Paepsche stoutighedenwaren aan het begin
van 17e eeuw in t Sticht nog overal te vinden
HSS Predikanten moesten in 16U6
te biecht
allemaal
bij Synode
Zieleherder van Kamerik
was geslaagde kruising
van pastoor en dominee
door
Adriaan P. de Kleuver
Rekest
Preeklezers
Scheuring
Rakkers
Bi j geloof
Vorige maal besloten wij onze 1*1 f
ten en benedenwaarts tot Wouden-
Maar het toppunt vormde toch wel
Zegvelds predikant waar het beschul
digingen betrof. Niet zozeer over de
meente te Zegveld zelf. Die was ta
melijk welvoeglijk. Wel werden zijn
diakenen zwaar beconcurreerd door de
..paepsche Heylige Geystmeesters".
Het schijnt dat in de kerk ook de
roomsen nog dienst hielden en de
kerkmeester zelfs van „dien ordre"
vvaren, want de schoolmeester-koster
werd bedreigd met ontzetting uit zijn
ambt zo hij het Ave Maria niet meer
wilde kleppen.
Ook de schout was tegen, want
toen op Pinksterdag 1606 de roomsen
met stenen tegen de kerkdeur gooi
den wilde de schout niet ingrijpen
evenmin toen op Palmzondag de
„pausgezinden" buiten de kerk zulk
groot lawaai maakten dat hij, de pre
dikant de preek moest staken.
Tijdens de preek brachten de inwo
ners hun doden in de kerk voor de
preekstoel. De predikant was al eens
met modder en andere vuiligheid be
kogeld als hij op ziekenbezoek wilde
gaan. En dat noemde de goede man
dan nog redelijk. Maar hij had meer
bij zich. Een request van vrome en
betrouwbare inwoners van Kamerik!
Wat daar in staat wil ik U beslist
niet onthouden. Daar was een ziele-
herder die een kruising vormde tus
sen pastoor en dominee. Dat is werke
lijk uniek geweest. Ik neem het voor
U precies zo over als het er staat. De
Heren Staten hadden pastoor Claes
Claesz Dael van Kamerik aangezegd
in het vervolg gereformeerde dien
sten te houden. Daarvoor heb ik mij
beslist ten hoogste verbaasd over wat
die er van maakte. Het is eenvoudig
belachelijk.
Wat Claes Dael van zon dienst
maakte is dan als volgt: „als dat hij
in de kerkcke comende om zijn (gere
formeerde!) predicatie te doen eerst
voor seeker autaar (altaar) nedervalt,
daarnae hemselven met cruysen tee
kent ende dat so dickwils als hij de
clock hoort slaen, ende daertoe oock
d'e huysluyden vermaent, daernae het
evangelium ende d'epistel beijde te
saemen predict sonder de psalmen te
laeten singen.
Daernae de predicatie gedaen zijn
de. haelt hij voort het memorysiel-
hoeck, biddende voor de overledene
persoenen, ende dat om zijn gewin,
dat hij 22 jaeren te Camerijck ge-
sttacn hebbende, het heylich avond
maal nooit gebruvckt en heefft, ende
vermaent sijnde hetselve niet en
heefft willen doen, jae opentlvck seyt.
dat het onnoodich is, ten h. avontmael
te gaen; als men maer geloofft, dat
dit genoech is, zodat hyrdor bij ve
len het heylige avontmael in cleyn-
achtinge komt. ende andere genoot-
saeckt zyn in de naebuerige stad en
de dorpen haer ten h. avontmael te be
geven; dat hij vele superstitiën in
den kinderdoop pleecht, dat als er ye-
mand in het dorp gestorven is, hij als
dan over de dooden gaet bidden, ende
als men het lichaem ter aerde brengt,
heefft hij een schup of spaev, schrij
vende drie cruysen op de kist met
vele mommelinge van woorden, die
h(j gebruyckt; dat hij d' huysluyden
het wye water vercoopt, dat hij op
Vrouwe Lichtmis ende Psalmdach de
pauselycke superstitiën met hetselve
pleeght, dat hij geit neemt voor het
bidden voor de dooden, van het trou
wen, ende de lyeden oock bij nacht
trouwt, etc.".
Dat is dus een hele waslijst van
..paepsche stoutigheden' Zelfs van de
zuiverheid van een in deze sfeer uit
gesproken gereformeerde preek raak
ik niet ondersteboven. Zo opereerden
in 1606 nog tientallen afgezette pas
toors tussen de wal en het schip.
