Rijnbrug biedt naar alle kanten fraai panorama
Elster berg is nog het stilste
bosgedeelte op Heuvelrug
ETI-verslag bezorgd
over Rivierengebied
Groei op Veluwe
en in Achterhoek
Industriële werkgelegenheid in 1969
Panorama
Wandelweg
door
Adriaan P. de Kleuver
Naaldbos
Sneeuw
Walletje
Egelmeer
Tabaksschuren
Beukenlaan
BEVOLKING
WERKGELEGENHEID
DINSDAG 18 AUGUSTUS 1970
M ■■■MWMWWWMMMM"" M ■■■■■■'■■■■■MMW** M ««mow»»»
Wij vervolgen onze tocht door
Zuidoost-Utrecht met een bezoek
aan het buurschap Remmerden en
het dorp Eist en dan dwars de berg
over met een bezoek aan de Dikken-
berg en de Defensieweg. Dit is aan
d« zijde van de Oude Veen se Grind
weg nog een volkomen stiltegebied.
Alleen op het punt waar de Defen
sieweg op de Toeristische autoweg
uitkomt is het op mooie zondagmid
dagen erg druk. Nét zoiets als langs
de Utrechtse baan onder Leersuni.
Zulke plekjes raken bekend in dil
geval mogelijk door de wat verderop
gelegen picknickplaats maar het
is een geluk dat men van daaruit
niet de „moeite neemt" de hele
Utrechtse heuvelrug onveilig te ma
ken. Het gemeentebestuur van Rhe-
nen is trouwens op de gelukkige ge
dachte gekomen ook hier centralise
rend op te treden. Eerst dus vanaf
het Viaduct wat rondrijden en dan
valt het op hoe fantastisch mooi de
panorama's over de Gelderse Vallei
en de Betuwe zijn. Het stadje Rhe-
nen vormt daarbij een rustpunt. Ja,
als nu ieder de mond vol heeft over
de schoonheid van die zuidelijke
punt van de Utrechtse heuvelrug,
hoe moeten wij die dan wel bewon
deren, wij die er wonen en werken.
Of.... zien wij dat niet meer? En toch
hoor ik dikwijls zeggen: „Wij heb
ben zo'n geadviseerd tochtje ge
maakt en vonden het prachtig".
De voorloper van het huidige kasteel Prattenburg.
Daar ligt dan rn het wijdste landschap dat 20e eeuwse wonder van technisch
kunnen: de Rijnbrug, die merkwaardig genoeg als een reuzenkater de rug
kromt en zo het gewicht van het verkeer opvangt. Vroeger zette men altijd een
markante ijzeren boog in het landschap. Men brak eenvoudig met dit type en
formeerde één formidabele overspanning, 't Is of je via een vlonder over een
slootje gaat.
In do polder is een zonsondergang
mooi, maar vanaf de Rijnbrug, met het
héle stadje Rhenen in het floodlight
van moeder natuur, en als er wat lang
gerekte donzige wolken aan de weste
lijke einder hangen, dan is het of de
dekenkist van de Schepping openstaat,
en langzaam gesloten wordt, tot de he
mel zich hult in het fluwelen negligé
van de nacht. Kom ook eens 's mor
gens, héél vroeg, als aan de oostelijke
kim de spaarpot zich opent waarin een
nacht lang alle energie opgepot werd
en door de gleuf een jonge, roserode
zon de hemel ingesloten wordt. Dan
staat de hemel niet in lichter laaie
maar tovert de rijzende zon een gouden
diadeem rond de horizon, 't Zijn niet
alleen de bloemen die Rhenen mooi
maken. Het stadje is de lieveling, de
uitverkorene, van moeder natuur en die
heeft wel duizend manieren om het
mooi te maken. Zag u vanaf de Rijn
brug het stadje wel eens toegedekt lig
gen onder de hermelijnen mantel van
sneeuw?
Minder poëtisch zijn de bij de Rijn
brug gelegen kalkz andsteenfabrieken
waar zware graafmachines het oude
handwerk van levensgevaarlijk „bres
sen", en scheppen met de schop ver
vangen hebben, tot de licentie uitgebeld
was en nu met graafmachines een
enorm meer uitgediept zal worden.
