Het christendom
in de Sovjet-Unie
OORDEEL NIET
LICHTVAARDIG
ONDER STALIN E N
De patriarch als spreekbuis
voor communistische politiek
voor het hart
ICL LULC!
Een voortrekker ging heen
1900 jaa r geleden
werd Jeruzalems
tempel verwoest
TOJB.
fÖTMuqv, 2l«rc (V)a* *909 roda
„PEAU MA
PABOHAH HAPtm
fis okohhgh!» ptfom tetóo/uai HHCxyccia
Alexej
Naar 1980
IN MEMORIAM
DS G. P. KLIJN
Chroestsjef
Een monddood gemaakt lichaam met
nog slechts de mogelijkheid tot het hou
den van erediensten binnen een toege
meten ruimte dat is voort een groot
deel de Russische kerk. Desondanks
moeten we als westerlingen met een to
taal andere geestelijke achtergrond niet
te gauw klaar staan met ons verwerpen
van de houding der officiële kerk. Er is
het „martelaarschap van de leugen"
uit allerlei gesprekken is me wel duide
lijk gebleken dat men er zich heel wel
van bewust is dat de mond wel eens an
dere taal spreekt dan het hart gelooft.
Zulks omdat men er vast van overtuigd is
alleen op deze wijze nog iets voor de
gelovigen te kunnen bereiken.
Maar is er een ander reëel alternatief
dan het echte martelaarschap? Inder
daad, verscheidene ondergrondse Ortho
doxe bewegingen riskeren dat en ook de
lagere geestelijkheid heeft geen vrede
met de bestaande situatie, vooral naar
mate men meer te maken krijgt met de
In het Westen gangbare opvattingen van
het kerk-zijn. Het verlangen bestaat naar
een kerk die kritisch moet en kan staan
ten opzichte van de haar omringende en
bedreigende ideologie. Maar dat dit bij
de ouderen minder aanslaat kan men
hun nauwelijks kwalijk nemen. De kerken
van de Rechtsgelovigen In Byzantium en
Oost-Europa zijn primair altijd instellingen
geweest die Gods lof verkondigden en
voor wie het gewone publieke leven veel
minder een uitdaging vormde dan voor
de protestantse kerken. „Christus op alle
terreinen des levens", is geen slagzin
voor het leven der kerken in het Oosten
er) is dat ook nooit geweest. Niet onder
de tsaren toen de Orthodoxe Kerk wel
liswaar meer invloed had, maar toch ook
in wezen een spreekbuis was van de
overheid waarom dan nu wel onder
het communistische regime?
Het hele probleem van de relatie tus
sen kerk en overheid dateert trouwens
niet van het revolutiejaar '17 en is ook
niet alleen-maar-Russisch. De hele kerk
geschiedenis door zijn er „laksen" ge
weest die het maar liever op een akkoor
dje gooiden met de niet-christelijke
overheid, en waren er de meer extremen
die van geen compromissen wilden we
ten. Wie zal over een van hen een ver
nietigend oordeel uitspreken? Ook al
mag men weten dat mijn voorkeur uitgaat
naar hen die zeer kritisch staan tegen
over de verregaande aanpassing aan de
Sowjet-voorwaarden onverschillig of
dat nu wel dan niet alleen maar voor de
vorm is en of het nu al dan niet met een
bloedend hart geschiedt! De kerk mag
nooit ontaarden in een functie van de
staat die haar zo heeft ingekapseld, dat
ze volmaakt „onschuldig" is geworden.
De befaamde Tsjechische theoloog Hro-
madka heeft weliswaar duidelijk gemaakt
dat het christendom erg werd vereenzel
vigd met het westerse kapitalisme, maar
dat geeft niet het recht de kerk nu te la
ten fungeren als het orgaan voor het af
kondigen van „vredesboodschappen", en
het leveren van kritiek op niet-communis-
tische „aggressoren". De ene dwaling is
niet minder erg dan de andere!
