JAPAN 1970 werd het derde land ter wereld Bedreiging dan wel stimulans? Huursubsidie Wellevendheid TER INTRODUCTIE Eerste artikel van een serie DOOR W. IN 'T VELD Wie regeert Vele factoren Vakbonden De overheid Stimulans Economie van de fietser Buitenlardse politiek Schaduwkanten Commentaar Zo luidt het verhaaltoen de toenmalige Japanse keizer Hajato Ikeda en kele jaren geleden Parijs bezocht werd hij ontvangen door president De (raulle. Men moet aannemen dat hij meer over zaken dan over politiek sprak want er wordt verteld dat de generaal na het vertrek van zijn be zoeker opmerkte: Een handelsreiziger in transistorradio's"! Deze uit spraak misschien slechts gedeeltelijk waar werd naar Tokio overge seind en veroorzaakte daar prompt een schandaal! „Maar" zo vraagt Robert Guilan zich af aan wiens boek „Japan, derde grote" we dit verhaal ontlenen is een dergelijke opmerking niet eerder een compliment dan een beledigingEn hij verzucht: „Waren er maar meer eerste minis ters die als lkeda meer belang hechten aan een vrede gebaseerd op eco nomisch evenwicht, liever dan wanneer die moet rusten op het evenwicht van politieke machten!" HAJATO IKEDA handelsreiziger Een ferm uittreksel van dit boek van de Franse Japan-kenner Guilain is voor ons geschreven door de heer W. in 't Veld, leraar geschiedenis aan het Christelijk Lyceum te Apel- door. Niet zomaar heeft hij dit boek zo grondig bestudeerd deze maand heeft de heer In 't Veld via de Stichting voor Educatieve Reizen een bezoek gebracht aan Japan. En (evenals vorig jaar toen hij na een dergelijk bezoek aan Engeland een uitvoerige beschouwing schreef over het Engelse onderwijssysteem) zal hij ook ditmaal zijn ervaringen op deze pagina vastleggen. Japan is een land dat juist in Ne derland die belangstelling ten zeer ste verdient, want het ziet er naar uit dat Nederland een van de steun punten gaat worden van waaruit de Japanse industrie wil gaan opereren op het Europese vasteland men denke ook aan de overeenkomst die Fokker heeft gesloten met de Ja panse vliegtuigbouwers. En men zie ook het hieronder afgedrukte ver slag van een Nederlandse studiecom missie. Aandacht voor Japan is geen luxe maar noodzaak! TOKIO, GIGANTISCHE STADBERGT TWEE CULTUREN IN ZICH. Er hebben zich in het na-oorlogse Japan gro te veranderingen voltrokken. De Japanners veranderen even snel als hun land. Vroeger overheerste het pessimisme, nu het optimis me. Met verbijsterend gemak hebben zij de kenmerken van een nieuw tijdperk weten aan te nemen, zoals voortdurende verandering, snelle transformaties, een zo vooruitstrevend mogelijke modernisering en enorme beweeg lijkheid. Het modernisme is de hartstocht van dit oude land. dat zich geheel aan het verjongen is. Toch is het oude Japan nog steeds aanwezig, dat gebukt gaat onder de last van het verleden en dat nog steeds stevig in zijn traditionele onbeweeglijkheid veran kerd ligt. Want Japan is een land van tegen strijdigheden. Overal elders zouden de grote contrasten niet met elkaar in overeenstem ming zijn, maar het Japanse volk heeft ge leerd er mee te leven. Het heeft er zelfs een zekere dynamiek uit weten te putten. Augustus 1945: niet alleen Hirosjima en Nagasaki zjjn door de atoomontploffingen met de grond gelijk gemaakt, maar ook To kio en Yokohama. Osaka, Nagoja, Kohé enz., alle grote steden e nog een honderdtal kleinere zijn door de Amerikaanse bombar dementen plat gegooid. Japan capituleert. Het sterft van de honger. De fabrieken zijn gesloten. De overwonnen en vernederde mi litairen zijn nu werklozen, die in lompen gekleed zijn. Japans zegevierende tegen stander trekt het land binnen, voor de eer ste maal in de geschiedenis wordt de Ja panse bodem door een buitenlands leger „ontwijd". Het wordt niet uitgesloten geacht, dat de nederlaag, de ellende en de vreemde bezetting nieuwe gewelddaden tot gevolg zal hebben: verzet tegen de Amerikanen, revanchisme. afglijden naar het communisme. Want