Rijnbrug biedt naar alle kanten fraai panorama Elster berg is nog het stilste bosgedeelte op Heuvelrug ETI-verslag bezorgd over Rivierengebied Groei op Veluwe en in Achterhoek Industriële werkgelegenheid in 1969 Panorama Wandelweg door Adriaan P. de Kleuver Naaldbos Sneeuw Walletje Egelmeer Tabaksschuren Beukenlaan BEVOLKING WERKGELEGENHEID DINSDAG 18 AUGUSTUS 1970 M ■■■MWMWWWMMMM"" M ■■■■■■'■■■■■MMW** M ««mow»»» Wij vervolgen onze tocht door Zuidoost-Utrecht met een bezoek aan het buurschap Remmerden en het dorp Eist en dan dwars de berg over met een bezoek aan de Dikken- berg en de Defensieweg. Dit is aan d« zijde van de Oude Veen se Grind weg nog een volkomen stiltegebied. Alleen op het punt waar de Defen sieweg op de Toeristische autoweg uitkomt is het op mooie zondagmid dagen erg druk. Nét zoiets als langs de Utrechtse baan onder Leersuni. Zulke plekjes raken bekend in dil geval mogelijk door de wat verderop gelegen picknickplaats maar het is een geluk dat men van daaruit niet de „moeite neemt" de hele Utrechtse heuvelrug onveilig te ma ken. Het gemeentebestuur van Rhe- nen is trouwens op de gelukkige ge dachte gekomen ook hier centralise rend op te treden. Eerst dus vanaf het Viaduct wat rondrijden en dan valt het op hoe fantastisch mooi de panorama's over de Gelderse Vallei en de Betuwe zijn. Het stadje Rhe- nen vormt daarbij een rustpunt. Ja, als nu ieder de mond vol heeft over de schoonheid van die zuidelijke punt van de Utrechtse heuvelrug, hoe moeten wij die dan wel bewon deren, wij die er wonen en werken. Of.... zien wij dat niet meer? En toch hoor ik dikwijls zeggen: „Wij heb ben zo'n geadviseerd tochtje ge maakt en vonden het prachtig". De voorloper van het huidige kasteel Prattenburg. Daar ligt dan rn het wijdste landschap dat 20e eeuwse wonder van technisch kunnen: de Rijnbrug, die merkwaardig genoeg als een reuzenkater de rug kromt en zo het gewicht van het verkeer opvangt. Vroeger zette men altijd een markante ijzeren boog in het landschap. Men brak eenvoudig met dit type en formeerde één formidabele overspanning, 't Is of je via een vlonder over een slootje gaat. In do polder is een zonsondergang mooi, maar vanaf de Rijnbrug, met het héle stadje Rhenen in het floodlight van moeder natuur, en als er wat lang gerekte donzige wolken aan de weste lijke einder hangen, dan is het of de dekenkist van de Schepping openstaat, en langzaam gesloten wordt, tot de he mel zich hult in het fluwelen negligé van de nacht. Kom ook eens 's mor gens, héél vroeg, als aan de oostelijke kim de spaarpot zich opent waarin een nacht lang alle energie opgepot werd en door de gleuf een jonge, roserode zon de hemel ingesloten wordt. Dan staat de hemel niet in lichter laaie maar tovert de rijzende zon een gouden diadeem rond de horizon, 't Zijn niet alleen de bloemen die Rhenen mooi maken. Het stadje is de lieveling, de uitverkorene, van moeder natuur en die heeft wel duizend manieren om het mooi te maken. Zag u vanaf de Rijn brug het stadje wel eens toegedekt lig gen onder de hermelijnen mantel van sneeuw? Minder poëtisch zijn de bij de Rijn brug gelegen kalkz andsteenfabrieken waar zware graafmachines het oude handwerk van levensgevaarlijk „bres sen", en scheppen met de schop ver vangen hebben, tot de licentie uitgebeld was en nu met graafmachines een enorm meer uitgediept zal worden. Wilt u het Nederlands* rivierland schap op zijn mooist zien, ga dan eens tot aan het