Paepsche stoutighedenwaren aan het begin van 17e eeuw in t Sticht nog overal te vinden HSS Predikanten moesten in 16U6 te biecht allemaal bij Synode Zieleherder van Kamerik was geslaagde kruising van pastoor en dominee door Adriaan P. de Kleuver Rekest Preeklezers Scheuring Rakkers Bi j geloof Vorige maal besloten wij onze 1*1 f ten en benedenwaarts tot Wouden- Maar het toppunt vormde toch wel Zegvelds predikant waar het beschul digingen betrof. Niet zozeer over de meente te Zegveld zelf. Die was ta melijk welvoeglijk. Wel werden zijn diakenen zwaar beconcurreerd door de ..paepsche Heylige Geystmeesters". Het schijnt dat in de kerk ook de roomsen nog dienst hielden en de kerkmeester zelfs van „dien ordre" vvaren, want de schoolmeester-koster werd bedreigd met ontzetting uit zijn ambt zo hij het Ave Maria niet meer wilde kleppen. Ook de schout was tegen, want toen op Pinksterdag 1606 de roomsen met stenen tegen de kerkdeur gooi den wilde de schout niet ingrijpen evenmin toen op Palmzondag de „pausgezinden" buiten de kerk zulk groot lawaai maakten dat hij, de pre dikant de preek moest staken. Tijdens de preek brachten de inwo ners hun doden in de kerk voor de preekstoel. De predikant was al eens met modder en andere vuiligheid be kogeld als hij op ziekenbezoek wilde gaan. En dat noemde de goede man dan nog redelijk. Maar hij had meer bij zich. Een request van vrome en betrouwbare inwoners van Kamerik! Wat daar in staat wil ik U beslist niet onthouden. Daar was een ziele- herder die een kruising vormde tus sen pastoor en dominee. Dat is werke lijk uniek geweest. Ik neem het voor U precies zo over als het er staat. De Heren Staten hadden pastoor Claes Claesz Dael van Kamerik aangezegd in het vervolg gereformeerde dien sten te houden. Daarvoor heb ik mij beslist ten hoogste verbaasd over wat die er van maakte. Het is eenvoudig belachelijk. Wat Claes Dael van zon dienst maakte is dan als volgt: „als dat hij in de kerkcke comende om zijn (gere formeerde!) predicatie te doen eerst voor seeker autaar (altaar) nedervalt, daarnae hemselven met cruysen tee kent ende dat so dickwils als hij de clock hoort slaen, ende daertoe oock d'e huysluyden vermaent, daernae het evangelium ende d'epistel beijde te saemen predict sonder de psalmen te laeten singen. Daernae de predicatie gedaen zijn de. haelt hij voort het memorysiel- hoeck, biddende voor de overledene persoenen, ende dat om zijn gewin, dat hij 22 jaeren te Camerijck ge- sttacn hebbende, het heylich avond maal nooit gebruvckt en heefft, ende vermaent sijnde hetselve niet en heefft willen doen, jae opentlvck seyt. dat het onnoodich is, ten h. avontmael te gaen; als men maer geloofft, dat dit genoech is, zodat hyrdor bij ve len het heylige avontmael in cleyn- achtinge komt. ende andere genoot- saeckt zyn in de naebuerige stad en de dorpen haer ten h. avontmael te be geven; dat hij vele superstitiën in den kinderdoop pleecht, dat als er ye- mand in het dorp gestorven is, hij als dan over de dooden gaet bidden, ende als men het lichaem ter aerde brengt, heefft hij een schup of spaev, schrij vende drie cruysen op de kist met vele mommelinge van woorden, die h(j gebruyckt; dat hij d' huysluyden het wye water vercoopt, dat hij op Vrouwe Lichtmis ende Psalmdach de pauselycke superstitiën met hetselve pleeght, dat hij geit neemt voor het bidden voor de dooden, van het trou wen, ende de lyeden oock bij nacht trouwt, etc.". Dat is dus een hele waslijst van ..paepsche stoutigheden' Zelfs van de zuiverheid van een in deze sfeer uit gesproken gereformeerde preek raak ik niet ondersteboven. Zo opereerden in 1606 nog tientallen afgezette pas toors tussen de wal en