Daar komt bij dat de eisen der sowjets
onbeperkt doorgaan, omdat de kerken,
ook de vleugellamme Orthodoxe Kerk,
uiteindelijk een doorn in het oog zijn van
de atheïstische communisten. Elk -com
promis zal alleen een nieuwe beperking
uitlokken, want ook na vijftig jaar is de
leer van het Leninisme niet veranderd
alleen wijzigt zich de tactiek. Zo is als
recent zoethoudertje (in de pers breed
uitgemeten!) het opnieuw aan de Ortho
doxe Kerk toegestaan een eigen bijbel
en liturgieën te drukken. En ook vindt er
zo af en toe rehabilitatie plaats van een
destijds veroordeelde bisschop. Maar dit
alles veranderd in wezen niets aan de ver
houding tussen kerk en Kremlin. Daar
voor zou nodig zijn dat er een nieuwe
patriarch wordt gekozen die een nieuwe
koers durft te varen.
Het lijkt niet waarschijnlijk. Als de hui
dige metropoliet van Leningrad, Niko-
diem, oovolger wordt, is het niet aan te
nenien dat een meer kritische koers zal
worden gevaren, want hij is trouw disci
pel uit de school van Tychon, Sergej en
Alexej. Het enige wat hij zou kunnen pro
beren te veranderen is, dat er op de min
of meer officieel erkende Christenen
geen discriminatie wordt toegepast. Zij
zijn immers altijd nog onderworpen aan
allerlei maatschappelijke beperkingen,
kunnen bij voorbeeld geen promotie ma
ken en dergelijke.
Het is zeker niet alleen te wijten aan
geringe belangstelling dat de weinige
nog in gebruik zijnde kerken stampvol zit
ten met oude vrouwen en kinderen
niet met de jonge en volwassen mannen.
Kerkgang blijft een riskante zaak ook al
worden de erediensten nu niet meer di
rect gestoord door de atheïstische jeugd
beweging. Laten we ons toch niet blind
staren op een enkel verheugend bericht!
tKjUk-MMimEan msmiï una
j-.aaigs
f* pt-AU>KU<M ,Jlf. O HOT ap,*"
1 lli tl
-«JSiyrrfc sa«t>Haruf Brvttfnt, 49
v-v.
■&-
KöMO/IO bt» i'/j M. B«4.
Sl&at# 'vï HQ Bxöfc* jJJW
Drie foto's uit het Museum voor Godsdienst en Atheïsme, ingericht. blijvende ballingen van de Russische S.D.A.P. en met als onderwerp
in de vroegere O.L. Vrouw van Kazan-kathedraal te Leningrad. In Religie en de Arbeiderspartij". Rechts het borstbeeld van Lenin, ge-
het midden een affiche, daterend uit 1909, waarop een lezing wordt plaatst voor het decreet over de godsdienst uit 1918.
aangekondigd, te houden door kameraad Lenin, voor de in Parijs ver-
Vier namen hebben de strijd tussen de
Russisch Orthodoxe Kerk en de commu
nistische staat beheerst na die eerste, aan
weerszijden moeilijke jaren onder Lenin.
Tegenover elkaar hebben gestaan de ijze
ren dictator Stalin en de metropoliet, la
ter patriarch Sergej en na diens dood eerst
Stalin en later Kroestsjef tegenover de in
april jongstleden gestorven patriarch
Alexej. Misschien zullen sommigen oor
delen dat dat „tegenover elkaar" te sterk
is uitgedrukt de Orthodoxe Kerk is in
die jaren immers' vrijwel volledig mond
dood gemaakt en de patriarchen hebben
zich laten gebruiken als spreekbuis voor
de politiek der communistische leiders.
Maar bij een dergelijke be- of veroorde
ling past toch wel enige reserve het is
immers zeker niet uitgesloten dat de kerk
zich noodgedwongen heeft overgeleverd
aan het „martelaarschap van de leugen"
en in wezen toch vrij onberoerd door het
marxisme leeft in een soort van „innere
Migration". Dat ze zich uitspraken moet
getroosten waar ze zelf niet achter
staat, maar die ze bij gebrek aan alterna
tief moet uiten om op deze wijze nog
enigszins een kerkelijk leven te kunnen
leiden. Hoe dit ook zij, in dit verhaal hou
den we ons aan de feiten, de beoordeling
vindt u hiernaast.