Ook Zegveld maakte niet de indruk
van een ingetogen gereformeerd dorp.
Alleen Jutpihaas maakte in die hoek
van West-Utrecht een zeer gunstige
indruk: de schoolmeester prima en
zowaar een koster die ten avondmaal
Kwam.
Voor de rest was het nog overal de
pastoor die de dienst uitmaakte. Dat
er in 1606 reeds rondreizende preek
lezers (oefenaars!) waren wist de
predikant van Lopik mede te delen.
In C-apelle (aan de IJssel) was zo ie
mand. Op de vergadering werd er op
geattendeerd dat er te Tiienhoven ook
zo'n lezer was. Voorts verklaarde de
predikant van Houten dat in 't. Goy
een lezer was die niet geautori
seerd was. een die de ingezetenen
van Houten al spottend fabeltjes
voorlas. Bepaald bedoelde hij daar
mede dat geen gereformeerde leer
stukken verkondigd werden.
De dominee van Lopik was voor de
rest niet ontevreden. Inmiddels was
de predikant van Ter Aa toch nog
gekomen, want de uitnodiging had
hem te'laat bereikt. Hij klaagde over
de bewoners uit zijn ambtsgebied. Dit
is de eerste maal dat gezegd werd dat
zo'n prpdikant wel vijf zes dorpen
te bedienen had.
De meeste „huysluyden'' zaten ge
durende de dienst in de herberg of
werkten op het land of het een door
de week se dag was. De schouten van
de heerlijkheden en dorpen binnen
hun ambtsgebied deden al niet an
ders. Maar omdat hij de bediening
van Woord en Sacramenten conform
de eis van de Gereformeerde kerken
onderhield trof hem niét de minste
schuld vond de vergedareing op 9 juli.
Wat dunkt ons nu van deze toestan
den? Verre van rooskleurig zouden wij
menen. Van spontane medewerking bij
de reformatie van de kerken was geen
sprake. Het kwam in 1581 ook zo plot
seling. Merkwaardig is zeker dat na het
afleggen van deze verklaringen de
praeses (Joh. Wtenbogaert) nogmaals
aandrong toch alles eerlijk te zeggen en
vooral over de dorpen waarvan de die
naren of pastoors niet aanwezig waren
of nog niet van een predikant voorzien
waren
Enige oud-pastoors moeten wel onder
de aanwezige predikanten geweest zijn.
Mogelijk waren dat juist de rustigste
plaatsen. Waar de oude pastoor nog
clandestien doorzette was de meeste
heibel
Op 9 juli ging het strikt genomen om
de beoordeling van de predikanten. De
pastor loei moest even de zaal uit, men
overlegde het een en ander over hem
en dan werd hij weer binnengeroepen
en werd hij geprezen of berispt. Ai
naar een en ander uitviel. Een redelijke
gang van zaken, ook thans nog gebrui
kelijk bij verhoren in een rechtszaal.
Wij willen dit besluit speciaal wijden
aan ons eigen ZO-Utrecht. Ds. Theodo-
rus Si'ldginius van Veen end aal hebben
wij reeds behandeld. Over de dominees
van de stad Utrecht behoeven wij niet
eens te spreken. Die waren zo goed dat
er alleen maar lof over bleef.
Die van Amersfoort hadden iets ver
zwegen. Je zou zeggen: ze keken eerst
de kat eens uit de boom. Maar het was
al lang bekend. Een apotheker bleek
een rooms geestelijke te zijn die zijn
personeel naast poeders en drankjes
Koorvan de Hervormde Kerk Ter Aa
Vermaard in deze kerk zijn de zoge
naamde wapenglazen, waarvan de
oudste dateren uit het be(jin van de
zeventiende eeuw.
klaarmaken ook nog commeusaals on
derwees hoe de mis „bedient" diende te
worden en hoe „paepsch" gepreekt en
andere superstitiën in hun werk gingen.
Ook de rector van de Latijnse school
was niet zuiver op de graat. Hen werd
aangezegd dergelijke gevallen direct bij
de Ed. Mog. Heeren te melden. De do
minee van Momtfoort moest zijn
„pondt" toch nog eens in het werk stel
len om nog enige vrucht op zijn arbeid
te zien komen.