het schip. Ook Zegveld maakte niet de indruk van een ingetogen gereformeerd dorp. Alleen Jutpihaas maakte in die hoek van West-Utrecht een zeer gunstige indruk: de schoolmeester prima en zowaar een koster die ten avondmaal Kwam. Voor de rest was het nog overal de pastoor die de dienst uitmaakte. Dat er in 1606 reeds rondreizende preek lezers (oefenaars!) waren wist de predikant van Lopik mede te delen. In C-apelle (aan de IJssel) was zo ie mand. Op de vergadering werd er op geattendeerd dat er te Tiienhoven ook zo'n lezer was. Voorts verklaarde de predikant van Houten dat in 't. Goy een lezer was die niet geautori seerd was. een die de ingezetenen van Houten al spottend fabeltjes voorlas. Bepaald bedoelde hij daar mede dat geen gereformeerde leer stukken verkondigd werden. De dominee van Lopik was voor de rest niet ontevreden. Inmiddels was de predikant van Ter Aa toch nog gekomen, want de uitnodiging had hem te'laat bereikt. Hij klaagde over de bewoners uit zijn ambtsgebied. Dit is de eerste maal dat gezegd werd dat zo'n prpdikant wel vijf zes dorpen te bedienen had. De meeste „huysluyden'' zaten ge durende de dienst in de herberg of werkten op het land of het een door de week se dag was. De schouten van de heerlijkheden en dorpen binnen hun ambtsgebied deden al niet an ders. Maar omdat hij de bediening van Woord en Sacramenten conform de eis van de Gereformeerde kerken onderhield trof hem niét de minste schuld vond de vergedareing op 9 juli. Wat dunkt ons nu van deze toestan den? Verre van rooskleurig zouden wij menen. Van spontane medewerking bij de reformatie van de kerken was geen sprake. Het kwam in 1581 ook zo plot seling. Merkwaardig is zeker dat na het afleggen van deze verklaringen de praeses (Joh. Wtenbogaert) nogmaals aandrong toch alles eerlijk te zeggen en vooral over de dorpen waarvan de die naren of pastoors niet aanwezig waren of nog niet van een predikant voorzien waren Enige oud-pastoors moeten wel onder de aanwezige predikanten geweest zijn. Mogelijk waren dat juist de rustigste plaatsen. Waar de oude pastoor nog clandestien doorzette was de meeste heibel Op 9 juli ging het strikt genomen om de beoordeling van de predikanten. De pastor loei moest even de zaal uit, men overlegde het een en ander over hem en dan werd hij weer binnengeroepen en werd hij geprezen of berispt. Ai naar een en ander uitviel. Een redelijke gang van zaken, ook thans nog gebrui kelijk bij verhoren in een rechtszaal. Wij willen dit besluit speciaal wijden aan ons eigen ZO-Utrecht. Ds. Theodo- rus Si'ldginius van Veen end aal hebben wij reeds behandeld. Over de dominees van de stad Utrecht behoeven wij niet eens te spreken. Die waren zo goed dat er alleen maar lof over bleef. Die van Amersfoort hadden iets ver zwegen. Je zou zeggen: ze keken eerst de kat eens uit de boom. Maar het was al lang bekend. Een apotheker bleek een rooms geestelijke te zijn die zijn personeel naast poeders en drankjes Koorvan de Hervormde Kerk Ter Aa Vermaard in deze kerk zijn de zoge naamde wapenglazen, waarvan de oudste dateren uit het be(jin van de zeventiende eeuw. klaarmaken ook nog commeusaals on derwees hoe de mis „bedient" diende te worden en hoe „paepsch" gepreekt en andere superstitiën in hun werk gingen. Ook de rector van de Latijnse school was niet zuiver op de graat. Hen werd aangezegd dergelijke gevallen direct bij de Ed. Mog. Heeren te melden. De do minee van Momtfoort moest zijn „pondt" toch nog eens in het werk stel len om nog enige vrucht op zijn arbeid te zien komen. De predikanten van Rhenen en Wijck werden niet eens gehoord. Die waren onberispelijk. Alleen met de predikant Isaack Willsing van Amerongen