de overgang van militaristisch totalitarisme naar het Stali nistisch totalitarisme is gemakkelijk. Maar tot stomme verbazing van de overwinnaars zet Japan daarentegen krachtig koers naar alles wat het de jaren daarvoor bestreden had: vriendschap met de USA, democratie, oriëntering op het Westen en algehele ont wapening. Maar is dit geen valse schijn, een opper vlakkige bekering die van korte duur zal zijn? Volgens Guilain absoluut niet. Het gehe le land heeft een radicale ommezwaai ge maakt. Japan kiest op de belangrijke momen ten van zijn geschiedenis niet voor een evolu tie, maar voor een totale ommekeer. Het land is fundamenteel veranderd en heeft uit zijn fouten blijvende conclusies getrokken. Japan heeft op drie punten een totale vernieuwing ondergaan: ten eerste is het tot in het diepst van zijn wezen pacifistisch geworden. Verder hebben de Japanners de vrijheid ontdekt, waaraan zij zich steeds meer gaan' hechten. En tenslotte is er het optimisme Waardoor zij, in tegenstelling met vroeger, geloven in de Slechts met grote tegenzin en na hard nekkig aandringen van de Amerikanen heeft Japan weer een leger op de been ge bracht. Maar liever gebruikte het zijn geld voor economische expansie. mogelijkheid om op de archipel in voorspoed te leven. Voor en onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog stond de Japanse industrie bekend als producent van goedkope bazaar-artikelen. De Japanse invloed op Westerse marktge bieden was gering produ centen van hoogwaardige in- dustrieprodukten behoefden in Japan geen ernstige con current te zien. Deze situatie is na de herstelperiode die op de oorlog volgde zo snel ver anderd, dat men van een re volutie kan spreken. Drie aspecten van deze al dikwijls beschreven revolutie Japan is economisch ge zien het snelst groeiende land ter wereld. Het is thans, na de Verenigde Staten en Rusland, de der de industriële macht De Japanse groei mani festeert zich vooral in de groei van de export Het Japanse kwaliteits imago is in de laatste tien jaar zeer snel en drastisch gewijzigd. Aldus begint het uitgebreid verslag dat een studie-com missie heeft uitgebracht na een bezoek aan de Japanse in dustrieën en dat onder de titel „Japans management, bedrei ging of stimulans?" onlangs verschenen is bij Samsom NV te Alphen aan de Rijn. Het ging er de commissie vooral om te weten te komen hoe Ja pan kans heeft gezien zó snel zo'n voortreffelijk produkt te leveren'. Want mede door de kwaliteit steeg de export gemiddeld ongeveer 15 pet per jaar. Daarmee is Japan in eco nomisch opzicht het snelst groeiende land ter wereld en het Nederlandse bedrijfsleven heeft dit al pijnlijk ervaren zowel op de exportmarkten als op de thuismarkt. De Japanse invoer in Nederland stijgt jaarlijks in de orde van 20 tot 25 pet. Vraag is hoe Japan deze unieke prestatie heeft kunnen leveren. Er zijn allerlei facto ren voor aan te wijzen. Aller eerst: de industriële uitbrei ding kan grotendeels uit eigen middelen worden betaald, doordat een hoog percentage van het nationale inkomen niet voor consumptie wordt gebruikt maar voor indu strie-financiering. Dit wordt mogelijk gemaakt door een zeer intensieve samenwerking tussen overheid, banken en in dustrie. De samenwerking is zo nauw dat vergelijkingen met genationaliseerde indu strieën in vele opzichten op gaan! Verder zijn Japanners door opvoeding en traditie erg na tionalistisch. Deze mentaliteit maakt hen leergierig, ijverig en nauwgezet. De leiding heeft in Japanse bedrijven nog een onvoorwaardelijk ge zag. Daarbij komt dat de com petitie tussen gelijken in rang in de Japanse industrie zeer fel is. Promotiewens en de gradatie-angst zijn sterke im pulsen in het bedrijfsleven daar. Er wordt doelmatiger en harder gewerkt. Anderzijds moet worden ge zegd, dat het inkomenspeil van de Japanse industrie-ar beider nog steeds lager ligt dan dat van zijn Nederlandse collega, al loopt hij snel in. Ook zijn