We beginnen dit verhaal in 1925 als Ser
gej, de metropoliet van Nisjni-Novgorod
(het latere Gorski) een overeenkomst sluit
met Stalin. Hij belooft loyaliteit aan de
staat en af te zien van politiek pa
triarch wordt hij niet maar als „plaatsbe
kleder" wordt hij het feitelijke hoofd van
de kerk. Zijn toegeeflijkheid helpt echter
weinig. Stalin is bezig aan zijn eerste
Vijfjarenplan, waarbij hij krachtig de col
lectivisatie in de landbouw wil doorvoeren.
Hiertegen rijst verzet, dat zich volgens
de regering juist concentreert rondom
de kerkelijke centra en hun leiders, zodat
optreden van Stalin niet kan uitblijven.
Trouwens, de positie van de kerk is nog
veel te sterk voor de communisten, want
van de plm. 130 miljoen inwoners van de
Sovjet-Unie zijn er rond 1928 nog maar
pas een 10 miljoen werkelijke atheïsten,
terwijl de geboorten en begrafenissen nog
voor 60 procent kerkelijk worden begeleid!
Het gevolg is een aanval op de kerk over
een breed front: vele arrestaties op grond
van misdaden tegen de staat, de gebruike
lijke aanklacht bij alle religieuze proces
sen.
In 1929 kondigt Stalin de wet af óp de
„religieuze genootschappen", welke vroe
gere besluiten legaliseert: verplicht is de
registratie der godsdienstige culten, zonder
welke elke activiteit verboden is. Alleen
uitoefening van de eredienst in beperkte
zin wordt toegestaan en elke openbare ma
nifestatie blijft verboden evenals het ge
ven van godsdienstonderwijs door pries
ters. De heftigheid van de decreten werkt
echter averechts: de gelovigen worden
slechts versterkt in hun geloof en tende
ren meer naar het martelaarschap, terwijl
de niet-gelovigen eveneens afkerig raken
van de extreme methoden, uitgezonderd de
fanatieke jeugdbeweging der Komsomols
Stalin ziet zich zelfs genoodzaakt enige
matiging te betrachten vanaf 1930, omdat
te drastisch optreden „religieuze vooroor
delen opwekte en in de hand werkte". De
periode tot de nieuwe Sovjet-staatsrege
ling, de thans nog van kracht zijnde
grondwet van 1936, onderscheidt zich dooi
een betrekkelijke ontspanning, ook al
doordat de nadruk van de partijkoers lag
op de verwezenlijking van het socialisme
op alle fronten, zodat de houding t.o. de'
godsdiensten tijdelijk van de tweede orde
was.
In paragraaf 124 van de Grondwet
wordt nog eens duidelijk gesteld, dat er al
leen vrijheid is voor de religieuze cultus
(eredienst) en verder voor anti-godsdien
stige propaganda. Desondanks verbetert de
positie van de geestelijkheid enigszins. En
juist dit laatste is weer aanleiding voor
een nieuwe golf van terreur tijdens de pe
riode der Grote Zuivering, vooral nadat
een nooit gepubliceerde volkstelling uit
wees, dat het aantal gelovigen nog onrust
barend hoog was!
Onder de volkscommissaris van Binnen
landse Zaken, Ezjov, begint de tegenaan
val. Het oude principe, dat de godsdienst
door de betere economische omstandighe
den een natuurlijke dood zou sterven,
wordt losgelaten en in de partijkrant
Pravda wordt herinvoering van de oude
strijdmethoden geëist. Toch schijnt het, dat
de Sovjet-leiders een dubbelzinnige hou
ding aannemen, want in 1939 en 1940
wordt een directe grote aanval op de ker
ken afgelast en de week van 7 dagen weer
ingevoerd, met de zondag weer als vrije
dag.
