Het christendom in de Sovjet-Unie OORDEEL NIET LICHTVAARDIG ONDER STALIN E N De patriarch als spreekbuis voor communistische politiek voor het hart ICL LULC! Een voortrekker ging heen 1900 jaa r geleden werd Jeruzalems tempel verwoest TOJB. fÖTMuqv, 2l«rc (V)a* *909 roda „PEAU MA PABOHAH HAPtm fis okohhgh!» ptfom tetóo/uai HHCxyccia Alexej Naar 1980 IN MEMORIAM DS G. P. KLIJN Chroestsjef Een monddood gemaakt lichaam met nog slechts de mogelijkheid tot het hou den van erediensten binnen een toege meten ruimte dat is voort een groot deel de Russische kerk. Desondanks moeten we als westerlingen met een to taal andere geestelijke achtergrond niet te gauw klaar staan met ons verwerpen van de houding der officiële kerk. Er is het „martelaarschap van de leugen" uit allerlei gesprekken is me wel duide lijk gebleken dat men er zich heel wel van bewust is dat de mond wel eens an dere taal spreekt dan het hart gelooft. Zulks omdat men er vast van overtuigd is alleen op deze wijze nog iets voor de gelovigen te kunnen bereiken. Maar is er een ander reëel alternatief dan het echte martelaarschap? Inder daad, verscheidene ondergrondse Ortho doxe bewegingen riskeren dat en ook de lagere geestelijkheid heeft geen vrede met de bestaande situatie, vooral naar mate men meer te maken krijgt met de In het Westen gangbare opvattingen van het kerk-zijn. Het verlangen bestaat naar een kerk die kritisch moet en kan staan ten opzichte van de haar omringende en bedreigende ideologie. Maar dat dit bij de ouderen minder aanslaat kan men hun nauwelijks kwalijk nemen. De kerken van de Rechtsgelovigen In Byzantium en Oost-Europa zijn primair altijd instellingen geweest die Gods lof verkondigden en voor wie het gewone publieke leven veel minder een uitdaging vormde dan voor de protestantse kerken. „Christus op alle terreinen des levens", is geen slagzin voor het leven der kerken in het Oosten er) is dat ook nooit geweest. Niet onder de tsaren toen de Orthodoxe Kerk wel liswaar meer invloed had, maar toch ook in wezen een spreekbuis was van de overheid waarom dan nu wel onder het communistische regime? Het hele probleem van de relatie tus sen kerk en overheid dateert trouwens niet van het revolutiejaar '17 en is ook niet alleen-maar-Russisch. De hele kerk geschiedenis door zijn er „laksen" ge weest die het maar liever op een akkoor dje gooiden met de niet-christelijke overheid, en waren er de meer extremen die van geen compromissen wilden we ten. Wie zal over een van hen een ver nietigend oordeel uitspreken? Ook al mag men weten dat mijn voorkeur uitgaat naar hen die zeer kritisch staan tegen over de verregaande aanpassing aan de Sowjet-voorwaarden onverschillig of dat nu wel dan niet alleen maar voor de vorm is en of het nu al dan niet met een bloedend hart geschiedt! De kerk mag nooit ontaarden in een functie van de staat die haar zo heeft ingekapseld, dat ze volmaakt „onschuldig" is geworden. De befaamde Tsjechische theoloog Hro- madka heeft weliswaar duidelijk gemaakt dat het christendom erg werd vereenzel vigd met het westerse kapitalisme, maar dat geeft niet het recht de kerk nu te la ten fungeren als het orgaan voor het af kondigen van „vredesboodschappen", en het leveren van kritiek op niet-communis- tische „aggressoren". De ene dwaling is niet minder erg dan de andere! Daar komt bij dat de eisen der sowjets onbeperkt doorgaan, omdat de kerken, ook de vleugellamme Orthodoxe Kerk, uiteindelijk een doorn in het oog zijn van de atheïstische communisten. Elk -com promis zal alleen een nieuwe beperking uitlokken, want ook na vijftig jaar is de leer van het Leninisme niet veranderd alleen wijzigt zich de tactiek. Zo is als recent zoethoudertje (in de pers breed uitgemeten!) het opnieuw aan de Ortho doxe Kerk toegestaan een eigen bijbel en liturgieën te drukken. En ook vindt er zo af en toe rehabilitatie plaats van een destijds