JAPAN 1970
Te veel
mensen
op te weinig grond...
SOS
HERINNERINGEN AAN RHODOS 1949
Nieuwsgaring
of
amusement
NOTITIES VAN EEN JAPAN-REIZIGER
Israëliërs en Arabieren gaan weer onderbandelen
Vergiftigd
Ondergronds
Ouder en groter
Rhodos
Postbode
door
W. IN T VELD
TER OVERDENKING
Japanners buigen
veel en diep. Niet zomaar
even een knikje met het
hoofd. Nee, vanuit de heu
pen. Niet één keer, maar
vaak vele keren achter el
kaar, zowel bij de begroe
ting als bij het afscheid ne
men. Onderwijl praat men
door. Een van de vrouwe
lijke gidsen presteerde het
om telkens wanneer het ge
zelschap van 45 man de bus
uitkwam om een of andere
bezienswaardigheid te be
zoeken, voor iedereen te bui-
gen. ze smokkelde niet een
keer
Japanners hebben een
jassie voor reizen. Niet al
leen verplicht, om op het
werk te komen (soms is
men 5 uur per dag onder
weg), maar ook in de wei
nige vrije tijd, die men
heeft. Ook nu weer in
groepsverband. De leider of
leidster heeft dan een vlag
getje met het symbool van
de groep. Bij de beziens
waardigheden kun je op die
manier tientallen van die
groepen tegenkomen.
Alle hoofstraten in de
grote steden hebben vang
rails langs de stoepran
den. Je kunt oversteken op
de hoeken van de straten
wanneer 't voetgangerslicht
op groen staat. Maar hier
en daar treft men ook vlag
getjes aan, die aan sttoep-
rand in een houder staan.
Wil men oversteken, dan
wacht men een gunstig mo
ment af, steeks het vlagge
tje in de hoogte en steekt
over. Om tenslotte het
vlaggetje aan de overkant
weer in de houder te zet
ten. (Ik zou de computer
willen laten berekenen hoe
hoog de gemeentelijke
vlaggetjespost jaarlijks zou
bedragen als wij dat sys
teem in Nederland zouden
invoeren
De weg vinden in de
grote steden is een wan
hoop. Om te beginnen spre
ken de Japanners ondanks
alle verhalen daarover
geen of zeer slechts Engels.
Dat neem ik hun niet kwa
lijk, omdat die taal voor
hen zo vreemd moet zijn,
minstens zo vreemd als het
Japans voor ons. Maar las
tig is het wel. dat is één.
Vervolgens kent Tokio geen
straatnamen, maar woon
blokken, wijken en distric
ten enz. Een adres gaat er
dan zo uitzien: Jansen, P.
(in oosterse landen zet men
altijd de familienaam voor
op. Vergelijk Mao Tsje
toeng), 6,55 Nakano,
5-chome, Nakano-Ku, To
kio. De post komt aan.
Japanners lijken wat
op Engelsen. Wanneer
meer mensen moeten
wachten, gaan ze gedisci
plineerd queuën. Zou dat de
eilandpositie meebrengen?
Ter geruststelling van
de Amsterdamse autoritei
ten: ook Tokio heeft
Damslapersen niet zo
weinig ook.
Komende van Manilla, de hoofdstad
van de Philippijnen zag ik boven de Stille
Oceaan de zon opkomen. Dat is, vliegend
op ongeveer 10 km hoogte van overweldi
gende schoonheid. De ontroering over
zoveel moois bleef nog bij het zien van
de Fuji, Japans hoogste berg, ruim 3700
meter, een uitgewerkte vulkaan met een
geweldige krater. Wanneer je even later
door Tokio rijdt is de ontroering verdwe
nen en heeft plaats gemaakt voor de ver
bazing. Wat een stad! Je leest dan wel
in de gidsen, dat het een stad is van bijna
12 miljoen inwoners ('s werelds grootste
stad), maar er is geen verband in te bren
gen. Andere grote steden als New York,
Londen, Parijs enz. hebben een hart.
