JAPAN 1970 Te veel mensen op te weinig grond... SOS HERINNERINGEN AAN RHODOS 1949 Nieuwsgaring of amusement NOTITIES VAN EEN JAPAN-REIZIGER Israëliërs en Arabieren gaan weer onderbandelen Vergiftigd Ondergronds Ouder en groter Rhodos Postbode door W. IN T VELD TER OVERDENKING Japanners buigen veel en diep. Niet zomaar even een knikje met het hoofd. Nee, vanuit de heu pen. Niet één keer, maar vaak vele keren achter el kaar, zowel bij de begroe ting als bij het afscheid ne men. Onderwijl praat men door. Een van de vrouwe lijke gidsen presteerde het om telkens wanneer het ge zelschap van 45 man de bus uitkwam om een of andere bezienswaardigheid te be zoeken, voor iedereen te bui- gen. ze smokkelde niet een keer Japanners hebben een jassie voor reizen. Niet al leen verplicht, om op het werk te komen (soms is men 5 uur per dag onder weg), maar ook in de wei nige vrije tijd, die men heeft. Ook nu weer in groepsverband. De leider of leidster heeft dan een vlag getje met het symbool van de groep. Bij de beziens waardigheden kun je op die manier tientallen van die groepen tegenkomen. Alle hoofstraten in de grote steden hebben vang rails langs de stoepran den. Je kunt oversteken op de hoeken van de straten wanneer 't voetgangerslicht op groen staat. Maar hier en daar treft men ook vlag getjes aan, die aan sttoep- rand in een houder staan. Wil men oversteken, dan wacht men een gunstig mo ment af, steeks het vlagge tje in de hoogte en steekt over. Om tenslotte het vlaggetje aan de overkant weer in de houder te zet ten. (Ik zou de computer willen laten berekenen hoe hoog de gemeentelijke vlaggetjespost jaarlijks zou bedragen als wij dat sys teem in Nederland zouden invoeren De weg vinden in de grote steden is een wan hoop. Om te beginnen spre ken de Japanners ondanks alle verhalen daarover geen of zeer slechts Engels. Dat neem ik hun niet kwa lijk, omdat die taal voor hen zo vreemd moet zijn, minstens zo vreemd als het Japans voor ons. Maar las tig is het wel. dat is één. Vervolgens kent Tokio geen straatnamen, maar woon blokken, wijken en distric ten enz. Een adres gaat er dan zo uitzien: Jansen, P. (in oosterse landen zet men altijd de familienaam voor op. Vergelijk Mao Tsje toeng), 6,55 Nakano, 5-chome, Nakano-Ku, To kio. De post komt aan. Japanners lijken wat op Engelsen. Wanneer meer mensen moeten wachten, gaan ze gedisci plineerd queuën. Zou dat de eilandpositie meebrengen? Ter geruststelling van de Amsterdamse autoritei ten: ook Tokio heeft Damslapersen niet zo weinig ook. Komende van Manilla, de hoofdstad van de Philippijnen zag ik boven de Stille Oceaan de zon opkomen. Dat is, vliegend op ongeveer 10 km hoogte van overweldi gende schoonheid. De ontroering over zoveel moois bleef nog bij het zien van de Fuji, Japans hoogste berg, ruim 3700 meter, een uitgewerkte vulkaan met een geweldige krater. Wanneer je even later door Tokio rijdt is de ontroering verdwe nen en heeft plaats gemaakt voor de ver bazing. Wat een stad! Je leest dan wel in de gidsen, dat het een stad is van bijna 12 miljoen inwoners ('s werelds grootste stad), maar er is geen verband in te bren gen. Andere grote steden als New York, Londen, Parijs enz. hebben een hart. Maar Tokio bestaat uit verscheidene dor pen en steden ter grootte van de provin cie Utrecht. Het merkwaardige is dat er geen sprake is van 'n oude en 'n nieuwe stad; alles staat schots en scheef door elkaar. De schitterendste gebouwen staan tegen de afschuwelijkste