er minder sociale voorzieningen. Japan heeft economisch gezien op het Wes ten voorlopig daarmee nog een voorsprong, te meer daar het maar lage defensie-lasten heeft en minder aan financie ring van -de woningbouw be steedt. De Japanse industrie dankt deze positie aan zijn vermogen zich snel en trefzeker in te stellen op de behoeften en ei sen van de Amerikaanse en Europese markten. Japan oriënteert zich op het Westen, niet slechts wat zijn uitvoer betreft, het land is ook een belangrijke importeur: van grondstoffen; het heeft weinig eigen natuurlijke hulpbronnen; van technologie; licenties, know-how (kennis), machines en instrumenten; van Westerse gebruiksarti kelen; de smaak, het gedrag, zijn sterk Westers beïnvloed. hm mm De Japanse vrouw is een van de (nog) goedkope pij lers waarop Japan zo razend snel zijn economische macht kon opbouwen. kleding die in Nederlandsi vertaling de strekking hadden van „wij willen meer loon en niet zo weinig ook". De gebondenheid van het personeel aan de onderneming is sterk; het personeelsverloop is voor de vaste mannelijke kern van bedrijven te ver waarlozen. Overgang van de ene onderneming naar de an dere wordt onbetamelijk geacht en wordt in de weinige gevallen dat dit voorkomt, vaak een mislukking. De Japanse vakbeweging is onder Amerikaanse invloed eerst na de oorlog tot enige ontwikkeling gekomen, aldus het rapport. Men kent het Amerikaanse systeem: de in de onderneming werkzame vakbondsfunctionaris. De cen trale vakbondsorganen zijn echter zwak ontwikkeld. De organisatie is evenwel per on derneming gegroepeerd. De Japanse vakbonden missen de agressiviteit van hun Ameri kaanse leermeesters. In een door de studiegroep bezocht bedrijf liep een aantal werk nemers met teksten geschre ven op de rug van hun werk- De overheid heeft bij de kwaliteitsdoorbraak een hoofdrol gespeeld. Dat ge beurde in de vijftiger jaren. Deze regelende en stimuleren de rol werd zelfs in een wet vastgelegd (1957). De bedoeling van dit wettelijk ingrijpen was het opbouwen van een betere reputatie op de Wester se exportmarkten („Hoe raak je de naam van producent van prullaria kwijt?"). Daarom moest de industrie gedwongen worden alle zorg te besteden aan de kwaliteit. De uitvoer- produkten moesten op kwali teit worden geïnspecteerd. De regering stimuleerde het ko pen van patenten, technische hulp, machines en instrumen ten in het buitenland. Dat heeft Japan de naam bezorgd nabootser te zijn van anderen, met name Amerika. Wie dat nu nog geloofd, is met de fei ten niet op de hoogte. De Ja panse regeringsfunctionaris sen zijn zeer bekwaam en goed op de hoogte van de be hoeften van de industrie, meer dan in ander landen. Het rapport komt dan ook tot de conslusie, dat de oor sprong van de keten van maatregelen, die in Japan hebben geleid tot de spectacu laire verandering van de kwa liteitsreputatie, lag bij de overheid. Door de bovenge noemde wettelijke maatrege len werden de industrieën ge dwongen hun goederen de hoogste kwaliteit te geven. Kortom: de snel groeiende Japanse positie op de Westerse markten is een gevolg van drie aspecten: de Japanse in dustrie is een prijsconcurrent, een stiptheidsconcurrent (men houdt zich ook precies aan le veringstijden) en een kwali teitsconcurrent. Werknemers en werkgevers vinden veel interessante gege vens in dit verslag. Zij zouden kunnen leren hoe in Japan een beslissing tot stand komtë Alle geledingen van hoog tot laag worden daarbij ingeschakeld Men gaat van de gedachte uit, dat het uitvoerend personeel de detailproblemen gewoon het beste kent. Na het schuile vinkje spelen in de groep, is men na de Wereldoorlog het lagere en middenkader gaan trainen in het meedenken over de uitvoering en de organisa tie van hun eigen werk. Op die manier is de behoefte aan inspraak en medezeggenschap groter aan het worden. Toege geven: de mentaliteit van de Japanner is een andere dan de onze. Alles bijeen genomen heeft