Maar Tokio bestaat uit verscheidene dor
pen en steden ter grootte van de provin
cie Utrecht. Het merkwaardige is dat er
geen sprake is van 'n oude en 'n nieuwe
stad; alles staat schots en scheef door
elkaar. De schitterendste gebouwen staan
tegen de afschuwelijkste krottenwijken
aan. Daar doorheen krioelt het verkeer
op alle tijden van de dag en de nacht.
Op het eerste gezicht is het een gekken
huis. Japan heeft een zeer bloeiende auto
industrie en er rijden naar schatting vijf
miljoen auto's. Het lijkt wel of het groot
ste gedeelte daarvan door Tokio raast. Be
halve de vaak brede verbindingswegen
tussen de verschillende wijken, zijn er de
bekende luchtwegen, soms 3 boven elkaar.
Er wordt met ware doodsverachting gere
den; link en rechts inhalen, „gaatjes prik
ken". zich niet storen aan de snelheidsbe
perking, over een ononderbroken streep
rijden allemaal zaken die een niet-
Japanner ogenblikkelijk opvallen.
Japan heeft een passie voor bouwen.
Met groot gemak breekt men oude, maar
ook nieuwe wijken af om die plaats te
laten maken voor allernieuwste wijken.
Mensen die een paar jaar uit Tokio weg
zijn geweest, verbazen zich elke keer weer
over het feit, dat zij hun oriëntatiepunten
kwijt zijn. Zelfs temidden van de crisisja
ren van de vijftiger jaren, is men doorge
gaan met bouwen. En hoe! Terwijl het
land geteisterd wordt door aardschokken,
soms zelfs door aardbevingen, durft men
het aan het hoogste gebouw ter wereld
neer te zetten. Het wordt een hotel van 48
verdiepingen en het is bijna klaar. De
hoogste toren van de wereld staat in To
kio: 332 meter hoog, in recordtempo ge
bouwd. Het is de Tokio-tower en behoort
aan de Nippon Television City Corporation.
De bouwtijd was van juni 1957 tot decem
ber 1958.
Op de toren heb je een mooi uitzicht over
de stad, maar je bemerkt ook hoe een stad
zichzelf kan vergiftigen. Industrieën en
auto's maken Tokio al bij tijd en wijle tot
een praktisch onleefbare stad. Het zal nog
erger worden als er niet snel maatregelen
worden genomen. Midden op de dag ont
staat hier en daar een verstikkende mist;
de stadslichten gaan dan aan, de auto's
ontsteken hun lampen. Het resultaat merk
je aan de honderden Japanners, die met
ooglappen lopen. Ook hebben velen last
met de ademhalingsorganen. Ik zag een
groot aantal mensen met lappen voor neus
en mond.
Aan de andere kant heeft de stad veel
fascinerends. Miljoenen zijn dagelijks on
derweg. De treinen en de ondergrondse
zijn op elk moment van de dag vol.
's Morgens en 's avonds zijn ze zo vol, dat
je wel sterke zenuwen moet hebben om
zo'n treinreis onder- of bovengronds mee
te maken. Je zit (hangt) er met twee, drie
keer zoveel haringen als er in een ton
gaan. De speciaal aangestelde duwers om
de trein nog wat voller te maken, doen
hun werk met overgave. Wanneer je bij
zo'n station staat te kijken heb je het ge
voel, dat een stadion uitgaat na afloop van
een interlandwedstrijd. Kortom, wat een
nieuw aangekomene in verwarring brengt,
is het oude en nieuwe tegelijk. De wolken
krabbers en de bamboehuizen, de brede
boulevards (soms met 8 rijstroken) en de
nauwe steegjes van 2 meter breed, waar
de luchtjes en de typische geluiden je te
gemoet komen.
Tokio is in deze eeuw twee keer voor
het grootste deel verwoest. De eerste keer
was in 1923 bij de castrofale aardbeving,
Waarbij tienduizenden Japanners zijn om
gekomen. Vervolgens gedurende de Twee
de Wereldoorlog toen Amerikaanse bom
bardementen de stad grotendeels ver
woestten, minstens zo erg als de atoom
bommen op Hirosjima en Nagasaki. Toen
is men zo onverstandig geweest de stad in
eerste instantie volgens het oude, middel
eeuwse patroon te herbouwen. Laksheid
en bureaucratie deden de rest, totdat bij
Omdat sommigen dit hebben verworpen, heeft hun geloof schipbreuk
geleden 1 Tinwtheüs 1 vs. I9h.