krottenwijken aan. Daar doorheen krioelt het verkeer op alle tijden van de dag en de nacht. Op het eerste gezicht is het een gekken huis. Japan heeft een zeer bloeiende auto industrie en er rijden naar schatting vijf miljoen auto's. Het lijkt wel of het groot ste gedeelte daarvan door Tokio raast. Be halve de vaak brede verbindingswegen tussen de verschillende wijken, zijn er de bekende luchtwegen, soms 3 boven elkaar. Er wordt met ware doodsverachting gere den; link en rechts inhalen, „gaatjes prik ken". zich niet storen aan de snelheidsbe perking, over een ononderbroken streep rijden allemaal zaken die een niet- Japanner ogenblikkelijk opvallen. Japan heeft een passie voor bouwen. Met groot gemak breekt men oude, maar ook nieuwe wijken af om die plaats te laten maken voor allernieuwste wijken. Mensen die een paar jaar uit Tokio weg zijn geweest, verbazen zich elke keer weer over het feit, dat zij hun oriëntatiepunten kwijt zijn. Zelfs temidden van de crisisja ren van de vijftiger jaren, is men doorge gaan met bouwen. En hoe! Terwijl het land geteisterd wordt door aardschokken, soms zelfs door aardbevingen, durft men het aan het hoogste gebouw ter wereld neer te zetten. Het wordt een hotel van 48 verdiepingen en het is bijna klaar. De hoogste toren van de wereld staat in To kio: 332 meter hoog, in recordtempo ge bouwd. Het is de Tokio-tower en behoort aan de Nippon Television City Corporation. De bouwtijd was van juni 1957 tot decem ber 1958. Op de toren heb je een mooi uitzicht over de stad, maar je bemerkt ook hoe een stad zichzelf kan vergiftigen. Industrieën en auto's maken Tokio al bij tijd en wijle tot een praktisch onleefbare stad. Het zal nog erger worden als er niet snel maatregelen worden genomen. Midden op de dag ont staat hier en daar een verstikkende mist; de stadslichten gaan dan aan, de auto's ontsteken hun lampen. Het resultaat merk je aan de honderden Japanners, die met ooglappen lopen. Ook hebben velen last met de ademhalingsorganen. Ik zag een groot aantal mensen met lappen voor neus en mond. Aan de andere kant heeft de stad veel fascinerends. Miljoenen zijn dagelijks on derweg. De treinen en de ondergrondse zijn op elk moment van de dag vol. 's Morgens en 's avonds zijn ze zo vol, dat je wel sterke zenuwen moet hebben om zo'n treinreis onder- of bovengronds mee te maken. Je zit (hangt) er met twee, drie keer zoveel haringen als er in een ton gaan. De speciaal aangestelde duwers om de trein nog wat voller te maken, doen hun werk met overgave. Wanneer je bij zo'n station staat te kijken heb je het ge voel, dat een stadion uitgaat na afloop van een interlandwedstrijd. Kortom, wat een nieuw aangekomene in verwarring brengt, is het oude en nieuwe tegelijk. De wolken krabbers en de bamboehuizen, de brede boulevards (soms met 8 rijstroken) en de nauwe steegjes van 2 meter breed, waar de luchtjes en de typische geluiden je te gemoet komen. Tokio is in deze eeuw twee keer voor het grootste deel verwoest. De eerste keer was in 1923 bij de castrofale aardbeving, Waarbij tienduizenden Japanners zijn om gekomen. Vervolgens gedurende de Twee de Wereldoorlog toen Amerikaanse bom bardementen de stad grotendeels ver woestten, minstens zo erg als de atoom bommen op Hirosjima en Nagasaki. Toen is men zo onverstandig geweest de stad in eerste instantie volgens het oude, middel eeuwse patroon te herbouwen. Laksheid en bureaucratie deden de rest, totdat bij Omdat sommigen dit hebben verworpen, heeft