeuren". Hij vond er tot dusver 25 (van de der tig): „Jonge mensen van 35 tot 40 jaar met meer dan gemiddelde kapitaalkracht en op één na allen met andere vestigingen in het land". He gesprekken met hen duurden ge middeld een uur. Aan de niet-verko- zenen werd vier uur per gesprek besteed. De vragen daalden vaak af tot„Moet de brievenbus horizontaal of verticaal zit ten?" De zelfverzekerde projectontwikkelaar gelooft hiermee de voorwaarden te hebben vervuld van het ontwikkelen van een ge meenschappelijk gezicht en van een steeds hechtere samenwerking. Leidraad moet volgens de deskundigen zijn: Zoveel centralisatie als nodig, zoveel individuali teit als mogelijk is. Toch staat de huiver om in zo'n gloed nieuwe onderneming te stappen niet gelijk met: „klein", onzakelijk of gebrek aan durf. Consulent J. P. J. van Dissel van het Koninklijk Verbond van Ondernemers: „Als men enkele financieel krachtige za ken achter de hand heeft besluit men ge makkelijker tot een experiment dan wan neer het om een broodwinning gaat. Er kleven voor de winkelier tenslotte meer ri sico's aan dan in het geval van vestiging in een winkelcentrum". pxtra onzekerheden zijn immers: Wie gaat het warenhuis leiden, hoe ge beurt dat, wat doen mijn buren, klopt de gezamenlijke manier van zaken doen, mikt men op de juiste groep klanten, is de ves tigingsplaats ideaal voor het experiment. Bij tegenvallers hebben de deelnemers in dividueel niet meer de vrijheid de bakens rigoureus te verzetten. Dit alles betekent niet dat de heer Van Dissel geen kansen ziet voor het midden standswarenhuis. Ook al kijkt hij wat sceptisch naar de vestigingsplaats van het project in Driebergen. Het Economisch-instituut voor het mid- Jen- en kleinbedrijf houdt trouwens even eens rekening met een herhaling van de Zweedse ontwikkeling in ons land. Vooral üs ook hier oude stadswijken herbouwd raan worden en naarmate de druk van het Tote bedrijf op de zelfstandige winkelier oeneemt. Het bijeenbrengen van geld voor deze .varenhuizen lijkt ondanks de geld- schaarste niet bijzonder moeilijk. De belangstelling voor belegging in winkel ruimten is groot, zo bleek onlangs in Oss: Voor een daar te bouwen winkelcentrum schreven maar liefst 21 beleggers in.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 7