Ontdekkingstocht op Ginkelse uitloper
September: 'n prelude met
honderden variaties
op het thema groen
„Levade "brengt mens en
paard bij het publiek
Speeldoos
Uniek
door
Adriaan P. de Kleuver
Eten geblazen
Prelude
Aardmannetjes
Generaal
VOOR DE ZEVENDE MAAL IN APELDOORN
Over het oud-adellijke goed Neyamerunge (Nieuw-Amerongen) spreekt inen
niet meer. Ik trof het aan op een kaart die moet dateren tussen 1535 en 1566,
laten wij zeggen ca. 1550. Hoe je zo iets aan de weet komt? Op die kaart in het
R.A. te Arnhem staat wél de kapel van Emmikhuizen en het goed Neyeame-
runge maar de kerk van Veenendaal niet. Veenendaal was toen nog een vlek
„geleghen int wilde velt" en het verwondert ons daarom des temeer met wat
voor elan de explosie van de laatste jaren plaats heeft. Nu komt dat ook wel
omdat de planologen er zich mede bemoeien, maar het gebeurt dan toch maar.
Juist naar een uitloper van dit Gin
kelse gebied wil ik u meenemen. Laten
wij de goede, trouwe fiets maar eens
van stal halen, want hoe men het ook
keert of wendt, dit deel van de Ame-
rongse berg is verboden voor vierwieli
ge motorvoertuigen. En daar ben ik nou
voor een keer eens hélemaal niet rou
wig om. Zelf ga ik veelal ambtshalve
per pedes apostolorum, op de be
nenwagen dus en mensen wat een rust!
In de vakantietijd is er nog menige
wandelaar die in Overberg een tijdelijk
nomadenbestaan is begonnen. Maar zo
in 't begin van september als de dagen
nog mild zijn is het al stilte om je
heen. Je fietst tot aan de voet van de
Prinsseveldje hucht. Graag doe ik dat
langs de hofstede Nieuw-Amerongen
vanaf de Eindseweg en de Dwarsweg.
Maar mooier is het eerst de Dwarsweg
helemaal uit te fietsen en dan de Berg
weg naar Amerongen een paar honderd
meter ver te volgen en bij de eerste
slagboom links af te slaan.
Dan bent u op de vermaarde Oude
Scherpenzeelse weg die ik reeds zo vele
malen roemde. Het allermooiste deel
komt evenwel eerst na het Prinseveld.
Kijk nu vooral goed om u heen. De
paddestoelentijd vangt aan en dit is een
héél fijn gebiedje ervoor.
De slanke amanieten wedijveren er
met de groene, gele en rode russula's en
waar je berkenlaantjes hebt staan die
rode met witte stippen, die 't privelege
van juf van de kleuterklasse zijn die ze
prima benut door ze verborgen aard
mannetjesvolk te laten bewonen: onze
grote vliegenzwam, die voor ons giftig
is en door de Laplanders zonde er scha
de van te ondervinden als „groente" ge
geten wordt. Over immuniteit gespro
ken!
De grindweg vanaf het Prinseveld
heet vanzelf Prinseveldse hucht. Zelf
prefereer ik steeds een zijpad van de
Oude Scherpenzeelseweg naar rechts.
Dus vóór men op de zessprong komt. Of
ik ga bij de zessprong de mooie, bochti
ge beukenlaan naar rechts nét om het
hoekje onder aan de hucht. En van
daaruit maar dwalen, in de richting
van pakweg de leemkuil boven aan de
Prinseveldse hucht. Een mooi en geac
cidenteerd bosgedeelte dat één groot
stelsel van erosiegeulen uit de verre
ijstijd vormt.
Dit Ginkelse gedeelte van de Ame-
rongense berg zit vreemd in elkaar ge
draaid. zo te zien. Er is dan ook héél
wat geologische kennis voor nodig ge
weest om achter dit geheim te komen.