hun geloof schipbreuk geleden 1 Tinwtheüs 1 vs. I9h. We kennen dit noodsein: S.O.S.: Save our souls! Het is ontleend aan de zee vaart. Nog altijd eist de zee haar tol. Ook in onze tijd, ondanks alle moderne hulpmiddelen van radar, radio en zo meer. Storm, brand, verschuiven van de lading, verborgen klippen, ze zijn zeer reële gevaren. Om schipbreuk te lijden. Ook ons geloof kan schipbreuk lijden. Kun je je geloof verliezen? Eigenlijk moet ik vragen: Kan ik mijn geloof verliezen? Het is een persoonlijke zaak. Mijn antwoord is: Aan de ene kant: nee. Aan de andere kant: ja. Aan de ene kant: nee. Als ik bang ben om het te verliezen, als ik in grote strijd en aanvechting ben. dan mag ik het weten: God laat niet varen wat Zijn hand begon. Wat Hij begonnen heeft brengt Hij ook tot een goed einde. Hij zal het voor mij voleindigen, 't Is trouw al wat Hij ooit beval, het staat op recht en waarheid pal als op on- wrikvare steunpilaren. Jezus zegt: „Mijn schapen horen Mijn stem en zij volgen Mij en niemand kan ze roven uit de hand Mijns Vaders." Ook de Dordtse leerregels spreken zo mooi daarover: „Het is een leer die door het vlees niet begrepen wordt, door de satan gehaat, door de wereld bespot, door de onerva- renen en de geveinsden misbruikt en door de dwaalgeesten bestreden, maar de bruid van Christus heeft haar altijd als een schat van niet te waarderen prijs, zeer teer bemind en standvastig verdedigd." Wij mogen onze zekerheid hebben in het Woord en de belofte van God. Dat is voor ons een onfeibare pleitgrond. Dus: nee. Ik kan mijn ge loof, als het levend en echt is, niet weer verliezen. God staat er zelf borg voor als de overste Leidsman en Voleinder van het geloof. Kan ik mijn geloof verliezen? Aan de andere kant zeg ik: ja. Het kan schip breuk lijden als ik mijn goede geweten overboord gooi. Als ballast. Als ik niet echt geloof, maar slechts wat mee loop. Als ik het niet zo nauw meer neem. Als ik mijn geloof enkel opvat als een soort levensverzekeringspolis om gedekt te wezen tegen de kwade dag van het oor deel. Maar het mijn leven niet beheerst en regeert. Als ik niet nauwkeurig let op de stem van mijn Heiland, maar meer luister naar de stem van mijn ei gen zin en lust. We lopen zo groot ge vaar om ons geweten te sussen en het zo nauw niet meer te nemen. Het is zo verschrikkelijk. Het schip van ons geloof voer zo vrolijk uit. Het begon zo goed en zo mooi. Je kon als kind zo enthousiast meezingen in de kerk, je ging met zoveel vreugde naar de kerk, je kon als man en vrouw zo fijn samen bidden. Maar het is er nu niet meer bij. Je hebt je eerste liefde verlaten. Je veranderde innerlijk. Je kwam in een ander milieu. Je kreeg andere omgang. Het gevolg was dat je geloofsleven verslapte. De bijbel bleef dicht. Het gebed verkommerde. De kerkgang kwijnde. En op 't laatst deed je nergens meer aanv Je geloof heeft schipbreuk geleden op 's levens zee. Ook soms door tegenslag op tegenslag. Je verloor het geloof in Gods liefde. Als er een God van liefde is, zo bal je de vuist, dan kon Hij me dit toch niet aandoen. Je wilt niets meer van kerk en geloof weten. Je geloof heeft schip breuk geleden op de harde klippen van de levenszee. Omdat de wind tegen was. Wie meent te staan zie toe dat hij niet valle. Zeg nooit: dat zal mij niet gebeuren. Eer we het weten vallen we in de strikken van de satan. Het gaat zo langzaam aan. Het begint met het niet al te nauw nemen van sommige dingen onder het motto: Het zit hem toch