deze Japanse ontwikkeling toch maar geleid tot de „machtsovername" op tal van gebieden: Westerne producen ten van optische produkten, schepen, transistorradio's moesten hun leidinggevende positie en marktgebieden af staan aan Japanners. Andere takken van industrie komen spoedig aan de beurt: auto's, bromfietsen, meubelen. Deze ontwikkeling betekent een bedreiging, indien we er ons mei Westers fatalisme bij neerleggen. Zij kan ook wor den opgevat als stimulans tot radicaal ingrijpen. Het laatste is de strekking van deze publi- katie. Het antwoord op de vraag wie Japan re geert is niet eenvoudig. Op dit moment wordt Japan bestuurd door een regering, die onder leiding staat van Eisakoe Sato, hoofd van de liberaal-democratische, d.w.z. conservatieve partij. Maar heeft deze regering ook feitelijk de macht in handen? Het staat vast dat de eerste-minister en zijn kabinet slechts een van de leidende krachten in Japan zijn en ze ker niet de voornaamste. Het parlement, de werkgeversorganisaties, de vakbonden en vooral het bestuursapparaat (de bureaucratie) hebben een groot aandeel in de besluitvor ming. Nu deze geen concurrentie meer te duchten hebben van de militairen hebben zij belangrijk aan invloed gewonnen, daar zij door de oorlog en de zuiveringen daarna over het algemeen gespaard zijn. In dit land, waar de economie de voor naamste plaats inneemt, is de macht thans voornamelijk geconcentreerd in handen van de leidende kringen in de industrie, de werk gevers en managers van Japan. Zij bepalen de hoofdlijnen van de politiek en beschikken over de belangrijkste leidende posities: zij houden immers de economische machines draaiende. Zij regeren op een afstand, vor men een machtige groep achter de officiële regering en bepalen door hun invloed en ad viezen de belangrijke politieke lijnen van het kabinet. Premier Sato en zijn ministers zijn in feite lakeien en zetbazen van de managers klasse, weliswaar door h€t volk gekozen, maar dank zij de financiële Jteun van de groep, waaraan zij dienen te gehoorzamen. Zij ont vangen hun mandaat van het parlement, maar niet zonder de ontontbeerlijke goedkeu ring van industriëlen. Het is absoluut on denkbaar, dat een regering tegèn de wil van de Keidanren (de grootste werkgeversorgani satie) in, zou kunnen aanblijven. De regering stimuleerl de groei van de in dustrie. terwijl dus de {rote industriëlen dt regering tegelijkertijd amzetten tot een poli tiek die hun ontwikkeling begunstigt. Investe ring in ultra-moderne nstallaties en snelle uitbreiding worden doo: fiscale maatregelen vergemakkelijkt. Riskarte leningen van de banken worden mogelijk gemaakt door de fi nanciële steun en de beastingpolitiek van de regering. Het komt vaak voor, dat een firma zijr materieel vernieuwt, voordat het oude ma terieel versleten is. te bedrijven willen koste wat kost hun touiaangevende positie in de binnen- en buiteilandse concurrentie handhaven. Deze oveinvestering is een verschijnsel dat de Wetelyke waarnemer? steeds weer verbaasd. De industrie is zo doende in een eeuwigdirende wedloop naar voren gewikkeld. De Jaxanners spreken van „de economie van de ietser". Om zich in evenwicht te houden noet hij steeds door rijden; als hij afremt, 'alt hij. De Japanse economie heeft echter ;og niet op het punt gestaan te vallen. Om hun investeringen te kunnen financie ren, hebben de Japanse industriëlen zich op een ongelooflijke maniei in de schulden ge stoken. Zij leenden van d banken, die op hun beurt weer door de Japnse Bank gesteund werden. De rentevoet is oog, maar het wordt terugverdiend. Het pesshisme van Westerse waarnemers, die meesta alarmkreten slaken, zodra zij de schijnbare teekbaarheid van de financiële basis van de ^panse industrie ont dekken, wordt niet gerchtvaardigd door de werkelijke feiten. Wel :an men stellen, dat de Japanse economie eer planologisch en diri gistisch karakter draag Hoewel de banken een belangrijk aandeel regen in