We kennen dit noodsein: S.O.S.: Save
our souls! Het is ontleend aan de zee
vaart. Nog altijd eist de zee haar tol.
Ook in onze tijd, ondanks alle moderne
hulpmiddelen van radar, radio en zo
meer. Storm, brand, verschuiven van
de lading, verborgen klippen, ze zijn
zeer reële gevaren. Om schipbreuk te
lijden.
Ook ons geloof kan schipbreuk lijden.
Kun je je geloof verliezen? Eigenlijk
moet ik vragen: Kan ik mijn geloof
verliezen? Het is een persoonlijke zaak.
Mijn antwoord is: Aan de ene kant:
nee. Aan de andere kant: ja.
Aan de ene kant: nee. Als ik bang
ben om het te verliezen, als ik in grote
strijd en aanvechting ben. dan mag ik
het weten: God laat niet varen wat
Zijn hand begon. Wat Hij begonnen
heeft brengt Hij ook tot een goed einde.
Hij zal het voor mij voleindigen, 't Is
trouw al wat Hij ooit beval, het staat
op recht en waarheid pal als op on-
wrikvare steunpilaren. Jezus zegt: „Mijn
schapen horen Mijn stem en zij volgen
Mij en niemand kan ze roven uit de
hand Mijns Vaders." Ook de Dordtse
leerregels spreken zo mooi daarover:
„Het is een leer die door het vlees niet
begrepen wordt, door de satan gehaat,
door de wereld bespot, door de onerva-
renen en de geveinsden misbruikt en
door de dwaalgeesten bestreden, maar
de bruid van Christus heeft haar altijd
als een schat van niet te waarderen
prijs, zeer teer bemind en standvastig
verdedigd." Wij mogen onze zekerheid
hebben in het Woord en de belofte van
God. Dat is voor ons een onfeibare
pleitgrond. Dus: nee. Ik kan mijn ge
loof, als het levend en echt is, niet weer
verliezen. God staat er zelf borg voor
als de overste Leidsman en Voleinder
van het geloof.
Kan ik mijn geloof verliezen? Aan de
andere kant zeg ik: ja. Het kan schip
breuk lijden als ik mijn goede geweten
overboord gooi. Als ballast. Als ik niet
echt geloof, maar slechts wat mee loop.
Als ik het niet zo nauw meer neem. Als
ik mijn geloof enkel opvat als een soort
levensverzekeringspolis om gedekt te
wezen tegen de kwade dag van het oor
deel. Maar het mijn leven niet beheerst
en regeert. Als ik niet nauwkeurig let
op de stem van mijn Heiland, maar
meer luister naar de stem van mijn ei
gen zin en lust. We lopen zo groot ge
vaar om ons geweten te sussen en het
zo nauw niet meer te nemen.
Het is zo verschrikkelijk. Het schip
van ons geloof voer zo vrolijk uit. Het
begon zo goed en zo mooi. Je kon als
kind zo enthousiast meezingen in de
kerk, je ging met zoveel vreugde naar
de kerk, je kon als man en vrouw zo
fijn samen bidden. Maar het is er nu
niet meer bij. Je hebt je eerste liefde
verlaten. Je veranderde innerlijk. Je
kwam in een ander milieu. Je kreeg
andere omgang. Het gevolg was dat je
geloofsleven verslapte. De bijbel bleef
dicht. Het gebed verkommerde. De
kerkgang kwijnde. En op 't laatst deed
je nergens meer aanv Je geloof heeft
schipbreuk geleden op 's levens zee.
Ook soms door tegenslag op tegenslag.
Je verloor het geloof in Gods liefde. Als
er een God van liefde is, zo bal je de
vuist, dan kon Hij me dit toch niet
aandoen. Je wilt niets meer van kerk
en geloof weten. Je geloof heeft schip
breuk geleden op de harde klippen van
de levenszee. Omdat de wind tegen
was.