Inmiddels is de tweede wereldoorlog uit
gebroken, die van beslissende betekenis zal
blijken voor heel de na-oorlogse relatie
tussen de staat en (vooral) de Orthodoxe
kerk. Tijdens de inval der Duitsers in 1941
legde metropoliet Sergej een vurige soloda-
riteitsverklaring af en de kerk schonk
grote bedragen voor tank-colonnes, die ge
noemd werden naar de veldheren-heiligen
Alexander Nevskij en Dimitri van de Don,
zulks in het kader van het onder Stalin
sterk opgelaaide patriottisme. Dit „natio-
nalistisch-communisme" sloot enigermate
meer aan bij de denkbeelden van de offi
ciële kerkleiders. Daar kwam bij, dat men
elkaar wederkerig nodig had: Stalin kon
de steun van de vele miljoenen godsdien-
stigen niet missen in zijn strijd tegen Hit-
Ier en Sergej had de hulp der Sovjets no
dig tegen de diverse schisma's die na zijn
loyaliteitsverklaring met het regime waren
ontstaan en die kennelijk meer aanhangers
omvatten, dan de loyale kerk wilde toege
ven.
Sergej's houding had tot gevolg, dat hij
in september door Stalin en Molotov werd
ontvangen en toestemming kreeg een con
cilie (1943) uit te schryven ter verkiezing
van een patriarch en een nieuwe Heilige
Synode. Zulks gebeurde en Sergej werd de
nieuwe patriarch. De nieuwe relatie werd
nog eens vastgelegd: ressorterend onder de
Raad van Ministers (Volkscommissarissen)
werden een Raad voor de Zaken der Or
thodoxe Kerk en een Raad voor de andere
„religieuze culten" ingesteld o.l.v. de be
faamde Karpov, waarin echter geen leden
der kerken zitting hebben. Praktisch voor
alle problemen moesten de kerken zich
voortaan wenden tot deze Raden, zodat
uiteindelijk de hoogste beslissingen niet
meer bij de kerken zelf lagen. In beginsel
is vanaf dit moment de orthodoxe kerk in
haar overigens altijd al zeer geringe
kritische functie uitgeschakeld en naar
buiten toe de spreekbuis van de regering
geworden.
Inmiddels was in 1944 patriarch Sergej
overleden en in februari 1945 werd als
nieuwe patriarch de in april jl. gestorven
Alexej gekozen. Hij is het geweest, die het
gelaat van de Orthodoxe Kerk gedurende
25 jaar heeft bepaald en haar prestige in
de wereld heeft verhoogd. Hij geldt ook
als een van de trouwste dienaren van het
Kremlin, die zich bv. fel keerde tegen de
Rooms-Katholieke kerk en het fascisme
en daarvoor een aantal concessies kreeg!
Hij is tevens de man, die een sterke oe
cumenische stimulans aan de Orthodoxie
heeft gegeven, door zijn kerk te betrekken
in het werk van de Wereldraad van Ker
ken. De keerzijde hiervan is, dat ook dank
zij hem de Wereldraad zijn karakter van
objectief wereldforum van kerken wel
eens veranderd zag in een orgaan, dat
dreigde betrokken te worden in de koude
oorlog door al dan niet terecht te
worden gezien als een handlanger van
Moskou.
Vanaf het eind van de oorlog tot de
dood van Stalin in 1953 geniet de Ortho
doxe Kerk in Rusland zekere voorrechten,
al is er van principiële erkenning geen
sprake; de taak blijft beperkt en in de
verhoudingen op het platteland overheerst
nogal eens de vooroorlogse intimidatiepo-
litiek. Wel gaat de ontwikkeling in zoverre
voort, dat de kerk steeds meer moet toege
ven voor de te verlmen concessies: de pa
triarch en metropolieten maken verre rei-
'.en, o.a. naar Jeruzilem en Damascus, en
verkondigen in polticis (maar mogelijk
met innerlijk voorb(houd) de partijpropa-
ganda, o.a. door steifce nadruk op het vre
delievende karakter van het communisme
en (wat later) de vffderflijke Amerikaan
se agressie.
niet minder goede burgers van het socia
listische vaderland waren! Tot omstreeks
1957 neemt het militante atheïsme dan ook
wat af en de kerk mag zelfs een nieuwe
bijbel en gebedenboeken laten drukken.