de controle over handel en industrï, waren zij op hun beurt weer afhankelijk an de centrale bank. De grondwet van 194. die voor een groot deel gedicteerd was dooide opperbevelhebber van het bezettingsleger,generaal MacArthur, verbood Japan ooit wee een leger te hebben en zijn toevlucht tot ooiDg te nemen. Artikel 9 luidt: „Het Japanse volk, dat oprecht naar een internationale vrede, gebaseerd op recht vaardigheid streeft, ziet voor altijd af van oorlogen en het gebruik van geweld of drei gementen als manier om internationale ge schillen te regelen". Maar vijf jaar na de nederlaag vond er een radicale verandering plaats: de Amerikanen vroegen Japan artikel 9 uit de grondwet te schrappen. Het vredesverdrag hief niet alleen de bezetting op en leverde Japan een bondge nootschap op met de USA, maar Amerika gaf Japan ook de vrijheid, of liever gezegd, vroeg Japan dringend weer een leger op de been te brengen. De Japanners wiegerden toen....! Het verhaal gaat dat Dulles, de Amerikaanse mi nister van Buitenlandse Zaken met de vuist op tafel sloeg en herhaalde: „Japan moet zich weer bewapenen". Josjida, de toenmalige premier antwoordde met een ironische blik achter zijn lorgnet, dat het Ja panse volk zeer gehecht was aan artikel 9 van de grondwet, dat permanente ontwapening voorschreef en weigerde beleefd. (Japan is thans wèl bezig een leger op te bouwen). De vroegere verbinding tussen leger en kroon bestaat niet meer. De keizer heeft de nieuwe troepen nog geen enkele maal een pa rade afgenomen. Over Hirosjima en Nagasaki spreekt men niet veel meer, maar men denkt er des te meer aan. De Japanners verwerpen het idee van straf, maar hebben de les ont houden, beter dan ooit werd verwacht. Japan ligt ingeklemd tussen drie grote mo gendheden met de atoombom, nl. de USA, Rusland (Siberië) en Communistisch China. Het heeft er daarom alle belang bij neutraal te blijven. Het belangrijkste is niet het bezit van het atoomwapen, maar een verdrag met de USA, Rusland en China, dat zijn veiligheid garandeert. De banden met Amerika liggen in de eerste plaats op handelsgebied, 30 pet. van de Ja panse buitenlandse handel wordt met de USA gevoerd. Verder zijn zij van technische aard, omdat de Japanse industrie zich voornamelijk van Amerikaanse octrooien bedient. Tenslotte is Japan verbonden met de VS, omdat Ameri ka voor de Japanse veiligheid zorgt en Japan onder de Amerikaanse atoomparaplu schuilt. De afhankelijkheid is evenwel geen eenzijdi ge afhankelijkheid. Bovendien speelt Japan een belangrijke rol Voor de VS als sterke eco nomische macht in Azië. Toch blijken de verhoudingen de laatste tijd iets te veranderen. De Amerikanen wen sen een grotere invloed op de Japanse markt en dreigen zelfs met tegenmaatregelen als aan hun wensen niet tegemoet wordt geko men. Ik hoop daar in een ander artikel nog op terug te komen. De schrijver maakt op een heldere wijze de verhouding tot China en Rus land duidelijk. Ik verwijs daarvoor gaarne naar dit voortreffelijke boek, dat ook Japans positie in de rest van het Verre Oosten beschrijft. De auteur is correspondent van het Franse blad „Le Monde" en kent Japan al tientallen jaren. Hij schrijft op zeer boeiende wijze. Meer bedachtzame Japanners koesteren wijfels en kennen dnzekerheden ten aanzien van de grote veranderingen, waaraan hun land onderhevig is. De toekomst lijkt niet vrij van gevaren. Overschatten de managers de kracht en mogelijkheden van het land niet, zoals de generaals vóór hen? Met name de landbouw is ook hier het grote probleem; er is een grote kloof tussen stad en platteland. Hoelang slikt de plattelander zijn achterge bleven positie nog? Hoe lang nemen de vrou wen nog genoegen met hun zwaar onderbe taalde werkkracht? In de kleine Japanse in dustrieën wordt onnoemelijk hard en lang ge werkt, vaak zonder enige sociale zekerheid. De bevolkingsdruk stijgt nog voortdurend. Ja pan is wat zijn grondstoffen, invoer en uit voer