Lang had hel landijs als een dode mas
sa in de vallei gelegen toen het weer in
beweging kwam. Het schoof regelrecht
op dc Amcrongense berg aan. stuwde
die zo'n 20 meter omhoog (tot bijna 70
m) en volgde toen eerst de oude weg.
Maar versmald.
En tegen de oude Utrechtse heuvel
rug werd een lagere stuwingswal als
een geweldige zandpuist geduwd tot al
les weer netjes in het gareel liep. En al
maar liep hier het smeltwater over die
jongere stuwing heen en sleet geulen
uit in de zandbodem.
Je loopt op de bodem van een ijstijd
stroompje alsof men op zulke plekken
voor het gemak een bospaadje maakte.
Menig zeldzame steen uit de Scandi
navische landen raapte ik voor mijn
voeten op. En dan kom je zo ongemerkt
boven aan onze Prinseveldse hucht. Ik
zei al: bij de leemkuil. Daar is eeuwen
lang hetzelfde gedaan door de Ginkelse
(Overbergse!) boeren als door de Ach-
terbergse collega's in de leemkuil die
ligt in de Stadsbossen van Rhenen: ma
teriaal halen om de boerendelen van
een lemen vloer te voorzien.
Als men bovenaan gekomen nu links
afslaat, dus langs de leemkuil staat
men voor een enorme kaalslag waar
jonge aanplant gemaakt is. Daar moet
u dan eens naar rechts gaan. dus langs
die kaalslag met het metaalglanzend
De wonderlijke bizarre beuk ach
ter het Amerongense Berghuis.
brons geel van de bochtige smele en
het karmijnrood van de wilgenroosjes
tot u de vallei met Veenendaal er mid
denin voor u heeft.
Wij wandelden er eens op een zon
dagmiddag toen een lief oud dametje
met van die springlevende gllnsteroog-
jes van de pret dat ze zo'n tochtje dan
toch maar mee kon maken ineens haar
hand met een wijsvinger omhoog op
stak en zei: „Hoor nu toch eens goe
mooi al die klokken van Veenendaal
klinken. Ze doen mij denken aan het
speeldoosje dat vader had." Ik stod paf!
En dacht: „Het speeldoosje dat Veenen
daal heet, geestelijk bekeken misschien,
maar het is in feite een krioelende mie
renhoop aan het worden; met zo'n mie
renhoop van ijverige werksters als die
daar aan de bosrand."
Maar die klokkenmuziek was toch
maar wat mooi. In gedachten neuriede
ik er een melodietje dat me zó maar
ingegeven werd doorheen. Een wijsje
voor het zondagse Veenendaal. Ja, want
er bestaat een zondags Veenendaal
dat hemelsbreed verschilt met het alle
daagse. En laat ik dan zeggen dat daar
op die Ginkelse voorpost van de oude
Stichtse stuwwal zelfs het explosieve
Veenendaal iets sereens voor mij kreeg.
Dank zij een héél fijne opmerking van
een schat van een oude dame. Zo iets
doet je wat. Ga dat Veenendaalse
speeldoosje daar ook maar eens beluis
teren. Maar...de wind moet wel uit oos
telijke richting komen!
Hoe vele malen heeft het te pas en
te onpas reeds uit mensenmond geklon
ken: „Ga tot de mieren, gij luiaard..."
agenda. Wat een levensvreugde op zo'n
leeftijd, dacht ik bij mij zelf.
Wij bleven daar boven wat rondhan
gen. vVant nu daar die geweldige kaal
slag open voor je ligt moet je er van
gemeten. Die boompjes groeien en eens
zal het eigenlijke wonder van dit unie
ke landschap weer aan het oog ont
trokken zijn. Wat dan wel zo uniek is?
Wel, het uitzicht op het oudste gedeelte
van de stuwwal vanaf die Ginkelse
puist. Ik was eens op weg naar Os-
nabrück en toen zag ik, grootser uiter
aard het Teutoburgerwald precies zo
voor mij liggen op een bepaald punt.
Met een schok ervoer ik dat je om zo
iets te zien te krijgen niet eens zo ver
behoeft te gaan.