Wie meent te staan zie toe dat hij
niet valle. Zeg nooit: dat zal mij niet
gebeuren. Eer we het weten vallen we
in de strikken van de satan. Het gaat
zo langzaam aan. Het begint met het
niet al te nauw nemen van sommige
dingen onder het motto: Het
zit hem toch niet in het kerkgaan. Als
je maar gelooft! En ik geloof toch! Ja,
nog wel. Straks is ook dat weg. Dan
geloof je het wel. Bijbellezen? Het zit
hem daar toch ook niet in. We weten
wel wat er in de bijbel staat. We weten
wel hoe we moeten leven. Het bijbelle
zen is ook maar een dode vorm. Bid
den? Het zit hem daar toch ook niet in.
Vroeger zei je zo eerbiedig je gebedje
op, maar nu ben je daar te groot voor
geworden. God weet overigens wel wat
we nodig hebben. Een 't komt toch zo
als het wezen moet. Waarom zou ik
bidden?
En zo is het niet alleen met de vor
men, maar met ons hele leven. Vroeger
hadden we zo'n afkeer van vrienden
die het niet al te nauw namen met de
eerbaarheid tegenwoordig zijn we
zelf aan de hartstocht uitgeleverd.
Vroeger brachten we een gulden die we
vonden eerlijk naar de politie, tegen
woordig drukken we rustig enige dui
zenden achterover die de staat toeko
men.
Vraag u eens af: Ben ik soms ook
Ga de koers van uw leven eens na.
bezig geestelijk schipbreuk te lijden?
Neem Jezus weer aan boord als u goede
geweten. Hij staat aan de over van de
levenszee. Hij bidt voor ons dat ons
geloof niet zou ophouden. Leef nauw
met Hem. Dan vaart uw levensscheep-
ke een veilige koers en hebt u 't veilig
strand voor 't oog!
Amerongen Ds. G. Kaastra.
de voorbereiding van de Olympische Spe
len van 1964 bleek, dat bij de toen reeds
bestaande verkeerschaos men de stadions
nooit zou kunnen bereiken, te meer daar
men de stadions midden in de stad had
gepland. Van dat moment dateren de enor
me aëro-wegen. Met de laksheid en de bu
reaucratie was het toen in één keer ge
daan en hele stadswijken verdwenen om
plaats te maken voor nieuwe.
Wat daarbij opvalt is, dat de bouwwoede
nog maar amper begonnen lijkt en het
verkeer verder niet hindert. Men werkt
namelijk hoofdzakelijk 's nachts. Overdag
gaan er ijzeren platen over de reconstruc
ties. In de acht dagen, dat ik links en
rechts door Tokio gereden ben, heb ik niet
één wegomlegging gezien! Op die manier,
wordt ook het metronet uitgebreid. Op dit
moment bezit de stad een net van ruim
100 km en 70 km is in aanleg. Vóór 1975
moet het over 200 km metrolijn beschik
ken, die dagelijks zes miljoen mensen
kunnen verwerken.
Japan is anderhalf maal zo groot als En
geland, maar heeft ongeveer 105 miljoen
inwoners. Het „vervelende" evenwel is,
dat 85 pet. uit bergen bestaat, dus niet te
bewonen of te bebouwen. Daarom persen
de menigten zich samen in een aantal gro
te steden. Tokio verwacht tegen 1985 der
tig miljoen inwoners. Men heeft het daar
om behalve in de hoogte ook in de grond
moeten zoeken. De prijs per vierkante me
ter is in Tokio de hoogste ter wereld; de
wolkenkrabbers hebben daarom ook een
aantal etages ondergronds. Parkeergarages,
kantoren, restaurants, winkels enz. zijn er
gevestigd.
Een grappig en zeer Japans detail: som
mige van de onderaardse bedrijven bieden
aan hun personeel (bijna geheel bestaande
uit meisjes) gratis vitaminengebruik een
voedende crème voor de kleur en kunst
matige middelen om bruin te worden!