Wilt u het Nederlands* rivierland
schap op zijn mooist zien, ga dan eens
tot aan het restaurant „Het Kalkoentje"
bij Remmerden. De Rijksstraatweg
volgt daar een stukje de machtige Rijn
stroom. Zeker, de Waal bij Ochten is
majestueuzer, bruisender en pulseren-
der, onze Rijn Is lieflijker op dit punt
en vormt een wondermooi geheel met
links dominerend de uit stenen kant
werk gevormde Cuneratoren en rechts
dat zo uitnemend bij de rivier passende
steenfabriekcomplex van de Marschpol-
der en het silhouet van het dorp Lien-
den met zijn machtige torenkolos en op
de voorgrond het elegante beeld van de
rustieke watermolen van de Marsch.
Een landschap zó intens Nederlands
dat ik zij het wat schroomvallig
wil zeggen dat dit, voor mij althans,
het mooiste plekje van Europa is.
Je krijgt er nooit genoeg van. Toen
ik nog met de NBM-bus over Eist naar
Rhenen reed was ik altijd bang dat op
dit punt de bus nog eens kantelen zou,
want ieder boog zich steeds naar rechts
om er toch maar niéts van te missen.
Je moet dat zien als alles witbe-
sneeuwd is en de rivier een donker
spoor irv die blanke wereld trekt en
grauwe wolken over de vallei jagen en
ook als een vriendelijk leniteaonnetje
het sappige groen doet glanzen. Ja, en
óók als de herfststorm over het land
boestert en tegen de stroom in witge-
ktiifde golven optornen. Wat een land
is dit dan. Soms bekruipt heimwee je
en dan móet je er éven langs. Als u het
nu eens goed tot u laat doordringen
dan moet dat vanzelf ook het mooiste
plekje van Nederland, van Utrecht en
vanzelfsprekend óók van Rhenen zijn.
Dat is nog waar op de koop toe. Chau
vinisme speelt hier geen rol. Voor mij
is dit in héél Rhenen en in héél Zuid
oost Utrecht het einde.
huifkarren en vandaar via Scherpen-
zeel naar Amersfoort.
Deze koning onder de boswegen met
alle toevoerwegen (o.m. de Dwarsweg)
is nog grotendeels intact. Aan de oost
zijde daarvan werd het Rhenense
(grootste!) gedeelte van het oude buur
schap Elsch gesticht, nu dus Eist (U),
met overal nog de enorme zaalgrote
tabaksschuren.
Prachtig is ook het Ingense veer
met zijn onvergelijkbaar mooie veer-
stoepen en aan de Betuwse zijde het
schilderachtige veerhuiscomplex. En
zie daar eens naar Links en rechts.
Als waarschuwende vingers wijzen
de Cuneratoren en de Andriestoren
van Amerongen, de mooiste dorpsto
ren die wij kennen, naar omhoog. En
waarom dan waarschuwend? Opdat
dit heerlijk cultuurbezit nooit meer
geteisterd zal worden door het oor
logsgeweld en er vrede zal blij ven in
dit schone deel van Utrecht dat met
recht een deel van Gods eigen land
genoemd mag worden.
„Aohter" Eist strekt zich de Utrechtse
stuwwal uit. Er zijn vele wegen die er
heen leiden, maar even buiten het dorp
staat een piekfijn gerestaureerd molen
tje, waarlangs in de vorige eeuw nog de
oude Napoleonweg ging in Eist is nog
altijd een „Franse weg"! en waar
van een deel nog een fijne wandelweg
vormt met ih het voorjaar bosanemo-
nen en lelietjes van dalen, terwijl in de
herfst de karmozijn met orange vrucht
jes van de kardinaalsmuts een streling
voor het oog vormen.
Daar ligt ook de Boerenlaan vanwaar
men dwars door de bossen naar het be
kende Berghuis kan wandelen. En ook
naar rechits de Elster berg op, het stil
ste bosgedeelte van dit deel van de
heuvelrug. Haast onmerkbaar wandel
je het Prattenburgse bos in (wandelbe-
wijs verplicht) en dan ben je in het
allerstilste deel van de Utrechtse heu
velrug aangekomen. Prachtig bos met
brede, oude lanen, waar zelfs nog de
vossebes groeit.