veroordeelde bisschop. Maar dit alles veranderd in wezen niets aan de ver houding tussen kerk en Kremlin. Daar voor zou nodig zijn dat er een nieuwe patriarch wordt gekozen die een nieuwe koers durft te varen. Het lijkt niet waarschijnlijk. Als de hui dige metropoliet van Leningrad, Niko- diem, oovolger wordt, is het niet aan te nenien dat een meer kritische koers zal worden gevaren, want hij is trouw disci pel uit de school van Tychon, Sergej en Alexej. Het enige wat hij zou kunnen pro beren te veranderen is, dat er op de min of meer officieel erkende Christenen geen discriminatie wordt toegepast. Zij zijn immers altijd nog onderworpen aan allerlei maatschappelijke beperkingen, kunnen bij voorbeeld geen promotie ma ken en dergelijke. Het is zeker niet alleen te wijten aan geringe belangstelling dat de weinige nog in gebruik zijnde kerken stampvol zit ten met oude vrouwen en kinderen niet met de jonge en volwassen mannen. Kerkgang blijft een riskante zaak ook al worden de erediensten nu niet meer di rect gestoord door de atheïstische jeugd beweging. Laten we ons toch niet blind staren op een enkel verheugend bericht! tKjUk-MMimEan msmiï una j-.aaigs f* pt-AU>KU<M ,Jlf. O HOT ap,*" 1 lli tl -«JSiyrrfc sa«t>Haruf Brvttfnt, 49 v-v. ■&- KöMO/IO bt» i'/j M. B«4. Sl&at# 'vï HQ Bxöfc* jJJW Drie foto's uit het Museum voor Godsdienst en Atheïsme, ingericht. blijvende ballingen van de Russische S.D.A.P. en met als onderwerp in de vroegere O.L. Vrouw van Kazan-kathedraal te Leningrad. In Religie en de Arbeiderspartij". Rechts het borstbeeld van Lenin, ge- het midden een affiche, daterend uit 1909, waarop een lezing wordt plaatst voor het decreet over de godsdienst uit 1918. aangekondigd, te houden door kameraad Lenin, voor de in Parijs ver- Vier namen hebben de strijd tussen de Russisch Orthodoxe Kerk en de commu nistische staat beheerst na die eerste, aan weerszijden moeilijke jaren onder Lenin. Tegenover elkaar hebben gestaan de ijze ren dictator Stalin en de metropoliet, la ter patriarch Sergej en na diens dood eerst Stalin en later Kroestsjef tegenover de in april jongstleden gestorven patriarch Alexej. Misschien zullen sommigen oor delen dat dat „tegenover elkaar" te sterk is uitgedrukt de Orthodoxe Kerk is in die jaren immers' vrijwel volledig mond dood gemaakt en de patriarchen hebben zich laten gebruiken als spreekbuis voor de politiek der communistische leiders. Maar bij een dergelijke be- of veroorde ling past toch wel enige reserve het is immers zeker niet uitgesloten dat de kerk zich noodgedwongen heeft overgeleverd aan het „martelaarschap van de leugen" en in wezen toch vrij onberoerd door het marxisme leeft in een soort van „innere Migration". Dat ze zich uitspraken moet getroosten waar ze zelf niet achter staat, maar die ze bij gebrek aan alterna tief moet uiten om op deze wijze nog enigszins een kerkelijk leven te kunnen leiden. Hoe dit ook zij, in dit verhaal hou den we ons aan de feiten, de beoordeling vindt u hiernaast. We beginnen dit verhaal in 1925 als Ser gej, de metropoliet van Nisjni-Novgorod (het latere Gorski) een overeenkomst sluit met Stalin. Hij belooft loyaliteit aan de staat en af te zien van politiek pa triarch wordt hij niet maar als „plaatsbe kleder" wordt hij het feitelijke hoofd van de kerk. Zijn toegeeflijkheid helpt echter weinig. Stalin is bezig aan zijn eerste Vijfjarenplan, waarbij hij krachtig de col lectivisatie in de landbouw wil doorvoeren. Hiertegen rijst verzet, dat zich volgens de regering juist concentreert rondom de kerkelijke centra en hun leiders, zodat optreden van Stalin niet kan uitblijven. Trouwens, de positie van de kerk is nog veel te sterk voor de communisten, want van de plm. 130 miljoen inwoners van de Sovjet-Unie zijn er rond 1928 nog maar pas een 10 miljoen werkelijke atheïsten, terwijl de geboorten en begrafenissen nog voor 60 procent kerkelijk worden