Met het probleem van een teveel aan
mensen en gebrek aan grond hebben de
Japanners al leren leven. Ze hebben trou
wens geen keus. Verontruste vragen van
Europeanen over hoe dat nu moet in de
toekomst, worden glimlachend wegge
wuifd. Mijn hotelkamer in Tokio had geen
vensters; waarom zouden die nodig zijn
als je kunstlicht hebt. Veel gebouwen heb
ben geen ramen meer. De Japanner is er
van overtuigd dat de kunstmatige zon veel
gezonder is dan de echte.
Wij vragen ons verbijsterd af, waar het
dan met de natuur en het individuele van
de mens heen moet. De Japanner heeft, zo
lijkt het althans, met die twee reeds afge
rekend. Hij heeft het collectieve bestaan^
aanvaard. In ruim drie uur reed jk met de
express-trein van Tokio naar Osaka, een
afstand van ongeveer 550 km. Wat je on
derweg ziet zijn fabrieken, steden, dorpen
met hier en daar wat rijstvelden er tussen
door. Het zal niet lang meer duren of die
hele streek langs de kust is één grote stad
met 60 miljoen inwoners.
Alsof dit alles nog niet voldoende is, is
men begonnen met de bouw van fabrieken
in en boven het zeewater. Ook het laden
en lossen van schepen gebeurt steeds meer
langs kunstmatige kaden in zee.
Intussen gaat de trek naar de steden door.
Bij de bevolkingsexplosie komt het pro
bleem van de bevolkingsverplaatsing. Hoe
wel Japan het laagste geboortecijfer va»
de wereld heeft, groeit de bevolking snel.
Door verbeterde leef- en voedingsgewoon
ten wordt de Japanner veel ouder (gemid
deld vplm. 70 jaar). Op grote schaal wordt
propaganda gemaakt voor geboorterege
ling en abortus is wettelijk toegestaan. De
geboortegolf van na de oorlog begint nu
evenwel door te werken. Het zijn met na
me deze jongeren, die met zoveel hartstocht
het nieuwe accepteren. Voor hen bestaat
er geen goede oude tijd; zij doen er in
geen geval sentimenteel over. Zij voelen
zich thuis in dit gemechaniseerde land.
Behalve dat de Japanner ouder wordt,
wordt hij ook langer. Na de Meidzji-restau-
ratie in 1868, het begin van het moderne
Japan is hij meer vlees en melk gaan ge
bruiken. Overigens is de Japanner in onze
ogen nog klein van stuk. Dat merk ik da
gelijks, want met m'n 1.80 meter moet ik
vaak gebukt gaan en/of stoot ik om de
haverklap m'n hoofd. Daarbij is het ken
nelijk de gewoonte om het de mensen las
tig te maken, want de dorpels zijn nu juist
weer hoog, soms zelfs erg hoog. Een en
ander bevordert het doen van vele gym
nastische oefeningen. De Japanner vergist
zich omgekeerd in onze lengte. Een ver
keerde berekening heeft ertoe geleid, dat
voor de openingsplechtigheid van de EX
PO aanvankelijk te veel personen waren
uitgenodigd. Men was hier uit gegaan van
de ruimte, die een Japanner nodig heeft:
40 x 40 cm. Men vergat, dat buitenlanders
doorgaans wat forser zijn gebouwd en
vaak 50 x 50 cm nodig hebben. Het aantal
genodigden moest derhalve van 1200 tot
700 worden teruggebracht.
Dit soort berekeningen worden door de
computer gedaan, daar is men verzot op.
Men heeft op die manier het aantal kinde
ren dat op de EXPO ouders kwijtraakt,
berekend, het aantal zakkenrollers en
prostituees uit binnen- en buitenland, dat
de tentoonstelling aantrekt worden u des
gewenst keurig op papier gegeven. Toch
zijn de Japanners spreekwoordelijk eerlijk.
Zij hebben die naam, maar het is toch leuk
die eerlijkheid zonder veel risico's te toet
sen. U laat bijvoorbeeld in een winkel 10
yen (10 cent) liggen. Het zal u op straat
worden nagebracht. Een van de deelneem
sters van de reis verloor haar portemon-
naie met veel geld erin. Hij was op het
politiebureau terugbezorgd.