Wandelt men met de fiets gaat het
óók nog wel bij de Boerenlaan de
Oude Scherpenzeelse weg op dan gaat
daar een pad stijl omhoog. Dat is een
luguber paadje want het is het einde
van de Schelmenweg dié van het dorp
Amerongen kwam en waar bovenaan
de roodgeschilderde galg van de Vrij
heren van Amerongen stond. Men ziet
ze komen uit het dorp met de strop al
om de hals met het einde van het touw
Oeroude dennebomen komt men over
al tegen op Remmerden.
tooi en later vol rode tot pikzwarte
bessen.
Ze mogen de laatste dan „bospest"
gedoopt hebben, voor de natuurmin
naar vormt het een overweldigend
mooie laan, die iets intiems heeft.
Vanaf deze weg kan men alle bospa
den op en alle lanen in van het grote
boscomplex tussen de Provinciale
weg tot aan Rhenen toe.
Er is daar de monstergrote zanderij
Kwinteloyen die het oude landschap
een flinke deuk bezorgd heeft. Toch is
dit geologisch gezien een prachtplek om
de geweldige natuurkrachten te bestu
deren, die de Utrechtse stuwwal ge
vormd hebben. De Dikkenberg kreeg er
zelfs evenals de Elster- en Ameron-
gense berg nog een extra duw bij door
een kleine ijslob die in de tweede helft
van de Rissijstijd er langs geschuurd
heeft. Het werd het rijkste gebied voor
onze zwerfstenenverzamelaars doordat
er een oppervlaktebestrooiing met veel
uit Scandinavië afkomstige gesteenten
achterbleef tussen Ginkel en Dikken
berg.
De Dikkenberg is bezet met vrij jong
bos, maar maakt daardoor altijd een
frisse indruk.
Over dat bos wil ik wel iets meer
zeggen wat betreft de aanplant, In wij
de omgeving zult u géén beplanting
met jonge Weymouthdennen vinden.
Hier is een flink stuk ingeplant naast
blauwspar. Die Weymouthden ziet er
grijsgroen uit en het meest bijzondere
is dat hierbij niet telkens twee naalden
in één kokertje ingeplant staan maar
vijf slappe naalden bijeen. Aan het ein
de van dit wondermooie bospaadje is
dan de brede grindweg die over de
Wielingsheuvel gaat. Zie daar langs
(richting Defensieweg) vooral eens naar
de prachtige borgdennen! Vooral in het
voorjaar mooi met oranje kaarsjes en
fel paarse vrouwelijke bloemen. Een
fijn bos, dat vooral in de herfst getooid
gaat met het brokaatrood van de Ame
rikaanse eiken. Wondermooie berkenla
nen zijn er, waarvan enige zeer oud
zijn met stammen die in een sprookjes
bos thuishoren.
Deze Dikkenberg droeg de naam
reeds vroeg en lag naast de Blaauwen-
draat, die later de naam Het Schupse
bos gegeven werd.
Echte „bossen" zijn het niet direct.
Tenminste niet wat men graag van een
bos wil. Een beetje ruig en wild met
hobbelpaadjes waar oude wortelknoes
ten aan de oppervlakte blootgeregend
zijn. En dan is deze Dikkenberg (er ligt
er ook een tussen Bcnnekom en Lunte-
ren!) bekend om de grote kerstbomen
kwekerijen.
Echt bos, dat vindt men eerst op het
landgoed Remmerstein. Wat een bos!
Oneindig mooi, met vooral in de herfst
een paddestoelenschat als nergens el
ders. Een herfstwandeltocht door de
Remmersteinse bossen is wel het einde.
Je kunt er wel tien, twintig verschil
lende wandelingen maken zonder van
één en hetzelfde bospaadje gebruik te
maken en ze zijn allemaal de moeite
waard. Wel moet je zo'n bos vol wegge
tjes en paadjes kennen als je broekzak,
maar met een gids kom je er altijd
weer uit.
Brede beukenlanen, zoals je die el
ders haast niet meer vindt, worden af
gewisseld door van die fantastische
kruip door- sluip door-gevalletjes.