betreft volledig op derde landen aange wezen. Japan heeft nog een heel leger werk lozen. Wat gebeurt er als de hoogconjunctuur terugloopt? Volgens de „Japan Times" van 6 november 1966 leefden 20 pet. van de Japanse .families in 1965 op het bestaansminimum zoals dat door het ministerie van Volksge zondheid is vastgesteld. De situatie is sinds dien wel verbeterd, maar in 1968 verdiende de gemiddelde Japanner 57 pet. van het salaris van de gemiddelde Fransman en minder dan een derde van het inkomen van een Ameri kaan. Over het algemeen is de publieke sector ver achtergebleven bij de privé-sector, wat samen met de kloof tussen het moderne Ja pan en het onderontwikkelde achterland en de onvoldoende bescherming van het alge meen belang tegen het egoïsme van de grote ondernemers, een van de belangrijkste mis standen van het nieuwe Japan is. De Japanner is zich bewust van deze mis- oestanden. Hij erkent ze, maar vindt ze niet groot genoeg om een revolutie te rechtvaardi gen. Japanners hebben de moed een hard le ven te aanvaarden. Dat heeft niets met be rusting te maken, maar komt voort uit de wil tot vooruitgang. Zij zijn er van overtuigd dat hun ijver beloond zal worden. Een tweede verklaring voor de Japanse lankmoedigheid schuilt in de hardnekkigheid van bepaalde Confucianistische opvattingen. Op deze gods dienstige ethiek hoop ik nog nader in te gaan. Revolutie? Deze vindt in Japan dagelijks plaats. Een gemiddelde Japanner doet in zijn leven meer revolutionaire dingen dan een aanhanger van een Europese protestbeweging. De Japanner kan zich daarom zo gemakkelijk in de draaikolk van het moderne leven stor ten, omdat hij weet dat hij zijn zekerheid en stabiliteit altijd weer in het oude Japan kan terugvinden. Zakenlieden die overdag in hun ultra-modern kantoor zetelen, maar 's avonds hun Westerse kledij voor de kimono verwisse len in hun traditioneel ingerichte woning. Ja pan heeft twee soorten architectuur, twee manieren van levpn en kleden, twee schrift types enz. Niet om de Westerlingen een plezier te doen. Japan heeft twee culturen, zoals an dere landen tweetalig zijn. ROBERT GU1L1AIN: Japan, derde gro te. Uitgave van Bruna, Utrecht, 1970. Een van de schrijnendste kanten ven de in grote delen van ons land nog altijd bestaande woningnood is dat die nood niet meer bestaat voor de rijken, nauwe lijks meer voor de middenklasse maar meestal ten volle drukt op de mensen met de laagste inkomens. Dat is In de loop der jaren zo gegroeid. Niet door een te weinig sociaal beleid van de ach tereenvolgende ministers die voor de volkshuisvesting verantwoordelijk waren misschien is het kunstmatig te laag houden van de huren wel een van de boosdoeners geweest (en nog) van deze lange duur van de woningnood. En men kan er evenmin de achtereenvolgende ministers van financiën de schuld van ge ven, omdat zij de woningbouw te laag op het lijstje van prioriteiten zouden hebben genoteerd. Neen, er was en is voldoende geld om de nood te overwinnen, de tech nische mogelijkheden zijn voldoende voorhanden (al kan het hier en daar wel eens schorten aan voldoende bouwvak kers) het probleem draait hierom dat de kostprijs van de woningen die wij kun nen bouwen zo hoog ligt dat de laagstbe taalden de daarop gebaseerde huur niet kunnen dragen. En dat is een niet te ver teren gegeven. Om dit euvel te bestrijden zijn er in de loop der jaren verschillende methoden toegepast. De eenvoudigste methode is natuurlijk dat de overheid simpelweg een deel van de bouwkosten voor haar reke ning neemt. Een dusdanig deel dat de hoogte van de te betalen huur op een aanvaarbaar niveau komt. Zulks gebeurde en gebeurt nog altijd bij de woningwet- bouw. Het is een kostbare zaak die we echter met z'n allen betalen in het ge voel dat het nodig is. Er zijn echter ook de bezwaren: hoe is het mogelijk te bewerkstelligen dat deze huizen ook inderdaad door die mensen bewoond worden voor wie ze zijn be doeld? Bij eerste