Alles leek de goede kant op te gaan, maar
de betrekkelijke stilte ging aan een nieuwe
storm vooraf.
Na een conferentie, waarop partij-ideo
loog Mitrn wijlen Stalin een slappe hou
ding inzake de religie had verweten, be
gonnen de aanvallen weer op een brede
basis: diverse atheïstische organen gingen
vlijtig aan het werk, o.a. het departement
voor atheïstische filosofie en de afdeling
godsdienstgeschiedenis van de Academie
van Wetenschappen, verder het genoot
schap „Znanje" (Kennis) en het tijdschrift
„Naüka i Religija (Wetenschap en Gods
dienst). In de periode van de ruimtevaart
kreeg men bovendien een aantal „sterke"
troeven in handen tegen de godsdienst: tij
dens de eerste ruimtevluchten van Gagarin
en Titov was er in het heelal niets van een
goddelijk wezen ontdekt! En inderdaad, in
deze periode hebben velen door de (quasi)
wetenschappelijke argumentatie de kerk
de rug toegekeerd.
Dit was nog niet genoeg, dus op allerlei
wijzen probeert de staat de religieuze be
hoeftebevrediging op te vangen, door o.a.
een soort van atheïstische „confirmatie" in
te voeren voor de jeugd, door het openen
van een „huwelijkspaleis", waarin ik een
weinig stijlvolle „dienst" bijwoonde in Le
ningrad enz. enz. Helaas ontbreekt het ten
dezen aan dat mystieke en emotionele ele
ment, dat velen in de kerk nog steeds vin
den, ook na 50 jaar communisme.
Naast de lichamelijke kwellingen, die de
kerk moest ondergaan, kwamen ook gees
telijke, zoals de felle antireligieuze propa
ganda van professor A. Osipov, voormalig
Oudtestamenticus van het theologisch se
minarium en de academie van Leningrad,
die na een lange periode van twijfel
volgens anderen was hij van meet af aan
al een agent van de communisten in
1959 brak met de kerk en daarna antigods
dienstige colleges en lezingen ging houden.
Dergelijke „bekeringen" werden in de Sov
jetpers enorm uitgebuit, wat o.m. blijkt
uit de publikatie van Osipovs „Catechis
mus zonder opsmuk", die uiterst fel was.
In het-„Tijdschrift van het patriarchaat
Moskou" moest over deze antireligieuze
campagnes worden gezwegen (want anders
werd er immers religieuze propaganda ge
maakt, wat bij de wet verboden is) en de
enige tegenmaatregel, die de kerk kon ne
men, was excommunicatie van de afval
ligen. Verder was ze totaal lamgelegd en
geheel aangewezen op de richtlijnen van
de Raad voor de Orthodoxe Kerk. De
macht en invloed der geestelijken werd zo
mogelijk nog verder beperkt, en hoewel het
tijdperk van Chroestsjev in de buitenland
se politiek een fase van dooi in de koude
oorlog en een vreedzame coëxistentie met
het kapitalisme scheen in te luiden, was er
van vreedzaam naast elkaar samenleven
van kerk en staat volstrekt geen sprake!
Onze berichten over deze periode zijn
nogal schaars, omdat alle nadruk valt op de
„grote politiek" maar dit mag ons niet tot
de nogal snel getrokken conclusie verlei
den, dat er in de binnenlandse verhoudin
gen evenzeer een liberaler koers was aan
gebroken.
Hoe is echter de gang van zaken na het
afzetten van Chroestsjev? Merkwaardig
genoeg lijkt het aanvankelijk, dat de posi
tie der kerk dragelijker wordt. Vanaf
1964 wordt zelfs kritiek geleverd op de
critici van de christenen.