begeleid! Het gevolg is een aanval op de kerk over een breed front: vele arrestaties op grond van misdaden tegen de staat, de gebruike lijke aanklacht bij alle religieuze proces sen. In 1929 kondigt Stalin de wet af óp de „religieuze genootschappen", welke vroe gere besluiten legaliseert: verplicht is de registratie der godsdienstige culten, zonder welke elke activiteit verboden is. Alleen uitoefening van de eredienst in beperkte zin wordt toegestaan en elke openbare ma nifestatie blijft verboden evenals het ge ven van godsdienstonderwijs door pries ters. De heftigheid van de decreten werkt echter averechts: de gelovigen worden slechts versterkt in hun geloof en tende ren meer naar het martelaarschap, terwijl de niet-gelovigen eveneens afkerig raken van de extreme methoden, uitgezonderd de fanatieke jeugdbeweging der Komsomols Stalin ziet zich zelfs genoodzaakt enige matiging te betrachten vanaf 1930, omdat te drastisch optreden „religieuze vooroor delen opwekte en in de hand werkte". De periode tot de nieuwe Sovjet-staatsrege ling, de thans nog van kracht zijnde grondwet van 1936, onderscheidt zich dooi een betrekkelijke ontspanning, ook al doordat de nadruk van de partijkoers lag op de verwezenlijking van het socialisme op alle fronten, zodat de houding t.o. de' godsdiensten tijdelijk van de tweede orde was. In paragraaf 124 van de Grondwet wordt nog eens duidelijk gesteld, dat er al leen vrijheid is voor de religieuze cultus (eredienst) en verder voor anti-godsdien stige propaganda. Desondanks verbetert de positie van de geestelijkheid enigszins. En juist dit laatste is weer aanleiding voor een nieuwe golf van terreur tijdens de pe riode der Grote Zuivering, vooral nadat een nooit gepubliceerde volkstelling uit wees, dat het aantal gelovigen nog onrust barend hoog was! Onder de volkscommissaris van Binnen landse Zaken, Ezjov, begint de tegenaan val. Het oude principe, dat de godsdienst door de betere economische omstandighe den een natuurlijke dood zou sterven, wordt losgelaten en in de partijkrant Pravda wordt herinvoering van de oude strijdmethoden geëist. Toch schijnt het, dat de Sovjet-leiders een dubbelzinnige hou ding aannemen, want in 1939 en 1940 wordt een directe grote aanval op de ker ken afgelast en de week van 7 dagen weer ingevoerd, met de zondag weer als vrije dag. Inmiddels is de tweede wereldoorlog uit gebroken, die van beslissende betekenis zal blijken voor heel de na-oorlogse relatie tussen de staat en (vooral) de Orthodoxe kerk. Tijdens de inval der Duitsers in 1941 legde metropoliet Sergej een vurige soloda- riteitsverklaring af en de kerk schonk grote bedragen voor tank-colonnes, die ge noemd werden naar de veldheren-heiligen Alexander Nevskij en Dimitri van de Don, zulks in het kader van het onder Stalin sterk opgelaaide patriottisme. Dit „natio- nalistisch-communisme" sloot enigermate meer aan bij de denkbeelden van de offi ciële kerkleiders. Daar kwam bij, dat men elkaar wederkerig nodig had: Stalin kon de steun van de vele miljoenen godsdien- stigen niet missen in zijn strijd tegen Hit- Ier en Sergej had de hulp der Sovjets no dig tegen de diverse schisma's die na zijn loyaliteitsverklaring met het regime waren ontstaan en die kennelijk meer aanhangers omvatten, dan de loyale kerk wilde toege ven. Sergej's houding had tot gevolg, dat hij in september door Stalin en Molotov werd ontvangen en toestemming kreeg een con cilie (1943) uit te schryven ter verkiezing van een patriarch en een nieuwe Heilige Synode. Zulks gebeurde en Sergej werd de nieuwe patriarch. De nieuwe relatie werd nog eens vastgelegd: ressorterend onder de Raad van Ministers (Volkscommissarissen) werden een Raad voor de Zaken der Or thodoxe Kerk en een Raad voor de andere „religieuze culten" ingesteld o.l.v. de be faamde Karpov, waarin echter geen leden der kerken zitting hebben. Praktisch voor alle problemen