Een paar kilometer vanaf Overberg
zie je dat machtige dal van de Gelderse
o ja: Eem) vallei en de met donkere
dennenbossen begroeide heuvelrug tus
sen Amerongen en Prattenburg hoog
oprijzen aan de andere kant. Wat
drommel, dat is toch buitenlands mooi.
Vooral nu, op de grens van zomer en
herfst, dc zon al lager naar het ze
nith neigt en het loofhout doffer van
tint wordt.
Het bosbessen blad kleurt al rood en
de trossen van de Virginiase vogelkers
kleuren van groen over rood naar
zwart. Men kan hier vele kanten uit
maar kies het pad dat dwars door de
kaalslag gaat eens. Met wat geluk raapt
u daar een fraaide helderrode jaspis op
en wie weet zelfs een agaatje. Door de
geweldige druk zijn de oude Rijnlagen
op véél hoger niveau komen te liggen
en daaruit komt al dat moois. En kom
je dan aan de bosrand, dan is de keuze
echt moeilijk.
Rechtuit ga je naar die eenzame eik
op een soort pleintje midden in het bos.
Naar rechts dan de bosweg die óók al
weer uitkomt bij een kaalslag met al
aardig aan de groei gemaakte lariksen
en dennen. Het uitzicht over het im
mense Betuwse land zie je evenwel
nergens mooier. En de ondergaande
zon, nog even brandend rood scheme-
Wat heeft de spreukendichter daarmee
een prachtig beeld gegeven. Over deze
in kolonies levende en staten bouwende
insekten ga ik nog wel eens uitvoerig
schrijven. Nu wil ik het over de specht
hebben die onvermoeid daar een hard
bospad aan het aflikken was. Wat dat
om het lijf had? Mieren opslokken van
zelf. Zo'n specht is een goed natuurken
ner. Die weet wat daar gaande is.
De mieren lopen langs zelfgemaakte
paadjes. Ze gaan eenvoudig over elkaar
heen als ze elkaar tegenkomen. Ze sle
pen een wel tienmaal zo zware buit
met een paar tegelijk naar de mieren
hoop, want de larven verslinden wat op
een dag! En nu behoeft zo'n specht
daar maar rustig te gaan zitten, de
merkwaardig gevormde tong met kle
verige punt over de grond te vegen en
't is als in het sprookje van tafeltje dek
je: eten geblazen! Onze prachtige groe
ne bosvogel met zijn rode muziekpet op
de kop vloog van puur genoegen plot
seling op om op een zware dennenstam
wat te gaan concerteren.
Van de kant waar die toen zat zou
het onbegonnen werk zijn geweest die
stam te benaderen. Dus deden wij het
van de tegenovergestelde kant. Ik wilde
eens laten horen hoe indringend dat
kloppen op zo'n stam is als je er een
oor tegen abn drukt. Dus allemaal
„om-ste-beurt" (om 't maar op z'n
Veens te houden) met een oor tegen de
stam. 't Oude dametje ook! Die had
weer wat leuks! „Telefoontjes gehad
van groene specht", noteerde ze in een
rend door de toppen van de sparren, is
onvergetelijk mooi.
Het voor u liggende landschap in
laaiende gloed met in het midden de
rijzige toren van Amerongen en de Rijn
in puur vloeibaar goud smaakt de avond
hier onwezenlijk schoon. Straks komen
de herfstkinderen, de paddestoelen, en
dan heb je haast geen tijd om zulke
sfeervolle momenten te beleven. Dat
moet men nu waarnemen.
Het begin van september is als een
prelude met honderden variaties op het
thema groen. Er gaat reeds een sidde
ring door het loof der bomen die je
doet ervaren dat het einde van de bla
deren aan het komen is. Je wéét dat
zelfs dat vallende blad straks een pre
lude betekent. Een voorspel op de lente.
Dit jaar zag ik de lente na veel dralen
door de vier grote vensters van een zie
kenhuiszaal komen. Een prachtige es
doorn en een Amerikaanse eik vol
vlierbruine staartjes, de mannelijke
bloemen.