De predikanten van Rhenen en Wijck
werden niet eens gehoord. Die waren
onberispelijk. Alleen met de predikant
Isaack Willsing van Amerongen sprak
men een hartig woordje. Die wilde uit
Amerongen weg en daar was men het
helemaal niet eens mede. In de acta
van 9 juli 1606 staat letterlijk: „Alsoe
hij daer welbemint was werd de predi
cant van Amerongen aangezegd „geene
beroepinge aen te nemen".
De Ed. Mog. Heeren hadden hem wel
reeds medewerking toegezegd, maar
staande de vergadering verklaarde men
met algemene stemmen liever niet zul
ke bekwaeme predikanten in het Sticht
te willen missen. Daarom werd hem nu,
ook namens de Ed. Mog. Heeren Staten
gevraagd in Amerongen te blijven.
Toch is hij nog weggegaan want op
de volgende Synode in 1612 werd Ame
rongen vertegenwoordigd door dominee
Henrica a Raasveld, die in 1618 als
Henricus Raetsfelddus deelnam aan de
discussies betreffende de verhouding in
het Sticht tussen remonstranten en
contra-remonstranten.
Behoudens Maarsbergen waar de
proost van het klooster nog lang stand
hield, was in het midden van de zeven
tiende eeuw geen „paep" meer te be
kennen. Zelfs het beruchte Overlang-
broeck (U weet wel, waar heer Steven
opereerde) had in 1612 een eigen gere
formeerde predikant.
Van die van Doorn en Zeist werd
niets dan „alle goet" gehoord. U zult
Leersum missen, maar dat was kerke
lijk met Amerongen verbonden! Dus
ook al spoedig na 1581 naar de refor
matie overgegaan. Waarschijnlijk reeds
in 1585 onder invloed van heer Goert
van Reede.
In Neerlangbroek en Cothen bleek
het heilig avondmaal nog niet te zijn
ingevoerd en de predikanten daar werd
aangeraden het dan desnoods in combi
natie met Wijk bij Duurstede te hou
den.
Een bijzonderheid treffen wij bij
Bunnik. Daarvan weten wij beslist dat
de predikant gehuwd was. Hij woonde
nog niet in zijn gemeente maar beloof
de dit te zullen gaan doen zodra zijn
vrouw uit de kraam verlost zou zijn.
In Werkhoven was een scheuring in
de gemeente ontstaan waar een predi
kant uit Utrecht en die van Westbroek,
twee van de bovenste plank dus, orde
od zaken moesten gaan stellen.
Was de Veenendaalse predikant inza
ke onstichtelijkheid onder het mes ge
nomen. ook die van Maarssen deed
weinig stichtelijks, maar omdat hij al zo
oud was werd het maar door de vingers
gezien. Ze zouden wel zien.
Vermeld werd al dat veel gemeenten
zelfs nog niet over een kerkeraad be
schikten. Het is daarom voor Utrecht zo
frappant dat uit Wijk bij Duurstede
wel een ouderling was komen opdagen,
jonker Frederick Hermans (zoon) van
Ysendoorn „met credentie" (geloofsbrief
of aanbeveling) van de stedelijke magi
straat en de kerkeraad van de stad. Dit
is alweer één van die bewijzen dal, de
stadsbesturen de reformatie bevorder
den.
Dan ontstaat een fel debat met de
predikant van Mijdrecht die van alles
beticht werd. Wat stelde hij zich even
wel scherp en daagde ieder uit het voor
de rechter te komen bewyzen! Met min
achting sprak hij over de Am^erdam-
se kerkeraad waar zijn ge\vezen school
meester hem zwarter dan satan zelf af
geschilderd had. Alles gelogen zo
riep dominee uit!
Na zoveel openhartigheid besloot men
de Amsterdamse ambtsbroeders terecht
te wijzen en het geschil met de predi
kant te Wilnis ook uit de weg te rui
men. Het merendeel van de predikan
ten hielden zich stil en knikte onder
danig van ja.
Zo de predikant van Leusden die
voor de voeten geworpen werd „dat hij
al te seer d' oefemnge van de medicij
nen onderneemt ende daarin selfs on-
befhoorlicke ende superstitieuse midde
len gebruyckt alsmede dat hij al vrij
wat ongebonden van tonge is".
Als alle anderen waarop wat aan te
merken viel beloofde hij zich te bete
ren. Neen van persoonlijkheid was geen
sprake. Eer van verkrampte onderda
nigheid. Net dan die van Mijdrecht. Tot
besluit werden die van Woudenberg,
Soest, Eemnes en Baarn „niet dan alle
goed" bevonden. Och, en die daar in
West-Utrecht ook. Het lag niet aan de
predikanten. Het „volk" was nog te on
mondig. Dat was de hele kwestie.