Zo is het wel: op zondagavond gaan zo'n paar mil
joen Nederlanders er eens gemakkelijk voor zitten:
Studio Sport op de televisie. Met koffie of het bier
glas binnen handbereik al naar gelang van smaak
en seizoen wordt in de luie stoel de sport van
het afgelopen weekeinde bekeken. Tenminsteal«
het voetbal is. Want voor veruit de meesten is er
maar één sport de moeite(?) van het kijken waard en
dat is voetbal. Daarover gaan ze de rest van de
zondagavond en de hele maandagochtend op het
werk nog eens uitvoerig nakaarten. En dat kan. Want
via de televisie zijn ze er op vele velden zelf bij
geweest. Gratis de tv. de almachtige Nederlandse
Omroep Stichting heeft immers het toegangskaartje
betaald!
Deze zondag zal het niet zo zijn waarschijnlijk (Want
je kunt in het contact NOS-KNVB nooit van tevoren
weten wat er zal gebeuren de ervaringen van vele
voetbaluitzendingen-op-het-nippertje hebben dat
wel geleerd!). De KNVB is van oordeel dat de kwart
miljoen gulden die de NOS het vorig jaar heeft neer
geteld ter betaling van het tv-entreebewijs van die
miljoenen kijkers op iedere zondagavond, niet meer
is dan een fooi. En vraagt nu driekwart miljoen gul
den. Waarom het driedubbele? „Dat is de kostprijs"
zegt de KNVB. En dat is even grote nonsens als de
stelling dat de NOS eigenlijk helemaal niet zou be
hoeven te betalen omdat het „journalistieke recht op
vrije nieuwsgaring" dit zou rechtvaardigen.
Daarmee zitten we dan wel midden in de problematiek.
Natuurlijk is dit in de eerste plaats een koehandel
tussen deze beide machtige lichamen het gaat om
de centjes. Maar veel belangrijker is toch eigenlijk
de principiële vraag of die voetbalflitsen van de zon
dagavond gerekend moeten worden tot het nieuws
dat de sport-journalistieke medewerkers van de NOS
voor hun klkers vergaren, dan wel of ze
gerekend mogen wordentot het begrip amusement.
Wij zijn geneigd tot het laatste: voor de miljoenen zijn
deze voetbalflitsen geen nieuws maar een stukje
show, een kijkspel dat de zondagavond opluistert. De
uitslagen kennen ze al want ze hebben 's middags
bij de radio hun totoformulier al nagekeken. Wat ze
van de televisie nog willen is de show. Anderssoortig
amusement als bijvoorbeeld het optreden van Toon
Hermans of een operagezelschap of een geliefde
popgroep maar wél amusement. Alleen zijn nu de
voetballers de (door hun clubs duur betaalde!)arties-
ten, van wie verwacht wordt dat zij hun kunst leve
ren voor hun publiek. En dat publiek zijn de mensen
die aan de poort van het stadion hun toegangskaar
tje hebben gekocht en betaald. Precies zoals de
mensen voor een show van Toon betalen of voor een
beat-happening. En in die zalen wordt de televisie
toch ook niet gratis toegelaten om het publiek in de
huiskamer eens uitgebreid te laten meegenieten!
Daar staat wel iets anders tegenover: de vraag of
de wijze waarop Studio Sport de flitsen in de huiska
mer brengt inderdaad voldoende ruimte biedt aan
het show-element? Of de redactie van Studio Sport
niet te vaak tussen twee stoelen in gaat zitten: de
nieuwsgaring en de show. En hier komt dan eindelijk
de smaak van de kijker in het geding: of de wijze
waarop Studio Sport het voetbal in de huiskamer
brengt beantwoordt aan de smaak en de behoefte
van het publiek? Dat betwijfelen we namelijk. We
zijn er vast van overtuigd dat heel veel mensen
graag op zo'n zondagavond een hele wedstrijd zou
den willen zien en dan liefst zonder dat ze de uitslag
al weten (onze oosterburen kennen dat kunstje be
ter!). Dat behoeft niet zo heel veel meer zendtijd te
kosten want het nieuwselement dat de NOS er nu
nog zo rijkelijk in tracht te verwerken, is voor de
meeste kijkers „oud nieuws"! En de NOS heeft op
haar beurt gelijk als men voor deze „nieuwsaanpak"
een bedrag van drie ton een zeer behoorlijke betaling
vindt.