restaurant „Het Kalkoentje" bij Remmerden. De Rijksstraatweg volgt daar een stukje de machtige Rijn stroom. Zeker, de Waal bij Ochten is majestueuzer, bruisender en pulseren- der, onze Rijn Is lieflijker op dit punt en vormt een wondermooi geheel met links dominerend de uit stenen kant werk gevormde Cuneratoren en rechts dat zo uitnemend bij de rivier passende steenfabriekcomplex van de Marschpol- der en het silhouet van het dorp Lien- den met zijn machtige torenkolos en op de voorgrond het elegante beeld van de rustieke watermolen van de Marsch. Een landschap zó intens Nederlands dat ik zij het wat schroomvallig wil zeggen dat dit, voor mij althans, het mooiste plekje van Europa is. Je krijgt er nooit genoeg van. Toen ik nog met de NBM-bus over Eist naar Rhenen reed was ik altijd bang dat op dit punt de bus nog eens kantelen zou, want ieder boog zich steeds naar rechts om er toch maar niéts van te missen. Je moet dat zien als alles witbe- sneeuwd is en de rivier een donker spoor irv die blanke wereld trekt en grauwe wolken over de vallei jagen en ook als een vriendelijk leniteaonnetje het sappige groen doet glanzen. Ja, en óók als de herfststorm over het land boestert en tegen de stroom in witge- ktiifde golven optornen. Wat een land is dit dan. Soms bekruipt heimwee je en dan móet je er éven langs. Als u het nu eens goed tot u laat doordringen dan moet dat vanzelf ook het mooiste plekje van Nederland, van Utrecht en vanzelfsprekend óók van Rhenen zijn. Dat is nog waar op de koop toe. Chau vinisme speelt hier geen rol. Voor mij is dit in héél Rhenen en in héél Zuid oost Utrecht het einde. huifkarren en vandaar via Scherpen- zeel naar Amersfoort. Deze koning onder de boswegen met alle toevoerwegen (o.m. de Dwarsweg) is nog grotendeels intact. Aan de oost zijde daarvan werd het Rhenense (grootste!) gedeelte van het oude buur schap Elsch gesticht, nu dus Eist (U), met overal nog de enorme zaalgrote tabaksschuren. Prachtig is ook het Ingense veer met zijn onvergelijkbaar mooie veer- stoepen en aan de Betuwse zijde het schilderachtige veerhuiscomplex. En zie daar eens naar Links en rechts. Als waarschuwende vingers wijzen de Cuneratoren en de Andriestoren van Amerongen, de mooiste dorpsto ren die wij kennen, naar omhoog. En waarom dan waarschuwend? Opdat dit heerlijk cultuurbezit nooit meer geteisterd zal worden door het oor logsgeweld en er vrede zal blij ven in dit schone deel van Utrecht dat met recht een deel van Gods eigen land genoemd mag worden. „Aohter" Eist strekt zich de Utrechtse stuwwal uit. Er zijn vele wegen die er heen leiden, maar even buiten het dorp staat een piekfijn gerestaureerd molen tje, waarlangs in de vorige eeuw nog de oude Napoleonweg ging in Eist is nog altijd een „Franse weg"! en waar van een deel nog een fijne wandelweg vormt met ih het voorjaar bosanemo- nen en lelietjes van dalen, terwijl in de herfst de karmozijn met orange vrucht jes van de kardinaalsmuts een streling voor het oog vormen. Daar ligt ook de Boerenlaan vanwaar men dwars door de bossen naar het be kende Berghuis kan wandelen. En ook naar rechits de Elster berg op, het stil ste bosgedeelte van dit deel van de heuvelrug. Haast onmerkbaar wandel je het Prattenburgse bos in (wandelbe- wijs verplicht) en dan ben je in het allerstilste deel van de Utrechtse heu velrug aangekomen. Prachtig bos met brede, oude lanen, waar zelfs nog de vossebes groeit. Wandelt men met de fiets