niet in het kerkgaan. Als je maar gelooft! En ik geloof toch! Ja, nog wel. Straks is ook dat weg. Dan geloof je het wel. Bijbellezen? Het zit hem daar toch ook niet in. We weten wel wat er in de bijbel staat. We weten wel hoe we moeten leven. Het bijbelle zen is ook maar een dode vorm. Bid den? Het zit hem daar toch ook niet in. Vroeger zei je zo eerbiedig je gebedje op, maar nu ben je daar te groot voor geworden. God weet overigens wel wat we nodig hebben. Een 't komt toch zo als het wezen moet. Waarom zou ik bidden? En zo is het niet alleen met de vor men, maar met ons hele leven. Vroeger hadden we zo'n afkeer van vrienden die het niet al te nauw namen met de eerbaarheid tegenwoordig zijn we zelf aan de hartstocht uitgeleverd. Vroeger brachten we een gulden die we vonden eerlijk naar de politie, tegen woordig drukken we rustig enige dui zenden achterover die de staat toeko men. Vraag u eens af: Ben ik soms ook Ga de koers van uw leven eens na. bezig geestelijk schipbreuk te lijden? Neem Jezus weer aan boord als u goede geweten. Hij staat aan de over van de levenszee. Hij bidt voor ons dat ons geloof niet zou ophouden. Leef nauw met Hem. Dan vaart uw levensscheep- ke een veilige koers en hebt u 't veilig strand voor 't oog! Amerongen Ds. G. Kaastra. de voorbereiding van de Olympische Spe len van 1964 bleek, dat bij de toen reeds bestaande verkeerschaos men de stadions nooit zou kunnen bereiken, te meer daar men de stadions midden in de stad had gepland. Van dat moment dateren de enor me aëro-wegen. Met de laksheid en de bu reaucratie was het toen in één keer ge daan en hele stadswijken verdwenen om plaats te maken voor nieuwe. Wat daarbij opvalt is, dat de bouwwoede nog maar amper begonnen lijkt en het verkeer verder niet hindert. Men werkt namelijk hoofdzakelijk 's nachts. Overdag gaan er ijzeren platen over de reconstruc ties. In de acht dagen, dat ik links en rechts door Tokio gereden ben, heb ik niet één wegomlegging gezien! Op die manier, wordt ook het metronet uitgebreid. Op dit moment bezit de stad een net van ruim 100 km en 70 km is in aanleg. Vóór 1975 moet het over 200 km metrolijn beschik ken, die dagelijks zes miljoen mensen kunnen verwerken. Japan is anderhalf maal zo groot als En geland, maar heeft ongeveer 105 miljoen inwoners. Het „vervelende" evenwel is, dat 85 pet. uit bergen bestaat, dus niet te bewonen of te bebouwen. Daarom persen de menigten zich samen in een aantal gro te steden. Tokio verwacht tegen 1985 der tig miljoen inwoners. Men heeft het daar om behalve in de hoogte ook in de grond moeten zoeken. De prijs per vierkante me ter is in Tokio de hoogste ter wereld; de wolkenkrabbers hebben daarom ook een aantal etages ondergronds. Parkeergarages, kantoren, restaurants, winkels enz. zijn er gevestigd. Een grappig en zeer Japans detail: som mige van de onderaardse bedrijven bieden aan hun personeel (bijna geheel bestaande uit meisjes) gratis vitaminengebruik een voedende crème voor de kleur en kunst matige middelen om bruin te worden! Met het probleem van een teveel aan mensen en gebrek aan grond hebben de Japanners al leren leven. Ze hebben trou wens geen keus. Verontruste vragen van Europeanen over hoe dat nu moet in de toekomst, worden glimlachend wegge wuifd. Mijn hotelkamer in Tokio had geen vensters; waarom zouden die nodig zijn als je kunstlicht hebt. Veel gebouwen heb ben geen ramen meer. De Japanner is er van overtuigd dat de kunstmatige zon veel gezonder is dan