toewijzing geeft dat na tuurlijk weinig moeite maar de praktijk heeft uitgewezen dat na verloop van ja ren teveel mensen in dergelijke goedko pe woningen huizen die gemakkelijk een hogere huur zouden kunnen betalen. Ze profiteren onnodig van het geld van de gemeenschap dikwijls ongewild, want een andere passende woning is er dik wijls voor hen niet. En daarom is in de praktijk ook gebleken dat „doorstroming ondanks alle goede bedoelingen, meest al weinig effect sorteert. De tweede toegepaste methode is iets ingewikkelder: het verstrekken van pre mies die in het eerste jaar van bewoning het hoogst zijn en vervolgens in een be paald aantal jaren tot nul aflopen. Ook op die manier maakt men de hoge bouwkos ten gemakkelijker te dragen terwijl men er daarnaast van uitgaat dat na het vast gestelde aantal jaren de dan te betalen huur als normaal kan worden beschouwd. Enerzijds daalt het pand immers in waar de en anderzijds zorgt de geldontwaar ding voor steeds hoger lonen zodat het huurbedrag in procenten uitgedrukt klei ner wordt. Ook dit systeem heeft als elke min of meer collectieve voorziening het nadeel dat ook degenen hiervan profite ren die het zonder die premie ook had den kunnen rooien. En sinds kort kennen we dan ook de huursubsidie-regeling. In theorie is dit de mooiste methode, want hierbij is het mo gelijk van geval tot geval te bekijken of iemand al dan niet door de woningnood perikelen getroffen wordt. Immers, het kan dan zo zijn dat ook de laagstbetaalde een (normaal voor hem te dure) woning kan betrekken, omdat de overheid het verschil bijpast. Men sluit (nogmaals: in theorie) elk „misbruik" uit en helpt dus doende ook werkelijk de mensen die het nodig hebben. We zijn bij dit alles niet ingegaan op allerlei finesses het is wel duidelijk dat al deze regelingen aanzienlijk inge wikkelder zijn dan we ze hier hebben weergegeven. Maar ze hebben alle één ding gemeen: dat ze enkel en alleen be doeld zijn om de woningnood te bestrij den. Het zijn geen „sociale'' maatregelen en nog veel minder zijn ze bedoeld om tot een inkomens-herverdeling te gera ken en men moet ook niet proberen dat ervan te maken. De subsidieregeling zoals die nu door minister Schut is moge lijk gemaakt, is bepaald nog niet ruim en daarom is voor de gemeenten de moge lijkheid opengelaten wat ruimere maat staven aan te leggen dan in de ministe riële beschikking is aangegeven. Ook dat is juist, want de woningnood is nu een maal in iedere plaats weer anders en In iedere plaats treft men typisch plaatselij ke knelpunten aan. Laat de gemeenten echter wel bedenken dat ze dan bezig zijn aan woningnood-maatregelen niet aan sociale voorzieningen. Ook deze zijn dikwijls noodzakelijk maar horen in een ander verband thuis Er is tussen Indonesië en Nederland wel zoveel voorgevallen dat er ongetwij feld mensen zijn die met president Su harto wel graag eens een paar woorden zouden willen wisselen als hij wat nog niet helemaal vast staat op bezoek komt in ons land. En niet alleen Neder landers ook en vooral de Ambonezen en de in. ons land vertoevende Papoea leiders zouden graag dit bezoek aangrij pen om de fiolen van hun toorn over zijn hoofd uit te storten. Begrijpelijk is dit alles wel maar het is onjuist. De president van Indonesië komt hier als gast van de Koningin der Neder landen en van de Nederlandse regering Zijn bezoek wil zijn een bewijs van de hernieuwde vriendschap tussen beide landen, zoals ook een eventueel tegen bezoek waartoe hij onze Vorstin zal uit nodigen, een bevestiging daarvan zal moeten zijn. Nu kan het natuurlijk voorkomen dat bepaalde Nederlanders tegen dergelijke bezoeken bezwaar hebben dan zullen zij daarvan blijk moeten geven aan hun eigen regering. Met die onenigheid een gast te confronteren getuigt niet van wel levendheid een deugd die ouderwets kan schijnen maar die we nog altijd op hoge prijs stellen I

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 10