Er kt nog een diep erosiedal op ót
koop toe. Maar dat moet je weten tt
vinden. Daar mu zingen de lieve zomer
lang drie- vier nachtegalen.
Dat is niet ander woorden te bren
gen. Dat moet u zelf komen meema
ken. Ik denk wel eens dat dit het
plekje moet zijn waar Beethoven zijn
Pastorale" zelf gehoord heeft. En
dan nog is die geweldige muziek niet»
vergeleken bij dit.
Dan is de zomer voorbij. Dan komt
de herfstfee met haar kleurenpalet en
tovert hier een vleugje bruin en daar
wat rood, op een andere plek stemmig
brons en dan weer puur goud in het
bos. Overal glanst het donkere groen
van het naaldhout. De bodem raakt vol
met kleuren op het zeegroen van het
kussenmos in de beukenbossen. Elfen
bankjes en „kersttakjes" vol korstmos,
bekertje mos vol rode wijn en dan al
die paddestoelen met herfstkleuren
waar Dkw z'n lippen voor zou aflikken,
dat allemaal vindt men in ons Rem
mersteinse bos. Dan is het éigenlijk een
Kerstbos. Als de herfststormen er door
geraasd hebben en de kraaien als grote
pikzwarte volkken aan kwamen dwar
relen, gedreven door de wind en veilig
landen in de schouw van het bos, dan
valt de stilte.
Op zekere dag gaat het sneeuwen.
Vlok na vlok vlijt zich op de het roer
loze naaldenpakket van de sparren tot
de takken buigen onder de vracht,
't Lijkt allemaal zo nietig en 't is een
machtig verschijnsel. De stadsmensen
kennen sneeuw alléén als een vervuilde
massa. In het Remmersteinse "hos blijft
het landschap maagdelijk en wordt niet
door het sltfk gehaald. Daarom zou
ik u met Kerstmis in het Remmerstein
se bos tegen willen komen.
Stel dat er dan een dam sneeuw ligt!
Dan zou ik u mee willen nemen naar
dat ene „kerstboompje" dat ik er eens
zag. Al een paar dagen lag de sneeuw
er over gespreid en als de zon er op
scheen werd dat glinstersneeuw. Maar
oók was toen een beetje aan de randen
gesmolten en de druppels hadden héél
fijne ijspegeltjes gevormd, ijsstalactiet-
jes. Dat doet je wat.
Laten wij nu nog twéé dingen doen.
Eerst eens langs de oude stadsmuur in
Rhenen wandelen. Die muur lééft. Uit
de brede voegen tussen de „klooster
moppen" hangen als guirlandes de
muurleeuwebekjes met hun paarsblau
we bloempjes. Daar groeien ook de fij
ne muurvarentjes. Zo maar de pure na
tuur tussen de oeroude stenen. En dan
wandelen wij de Rijnstraat over juist
op de plek waar vroeger de Rijnpoort
stond.
Dan volgen wij langs de verlaagde
stadsmuur het Walletje: een héél steriel
walletje. Boven die prachtige, achtkan
te, open lantaarn van de Cuneratoren?
Daar binnen is ook leven. Als de
beiaard van Rhenen haar vibrerende
klanken over het stadje strooit dan
lééft de toren. Dan is er vreugde in de
lucht. Als tuimelaars buitelen de klok-
keklanken over elkaar heen en weven
samen het levenslied van dit stadje.
in de hand van de beul, Hoe treffend is
de naam van die weg! Boven aangeko
men wacht u een verrassing, een hoge
vierkante stenen paal met als opschrift:
„Jaghtrecht Vrije en Hoge Heerlijkheid
Amerongen Eist en Ginkel". Er stonden
er twee. Eén is daar weggehaald. Waar
staat die nu? Als u van Amerongen
over de dijk naar Wijk bij Duurstede
gaat staat dicht bij de Stuw óók zo'n
jachtpaal en ook een bij het molentje
van Eist ails u langs het muldershuis tot
aan het uiterwaard gaat. Kunt u na
gaan hóé groot het jachtgebied van de
heren van Amerongen was!