Misschien kan dit de conclusie zijn. De KNVB zegt:
„Het is een show en daarvoor moet betaald worden"
ten onrechte want het is geen show! De NOS
erkent dat showelement wel een beetje maar ziet er
toch een groot stuk nieuwsgaring in. Terwijl de kij
ker het liefst die show zou willen zien. Welnu, als het
om die kijker gaat en dat betoogt iedereen!'
geef hem dan zijn zin. Dan zal de KNVB heel wat
aan zijn toestemmingsbeleid voor uitzendingen moe
ten dokteren..en zal de NOS heel wat meer moeten
gaan betalen. Maar er wwordt voor heel wat slechter
amusement heel wat meer betaald. We zijn de ei-
gen-produktie Floris nog niet vergeten!
Dank zij Amerikaanse initiatie
ven en Russische druk op de naar
het Kremlin luisterende Arabieren
welke bedoelingen de Russische
leiders daarmee ook mogen hebben
is het tot een wapenstilstand
gekomen tussen Israël en zijn Ara
bische vijanden. Een wapenstil
stand die natuurlijk zo af en toe zal
worden geschonden en waaraan de
Palestijnse guerrilla's zich niet wen
sen te houden het zal dan ook
zeker niet zo zijn dat de wapens de
komende weken geheel en al zuller
zwijgen.
Volgende stap zal (moeten) zijn
dal er gepraat wordt. Waarover?
„Over vrede", zegt Israël, „waarbij
het uitgangspunt zal moeten zijn dat
de staat Israël bestaat en zal blijven
bestaan". Maar de tegenstanders:
„Er kan nog geen sprake zijn van
praten over vrede eerst ontrui
men en verder zal het lot van de
vele honderdduizenden Palestijnse
ballingen op het programma moeten
staan. Deze mensen hebben recht op
zelfbeschikking en dat moet eerst
gehonoreerd worden!" Wat dat bete
kent is niet helemaal duidelijk
het houdt in ieder geval de moge
lijkheid open dat de arabieren de
Israëlische grond kunnen opeisen
voor deze Palestijnen. En dat is een
heel ander uitgangspunt dan het Is
raëlische!
Dit alles is niet nieuw. Ook in
1949 verkeerde men in dezelfde si
tuatie. Ook toen had ir en lange tijd
directe onderhandelingen geweigerd
en ook toen was de zwaarste eis van
alle het ontruimen van de bezette
gebieden.
Die besprekingen hadden plaats
op het eiland Rhodos. En het is met
de gedachte daaraan dat de Israë
liërs ditmaal met grote hardnekkig
heid hebben gepleit voor het eiland
Cyprus als plaats van de komende
onderhandelingen. Ze hadden daar
plausibele redenen voor: Cyprus ligt
een uur vliegen van de hoofdsteden
der onderhandelende staten af, zodal
het plegen van overleg door de on
derhandelaars met hun respectieve
regeringen geen tijdrovende
bezigheid behoeft te zijn. Maar het
meest van alles was het pleiten voor
Cyprus een gevoelskwestie: herin
neringen aan de besprekingen van
1949, toen onder, leiding van VN-
diplomaat Ralph Bunche. En als
men het verhaal van deze onderhan
delingen naleest kan men zich de
voorliefde van Israël begrijpen en
de tegenzin tegen het „neutrale ter
rein" van de Ver. Naties in New
York, waarvoor zowel Arabieren als
Oe Thant en Amerika geporteerd
waren.
Kort na de stichting van de staat
Israël en de daaruit voortvloeiende
veldtocht tegen de Arabische buur
staten, verzocht Israël om recht
streekse onderhandelingen precies
zoals dat nu het geval is. Maar net
ais nu wijzen de Arabische buursta
ten dit af: de Arabische Liga gaf te
verstaan dat zij „een bende als de
pseudo-regering van Israël die geen
enkel internationaal statuut be
zit" niet wenste te erkennen. Voor
VN-bemiddelaar Bunche geen hoop
vol uitgangspunt!