Dezen zijn immer „eerlijke, harde wer
kers en bouwers aan het communisme", en
„het sluiten van kerken kweekt nog geen
atheïsten". Ondanks deze fraaie frasen
duurt de bestuurlijke druk echter voort,
waarbij de hoge kerkelijke leiders zich
nogal gewillig neerleggen, getuige de ook
in het Westen gepubliceerde kritiek op hun
uiterst loyale houding.
En het is niet zonder reden, dat deze kri
tiek op de toegeeflijkheid niet alleen van
leken komt, maar juist ook van de lagere
geestelijkheid. Er zijn zelfs diverse afge
scheiden groepen, zoals de orthodoxe on
dergrondse kerk, die zich de „Ware Ortho
doxe Christelijke Zwervers" noemen, en
waarvan we weinig meer weten, dan een
artikel in het communistische blad „We
tenschap en Godsdienst". Toch moeten er
nog veel van deze anti-patriarchale groe
pen in het geheim werkzaam zijn, zeer tot
ergernis van de officiële kerk, die door
haar eenheid denkt sterker te staan, maar
ook van de Sovjets, die pas via een cen
traal bestuurd en geregistreerd orgaan hun
straffe dwang op de kerk kunnen blijven
uitoefenen.
Om dat te bereiken, werden nog een
aantal nieuwe decreten uitgevaardigd, be
trekking hebbend op de scheiding van
ker ken staat, evenals een aantal, resolu
ties, die vooral betrekking hebben op de
vele sekten en niet-orthodoxe kerken, die
momenteel een groter „gevaar" vormen,
dat de numeriek veel grotere orthodoxe
kerk. waaraan de macht wel totaal ontno
men is. Desondanks bleef het de taak var
de laatste partijcongressen, „de religieuze
vooroordelen uit te roeien", vooral i.v.m
het straks aanbreken van het echte com
munisme geplanned in de jaren tachtig
waarbij volgens de theorie elke gods
dienst zal moeten zijn uitgestorven c.q. ge
liquideerd.
Zover is het in 1970 nog lang niet en als
we de cijfers enigszins mogen geloven,
dan telde in 1961 de Russische orthodoxe
kerk nog zo'n 30.000 kerkgebouwen en 30
miljoen gelovigen. Dit aantal is misschien
aan de hoge kant: het werd genoemd ter
gelegenheid van de toetreding tot de We
reldraad van Kerken, waarbij naar buiten
een nogal geflatteerd beeld van het leven
der kerken in de Sovjetstaat werd gewekt
Het karakter van de één is niet het karakter van
de ander. Gelukkig maar zou ik bijna zeggen, want
het is geweldig boeiend en interessant om mensen
met zoveel verschillende karakters te ontmoeten. Is
het niet verrassend en verrijkend om bij je eigen
kinderen te zien hoe ver ze uiteenlopen? En toch
zijn alle kinderen ons even lief.
Er zijn mensen, die altijd bezig zijn, die het geen
kwartier in hun stoel uithouden, die geen boek kun
nen uitlezen, die van vroeg tot laat actief zijn. An
deren zijn precies het tegenovergestelde: ze kunnen
ureri in hun stoel zitten te denken of te lezen, ze
hebben een wat teruggetrokken aard of in elk geval
een meer overpeinzende natuur.
In het leven en het hart van de christen moet er
ruimte zijn voor „overdenking". De één heeft er
van nature wat meer aanleg voor dan de ander
maar de werkelijke overdenking, waarover de dich
ter spreekt in deze psalm, moet door ieder gelovend
en biddend om de H. Geest geleerd worden.
Het gehalte van het geloofsleven zou stijgen, in
dien onze ziel vaker in stilte op God wachtte en
door overdenking van Zijn beloften en geboden
geestelijk nieuwe kracht opzamelde. Zoals de Israë
lieten elke morgen in de woestijn hun tenten verlie
ten om het manna te verzamelen als het voedsel
voor die dag, zo heeft het hart van de christen het
manna van Gods Woord nodig om dagelijks gesterkt
te worden, want de mens zal bij brood alleen niet
leven. Zoals Maria de woorden van de engel Gabriël
bewaarde en in haar hart overlegde, zo is het voor
het leven uit het geloof noodzakelijk om de woor
den Gods te overleggen.