moesten de kerken zich voortaan wenden tot deze Raden, zodat uiteindelijk de hoogste beslissingen niet meer bij de kerken zelf lagen. In beginsel is vanaf dit moment de orthodoxe kerk in haar overigens altijd al zeer geringe kritische functie uitgeschakeld en naar buiten toe de spreekbuis van de regering geworden. Inmiddels was in 1944 patriarch Sergej overleden en in februari 1945 werd als nieuwe patriarch de in april jl. gestorven Alexej gekozen. Hij is het geweest, die het gelaat van de Orthodoxe Kerk gedurende 25 jaar heeft bepaald en haar prestige in de wereld heeft verhoogd. Hij geldt ook als een van de trouwste dienaren van het Kremlin, die zich bv. fel keerde tegen de Rooms-Katholieke kerk en het fascisme en daarvoor een aantal concessies kreeg! Hij is tevens de man, die een sterke oe cumenische stimulans aan de Orthodoxie heeft gegeven, door zijn kerk te betrekken in het werk van de Wereldraad van Ker ken. De keerzijde hiervan is, dat ook dank zij hem de Wereldraad zijn karakter van objectief wereldforum van kerken wel eens veranderd zag in een orgaan, dat dreigde betrokken te worden in de koude oorlog door al dan niet terecht te worden gezien als een handlanger van Moskou. Vanaf het eind van de oorlog tot de dood van Stalin in 1953 geniet de Ortho doxe Kerk in Rusland zekere voorrechten, al is er van principiële erkenning geen sprake; de taak blijft beperkt en in de verhoudingen op het platteland overheerst nogal eens de vooroorlogse intimidatiepo- litiek. Wel gaat de ontwikkeling in zoverre voort, dat de kerk steeds meer moet toege ven voor de te verlmen concessies: de pa triarch en metropolieten maken verre rei- '.en, o.a. naar Jeruzilem en Damascus, en verkondigen in polticis (maar mogelijk met innerlijk voorb(houd) de partijpropa- ganda, o.a. door steifce nadruk op het vre delievende karakter van het communisme en (wat later) de vffderflijke Amerikaan se agressie. niet minder goede burgers van het socia listische vaderland waren! Tot omstreeks 1957 neemt het militante atheïsme dan ook wat af en de kerk mag zelfs een nieuwe bijbel en gebedenboeken laten drukken. Alles leek de goede kant op te gaan, maar de betrekkelijke stilte ging aan een nieuwe storm vooraf. Na een conferentie, waarop partij-ideo loog Mitrn wijlen Stalin een slappe hou ding inzake de religie had verweten, be gonnen de aanvallen weer op een brede basis: diverse atheïstische organen gingen vlijtig aan het werk, o.a. het departement voor atheïstische filosofie en de afdeling godsdienstgeschiedenis van de Academie van Wetenschappen, verder het genoot schap „Znanje" (Kennis) en het tijdschrift „Naüka i Religija (Wetenschap en Gods dienst). In de periode van de ruimtevaart kreeg men bovendien een aantal „sterke" troeven in handen tegen de godsdienst: tij dens de eerste ruimtevluchten van Gagarin en Titov was er in het heelal niets van een goddelijk wezen ontdekt! En inderdaad, in deze periode hebben velen door de (quasi) wetenschappelijke argumentatie de kerk de rug toegekeerd. Dit was nog niet genoeg, dus op allerlei wijzen probeert de staat de religieuze be hoeftebevrediging op te vangen, door o.a. een soort van atheïstische „confirmatie" in te voeren voor de jeugd, door het openen van een „huwelijkspaleis", waarin ik een weinig stijlvolle „dienst" bijwoonde in Le ningrad enz. enz. Helaas ontbreekt het ten dezen aan dat mystieke en emotionele ele ment, dat velen in de kerk nog steeds vin den, ook na 50 jaar communisme. Naast de lichamelijke kwellingen, die de kerk moest ondergaan, kwamen ook gees telijke, zoals de felle antireligieuze propa ganda van professor A. Osipov, voormalig Oudtestamenticus van het theologisch se minarium en de academie van Leningrad, die na een lange periode van twijfel volgens anderen was hij van meet af aan al een agent van de communisten in 1959 brak met de kerk en daarna antigods dienstige colleges