gaat het óók nog wel bij de Boerenlaan de Oude Scherpenzeelse weg op dan gaat daar een pad stijl omhoog. Dat is een luguber paadje want het is het einde van de Schelmenweg dié van het dorp Amerongen kwam en waar bovenaan de roodgeschilderde galg van de Vrij heren van Amerongen stond. Men ziet ze komen uit het dorp met de strop al om de hals met het einde van het touw Oeroude dennebomen komt men over al tegen op Remmerden. tooi en later vol rode tot pikzwarte bessen. Ze mogen de laatste dan „bospest" gedoopt hebben, voor de natuurmin naar vormt het een overweldigend mooie laan, die iets intiems heeft. Vanaf deze weg kan men alle bospa den op en alle lanen in van het grote boscomplex tussen de Provinciale weg tot aan Rhenen toe. Er is daar de monstergrote zanderij Kwinteloyen die het oude landschap een flinke deuk bezorgd heeft. Toch is dit geologisch gezien een prachtplek om de geweldige natuurkrachten te bestu deren, die de Utrechtse stuwwal ge vormd hebben. De Dikkenberg kreeg er zelfs evenals de Elster- en Ameron- gense berg nog een extra duw bij door een kleine ijslob die in de tweede helft van de Rissijstijd er langs geschuurd heeft. Het werd het rijkste gebied voor onze zwerfstenenverzamelaars doordat er een oppervlaktebestrooiing met veel uit Scandinavië afkomstige gesteenten achterbleef tussen Ginkel en Dikken berg. De Dikkenberg is bezet met vrij jong bos, maar maakt daardoor altijd een frisse indruk. Over dat bos wil ik wel iets meer zeggen wat betreft de aanplant, In wij de omgeving zult u géén beplanting met jonge Weymouthdennen vinden. Hier is een flink stuk ingeplant naast blauwspar. Die Weymouthden ziet er grijsgroen uit en het meest bijzondere is dat hierbij niet telkens twee naalden in één kokertje ingeplant staan maar vijf slappe naalden bijeen. Aan het ein de van dit wondermooie bospaadje is dan de brede grindweg die over de Wielingsheuvel gaat. Zie daar langs (richting Defensieweg) vooral eens naar de prachtige borgdennen! Vooral in het voorjaar mooi met oranje kaarsjes en fel paarse vrouwelijke bloemen. Een fijn bos, dat vooral in de herfst getooid gaat met het brokaatrood van de Ame rikaanse eiken. Wondermooie berkenla nen zijn er, waarvan enige zeer oud zijn met stammen die in een sprookjes bos thuishoren. Deze Dikkenberg droeg de naam reeds vroeg en lag naast de Blaauwen- draat, die later de naam Het Schupse bos gegeven werd. Echte „bossen" zijn het niet direct. Tenminste niet wat men graag van een bos wil. Een beetje ruig en wild met hobbelpaadjes waar oude wortelknoes ten aan de oppervlakte blootgeregend zijn. En dan is deze Dikkenberg (er ligt er ook een tussen Bcnnekom en Lunte- ren!) bekend om de grote kerstbomen kwekerijen. Echt bos, dat vindt men eerst op het landgoed Remmerstein. Wat een bos! Oneindig mooi, met vooral in de herfst een paddestoelenschat als nergens el ders. Een herfstwandeltocht door de Remmersteinse bossen is wel het einde. Je kunt er wel tien, twintig verschil lende wandelingen maken zonder van één en hetzelfde bospaadje gebruik te maken en ze zijn allemaal de moeite waard. Wel moet je zo'n bos vol wegge tjes en paadjes kennen als je broekzak, maar met een gids kom je er altijd weer uit. Brede beukenlanen, zoals je die el ders haast niet meer vindt, worden af gewisseld door van die fantastische kruip door- sluip door-gevalletjes. Er kt nog een diep erosiedal op ót koop toe. Maar dat moet je weten tt vinden. Daar mu