Toch ligt het mooiste gebied van deze
streek niet „op de berg", maar in het
stuifzandengebied dat aansluit aan de
Gelderse Vallei.
Temidden daarvan het plekje dat
aangeduid wordt als Egelmeer.
In de middeleeuwen was het groot en
werd zelfs nog vergroot doordat men er
Wij zijn ze reeds gepasseerd, de
enorme tabaksschuren. Onderhouden
worden ze niet meer; ze raakten in on-
gebruik omdat de verwende smaak van
rokend Nederland dat donkere, zware
„spul" niet meer wil.
Vroeger was de tabakscultuur een
welkome bron van inkomsten.
De ellenlange tabakschuren vormen
nog het ondefinieerbare aspect van het
landschap langs de Rijksstraatweg ten
westen van Rhenen. Enige zijn en
het gemeentebestuur daarvoorlof en
prijs op de monumentenlijst ge
plaatst.
Beroemde oud-Rhenense geslachten
van hoog-adellijke bloede hebben het
merkwaardige, wat ón-Nederlands aan
doende beroep van tabaksplanter uit
geoefend.
U zult u moeten haasten bij Wisger-
hof aan de Rijksstraatweg een bezoek
te brengen. Hij is een uit een oud ta
baksplantersgeslacht stammende bewo
ner van het oude ingenland tussen Eist
en Rhenen die nog als laatste in de
tabaksteelt doende is. Een zeldzame ge
legenheid dus met een uitstervend be
roep kennis te maken. Nog even en het
oude beroep is ter ziele.
Dicht bij de Rijn in het dorp Eist ligt
de Opslag, de plaats waar sinds de
middeleeuwen reeds goederen gelost
werden toen de Utrechtse bisschoppen
nog machtig waren en tol van de schip
pers eisten als ze langs de Do lenburg
in de heerlijkheid Marsch wilden va
ren.
De voor Amersfoort bestemde goede
ren werden dan hier gelost en over de
brede, de heuvelrug schuin, oversteken
de, hessenweg naar Ginkel gevoerd met
Tot de vegetatie van de Utrechtse
Heuvelrug behoren ook manshoge va
rens.
omheen de Prattenborger venen ging
vergraven. Er is dus geturfd. In natte
zomers staat er wel wat water en dat
kan katastrofale gevolgen hebben voor
de plantengroei. Heel langzaam herstelt
zich de oude flora met gentianen en
zonnedauw.
In de vroeg-zomer wuiven er de zil
veren pluisjes van het wollegras en
vóór de late zomerpracht van de
paars-rode heidevelden is het ven om
zoomd met de rossige tint van dophei
de.
Een intiem plekje waaraan wonde
re legenden verbonden zijn, die van
Perrol met de rode hand, die er met
paard en al in het moeras wegzonk,
Onze bisschop David bedreef hier
zijn jeugdzonden met de dochter van
een schaapherder, en óók al weer tot
het rijk der fantasie behoort de
moord op Cunera daar dicht in de
buurt begaan.
De oude Cunera bedevaartweg gaat
langs het huis Prattenburg, dat een
deel was van het middeleeuwse Groot-
veld. Toen was deze héle streek heide
veld met wat berken waar slechts de
schaapherders ronddwaalden. Het cul-
tuurbos is eerst in de laatste eeuwen
„aangeplant".
Waar nu het Huis Prattenburg staat
was voorheen een ander gebouw. Geen
kasteel in ieder geval, want prenten uit
de 18e eeuw laten een soort boerderij
zien, al vertoont het wel enigszins het
oude, vierkante donjontype. Op het ein
de van de vorige eeuw werd het huidi
ge Prattenburg gebouwd dat na enige
verbouwingen een echt prettige indruk
maakt. Een beetje ka^teelachtig wel.
Laten wij zeggen: deftig.
Dan zijn wij de Provinciale weg ge
naderd die „de berg" opslingert en dan
bovenaan in eens kaarsrecht richting
Eist gaat. Vroeger was deze weg ter-
weerszijden met een laan van beuken
beplant. Daarover is wat te dóén ge
weest! Ze moesten om verkeerstechni
sche redenen sneuvelen! Nou, achteraf,
vraag ik mij af waarom wij ons (voor
zover het het traject La Montagne
Het Koetshuis betreft) zo druk gemaakt
hebben.