de echte. Wij vragen ons verbijsterd af, waar het dan met de natuur en het individuele van de mens heen moet. De Japanner heeft, zo lijkt het althans, met die twee reeds afge rekend. Hij heeft het collectieve bestaan^ aanvaard. In ruim drie uur reed jk met de express-trein van Tokio naar Osaka, een afstand van ongeveer 550 km. Wat je on derweg ziet zijn fabrieken, steden, dorpen met hier en daar wat rijstvelden er tussen door. Het zal niet lang meer duren of die hele streek langs de kust is één grote stad met 60 miljoen inwoners. Alsof dit alles nog niet voldoende is, is men begonnen met de bouw van fabrieken in en boven het zeewater. Ook het laden en lossen van schepen gebeurt steeds meer langs kunstmatige kaden in zee. Intussen gaat de trek naar de steden door. Bij de bevolkingsexplosie komt het pro bleem van de bevolkingsverplaatsing. Hoe wel Japan het laagste geboortecijfer va» de wereld heeft, groeit de bevolking snel. Door verbeterde leef- en voedingsgewoon ten wordt de Japanner veel ouder (gemid deld vplm. 70 jaar). Op grote schaal wordt propaganda gemaakt voor geboorterege ling en abortus is wettelijk toegestaan. De geboortegolf van na de oorlog begint nu evenwel door te werken. Het zijn met na me deze jongeren, die met zoveel hartstocht het nieuwe accepteren. Voor hen bestaat er geen goede oude tijd; zij doen er in geen geval sentimenteel over. Zij voelen zich thuis in dit gemechaniseerde land. Behalve dat de Japanner ouder wordt, wordt hij ook langer. Na de Meidzji-restau- ratie in 1868, het begin van het moderne Japan is hij meer vlees en melk gaan ge bruiken. Overigens is de Japanner in onze ogen nog klein van stuk. Dat merk ik da gelijks, want met m'n 1.80 meter moet ik vaak gebukt gaan en/of stoot ik om de haverklap m'n hoofd. Daarbij is het ken nelijk de gewoonte om het de mensen las tig te maken, want de dorpels zijn nu juist weer hoog, soms zelfs erg hoog. Een en ander bevordert het doen van vele gym nastische oefeningen. De Japanner vergist zich omgekeerd in onze lengte. Een ver keerde berekening heeft ertoe geleid, dat voor de openingsplechtigheid van de EX PO aanvankelijk te veel personen waren uitgenodigd. Men was hier uit gegaan van de ruimte, die een Japanner nodig heeft: 40 x 40 cm. Men vergat, dat buitenlanders doorgaans wat forser zijn gebouwd en vaak 50 x 50 cm nodig hebben. Het aantal genodigden moest derhalve van 1200 tot 700 worden teruggebracht. Dit soort berekeningen worden door de computer gedaan, daar is men verzot op. Men heeft op die manier het aantal kinde ren dat op de EXPO ouders kwijtraakt, berekend, het aantal zakkenrollers en prostituees uit binnen- en buitenland, dat de tentoonstelling aantrekt worden u des gewenst keurig op papier gegeven. Toch zijn de Japanners spreekwoordelijk eerlijk. Zij hebben die naam, maar het is toch leuk die eerlijkheid zonder veel risico's te toet sen. U laat bijvoorbeeld in een winkel 10 yen (10 cent) liggen. Het zal u op straat worden nagebracht. Een van de deelneem sters van de reis verloor haar portemon- naie met veel geld erin. Hij was op het politiebureau terugbezorgd. Zo is het wel: op zondagavond gaan zo'n paar mil joen Nederlanders er eens gemakkelijk voor zitten: Studio Sport op de televisie. Met koffie of het bier glas binnen handbereik al naar gelang van smaak en seizoen wordt in de luie stoel de sport van het afgelopen weekeinde bekeken. Tenminsteal« het voetbal is. Want voor veruit de meesten is er maar één sport