zingen de lieve zomer lang drie- vier nachtegalen. Dat is niet ander woorden te bren gen. Dat moet u zelf komen meema ken. Ik denk wel eens dat dit het plekje moet zijn waar Beethoven zijn Pastorale" zelf gehoord heeft. En dan nog is die geweldige muziek niet» vergeleken bij dit. Dan is de zomer voorbij. Dan komt de herfstfee met haar kleurenpalet en tovert hier een vleugje bruin en daar wat rood, op een andere plek stemmig brons en dan weer puur goud in het bos. Overal glanst het donkere groen van het naaldhout. De bodem raakt vol met kleuren op het zeegroen van het kussenmos in de beukenbossen. Elfen bankjes en „kersttakjes" vol korstmos, bekertje mos vol rode wijn en dan al die paddestoelen met herfstkleuren waar Dkw z'n lippen voor zou aflikken, dat allemaal vindt men in ons Rem mersteinse bos. Dan is het éigenlijk een Kerstbos. Als de herfststormen er door geraasd hebben en de kraaien als grote pikzwarte volkken aan kwamen dwar relen, gedreven door de wind en veilig landen in de schouw van het bos, dan valt de stilte. Op zekere dag gaat het sneeuwen. Vlok na vlok vlijt zich op de het roer loze naaldenpakket van de sparren tot de takken buigen onder de vracht, 't Lijkt allemaal zo nietig en 't is een machtig verschijnsel. De stadsmensen kennen sneeuw alléén als een vervuilde massa. In het Remmersteinse "hos blijft het landschap maagdelijk en wordt niet door het sltfk gehaald. Daarom zou ik u met Kerstmis in het Remmerstein se bos tegen willen komen. Stel dat er dan een dam sneeuw ligt! Dan zou ik u mee willen nemen naar dat ene „kerstboompje" dat ik er eens zag. Al een paar dagen lag de sneeuw er over gespreid en als de zon er op scheen werd dat glinstersneeuw. Maar oók was toen een beetje aan de randen gesmolten en de druppels hadden héél fijne ijspegeltjes gevormd, ijsstalactiet- jes. Dat doet je wat. Laten wij nu nog twéé dingen doen. Eerst eens langs de oude stadsmuur in Rhenen wandelen. Die muur lééft. Uit de brede voegen tussen de „klooster moppen" hangen als guirlandes de muurleeuwebekjes met hun paarsblau we bloempjes. Daar groeien ook de fij ne muurvarentjes. Zo maar de pure na tuur tussen de oeroude stenen. En dan wandelen wij de Rijnstraat over juist op de plek waar vroeger de Rijnpoort stond. Dan volgen wij langs de verlaagde stadsmuur het Walletje: een héél steriel walletje. Boven die prachtige, achtkan te, open lantaarn van de Cuneratoren? Daar binnen is ook leven. Als de beiaard van Rhenen haar vibrerende klanken over het stadje strooit dan lééft de toren. Dan is er vreugde in de lucht. Als tuimelaars buitelen de klok- keklanken over elkaar heen en weven samen het levenslied van dit stadje. in de hand van de beul, Hoe treffend is de naam van die weg! Boven aangeko men wacht u een verrassing, een hoge vierkante stenen paal met als opschrift: „Jaghtrecht Vrije en Hoge Heerlijkheid Amerongen Eist en Ginkel". Er stonden er twee. Eén is daar weggehaald. Waar staat die nu? Als u van Amerongen over de dijk naar Wijk bij Duurstede gaat staat dicht bij de Stuw óók zo'n jachtpaal en ook een bij het molentje van Eist ails u langs het muldershuis tot aan het uiterwaard gaat. Kunt u na gaan hóé groot het jachtgebied van de heren van Amerongen was! Toch ligt het mooiste gebied van deze streek niet „op de berg", maar in het stuifzandengebied dat aansluit aan de Gelderse Vallei. Temidden daarvan het plekje dat aangeduid wordt als Egelmeer. In de middeleeuwen