sprak men een hartig woordje. Die wilde uit Amerongen weg en daar was men het helemaal niet eens mede. In de acta van 9 juli 1606 staat letterlijk: „Alsoe hij daer welbemint was werd de predi cant van Amerongen aangezegd „geene beroepinge aen te nemen". De Ed. Mog. Heeren hadden hem wel reeds medewerking toegezegd, maar staande de vergadering verklaarde men met algemene stemmen liever niet zul ke bekwaeme predikanten in het Sticht te willen missen. Daarom werd hem nu, ook namens de Ed. Mog. Heeren Staten gevraagd in Amerongen te blijven. Toch is hij nog weggegaan want op de volgende Synode in 1612 werd Ame rongen vertegenwoordigd door dominee Henrica a Raasveld, die in 1618 als Henricus Raetsfelddus deelnam aan de discussies betreffende de verhouding in het Sticht tussen remonstranten en contra-remonstranten. Behoudens Maarsbergen waar de proost van het klooster nog lang stand hield, was in het midden van de zeven tiende eeuw geen „paep" meer te be kennen. Zelfs het beruchte Overlang- broeck (U weet wel, waar heer Steven opereerde) had in 1612 een eigen gere formeerde predikant. Van die van Doorn en Zeist werd niets dan „alle goet" gehoord. U zult Leersum missen, maar dat was kerke lijk met Amerongen verbonden! Dus ook al spoedig na 1581 naar de refor matie overgegaan. Waarschijnlijk reeds in 1585 onder invloed van heer Goert van Reede. In Neerlangbroek en Cothen bleek het heilig avondmaal nog niet te zijn ingevoerd en de predikanten daar werd aangeraden het dan desnoods in combi natie met Wijk bij Duurstede te hou den. Een bijzonderheid treffen wij bij Bunnik. Daarvan weten wij beslist dat de predikant gehuwd was. Hij woonde nog niet in zijn gemeente maar beloof de dit te zullen gaan doen zodra zijn vrouw uit de kraam verlost zou zijn. In Werkhoven was een scheuring in de gemeente ontstaan waar een predi kant uit Utrecht en die van Westbroek, twee van de bovenste plank dus, orde od zaken moesten gaan stellen. Was de Veenendaalse predikant inza ke onstichtelijkheid onder het mes ge nomen. ook die van Maarssen deed weinig stichtelijks, maar omdat hij al zo oud was werd het maar door de vingers gezien. Ze zouden wel zien. Vermeld werd al dat veel gemeenten zelfs nog niet over een kerkeraad be schikten. Het is daarom voor Utrecht zo frappant dat uit Wijk bij Duurstede wel een ouderling was komen opdagen, jonker Frederick Hermans (zoon) van Ysendoorn „met credentie" (geloofsbrief of aanbeveling) van de stedelijke magi straat en de kerkeraad van de stad. Dit is alweer één van die bewijzen dal, de stadsbesturen de reformatie bevorder den. Dan ontstaat een fel debat met de predikant van Mijdrecht die van alles beticht werd. Wat stelde hij zich even wel scherp en daagde ieder uit het voor de rechter te komen bewyzen! Met min achting sprak hij over de Am^erdam- se kerkeraad waar zijn ge\vezen school meester hem zwarter dan satan zelf af geschilderd had. Alles gelogen zo riep dominee uit! Na zoveel openhartigheid besloot men de Amsterdamse ambtsbroeders terecht te wijzen en het geschil met de predi kant te Wilnis ook uit de weg te rui men. Het merendeel van de predikan ten hielden zich stil en knikte onder danig van ja. Zo de predikant van Leusden die voor de voeten geworpen werd „dat hij al te seer d' oefemnge van de medicij nen onderneemt ende daarin selfs on- befhoorlicke ende superstitieuse midde len gebruyckt alsmede dat hij al vrij wat ongebonden van tonge is". Als alle anderen waarop wat aan te merken viel beloofde hij zich te bete ren. Neen van persoonlijkheid was geen sprake. Eer van verkrampte onderda nigheid. Net dan die van Mijdrecht. Tot besluit werden die van Woudenberg, Soest, Eemnes en Baarn „niet dan alle goed" bevonden. Och, en die daar in West-Utrecht ook. Het lag niet aan de predikanten. Het „volk" was nog te on mondig. Dat was de hele kwestie. 