De dichter van deze psalm kent de grote waarde
van deze activiteit (want werkelijk overdenken is
geen luieren, maar het is een werken met het
harten dat kost minstens zoveel inspanning als
werken met de handen). In het jachtige drukke en
volle leven van tegenwoordig gaat de meditatie, die
de verrijking en de verdieping vah het geloofsleven
bevordert, hoe langer hoe meer verloren. Er is een
toenemende behoefte aan recreatie in onze maat
schappij en vrijwel iedereen ondervindt aan den lij
ve hoe nodig het is er op zijn tijd eens uit te zijn.
Ik hoop, dat de vakantie ons inderdaad recreatie,
dat is: nieuwe verfrissende kracht heeft gebracht.
Maar wat we minstens zo hard nodig hebben, is de
recreatie voor ons hart: nieuwe geloofskracht, nieu
we versterking in Gods genade en trouw, verfris
sende blijdschap in de Heere. En deze recreatie voor
het hart vinden we op de weg van de overdenking,
in het stille bezig zijn met de dingen van Gods Ko
ninkrijk. In de meditatie stelt men zich open voor
de doorwerking van de H. Geest, in het onafgebro
ken jachten en jakkeren sluit men zich voor Hem
af.
Indien de vruchten aan de boom hangen, moet de
mens uitgaan om deze te plukken. De Schrift is een
boom vol vrucht, maar wanneer we niet op weg
gaan om deze te plukken, blijven we met lege han
den en met lege harten.
Het overdenken zal de dankbaarheid in het hart
doen toenemen omdat het ons bepaalt bij alwat God
voor ons en aan ons gedaan heeft. Het zal het zelf
vertrouwen steen voor steen afbreken, maar het
vertrouwen in Israëls God bekrachtigen. De dichter
verdiept zich in de bevelen van God. Hij weet dat
God, Die door Jezus Christus uit genade alles
schenkt voor dit leven en voor de toekomst, van ons
gehoorzaamheid verwacht. In het luisteren naar Zijn
stem ligt het ware licht, de echte blijdschap en de
onverwoestbare toekomst voor ons leven. En dat is
toch wel de moeite van het „overdenken" waard.
Veenendaal,
A. Terlouw.
Menige gelovige Israëliet zal dezer dagen bij
het betreden van de synagoge met nog meer
weemoed dan anders kijken naar die kale plek,
uitgespaard in de wand, en naar de daar bij ge
schreven Hebreeuwse woorden: Denkt aan de
verwoesting". Want dinsdag a.s. is het de 9e Av,
de dag waarop het 1900 jaar geleden is dat de
tempel te Jeruzalem door de Romeinse veldheer,
later keizer Titus, werd verwoest. Ook voor chris
tenen wel een dag om mee te gedenken.
Met Stalin was dt strijd tussen kerk en
staat niet beslecht, vant kort na zijn dood
verscheen een zo fe decreet, dat Chroest
sjev het in novembe' 1954 moest vervangen
door een gematigde edict, dat het bela
chelijk maken van gelovigen verbood en
de extreme maatrigelen wat verzachtte
met het argument, dat deze onjuiste be
handeling de gelovigen maar sterkte in
hun vooroordelen. )at had hij zuiver ge
zien, temeer daar a* tijdens godsdienstige
vervolgingen altijd gelovigen zijn, die het
martelaarschap ni<t schuwen en aldus
a.h.w. propaganda maken voor de goede
zaak. Tevens kon en vroeger gehanteerd
verwijt niet meer gelbruikt worden; de
kerk was nu vollelig (loyaal ten opzichte
van de staat en hetbleek, dat de gelovigen
Afgelopen woensdag hebben vele
'umderden vrienden aan het graf
gestaan van ds. G. P. Klijn, de man
die in heel Nederland bekendheid
heeft gekregen als redacteur van
het unieke evangelisatieblad „De
Open Deur" en de beziefer van een
soortgelijke radiorubriek. Aan zijn
nagedachtenis is dit artikel gewijd.