was het groot en werd zelfs nog vergroot doordat men er Wij zijn ze reeds gepasseerd, de enorme tabaksschuren. Onderhouden worden ze niet meer; ze raakten in on- gebruik omdat de verwende smaak van rokend Nederland dat donkere, zware „spul" niet meer wil. Vroeger was de tabakscultuur een welkome bron van inkomsten. De ellenlange tabakschuren vormen nog het ondefinieerbare aspect van het landschap langs de Rijksstraatweg ten westen van Rhenen. Enige zijn en het gemeentebestuur daarvoorlof en prijs op de monumentenlijst ge plaatst. Beroemde oud-Rhenense geslachten van hoog-adellijke bloede hebben het merkwaardige, wat ón-Nederlands aan doende beroep van tabaksplanter uit geoefend. U zult u moeten haasten bij Wisger- hof aan de Rijksstraatweg een bezoek te brengen. Hij is een uit een oud ta baksplantersgeslacht stammende bewo ner van het oude ingenland tussen Eist en Rhenen die nog als laatste in de tabaksteelt doende is. Een zeldzame ge legenheid dus met een uitstervend be roep kennis te maken. Nog even en het oude beroep is ter ziele. Dicht bij de Rijn in het dorp Eist ligt de Opslag, de plaats waar sinds de middeleeuwen reeds goederen gelost werden toen de Utrechtse bisschoppen nog machtig waren en tol van de schip pers eisten als ze langs de Do lenburg in de heerlijkheid Marsch wilden va ren. De voor Amersfoort bestemde goede ren werden dan hier gelost en over de brede, de heuvelrug schuin, oversteken de, hessenweg naar Ginkel gevoerd met Tot de vegetatie van de Utrechtse Heuvelrug behoren ook manshoge va rens. omheen de Prattenborger venen ging vergraven. Er is dus geturfd. In natte zomers staat er wel wat water en dat kan katastrofale gevolgen hebben voor de plantengroei. Heel langzaam herstelt zich de oude flora met gentianen en zonnedauw. In de vroeg-zomer wuiven er de zil veren pluisjes van het wollegras en vóór de late zomerpracht van de paars-rode heidevelden is het ven om zoomd met de rossige tint van dophei de. Een intiem plekje waaraan wonde re legenden verbonden zijn, die van Perrol met de rode hand, die er met paard en al in het moeras wegzonk, Onze bisschop David bedreef hier zijn jeugdzonden met de dochter van een schaapherder, en óók al weer tot het rijk der fantasie behoort de moord op Cunera daar dicht in de buurt begaan. De oude Cunera bedevaartweg gaat langs het huis Prattenburg, dat een deel was van het middeleeuwse Groot- veld. Toen was deze héle streek heide veld met wat berken waar slechts de schaapherders ronddwaalden. Het cul- tuurbos is eerst in de laatste eeuwen „aangeplant". Waar nu het Huis Prattenburg staat was voorheen een ander gebouw. Geen kasteel in ieder geval, want prenten uit de 18e eeuw laten een soort boerderij zien, al vertoont het wel enigszins het oude, vierkante donjontype. Op het ein de van de vorige eeuw werd het huidi ge Prattenburg gebouwd dat na enige verbouwingen een echt prettige indruk maakt. Een beetje ka^teelachtig wel. Laten wij zeggen: deftig. Dan zijn wij de Provinciale weg ge naderd die „de berg" opslingert en dan bovenaan in eens kaarsrecht richting Eist gaat. Vroeger was deze weg ter- weerszijden met een laan van beuken beplant. Daarover is wat te dóén ge weest! Ze moesten om verkeerstechni sche redenen sneuvelen! Nou, achteraf, vraag ik mij af waarom wij ons (voor zover het het traject La Montagne Het Koetshuis betreft) zo druk gemaakt hebben. Terweerszijden is daar hoog opgaand bos dat eigenlijk