de moeite(?) van het kijken waard en dat is voetbal. Daarover gaan ze de rest van de zondagavond en de hele maandagochtend op het werk nog eens uitvoerig nakaarten. En dat kan. Want via de televisie zijn ze er op vele velden zelf bij geweest. Gratis de tv. de almachtige Nederlandse Omroep Stichting heeft immers het toegangskaartje betaald! Deze zondag zal het niet zo zijn waarschijnlijk (Want je kunt in het contact NOS-KNVB nooit van tevoren weten wat er zal gebeuren de ervaringen van vele voetbaluitzendingen-op-het-nippertje hebben dat wel geleerd!). De KNVB is van oordeel dat de kwart miljoen gulden die de NOS het vorig jaar heeft neer geteld ter betaling van het tv-entreebewijs van die miljoenen kijkers op iedere zondagavond, niet meer is dan een fooi. En vraagt nu driekwart miljoen gul den. Waarom het driedubbele? „Dat is de kostprijs" zegt de KNVB. En dat is even grote nonsens als de stelling dat de NOS eigenlijk helemaal niet zou be hoeven te betalen omdat het „journalistieke recht op vrije nieuwsgaring" dit zou rechtvaardigen. Daarmee zitten we dan wel midden in de problematiek. Natuurlijk is dit in de eerste plaats een koehandel tussen deze beide machtige lichamen het gaat om de centjes. Maar veel belangrijker is toch eigenlijk de principiële vraag of die voetbalflitsen van de zon dagavond gerekend moeten worden tot het nieuws dat de sport-journalistieke medewerkers van de NOS voor hun klkers vergaren, dan wel of ze gerekend mogen wordentot het begrip amusement. Wij zijn geneigd tot het laatste: voor de miljoenen zijn deze voetbalflitsen geen nieuws maar een stukje show, een kijkspel dat de zondagavond opluistert. De uitslagen kennen ze al want ze hebben 's middags bij de radio hun totoformulier al nagekeken. Wat ze van de televisie nog willen is de show. Anderssoortig amusement als bijvoorbeeld het optreden van Toon Hermans of een operagezelschap of een geliefde popgroep maar wél amusement. Alleen zijn nu de voetballers de (door hun clubs duur betaalde!)arties- ten, van wie verwacht wordt dat zij hun kunst leve ren voor hun publiek. En dat publiek zijn de mensen die aan de poort van het stadion hun toegangskaar tje hebben gekocht en betaald. Precies zoals de mensen voor een show van Toon betalen of voor een beat-happening. En in die zalen wordt de televisie toch ook niet gratis toegelaten om het publiek in de huiskamer eens uitgebreid te laten meegenieten! Daar staat wel iets anders tegenover: de vraag of de wijze waarop Studio Sport de flitsen in de huiska mer brengt inderdaad voldoende ruimte biedt aan het show-element? Of de redactie van Studio Sport niet te vaak tussen twee stoelen in gaat zitten: de nieuwsgaring en de show. En hier komt dan eindelijk de smaak van de kijker in het geding: of de wijze waarop Studio Sport het voetbal in de huiskamer brengt beantwoordt aan de smaak en de behoefte van het publiek? Dat betwijfelen we namelijk. We zijn er vast van overtuigd dat heel veel mensen graag op zo'n zondagavond een hele wedstrijd zou den willen zien en dan liefst zonder dat ze de uitslag al weten (onze oosterburen kennen dat kunstje be ter!). Dat behoeft niet zo heel veel meer zendtijd te kosten want het nieuwselement dat de NOS er nu nog zo rijkelijk in tracht te verwerken, is voor de meeste kijkers „oud nieuws"! En de NOS heeft op haar beurt gelijk als men voor deze „nieuwsaanpak" een bedrag van drie ton een zeer behoorlijke betaling vindt. Misschien kan dit de conclusie