en lezingen ging houden. Dergelijke „bekeringen" werden in de Sov jetpers enorm uitgebuit, wat o.m. blijkt uit de publikatie van Osipovs „Catechis mus zonder opsmuk", die uiterst fel was. In het-„Tijdschrift van het patriarchaat Moskou" moest over deze antireligieuze campagnes worden gezwegen (want anders werd er immers religieuze propaganda ge maakt, wat bij de wet verboden is) en de enige tegenmaatregel, die de kerk kon ne men, was excommunicatie van de afval ligen. Verder was ze totaal lamgelegd en geheel aangewezen op de richtlijnen van de Raad voor de Orthodoxe Kerk. De macht en invloed der geestelijken werd zo mogelijk nog verder beperkt, en hoewel het tijdperk van Chroestsjev in de buitenland se politiek een fase van dooi in de koude oorlog en een vreedzame coëxistentie met het kapitalisme scheen in te luiden, was er van vreedzaam naast elkaar samenleven van kerk en staat volstrekt geen sprake! Onze berichten over deze periode zijn nogal schaars, omdat alle nadruk valt op de „grote politiek" maar dit mag ons niet tot de nogal snel getrokken conclusie verlei den, dat er in de binnenlandse verhoudin gen evenzeer een liberaler koers was aan gebroken. Hoe is echter de gang van zaken na het afzetten van Chroestsjev? Merkwaardig genoeg lijkt het aanvankelijk, dat de posi tie der kerk dragelijker wordt. Vanaf 1964 wordt zelfs kritiek geleverd op de critici van de christenen. Dezen zijn immer „eerlijke, harde wer kers en bouwers aan het communisme", en „het sluiten van kerken kweekt nog geen atheïsten". Ondanks deze fraaie frasen duurt de bestuurlijke druk echter voort, waarbij de hoge kerkelijke leiders zich nogal gewillig neerleggen, getuige de ook in het Westen gepubliceerde kritiek op hun uiterst loyale houding. En het is niet zonder reden, dat deze kri tiek op de toegeeflijkheid niet alleen van leken komt, maar juist ook van de lagere geestelijkheid. Er zijn zelfs diverse afge scheiden groepen, zoals de orthodoxe on dergrondse kerk, die zich de „Ware Ortho doxe Christelijke Zwervers" noemen, en waarvan we weinig meer weten, dan een artikel in het communistische blad „We tenschap en Godsdienst". Toch moeten er nog veel van deze anti-patriarchale groe pen in het geheim werkzaam zijn, zeer tot ergernis van de officiële kerk, die door haar eenheid denkt sterker te staan, maar ook van de Sovjets, die pas via een cen traal bestuurd en geregistreerd orgaan hun straffe dwang op de kerk kunnen blijven uitoefenen. Om dat te bereiken, werden nog een aantal nieuwe decreten uitgevaardigd, be trekking hebbend op de scheiding van ker ken staat, evenals een aantal, resolu ties, die vooral betrekking hebben op de vele sekten en niet-orthodoxe kerken, die momenteel een groter „gevaar" vormen, dat de numeriek veel grotere orthodoxe kerk. waaraan de macht wel totaal ontno men is. Desondanks bleef het de taak var de laatste partijcongressen, „de religieuze vooroordelen uit te roeien", vooral i.v.m het straks aanbreken van het echte com munisme geplanned in de jaren tachtig waarbij volgens de theorie elke gods dienst zal moeten zijn uitgestorven c.q. ge liquideerd. Zover is het in 1970 nog lang niet en als we de cijfers enigszins mogen geloven, dan telde in 1961 de Russische orthodoxe kerk nog zo'n 30.000 kerkgebouwen en 30 miljoen gelovigen. Dit aantal is misschien aan de hoge kant: het werd genoemd ter gelegenheid van de toetreding tot de We reldraad van Kerken, waarbij naar buiten een nogal geflatteerd beeld van het leven der kerken in de Sovjetstaat werd gewekt Het karakter van de één is niet het karakter van de ander. Gelukkig maar zou ik bijna zeggen, want het is geweldig boeiend en interessant om mensen met zoveel verschillende karakters te ontmoeten. Is het niet verrassend en verrijkend om bij je eigen kinderen te zien hoe ver ze uiteenlopen? En toch zijn alle kinderen ons even lief. Er zijn mensen, die