weggedrukt werd door die beukenlaan. De weg is daar nu een van de mooiste van de hele omgeving. Prachtig gewoon! Ach ja, als men het traject Het. Koetshuis-Eist ziet is het wel kaal, maar als wij dat eerste deel in het geding brengen dan mogen wij er niet rouwig om zijn. Zo kan zelfs een gewraakt plan later voor een ver rassing zorgen. Even voorbij Het Koetshuis gaat naar links immers de schitterende Defensie weg die, met de Oude Veenendaalse grindweg tot de mooiste boswegen van ons land behoort. Die Defensieweg als militaire toe- voerweg in de mobilisatietijd 1939-'40 gelegd is een geasfalteerde bosweg met een rijke beplanting met „krenten- boompjes" en Virginiase vogelkers. Eerst het frêle wit van rijke bloesem- (Van een onzer redacteuren) ARNHEM Het Economisch Technologisch Instituut voor Gelderland (ETI) constateert in zijn vandaag gepubliceerde verslag over 1969 dat het groeitempo van de bevolkingstoeneming in Gelderland in het verslagjaar weer iets is ver sneld; dit is zowel een gevolg van een stijging van het geboorte-overschot als van vestiging in deze provincie. Het aantal industriële arbeidsplaatsen nam toe, in afwijking van de ontwikkeling van de twee voorafgaande jaren. Deze toeneming was wél nog aanzienlijk minder dan het gemiddelde over de tien jaren vóór 1966. Zij concentreerde zich sterk in de metaalsector, terwijl een af neming werd geconstateerd in de sectoren van de baksteen- en de leer- en rub berindustrie. Regionaal spreidde de groei zich in gelijke aantallen over de Ve- luwe en de Achterhoek en concentreerden de verliezen zich in het Rivierenge bied. Een van de arbeidsbezetting in de Gelderse industrie leert dat het aantal „arbeiders" tussen 1960 en 1968 relatief weinig is toegenomen en dat de toene ming zich sterk concentreerde binnen de groep „overigen". Uit een vergelijking met Nederlandse gegevens blijkt dat het aandeelvan de mannen in de industrie dat in ploegen werkt in Gelderland ongeveer de helft bedraagt van het Nederlandse gemid delde; het aandeef dat werkzaam dat is in een volcontinu proces is nog aan zienlijk lager. Wat het aandeel betreft de „gastar beiders" uitmaken van de mannelijke arbeidsbezetting in de industrie ligt het Gelderse gemiddelde iets beneden dat van Nederland; in het westen vooral in Utrecht ligt het aandeel veel ho ger (2 a 3 maal). Van de ca. 33.000 in Gelderland wo nende bouwvakarbeiders werken er ruim 5.000 buiten de provincie. De helft van dit aantal werkt in de provincie Utrecht; voor een deel wordt dat aantal weer aangevuld door forensende bouw vakarbeiders uit Noord-Brabant en Overijssel. Tot zover in het kort de belangrijkste globale gegevens uit het ETI-verslag. Uitvoerig gaat het verslag in op de ont wikkeling van de bevolking en de ar-, beidsplaatsen. In 1969 nam het aantal inwoners van Gelderland toe van 1.479.751 tot 1.505.760; de groei bVliep dus 26.009 inwoners tegen 23.197 in 1968. Bijzonder fors was de toeneming van het aantal inwoners op de Oost-Velu- we, in de Gelderse Vallei, de Liemers en het Rijk van Nijmegen. Het enige gebied met een bevolkingsafneming was de Zuid-Veluwezoom. De verstedelijking die in Arnhem en omgeving het verst is voortgeschreden heeft geleid tot een verzadiging van de beschikbare ruimte in dat gebied zelf en treedt nu ook op in de rondom gele gen gebieden. In de eerste plaats zijn dat de overige Veluwezomen die met een zeker faseverschil het vergelijkbare verstedelijkingsproces