Het kwam er toch van: op 12 ja-
ïuari 1949 begonnen op Rhodos de
besprekingen. En zie, dit was het
bericht dat het persbureau Reuter
op 24 februari 1949 de wereld in
einde:
„Gisteravond knalden de kurken
der champagneflessen op een fuif
die door de Palestijnse bemidde
laar Ralph Bunche was aangebo
den om de ophanden zijnde on
dertekening van de Israëlisch-
Egyptische wapenstilstandovereen
komst te vieren. In diezelfde Gele
Zaal waar de vroegere vijanden hun
historische documenten zullen
gaan tekenen, stonden Joden en
Egyptenaren met elkaar te praten
alsof er nooit een oorlog tussen
hen had bestaan. In een hoek zat
de Egyptenaar Sifeldin met de Is
raëliër Yadin te discussiëren over
hun diverse manoeuvres in de Ne-
gev-woestijn alsof het een voet
balwedstrijd betrof. Tegen het
eind van de avond begaf men zich
naar de speelkamer waar tussen
de gemengd Israëlisch-Aarabische
delegaties tafeltennis- en biljart
wedstrijden werden georgani
seerd."
Hoe was dit alles mogelijk? Het
^peelde immers in een tijd toen de
gemoederen zo mogelijk nog verhit-
tei waren dan thans. Ten bewijze:
toen de Israëliërs het hotel op Rho
dos binnen kwamen waar onderhan
deld zou worden, wendden de Egyp
tenaren demonstratief het hoofd af!
•De zaak zat zo. De Israëlische en
de Arabische delegatie verbleven in
hetzelfde hotel. De eerste etage werd
bewoond door bemiddelaar Bunche
en zijn staf, de tweede door de Is
raëliërs en de derde door de Egypte
naren. Oorspronkelijke opzet was dat
Ralph Bunche als een soort postbode
zou fungeren. Beide partijen zouden
hem hun verlangens en eisen voor
leggen die hij dan met de tegenpar
tij moest bespreken, hun antwoord
vernemen en dat dan weer over
brengen. Nogal tijdrovend als men
in hetzelfde hotel zit en niet bepaald
een methode die de weg naar vrede
lijkt te effenen!
Tot de dag kwam waarop Eliahoe
Sassoon, de huidige Israëlische mi
nister van politie die als vertaler
deel uitmaakte van de Israëlische
delegatie, de trap afdaalde in hotel
des Roses, bij Bunche binnenstapte
er: om een nadere uitleg vroeg van
een Egyptische mening. Het ant
woord van Bunche moet ongeveer zo
hebben geluid: „Dat weten de Egyp
tenaren zelf het beste, als u het we
ten wilt belt u hen maar op!" En
Sassoon, die vloeiend Arabisch
sprak, deed dat en van die dag af
overlegden Egyptenaren en Israë
liërs rechtstreeks met elkaar met als
voertaal Frans of Engels. Bunche
was boodschappenjongen af!
Over deze Bunche gaat de volgen
de anekdote. Toen de besprekingen
over de uiteindelijke grenzen van
Israël hem te lang gingen duren liet
hij op potscherven twee tekeningen
maken van de Israëlische grens met
oe Sinaï. Daarop liet hij de leiders
van de delegaties bij zich komen en
zei: „Voor ieder van de delegatie
heb ik zo een kaart gemaakt als
herinnering als spoedig overeen
stemming wordt bereikt. Als 't ech
ter te lang duurt dan breek ik de
scherven op jullie hoofd!" Het heeft
niet lang geduurd! Bij het feest van
de ondertekening lieten de Egypte
naren speciaal voor de Israëliërs
Arabische lekkernijen komen van
Groppi, de beroemde banketbakker
uit Cairo...
Dat is het verhaal van Rhodos
het verhaal van het succes der per
soonlijke contacten. Men kan zich
voorstellen dat Israël liever Cyprus
had gehad als onderhandelings
plaats, want dat het zo ook in het
statige VN-gebouw in New York zal
kunnen gaan lijkt welhaast uitgeslo
ten. Er moet trouwens wel aan toe
gevoegd worden: Rhodos heeft wel
een wapenstilstand gebracht maai
de vrede is er niet tot stand geko
men. En dat is wel de bedoeling!