altijd bezig zijn, die het geen kwartier in hun stoel uithouden, die geen boek kun nen uitlezen, die van vroeg tot laat actief zijn. An deren zijn precies het tegenovergestelde: ze kunnen ureri in hun stoel zitten te denken of te lezen, ze hebben een wat teruggetrokken aard of in elk geval een meer overpeinzende natuur. In het leven en het hart van de christen moet er ruimte zijn voor „overdenking". De één heeft er van nature wat meer aanleg voor dan de ander maar de werkelijke overdenking, waarover de dich ter spreekt in deze psalm, moet door ieder gelovend en biddend om de H. Geest geleerd worden. Het gehalte van het geloofsleven zou stijgen, in dien onze ziel vaker in stilte op God wachtte en door overdenking van Zijn beloften en geboden geestelijk nieuwe kracht opzamelde. Zoals de Israë lieten elke morgen in de woestijn hun tenten verlie ten om het manna te verzamelen als het voedsel voor die dag, zo heeft het hart van de christen het manna van Gods Woord nodig om dagelijks gesterkt te worden, want de mens zal bij brood alleen niet leven. Zoals Maria de woorden van de engel Gabriël bewaarde en in haar hart overlegde, zo is het voor het leven uit het geloof noodzakelijk om de woor den Gods te overleggen. De dichter van deze psalm kent de grote waarde van deze activiteit (want werkelijk overdenken is geen luieren, maar het is een werken met het harten dat kost minstens zoveel inspanning als werken met de handen). In het jachtige drukke en volle leven van tegenwoordig gaat de meditatie, die de verrijking en de verdieping vah het geloofsleven bevordert, hoe langer hoe meer verloren. Er is een toenemende behoefte aan recreatie in onze maat schappij en vrijwel iedereen ondervindt aan den lij ve hoe nodig het is er op zijn tijd eens uit te zijn. Ik hoop, dat de vakantie ons inderdaad recreatie, dat is: nieuwe verfrissende kracht heeft gebracht. Maar wat we minstens zo hard nodig hebben, is de recreatie voor ons hart: nieuwe geloofskracht, nieu we versterking in Gods genade en trouw, verfris sende blijdschap in de Heere. En deze recreatie voor het hart vinden we op de weg van de overdenking, in het stille bezig zijn met de dingen van Gods Ko ninkrijk. In de meditatie stelt men zich open voor de doorwerking van de H. Geest, in het onafgebro ken jachten en jakkeren sluit men zich voor Hem af. Indien de vruchten aan de boom hangen, moet de mens uitgaan om deze te plukken. De Schrift is een boom vol vrucht, maar wanneer we niet op weg gaan om deze te plukken, blijven we met lege han den en met lege harten. Het overdenken zal de dankbaarheid in het hart doen toenemen omdat het ons bepaalt bij alwat God voor ons en aan ons gedaan heeft. Het zal het zelf vertrouwen steen voor steen afbreken, maar het vertrouwen in Israëls God bekrachtigen. De dichter verdiept zich in de bevelen van God. Hij weet dat God, Die door Jezus Christus uit genade alles schenkt voor dit leven en voor de toekomst, van ons gehoorzaamheid verwacht. In het luisteren naar Zijn stem ligt het ware licht, de echte blijdschap en de onverwoestbare toekomst voor ons leven. En dat is toch wel de moeite van het „overdenken" waard. Veenendaal, A. Terlouw. Menige gelovige Israëliet zal dezer dagen bij het betreden van de synagoge met nog meer weemoed dan anders kijken naar die kale plek, uitgespaard in de wand, en naar de daar bij ge schreven Hebreeuwse woorden: Denkt aan de verwoesting". Want dinsdag a.s. is het de 9e Av, de dag waarop het 1900 jaar geleden is dat de tempel te Jeruzalem door de Romeinse veldheer, later keizer Titus, werd verwoest. Ook voor chris tenen wel een dag om mee te gedenken. Met Stalin was dt strijd tussen kerk en staat niet beslecht, vant kort na zijn dood verscheen een zo fe decreet, dat Chroest sjev het in novembe' 1954 moest vervangen door een gematigde edict, dat het bela chelijk maken van gelovigen verbood en de extreme