zijn. De KNVB zegt: „Het is een show en daarvoor moet betaald worden" ten onrechte want het is geen show! De NOS erkent dat showelement wel een beetje maar ziet er toch een groot stuk nieuwsgaring in. Terwijl de kij ker het liefst die show zou willen zien. Welnu, als het om die kijker gaat en dat betoogt iedereen!' geef hem dan zijn zin. Dan zal de KNVB heel wat aan zijn toestemmingsbeleid voor uitzendingen moe ten dokteren..en zal de NOS heel wat meer moeten gaan betalen. Maar er wwordt voor heel wat slechter amusement heel wat meer betaald. We zijn de ei- gen-produktie Floris nog niet vergeten! Dank zij Amerikaanse initiatie ven en Russische druk op de naar het Kremlin luisterende Arabieren welke bedoelingen de Russische leiders daarmee ook mogen hebben is het tot een wapenstilstand gekomen tussen Israël en zijn Ara bische vijanden. Een wapenstil stand die natuurlijk zo af en toe zal worden geschonden en waaraan de Palestijnse guerrilla's zich niet wen sen te houden het zal dan ook zeker niet zo zijn dat de wapens de komende weken geheel en al zuller zwijgen. Volgende stap zal (moeten) zijn dal er gepraat wordt. Waarover? „Over vrede", zegt Israël, „waarbij het uitgangspunt zal moeten zijn dat de staat Israël bestaat en zal blijven bestaan". Maar de tegenstanders: „Er kan nog geen sprake zijn van praten over vrede eerst ontrui men en verder zal het lot van de vele honderdduizenden Palestijnse ballingen op het programma moeten staan. Deze mensen hebben recht op zelfbeschikking en dat moet eerst gehonoreerd worden!" Wat dat bete kent is niet helemaal duidelijk het houdt in ieder geval de moge lijkheid open dat de arabieren de Israëlische grond kunnen opeisen voor deze Palestijnen. En dat is een heel ander uitgangspunt dan het Is raëlische! Dit alles is niet nieuw. Ook in 1949 verkeerde men in dezelfde si tuatie. Ook toen had ir en lange tijd directe onderhandelingen geweigerd en ook toen was de zwaarste eis van alle het ontruimen van de bezette gebieden. Die besprekingen hadden plaats op het eiland Rhodos. En het is met de gedachte daaraan dat de Israë liërs ditmaal met grote hardnekkig heid hebben gepleit voor het eiland Cyprus als plaats van de komende onderhandelingen. Ze hadden daar plausibele redenen voor: Cyprus ligt een uur vliegen van de hoofdsteden der onderhandelende staten af, zodal het plegen van overleg door de on derhandelaars met hun respectieve regeringen geen tijdrovende bezigheid behoeft te zijn. Maar het meest van alles was het pleiten voor Cyprus een gevoelskwestie: herin neringen aan de besprekingen van 1949, toen onder, leiding van VN- diplomaat Ralph Bunche. En als men het verhaal van deze onderhan delingen naleest kan men zich de voorliefde van Israël begrijpen en de tegenzin tegen het „neutrale ter rein" van de Ver. Naties in New York, waarvoor zowel Arabieren als Oe Thant en Amerika geporteerd waren. Kort na de stichting van de staat Israël en de daaruit voortvloeiende veldtocht tegen de Arabische buur staten, verzocht Israël om recht streekse onderhandelingen precies zoals dat nu het geval is. Maar net ais nu wijzen de Arabische buursta ten dit af: de Arabische Liga gaf te verstaan dat zij „een bende als de pseudo-regering van Israël die geen enkel internationaal statuut be zit" niet wenste te erkennen. Voor VN-bemiddelaar Bunche geen hoop vol uitgangspunt! Het kwam er toch van: op 12 ja- ïuari 1949 begonnen op Rhodos de besprekingen. En zie, dit was het bericht dat het