„Fijn dat u ei allemaal bent,
als onze handen en voeten. Zon
der u kunnen wij wel schrijven,
maar het werk zou weinig bete
kenen". Zo begroette ds. G. P.
Klijn de deelnemers aan de con
tactdagen en conferenties van
het Open Deurwerk. Door' deze
woorden maakte hij het iedereen
nog weer eens extra duidelijk,
dat vooi hem het blad wel be
langrijk was, maar dat de wer
kers met „de Open Deur" een on
misbare schakel in het werk be
tekenden.
Ds. Klijn is de man gewees:
aan wie het gegeven was in de 25
jaar arbeid een eigen inzicht aan
het blad-te geven. En hoe! Hij
was een kunstenaar om met een
voudige, trefzekere woorden het
Woord te vertalen voor mensen
van deze tijd. Hij wilde geen cli
chés gebruiken, maar plaatste de
actuele vragen van de wereld én
de kerk in het licht van het
Evangelie. Hij had daarvoor geen
ingewikkelde formuleringen no
dig en wist die woorden te kie
zen, die bij een breed lezerspu
bliek verstaan werden.
Klijn wist door zijn contacten
met de werkers in het land, hoe
de bijdragen van hem en anderen
overkwamen. Hij stond open cooi
de mening en kritiek van zijn le
zers. Hij nam ook de kritiek uit
de kerk serieus en wanneer hij
deze gerechtvaardigd vond, was
hij bereid er rekening mee te
houden. Een belangrijk voorbeeld
daarvan is nog altijd het kerst
nummer van 1953. Daarin was
een reportage opgenomen: Psalm
23 gedanst door een Chinese dan
seres, die opgeleid was door een
joodse lerares. Toen er uit ver
schillende gemeenten gereageerd
werd: Maar dét gaat ons te ver.
dat verspreiden wij niet, heeft
Klijn gezorgd voor een nieuwe
editie voor de bezwaarden met
als vervangend artigel „Herders
in de kunst".
In de laatste jaren kwam er
nogal wat kritiek op de brede sa
menwerking in het blad en de re
dactie. Immers toen gingen naast
de Hervormden, Luthersen, Gere-
formeerders ook de Rooms-Ka-
tholieken medewerken. Toen er
gereageerd werd door een aantal
gemeenten: maar dat willen wij
niet, heeft dit Klijn veel pijn ge
daan, maar hij zette het samen
spel dóór! Want hij was er van
overtuigd, dat de ene Boodschap
onmogelijk door verdeelde ker
ken kon worden gebracht. Juist
hij was de man, die zich met gro
te kracht heeft ingezet voor het
werk van de oecumene.
Daarvoor wilde hij ook het
blad gebruiken. Al tastend en
zoekend was hij bezig te ontdek
ken, waar de mogelijkheden la
gen om gezamenlijk te getuigen.
Daarbij had hij ook steeds weer
de werkers van het „thuisfront"
nodig. Om met hen al vragend,
luisterend en meedenkend zi|B
grote visie gestalte te kunnen ge
ven in het leven van alle dag en
in de eigen kerkelijke situatie.
Klijn is zijn leven lang pastor
gebleven met een apostolaire vi
sie. Het apostolaat was voor hem
het gesprek met de enkeling en
de wereld, samen zoekend naar
het Licht.
Bij de uitvaart van deze Verbi
Domini Minister, Dienaar van het
Goddelijk Woord, werd gezongen
een lied dat dt kracht was van
waaruit hij werkte, zelfs toen het
eigenlijk niet meer kon:
U zij de glorie. Opgestane
Heer!
Dat was de Open Deur voor
zijn leven en daarvan getuigde
hij.
Wika P. J. Jansen