1606-1618! Nog 12 jaar bleef nien in
„den Lande van Utrecht" voortsukkelen
met zo nu en dan een suksesje hier en
daar. Er kwam slechts een provisori
sche kerkordening uit de bus in dtot
gedenkwaardige jaar 1606!
berg. Nu is dan de Vechtstreek en
het Utrechtse deel ten westen daar
van aan de beurt om te besluiten
met wat er alzo de predikanten zelt
ten laste gelegd werd.
i
Voor de bevolkingsaanwas van Yeenendaal uit de overgangsjaren van de zes
tiende naar de zeventiende eeuw Is de Vechtstreek van belang en namen als
Van de Luosdrecht, Van Maarssen en Van Maarsseveen (beide laatsten nu uit
gestorven en alleen nog bestaande in de vrouwelijke lijnen) wijzen direct naar
de grote verveningsggbieden in onze provincie. Het allermerkwaardigste bij
déze families was dat ze allen doopsgezind waren. Zo vond ik bij het
huwelijk van zekere Van Maarsseveen uit het einde van de zeventiende eeuw
de aantekening: ,,BeleU de leere Menno Symonss maar wort nu onderwesen in
de leere der Eeuwige Saligheit". Ja, waarde lezers, van tolerantie en het recht
van ieder mens op een eigen levensbeschouwing wist men in dat oude Yeenen
daal weinig af en nóg zijn deze meest wezenlijke bestanddelen van het univer
sele christen-zijn nog wel eens ver te zoeken.
Nog enige vooraanstaande, nu geheel
uitgestorven doopsgezinde geslachten
waren die van Van Broekhuysen en
Bomas. Anbeek is zelfs een emigran-
tengeslacht van 'Doopsgezinden uit Po
len afkomstig, maar dan via de Men-
nisten uit Wageningen. Wij willen die
„aftocht" van de Mennisten uit de
Vechtstreek wat nader bezien. Maar
eerst even een paar opmerkelijke ge
meenten uit het Stichtse deel van Het
Gooi.
De overheid van Soest was de her
vorming* niet toegedaan. Er was een
schoolmeester aangenomen op voor
waarde .dat hij geen psalmen zou voor-'
zingen. De gemeente hield het bij ge
zangen en zong: „Christis is opgestan-
den" en liet ook de psalmen niet toe.
Avondmaal kon hij niet houden omdat
de inwoners nog vol „paepsche super-
sitiën" zaten. Zijn diakenen mochten
zelfs de armen niet bedelen.
Eemnes (binnen- zowel als buiten
dijks) was bij de intrede van de predi
kant „een woeste plaetse" geweest. Hij
had zo'n 200 toehoorders maar Binnen
dijks verhinderden de inwoners hem te
komen preken. Ook vermoedde hij dat
de dorpssecretaris een gewézen „paep"
was, daar deze de kinderen doopte. Zijn
ambtgenoot uit Baarn repte regelrecht
over „sekere heer Jacob uijt Emmenes"
die veel in Baarn kwam dopen.
Ook te Baarn ende ter Eem was het
gerecht vierkant tegen de reformatie.
De schoolmeester durfde zelfs op straat
zich niet met dominee te verstaan. De
inwoners hadden die man met een pak
- laag bedreigd zo hij bij dominee zou
gaan voorzingen. Hij had slechts één
avondmaal ganger. Verder weerde hij
iedere ander omdat de herbergiers het
tappen op zondag niet wilden laten en
die in de herbergen kwamen „sich daer
aen dronckengelagen nog te buijten
gingen".
Dan kwam heer Elbert Proost en
heer Jan 't Amelsfoort telkens de inwo
ners van het ware geloof afhouden.
Vooral heer Jan, die geroepen werd als
iemand in doodsnood verkeerde en dan
niet eerder kwam of d'e huisgenoten
moesten beloven nimmer meer zich met
de gereformeerde leer te sullen inlaten.