Terweerszijden is daar hoog opgaand
bos dat eigenlijk weggedrukt werd door
die beukenlaan. De weg is daar nu een
van de mooiste van de hele omgeving.
Prachtig gewoon! Ach ja, als men het
traject Het. Koetshuis-Eist ziet is het
wel kaal, maar als wij dat eerste deel
in het geding brengen dan mogen wij
er niet rouwig om zijn. Zo kan zelfs
een gewraakt plan later voor een ver
rassing zorgen.
Even voorbij Het Koetshuis gaat naar
links immers de schitterende Defensie
weg die, met de Oude Veenendaalse
grindweg tot de mooiste boswegen van
ons land behoort.
Die Defensieweg als militaire toe-
voerweg in de mobilisatietijd 1939-'40
gelegd is een geasfalteerde bosweg
met een rijke beplanting met „krenten-
boompjes" en Virginiase vogelkers.
Eerst het frêle wit van rijke bloesem-
(Van een onzer redacteuren)
ARNHEM Het Economisch Technologisch Instituut voor Gelderland (ETI)
constateert in zijn vandaag gepubliceerde verslag over 1969 dat het groeitempo
van de bevolkingstoeneming in Gelderland in het verslagjaar weer iets is ver
sneld; dit is zowel een gevolg van een stijging van het geboorte-overschot als
van vestiging in deze provincie. Het aantal industriële arbeidsplaatsen nam
toe, in afwijking van de ontwikkeling van de twee voorafgaande jaren. Deze
toeneming was wél nog aanzienlijk minder dan het gemiddelde over de tien
jaren vóór 1966. Zij concentreerde zich sterk in de metaalsector, terwijl een af
neming werd geconstateerd in de sectoren van de baksteen- en de leer- en rub
berindustrie. Regionaal spreidde de groei zich in gelijke aantallen over de Ve-
luwe en de Achterhoek en concentreerden de verliezen zich in het Rivierenge
bied.
Een van de arbeidsbezetting in de
Gelderse industrie leert dat het aantal
„arbeiders" tussen 1960 en 1968 relatief
weinig is toegenomen en dat de toene
ming zich sterk concentreerde binnen
de groep „overigen".
Uit een vergelijking met Nederlandse
gegevens blijkt dat het aandeelvan de
mannen in de industrie dat in ploegen
werkt in Gelderland ongeveer de helft
bedraagt van het Nederlandse gemid
delde; het aandeef dat werkzaam dat is
in een volcontinu proces is nog aan
zienlijk lager.
Wat het aandeel betreft de „gastar
beiders" uitmaken van de mannelijke
arbeidsbezetting in de industrie ligt het
Gelderse gemiddelde iets beneden dat
van Nederland; in het westen vooral
in Utrecht ligt het aandeel veel ho
ger (2 a 3 maal).
Van de ca. 33.000 in Gelderland wo
nende bouwvakarbeiders werken er
ruim 5.000 buiten de provincie. De helft
van dit aantal werkt in de provincie
Utrecht; voor een deel wordt dat aantal
weer aangevuld door forensende bouw
vakarbeiders uit Noord-Brabant en
Overijssel.
Tot zover in het kort de belangrijkste
globale gegevens uit het ETI-verslag.
Uitvoerig gaat het verslag in op de ont
wikkeling van de bevolking en de ar-,
beidsplaatsen. In 1969 nam het aantal
inwoners van Gelderland toe van
1.479.751 tot 1.505.760; de groei bVliep
dus 26.009 inwoners tegen 23.197 in
1968.
Bijzonder fors was de toeneming van
het aantal inwoners op de Oost-Velu-
we, in de Gelderse Vallei, de Liemers
en het Rijk van Nijmegen. Het enige
gebied met een bevolkingsafneming
was de Zuid-Veluwezoom.