Mijn bedbuurman en ik zagen aan
die boom nog meer. Die reus is ziek en
onze knappe chirurgen kunnen daar
niets aan doen. Nu zag ik die boom
weer en ik schrok toen ik op de taxi
stond te wachten, die mij huiswaarts
moest brengen. Eén van de bovenste
takken was al zo dood als een pier. Het
is als in het artikel dat ik vorig jaar
schreef ander het hoofd: „De dood
waart door het bos".
Daar bij het Berghuis bij Amerongen
sneuvelden de laatste jaren óók heel
wat oude statige bomen. Het is met een
boom als met een mens. De ouderdom
komt met gebreken. Maar wat zou het
bij het Julianaziekenhuis kaal worden
als die Amerikaanse reuzeneik het
loodje moet leggen. En daar is bepaald
nog redding voor. De „jongens" van
Copijn uit Groenekan zijn heel knappe
boomchirurgen. Dat hebben ze bewezen
aan de oude linde van het voormalige
Huis Loenendaal in Achterberg. Ik zou
de directie van ons ziekenhuis uit naam
van alle patiënten die vreugde aan die
reus beleefden omdat hij hun nog meer
hoop gaf door het uitbottende jonge
groen dat leven betekende, willen vra
gen die boom een deskundige behande
ling te laten ondergaan. Maar het mag
niet lang meer duren.
Hoe ik bemerkte dat het nu al verder
mis was? De zieke plekken vertonen
nu al herfstverschijnselen. Beneden
lijkt alles nog zo fris en deugdelijk,
maar hogerop is het echt mis hoor! En
dan zal daar 's morgens om een uur of
vijf stijf tegen de stam gedrukt die to
renvalk niet meer zitten te gluren naar
de spreeuwen op het gemaaide gazon,
en als er rond het gebouw leven in de
brouwerij kwam er tussenuit trekken
om wat verderop te gaan wiekelen op
zoek naar een muizeboutje.
Dan zal die bonte specht blijven ko
men om de dode takken af te pellen
omdat onder de bast zich van alles
schuil houdt dat eetbaar is. Ik kwam
op deze gedachte door een zieke beuk
daar bij Amerongen in dat mooie ero-
siegebied. Daar hakt men te langen
leste zo'n boom om. In het veen keek
E'nkcle jaren geleden al schreef
Adriaan P. de Kleuver over z(jn
belevenissen op een zonnige winter
dag in het hoog gelegen gebied tussen
Amerongen en Overberg, het Ginkel
se. Velen kennen het landgoed Dc
Ginkel onder Ede uit eigen ervaring,
maar het oude „heerlijke" Ginkel.
waarnaar de troonpretendent van de
oude ridderhofstad Amerongen Van
Recde Ginkel heette, is minder be
kend. evenmin als het prachtige
erosiegcbied tegenover de Bliscap tot
aan de Oude Sheerpenzeelseweg. In
dit artikel neemt De Kleuver z(jn
lezers mee naar een nóg minder be
kend gebied, een uitloper van De
Ginkel. het oud-adell(|ke goed Ney
amerunge (Nieuw-Amerongen).
men ook niet op een turfje. Maar als
het om een park gaat kan geen boom
gemist worden. In de hal van ons zie
kenhuis las ik de memorieplaat van
„tante Greet" (Mevr. M. van Doorn-
Hootsen was de tante van mijn boe
zemvriend) en toen dacht ik: „Ja, ook
die boom hoort daar bij; die herinnert
ook aan de schenkster van de grond,
eens haar grond". Vandaar deze roep
om het behoud van één boom die mij
althans de lente deed meebeleven.
Over bomen gesproken! Achter het
Berghuis 'staat een hele verzameling
..gekke" bomen, rare misbaksels van
beuken zo op het eerste gezicht. Ik at
tendeerde er al eens op. Onze streek
hééft op bomengebied trouwens vreem
de verschijningen. Laat ik dat allemaal
trouwens bewaren om in een heel arti
kel te verwerken. Nu dan nog even
over de kobold onder de bomen. Even
grillig en knoesterig als wij onze kinde
ren de aardmannetjes voorstellen.