maatrigelen wat verzachtte met het argument, dat deze onjuiste be handeling de gelovigen maar sterkte in hun vooroordelen. )at had hij zuiver ge zien, temeer daar a* tijdens godsdienstige vervolgingen altijd gelovigen zijn, die het martelaarschap ni<t schuwen en aldus a.h.w. propaganda maken voor de goede zaak. Tevens kon en vroeger gehanteerd verwijt niet meer gelbruikt worden; de kerk was nu vollelig (loyaal ten opzichte van de staat en hetbleek, dat de gelovigen Afgelopen woensdag hebben vele 'umderden vrienden aan het graf gestaan van ds. G. P. Klijn, de man die in heel Nederland bekendheid heeft gekregen als redacteur van het unieke evangelisatieblad „De Open Deur" en de beziefer van een soortgelijke radiorubriek. Aan zijn nagedachtenis is dit artikel gewijd. „Fijn dat u ei allemaal bent, als onze handen en voeten. Zon der u kunnen wij wel schrijven, maar het werk zou weinig bete kenen". Zo begroette ds. G. P. Klijn de deelnemers aan de con tactdagen en conferenties van het Open Deurwerk. Door' deze woorden maakte hij het iedereen nog weer eens extra duidelijk, dat vooi hem het blad wel be langrijk was, maar dat de wer kers met „de Open Deur" een on misbare schakel in het werk be tekenden. Ds. Klijn is de man gewees: aan wie het gegeven was in de 25 jaar arbeid een eigen inzicht aan het blad-te geven. En hoe! Hij was een kunstenaar om met een voudige, trefzekere woorden het Woord te vertalen voor mensen van deze tijd. Hij wilde geen cli chés gebruiken, maar plaatste de actuele vragen van de wereld én de kerk in het licht van het Evangelie. Hij had daarvoor geen ingewikkelde formuleringen no dig en wist die woorden te kie zen, die bij een breed lezerspu bliek verstaan werden. Klijn wist door zijn contacten met de werkers in het land, hoe de bijdragen van hem en anderen overkwamen. Hij stond open cooi de mening en kritiek van zijn le zers. Hij nam ook de kritiek uit de kerk serieus en wanneer hij deze gerechtvaardigd vond, was hij bereid er rekening mee te houden. Een belangrijk voorbeeld daarvan is nog altijd het kerst nummer van 1953. Daarin was een reportage opgenomen: Psalm 23 gedanst door een Chinese dan seres, die opgeleid was door een joodse lerares. Toen er uit ver schillende gemeenten gereageerd werd: Maar dét gaat ons te ver. dat verspreiden wij niet, heeft Klijn gezorgd voor een nieuwe editie voor de bezwaarden met als vervangend artigel „Herders in de kunst". In de laatste jaren kwam er nogal wat kritiek op de brede sa menwerking in het blad en de re dactie. Immers toen gingen naast de Hervormden, Luthersen, Gere- formeerders ook de Rooms-Ka- tholieken medewerken. Toen er gereageerd werd door een aantal gemeenten: maar dat willen wij niet, heeft dit Klijn veel pijn ge daan, maar hij zette het samen spel dóór! Want hij was er van overtuigd, dat de ene Boodschap onmogelijk door verdeelde ker ken kon worden gebracht. Juist hij was de man, die zich met gro te kracht heeft ingezet voor het werk van de oecumene. Daarvoor wilde hij ook het blad gebruiken. Al tastend en zoekend was hij bezig te ontdek ken, waar de mogelijkheden la gen om gezamenlijk te getuigen. Daarbij had hij ook steeds weer de werkers van het „thuisfront" nodig. Om met hen al vragend, luisterend en meedenkend zi|B grote visie gestalte te kunnen ge ven in het leven van alle dag en in de eigen kerkelijke situatie. Klijn is zijn leven lang pastor gebleven met een apostolaire vi sie. Het apostolaat was voor hem het gesprek met de enkeling en de wereld, samen zoekend naar het Licht. Bij de uitvaart van deze Verbi Domini Minister, Dienaar van het Goddelijk Woord, werd gezongen een lied dat dt kracht was van waaruit hij werkte, zelfs toen het eigenlijk niet meer kon: U zij de glorie. Opgestane Heer! Dat was de Open Deur voor zijn leven en daarvan getuigde hij. Wika P. J. Jansen

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 13