1606-1618! Nog 12 jaar bleef nien in „den Lande van Utrecht" voortsukkelen met zo nu en dan een suksesje hier en daar. Er kwam slechts een provisori sche kerkordening uit de bus in dtot gedenkwaardige jaar 1606! berg. Nu is dan de Vechtstreek en het Utrechtse deel ten westen daar van aan de beurt om te besluiten met wat er alzo de predikanten zelt ten laste gelegd werd. i Voor de bevolkingsaanwas van Yeenendaal uit de overgangsjaren van de zes tiende naar de zeventiende eeuw Is de Vechtstreek van belang en namen als Van de Luosdrecht, Van Maarssen en Van Maarsseveen (beide laatsten nu uit gestorven en alleen nog bestaande in de vrouwelijke lijnen) wijzen direct naar de grote verveningsggbieden in onze provincie. Het allermerkwaardigste bij déze families was dat ze allen doopsgezind waren. Zo vond ik bij het huwelijk van zekere Van Maarsseveen uit het einde van de zeventiende eeuw de aantekening: ,,BeleU de leere Menno Symonss maar wort nu onderwesen in de leere der Eeuwige Saligheit". Ja, waarde lezers, van tolerantie en het recht van ieder mens op een eigen levensbeschouwing wist men in dat oude Yeenen daal weinig af en nóg zijn deze meest wezenlijke bestanddelen van het univer sele christen-zijn nog wel eens ver te zoeken. Nog enige vooraanstaande, nu geheel uitgestorven doopsgezinde geslachten waren die van Van Broekhuysen en Bomas. Anbeek is zelfs een emigran- tengeslacht van 'Doopsgezinden uit Po len afkomstig, maar dan via de Men- nisten uit Wageningen. Wij willen die „aftocht" van de Mennisten uit de Vechtstreek wat nader bezien. Maar eerst even een paar opmerkelijke ge meenten uit het Stichtse deel van Het Gooi. De overheid van Soest was de her vorming* niet toegedaan. Er was een schoolmeester aangenomen op voor waarde .dat hij geen psalmen zou voor-' zingen. De gemeente hield het bij ge zangen en zong: „Christis is opgestan- den" en liet ook de psalmen niet toe. Avondmaal kon hij niet houden omdat de inwoners nog vol „paepsche super- sitiën" zaten. Zijn diakenen mochten zelfs de armen niet bedelen. Eemnes (binnen- zowel als buiten dijks) was bij de intrede van de predi kant „een woeste plaetse" geweest. Hij had zo'n 200 toehoorders maar Binnen dijks verhinderden de inwoners hem te komen preken. Ook vermoedde hij dat de dorpssecretaris een gewézen „paep" was, daar deze de kinderen doopte. Zijn ambtgenoot uit Baarn repte regelrecht over „sekere heer Jacob uijt Emmenes" die veel in Baarn kwam dopen. Ook te Baarn ende ter Eem was het gerecht vierkant tegen de reformatie. De schoolmeester durfde zelfs op straat zich niet met dominee te verstaan. De inwoners hadden die man met een pak - laag bedreigd zo hij bij dominee zou gaan voorzingen. Hij had slechts één avondmaal ganger. Verder weerde hij iedere ander omdat de herbergiers het tappen op zondag niet wilden laten en die in de herbergen kwamen „sich daer aen dronckengelagen nog te buijten gingen". Dan kwam heer Elbert Proost en heer Jan 't Amelsfoort telkens de inwo ners van het ware geloof afhouden. Vooral heer Jan, die geroepen werd als iemand in doodsnood verkeerde en dan niet eerder kwam of d'e huisgenoten moesten beloven nimmer meer zich met de gereformeerde leer te sullen inlaten. In Kortenhoef en Maarssen waren de kosters alweer kwade rakkers. Maar. zo zult U zeggen, waarom nam zo'n domi nee dan geen andere koster. Dat zat evenwel zo. Het kosterambt was een beëdigd ambt en als zodanig werden ze aangesteld door de heer van het dorp. die o.m. de collatie (aanstellingsrecht) van de kosterij bezat. Zo'n koster was meer de klusjesman van de dorpsge- weldige. U begrijpt het wel: „wiens brood men eet, diens woord men spreekt". Aan het gedrag van de koster herkende men al spoedig de heer. De laatste durfde men zo maar niet recht streeks aan te vallen. Met de schoolmeesters was het al even zo gesteld. Dé koster van Korten hoef kwam wel drie maal per dag in de kerk en wel 's morgens, 's middags en 's avonds, om het Ave Maria te klep pen. De schout evenwel begon weer naar de kerk te komen. Breukelen en Vreeland waren oases in de kerkelijke chaos. De heren Van Nijenrode en Ruwael behoorden tot de kerkgangers, de kosters onderwierpen zich aan het gezag van de predikanten en schoolmeester van Vreeland leerde uit niets anders dan uit gereformeerde boeken. U ziet het dan maar hoe groot de invloed van de dorpsheren was. Waar die meewerkte liep het volk gedwee mee. Dan volgen twee dorpen met veel Mennisten onder de inwoners: Abcoude en Nichtevecht. Ik heb al eens ver klaard waarom in de waterrijke stre ken van Utrecht en Friesland de ver volgde doopsgezinden zich gevestigd hadden. De roomse (of Spaanse) ketter jagers waagden zich zo maar niet in dat gevaarlijke moerassengebied. De Mennisen zaten er betrekkelijk veilig. Koster en schoolmeester van Ab coude waren wel betrouwbaar, die van Nichtevecht was fel pausgezind. En de koster van Overmeer (predi kant was absent), vertelde die van Nichtevecht, klepte ook al dagelijks het Ave Maria. De roomsen van Ab coude hadden zich verbonden door Ned. Herv. Kerk te Ter Aa met een Engels orgel. De opstelling van hoofd werk en rugwerk bij kerkorgels naast elkaar komt in Engelse kerken meer voor. Deze opstelling is in Nederland verder onbekend. De Engelse orgel bouwer Pat$worth zal het geheel naar Engels voorbeeld geplaatst hebben. bij de inwoners die bij de predikant ter kerk gingen niet meer te kopen en er zich niet mede te bemoeien. Rijke kooplieden uit Amsterdam on derhielden in het nabije Holland „se kere huysen" (verkapte kloosters?) waar „Jesuiten ende andere jonge paepsche studenten" komen om de mis te 'lezen en wat meer tot de paepsche stoutigheden" behoorde te doen. Daar gingen de inwoners van Ab coude dan heen. Niet zodra had de dominee van Abcoude de preek beëindigd of met „groot getied. ge- druygzsch en onordeundnge'' kwamen de roomsen binnenvallen. Zowel de predikant van Abcoude als die van Nichtevechte beklaagden zich dat ook de „Herdoopers" verga deringen hielden. Wij, 20e eeuwers en vooral het protestantse deel van ons volk, wij begaan de grote fout het tyranieke tijdvak 1516-1581 te verwaarlozen. Wat weet men doorgaans af van wat er sinds het optreden van de Augsburgse monnik tot de afzwering van het gezag van koning Philips II (die Willem van Oranje toch altijd geëerd had zoals Aldegonde het ons nog ais een verlaat credo in de mond legt), wat weten wij van die tijd af toen op de Noord-Veluwe reeds een golf van anti-papisme oversloeg en^ Geldenhauwer in Tiel rond 1525 dé" reformatie »1 inluidde? Dan staan wij in Utrecht in 1606 tegenover de eerste groep vervolgden, de doopsgezinden. En de gerefor meerden, zij vervolgden door. Niet met brandstapels en in zakken ge naaide mensen die in het water ge worpen werden. Neen, zoetjes aan, /.oals ook in Yeenendaal een bloeien de Mennistengemeente geliquideerd werd. Zogoed in Yeenendaal als in het Vechtgebied kon men de zon niet in het Mennistenwater zien schijnen. De archivalia liegt er niet om. In Nichtevecht b.v. woonde een onge doopte Memnist met een vrouw „in overspel". Hdj had dominee om de proclamatie voor het huwelijk ge vraagd. Deze had geëist dat hij zich