De verstedelijking die in Arnhem en
omgeving het verst is voortgeschreden
heeft geleid tot een verzadiging van de
beschikbare ruimte in dat gebied zelf
en treedt nu ook op in de rondom gele
gen gebieden. In de eerste plaats zijn
dat de overige Veluwezomen die met
een zeker faseverschil het vergelijkbare
verstedelijkingsproces doorlopen. In de
tweede plaats zijn dat de aangrenzende
gebieden in de Betuwe en de Achter
hoek; de Oost-Betuwe en de Liemers
het meest direct, de West-Betuwe en de
Oude IJsselstreek meer indirect, Bij de
West-Betuwe speelt de meer directe re
latie met de westelijke provincies, on
der andere Utrecht een steeds grotere
rol.
Binnen de Zuid-Veluwezoom concen
treerde de groei zich in de gemeente
Rheden, het vertrek in Arnhem- Wage-
ningen. In Arnhem liep het inwonertal
zelfs met ruim 1.700 inwoners terug.
Aan de Oost-Veluwezoom realiseerde
bijna 2/3 van de groei zich in Apel
doorn; in Heerde en Voorst kwamen
vertrekoverschotten voor. Aan de IJs-
selmeerkust concentreerde de groei zich
in Ermelo en Harderwijk samen. In de
Gelderse Vallei sterke concentratie van
groei en vestiging in Ede; het hoogste
groeitempo kwam echter in Hoevelaken
(bijna 12 0/00 voor).
IE In de Oost-Betuwe zijn het Keste-
ren en Bist waar ongeveer de helft van
de groei zich concentreerde. In de
West-Betuwe gaat het in de eerste
plaats om Tiel met daarnaast Culem-
borg en Geldermalsen. Binnen de Lie
mers Liemers men meer dan 2/3 van de
groei in Zevenaar, Een aanzienlijk ves
tigingsoverschot leidde tot een flinke
groei van Doetinchem binnen de Oude
IJsselstreek waarnaast Gendringen de
tweede plaats inneemt. In het Zutphen-
se gebied kwam de groei niet zozeer in
de kern voor, maar wel in en Lochem.
Van twaalf door het ETI genoemde
branches hadden er over 1969 zes nega
tieve resultaten was het aantal arbeids
plaatsen voor mannen betreft (vijf
vrouwen); nl. de grootste wat saldi treft
men bij de steenindustrie, de voor leer-
en rubberindustrie en de papierindu
strie. De groei (die de doorslag gaf)
concentreerde zich vooral in de metaal
industrie en daarnaast in de voedings
middelenindustrie.
De groei deed zivh bij de metaalin
dustrie vooral voor op de Veluwe in het
bijzonder langs de oostelijke zich bin
nen de Achterhoek valt een opvallende
groep waar (in nemen in de Oost-
Achterhoek. Bij de voedings- en genot
middelenindustrie vallen de groei op
bij de Veluwe en de Gelderse Vallei.
Het accent van de in aantal afnemen
de bedrijfsvakken valt wat de steenin
dustrie betreft op het Rievierengebied
en daar op de Oost-Betuwe, bedrijf
stakken op de Zuid-Veluwezoom.
In vijf Rivierengebied de dertien waar
in het ETI de provincie indeelde had
het verlies aan werkgelegenheid voor
mannen de overhand vijfde aan de
Zuid-Veluwezoom en in vier van de
vijf delen van het Rivierengebied (het
vijde deel is het land van Maas en
Waal).
Op de Veluwe concentreerde de groei
zich allereerst op de Oost-Veluwezoom
vooral in Apeldoorn en Brummen. In
Apeldoorn gaat het met name om de
groei van de computerafdeling van Phi
lips en in Brummen om een combinatie
van metaal- en papierindustrie. Aan de
IJsselmeerkust speelde met name de
aluminiumindustrie in Harderwijk een
rol; in de Gelderse Vallei betreft de
groei Land een niet onbelangrijk deel
de voedings- en genotmiddelenindu
strie.
In het Landd van Maas en Waal een
positief saldo, voor een belangrijk deel
dank zij houtindustrie grootste Druten
en Wamel.
In de West-Betuwe overheerste het
aantal negatieve ontwikkelingen; het
groote negatieve saldo treft men aan in
Tiel, het grootste positieve in Gelder
malsen (voedingsmiddelen). positief
beeld voor de Achterhoek is veel gun
stiger: in alle delen een poditief saldo.
V