doorlopen. In de tweede plaats zijn dat de aangrenzende gebieden in de Betuwe en de Achter hoek; de Oost-Betuwe en de Liemers het meest direct, de West-Betuwe en de Oude IJsselstreek meer indirect, Bij de West-Betuwe speelt de meer directe re latie met de westelijke provincies, on der andere Utrecht een steeds grotere rol. Binnen de Zuid-Veluwezoom concen treerde de groei zich in de gemeente Rheden, het vertrek in Arnhem- Wage- ningen. In Arnhem liep het inwonertal zelfs met ruim 1.700 inwoners terug. Aan de Oost-Veluwezoom realiseerde bijna 2/3 van de groei zich in Apel doorn; in Heerde en Voorst kwamen vertrekoverschotten voor. Aan de IJs- selmeerkust concentreerde de groei zich in Ermelo en Harderwijk samen. In de Gelderse Vallei sterke concentratie van groei en vestiging in Ede; het hoogste groeitempo kwam echter in Hoevelaken (bijna 12 0/00 voor). IE In de Oost-Betuwe zijn het Keste- ren en Bist waar ongeveer de helft van de groei zich concentreerde. In de West-Betuwe gaat het in de eerste plaats om Tiel met daarnaast Culem- borg en Geldermalsen. Binnen de Lie mers Liemers men meer dan 2/3 van de groei in Zevenaar, Een aanzienlijk ves tigingsoverschot leidde tot een flinke groei van Doetinchem binnen de Oude IJsselstreek waarnaast Gendringen de tweede plaats inneemt. In het Zutphen- se gebied kwam de groei niet zozeer in de kern voor, maar wel in en Lochem. Van twaalf door het ETI genoemde branches hadden er over 1969 zes nega tieve resultaten was het aantal arbeids plaatsen voor mannen betreft (vijf vrouwen); nl. de grootste wat saldi treft men bij de steenindustrie, de voor leer- en rubberindustrie en de papierindu strie. De groei (die de doorslag gaf) concentreerde zich vooral in de metaal industrie en daarnaast in de voedings middelenindustrie. De groei deed zivh bij de metaalin dustrie vooral voor op de Veluwe in het bijzonder langs de oostelijke zich bin nen de Achterhoek valt een opvallende groep waar (in nemen in de Oost- Achterhoek. Bij de voedings- en genot middelenindustrie vallen de groei op bij de Veluwe en de Gelderse Vallei. Het accent van de in aantal afnemen de bedrijfsvakken valt wat de steenin dustrie betreft op het Rievierengebied en daar op de Oost-Betuwe, bedrijf stakken op de Zuid-Veluwezoom. In vijf Rivierengebied de dertien waar in het ETI de provincie indeelde had het verlies aan werkgelegenheid voor mannen de overhand vijfde aan de Zuid-Veluwezoom en in vier van de vijf delen van het Rivierengebied (het vijde deel is het land van Maas en Waal). Op de Veluwe concentreerde de groei zich allereerst op de Oost-Veluwezoom vooral in Apeldoorn en Brummen. In Apeldoorn gaat het met name om de groei van de computerafdeling van Phi lips en in Brummen om een combinatie van metaal- en papierindustrie. Aan de IJsselmeerkust speelde met name de aluminiumindustrie in Harderwijk een rol; in de Gelderse Vallei betreft de groei Land een niet onbelangrijk deel de voedings- en genotmiddelenindu strie. In het Landd van Maas en Waal een positief saldo, voor een belangrijk deel dank zij houtindustrie grootste Druten en Wamel. In de West-Betuwe overheerste het aantal negatieve ontwikkelingen; het groote negatieve saldo treft men aan in Tiel, het grootste positieve in Gelder malsen (voedingsmiddelen). positief beeld voor de Achterhoek is veel gun stiger: in alle delen een poditief saldo. V

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 5