dan eerst mo^t laten dopen. Omdat riiie-man er mets voor voelde (bij de Doopsgezinden is de doop als per soonlijke belevenis een ernstige zaak!), weigerde de predikant. Wie was nu de schuldige van dit z.g. overspel? Wat voor begrip had (en heeft!) men dan wel voor eikaars ge loofsovertuiging? Typische gereformeerde plaatsen waren Westbroek en Oostveen. (Oost veen is thans een landstreek in de gem. Maartensdijk). Opvallend is dat bij het opstellen van de voorlopige kerkorde voor Utrecht na beëindiging van de synode van 1606 juist de pre dikanten van deze dorpen in de com missie naast die uit de streken geko zen werden. Zij hadden ouderlingen en diake nen een goede schout en kerkmeester, goede kosters en schoolmeesters. Je zou haast zeggen: modelgemeenten. Alleen woonde de dominee van Oost veen niet bij de kerk (de pastorie was een bouwval) en dan kwam hij met de verheugende mededeling dat de heer van Blauweapel het fortkerkje zou laten opknappen Vinkeveen liet al weer een somber geluid horen: „een deen gehoor ende de papene...Maar de schoolmeester vertikte het de kinderen te leren uit de boeken die de ouders ze meega ven. Op het eerste gehoor zou men den ken dat het in Mijdrecht koek en ei wae. Niettegenstaande daar vélen aan de pest gestorven waren had hij 120 avondmaalgangers. En „aist nyet in den bou is" (de stiille tijd dus) preekte hij ook zondagsmiddags en wel uit de cathechismis. Werkten de mensen daar dan „op het bouwland" als het zondag was? Dan komen de klachten. Legio! In het dorp stond nog steeds een crucifix opgesteld waar veel superstitiën me de gepleegd werden, o.a „met binden van kousebanden". Zeker „paepgen' werd dikwijls bij de boeren aan huis verzocht om kinderen te komen do pen. In het buurschap Waweren (Wa- verveen) werden veel dorpsgenoten naar de ..paepsche" vergaderingen' (van kerkdiensten sprak men dus niet!) gelokt. Op de biddag voor het gewas hadden de pausgezinden een .Kindermaal" gehouden. Een aantal oomsen waren toen stomdronken de 'hdag komen bespotten. Er was een „gilde van drincke- uroers" die beter hun inkomen lot onderhoud van de schoolmeester kon den besteden. Zwangere vrouwen waren als in meer plaatsen zeer bij gelovig. Wanneer in een kraambed een vrouw stierf eten kwamen de kraamvrouwen om deze naar het kerkhof te dragen, vertrouwend dat hun verlossing daardoor gunstig beïnvloed zou wonden. Tenslotte waarschuwde hij tegen het gruwelij ke gebruik veroordeelde „wedergelv- de ende omgebrachte menschen" naar het kerkhof te slepen. Daar het Kerkhof een vrijplaats was kon de schout daar niet in actie komen tegen wat de predikant een misdaad noem de. Wilnis. Een broeinest van „paep sche stoutigheden met een kerk die in ..soeberen staat" verkeerde en slechts 30 a 40 toehoorders. Zo woon de in Wilnis „seekere blindt paepe" die gewoon de roomse diensten voort zette. de Edele Heeren Staten be schuldigend van geweld, hem aange daan, door hem „uyt het sijne" gesto ten te hebber en zich beroemde over zijn „schaneteftck* oncuijsheyd" («net Kansel met toegang tot de consistorie onder het orgel. vrouwen). Rond deNkerK werd op Sa cramentsdag nog openlijk bedevaart gehouden met veel volk „in wollen" (op kousevoeten) ende baervoets", de genen die ter kerke gaan bespottende. En dan nog de algemene klacht „dat eer vele bij den anderen loopen onge- trouwt, etc". Het fort Cudelstert (nu staat op de kaart Kudelstaart (als dorp in de Noordhollandse gemeente Aalsmeer), liet een beter geluid horen, alhoewel toch ook uit Ouwerkerk en Haarlem papisten kwamen die in „seeker huy sen" de mis lazen. De hervormde kerk te Maarssen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 5