In Kortenhoef en Maarssen waren de
kosters alweer kwade rakkers. Maar. zo
zult U zeggen, waarom nam zo'n domi
nee dan geen andere koster. Dat zat
evenwel zo. Het kosterambt was een
beëdigd ambt en als zodanig werden ze
aangesteld door de heer van het dorp.
die o.m. de collatie (aanstellingsrecht)
van de kosterij bezat. Zo'n koster was
meer de klusjesman van de dorpsge-
weldige. U begrijpt het wel: „wiens
brood men eet, diens woord men
spreekt". Aan het gedrag van de koster
herkende men al spoedig de heer. De
laatste durfde men zo maar niet recht
streeks aan te vallen.
Met de schoolmeesters was het al
even zo gesteld. Dé koster van Korten
hoef kwam wel drie maal per dag in de
kerk en wel 's morgens, 's middags en
's avonds, om het Ave Maria te klep
pen. De schout evenwel begon weer
naar de kerk te komen.
Breukelen en Vreeland waren oases
in de kerkelijke chaos. De heren Van
Nijenrode en Ruwael behoorden tot de
kerkgangers, de kosters onderwierpen
zich aan het gezag van de predikanten
en schoolmeester van Vreeland leerde
uit niets anders dan uit gereformeerde
boeken.
U ziet het dan maar hoe groot de
invloed van de dorpsheren was. Waar
die meewerkte liep het volk gedwee
mee. Dan volgen twee dorpen met veel
Mennisten onder de inwoners: Abcoude
en Nichtevecht. Ik heb al eens ver
klaard waarom in de waterrijke stre
ken van Utrecht en Friesland de ver
volgde doopsgezinden zich gevestigd
hadden. De roomse (of Spaanse) ketter
jagers waagden zich zo maar niet in
dat gevaarlijke moerassengebied. De
Mennisen zaten er betrekkelijk veilig.
Koster en schoolmeester van Ab
coude waren wel betrouwbaar, die
van Nichtevecht was fel pausgezind.
En de koster van Overmeer (predi
kant was absent), vertelde die van
Nichtevecht, klepte ook al dagelijks
het Ave Maria. De roomsen van Ab
coude hadden zich verbonden door
Ned. Herv. Kerk te Ter Aa met een
Engels orgel. De opstelling van hoofd
werk en rugwerk bij kerkorgels naast
elkaar komt in Engelse kerken meer
voor. Deze opstelling is in Nederland
verder onbekend. De Engelse orgel
bouwer Pat$worth zal het geheel naar
Engels voorbeeld geplaatst hebben.
bij de inwoners die bij de predikant
ter kerk gingen niet meer te kopen
en er zich niet mede te bemoeien.
Rijke kooplieden uit Amsterdam on
derhielden in het nabije Holland „se
kere huysen" (verkapte kloosters?)
waar „Jesuiten ende andere jonge
paepsche studenten" komen om de
mis te 'lezen en wat meer tot de
paepsche stoutigheden" behoorde te
doen.
Daar gingen de inwoners van Ab
coude dan heen. Niet zodra had de
dominee van Abcoude de preek
beëindigd of met „groot getied. ge-
druygzsch en onordeundnge'' kwamen
de roomsen binnenvallen.
Zowel de predikant van Abcoude
als die van Nichtevechte beklaagden
zich dat ook de „Herdoopers" verga
deringen hielden. Wij, 20e eeuwers
en vooral het protestantse deel van
ons volk, wij begaan de grote fout
het tyranieke tijdvak 1516-1581 te
verwaarlozen.
Wat weet men doorgaans af van
wat er sinds het optreden van de
Augsburgse monnik tot de afzwering
van het gezag van koning Philips II
(die Willem van Oranje toch altijd
geëerd had zoals Aldegonde het ons
nog ais een verlaat credo in de mond
legt), wat weten wij van die tijd af
toen op de Noord-Veluwe reeds een
golf van anti-papisme oversloeg en^
Geldenhauwer in Tiel rond 1525 dé"
reformatie »1 inluidde?
Dan staan wij in Utrecht in 1606
tegenover de eerste groep vervolgden,
de doopsgezinden. En de gerefor
meerden, zij vervolgden door. Niet
met brandstapels en in zakken ge
naaide mensen die in het water ge
worpen werden. Neen, zoetjes aan,
/.oals ook in Yeenendaal een bloeien
de Mennistengemeente geliquideerd
werd. Zogoed in Yeenendaal als in
het Vechtgebied kon men de zon
niet in het Mennistenwater zien
schijnen.