persbureau Reuter op 24 februari 1949 de wereld in einde: „Gisteravond knalden de kurken der champagneflessen op een fuif die door de Palestijnse bemidde laar Ralph Bunche was aangebo den om de ophanden zijnde on dertekening van de Israëlisch- Egyptische wapenstilstandovereen komst te vieren. In diezelfde Gele Zaal waar de vroegere vijanden hun historische documenten zullen gaan tekenen, stonden Joden en Egyptenaren met elkaar te praten alsof er nooit een oorlog tussen hen had bestaan. In een hoek zat de Egyptenaar Sifeldin met de Is raëliër Yadin te discussiëren over hun diverse manoeuvres in de Ne- gev-woestijn alsof het een voet balwedstrijd betrof. Tegen het eind van de avond begaf men zich naar de speelkamer waar tussen de gemengd Israëlisch-Aarabische delegaties tafeltennis- en biljart wedstrijden werden georgani seerd." Hoe was dit alles mogelijk? Het ^peelde immers in een tijd toen de gemoederen zo mogelijk nog verhit- tei waren dan thans. Ten bewijze: toen de Israëliërs het hotel op Rho dos binnen kwamen waar onderhan deld zou worden, wendden de Egyp tenaren demonstratief het hoofd af! •De zaak zat zo. De Israëlische en de Arabische delegatie verbleven in hetzelfde hotel. De eerste etage werd bewoond door bemiddelaar Bunche en zijn staf, de tweede door de Is raëliërs en de derde door de Egypte naren. Oorspronkelijke opzet was dat Ralph Bunche als een soort postbode zou fungeren. Beide partijen zouden hem hun verlangens en eisen voor leggen die hij dan met de tegenpar tij moest bespreken, hun antwoord vernemen en dat dan weer over brengen. Nogal tijdrovend als men in hetzelfde hotel zit en niet bepaald een methode die de weg naar vrede lijkt te effenen! Tot de dag kwam waarop Eliahoe Sassoon, de huidige Israëlische mi nister van politie die als vertaler deel uitmaakte van de Israëlische delegatie, de trap afdaalde in hotel des Roses, bij Bunche binnenstapte er: om een nadere uitleg vroeg van een Egyptische mening. Het ant woord van Bunche moet ongeveer zo hebben geluid: „Dat weten de Egyp tenaren zelf het beste, als u het we ten wilt belt u hen maar op!" En Sassoon, die vloeiend Arabisch sprak, deed dat en van die dag af overlegden Egyptenaren en Israë liërs rechtstreeks met elkaar met als voertaal Frans of Engels. Bunche was boodschappenjongen af! Over deze Bunche gaat de volgen de anekdote. Toen de besprekingen over de uiteindelijke grenzen van Israël hem te lang gingen duren liet hij op potscherven twee tekeningen maken van de Israëlische grens met oe Sinaï. Daarop liet hij de leiders van de delegaties bij zich komen en zei: „Voor ieder van de delegatie heb ik zo een kaart gemaakt als herinnering als spoedig overeen stemming wordt bereikt. Als 't ech ter te lang duurt dan breek ik de scherven op jullie hoofd!" Het heeft niet lang geduurd! Bij het feest van de ondertekening lieten de Egypte naren speciaal voor de Israëliërs Arabische lekkernijen komen van Groppi, de beroemde banketbakker uit Cairo... Dat is het verhaal van Rhodos het verhaal van het succes der per soonlijke contacten. Men kan zich voorstellen dat Israël liever Cyprus had gehad als onderhandelings plaats, want dat het zo ook in het statige VN-gebouw in New York zal kunnen gaan lijkt welhaast uitgeslo ten. Er moet trouwens wel aan toe gevoegd worden: Rhodos heeft wel een wapenstilstand gebracht maai de vrede is er niet tot stand geko men. En dat is wel de bedoeling!

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 12