De archivalia liegt er niet om. In
Nichtevecht b.v. woonde een onge
doopte Memnist met een vrouw „in
overspel". Hdj had dominee om de
proclamatie voor het huwelijk ge
vraagd. Deze had geëist dat hij zich
dan eerst mo^t laten dopen. Omdat
riiie-man er mets voor voelde (bij de
Doopsgezinden is de doop als per
soonlijke belevenis een ernstige
zaak!), weigerde de predikant. Wie
was nu de schuldige van dit z.g.
overspel? Wat voor begrip had (en
heeft!) men dan wel voor eikaars ge
loofsovertuiging?
Typische gereformeerde plaatsen
waren Westbroek en Oostveen. (Oost
veen is thans een landstreek in de
gem. Maartensdijk). Opvallend is dat
bij het opstellen van de voorlopige
kerkorde voor Utrecht na beëindiging
van de synode van 1606 juist de pre
dikanten van deze dorpen in de com
missie naast die uit de streken geko
zen werden.
Zij hadden ouderlingen en diake
nen een goede schout en kerkmeester,
goede kosters en schoolmeesters. Je
zou haast zeggen: modelgemeenten.
Alleen woonde de dominee van Oost
veen niet bij de kerk (de pastorie was
een bouwval) en dan kwam hij met
de verheugende mededeling dat de
heer van Blauweapel het fortkerkje
zou laten opknappen
Vinkeveen liet al weer een somber
geluid horen: „een deen gehoor ende
de papene...Maar de schoolmeester
vertikte het de kinderen te leren uit
de boeken die de ouders ze meega
ven.
Op het eerste gehoor zou men den
ken dat het in Mijdrecht koek en ei
wae. Niettegenstaande daar vélen aan
de pest gestorven waren had hij 120
avondmaalgangers. En „aist nyet in
den bou is" (de stiille tijd dus) preekte
hij ook zondagsmiddags en wel uit de
cathechismis.
Werkten de mensen daar dan „op
het bouwland" als het zondag was?
Dan komen de klachten. Legio! In het
dorp stond nog steeds een crucifix
opgesteld waar veel superstitiën me
de gepleegd werden, o.a „met binden
van kousebanden". Zeker „paepgen'
werd dikwijls bij de boeren aan huis
verzocht om kinderen te komen do
pen.
In het buurschap Waweren (Wa-
verveen) werden veel dorpsgenoten
naar de ..paepsche" vergaderingen'
(van kerkdiensten sprak men dus
niet!) gelokt. Op de biddag voor het
gewas hadden de pausgezinden een
.Kindermaal" gehouden. Een aantal
oomsen waren toen stomdronken de
'hdag komen bespotten.
Er was een „gilde van drincke-
uroers" die beter hun inkomen lot
onderhoud van de schoolmeester kon
den besteden. Zwangere vrouwen
waren als in meer plaatsen zeer bij
gelovig. Wanneer in een kraambed
een vrouw stierf eten kwamen de
kraamvrouwen om deze naar het
kerkhof te dragen, vertrouwend dat
hun verlossing daardoor gunstig
beïnvloed zou wonden. Tenslotte
waarschuwde hij tegen het gruwelij
ke gebruik veroordeelde „wedergelv-
de ende omgebrachte menschen"
naar het kerkhof te slepen. Daar het
Kerkhof een vrijplaats was kon de
schout daar niet in actie komen tegen
wat de predikant een misdaad noem
de.
Wilnis. Een broeinest van „paep
sche stoutigheden met een kerk
die in ..soeberen staat" verkeerde en
slechts 30 a 40 toehoorders. Zo woon
de in Wilnis „seekere blindt paepe"
die gewoon de roomse diensten voort
zette. de Edele Heeren Staten be
schuldigend van geweld, hem aange
daan, door hem „uyt het sijne" gesto
ten te hebber en zich beroemde over
zijn „schaneteftck* oncuijsheyd" («net
Kansel met toegang tot de consistorie onder het orgel.
vrouwen). Rond deNkerK werd op Sa
cramentsdag nog openlijk bedevaart
gehouden met veel volk „in wollen"
(op kousevoeten) ende baervoets", de
genen die ter kerke gaan bespottende.
En dan nog de algemene klacht „dat
eer vele bij den anderen loopen onge-
trouwt, etc".
Het fort Cudelstert (nu staat op de
kaart Kudelstaart (als dorp in de
Noordhollandse gemeente Aalsmeer),
liet een beter geluid horen, alhoewel
toch ook uit Ouwerkerk en Haarlem
papisten kwamen die in „seeker huy
sen" de mis lazen.
De hervormde kerk te Maarssen.