U gelooft niet in aardmannetjes? Die
van Amerongen wel, zo vertelde ik u
reeds eerder, want ze hebben daar zelfs
het aardmansbergje. En mij heb
ben die mysterieuze bosbewonertjes
eens uit een netelige positie gered. Ik
had op excursie een clubje woelwater
tjes met twee jeugdleidsters met han
den in het haar. Ik herinnerde mij een
voorval van de Leersumse plassen en
probeerde dat toen maar uit. „Hoor
eens jongens," zo begon ik, „dat bankje
zien jullie dus en in de boom zit hun
waterputje; voel maar eens". En ja, op
de plek waar de stamdikke takken op
rijzen staat altijd water. Dat is een
wonderlijk verschijnsel en men noemt
zulke bomen dan ook wel waterbomen.
Nou nog de aardmannetjes, zo dacht ik,
en langs mijn neus weg zei ik: „Jon
gens, nou meen ik dat daar en ik
wees maar een eind weg dat daar er
net een liep. Nou moet je heel stil zijn
en tussen de bosbessenstruiken kijkev
en misschien vind jc hem daar wel." Ze
slopen weg el gauw werd ik aan de
mouw getrokken en fluisterend zei het
joch dat hij er een met een rode muts
op gezien had. Wat later werd er een
met groene muts gesignaleerd. Het
barstte van de aardmannetjes en on
derling werd het een gekrakeel over
het feit of het rode, gele of groene
mutsen waren. We hebben ons slap ge
lachen en onderwl wees ik rustig op
de dunne tak die in de stamdikke tak
gedrongen zit, een eind als Siameese
tweeling samen gaat en dan ineens een
gewone ronde stam wordt. Wonderlijke
speling der natuur toch...
Toen kwam de vraag bij iedere ex
cursie daaromtrent: „Wat is er nou
werkelijk voor bijzonders met die Wa-
terloo-zuil aan de hand?" En laat ik
dan zeggen dat dit aan de vergetelheid
onttrokken monument op de Ameron
gense berg iets met wel zéér actuele
gebeurtenissen te maken heeft. En wel
met de onlusten in Noord-Ierland. Dat
zit zo.
Gedurende de strijd om Ierland in
1690/'91 vocht in het leger van onze ko
ning-stadhouder Willem III als aan
voerder van Z.M. cavallerie generaal
Godard van Reede-Ginckel, doorgaans
de heer Van Ginckel genoemd. Willem
III verbaasde zich zo over de schitte
rende overwinningen door generaal
Van Ginckel bij Ballimore, Athlone,
Agrim en Limmerick behaald, dat hij
toen enigszins schamper gezegd moet
hebben: „Die Heer van Ginckel is wel
geluckig" (Journaal van Constantijn
Huygens Jnr. dl. I, 470).
De fenomenale carrière van de over
winnaar noopte Z.M. zijn houding jegens
de enige zoon van zijn vriend de Vrij
heer van Amerongen (Godard Adriaan
baron van Reede) te herzien. Nooit zou
de macht van de koning-stadhouder
alsmede het protestantisme zo goed ge
vestigd zijn geweest in Ierland als deze
grote zoon van Amerongen de/.e veld
slagen die gericht waren tegen Jacobus
II niet gewonnen had.
Iedere edelman in Nrd. Ierland die
gemene zaak met Jacobus II gemaakt
had werd geacht verraad te hebben ge
pleegd aan de protestantse en Engelse
zaak. Al deze edellieden werden van
hun bezittingen en titels vervallen ver
klaard.
De plaatsen waar generaal Van Gin
ckel (en denk dan toch vooral aan Over
berg!!) de overwinning behaald had
werden aan hem toegewezen inclusief
de titels. Hij werd aldus de le graaf
van Athlone en baron van Aghrim naar
de Ierse baronie van die naam. Zo
werd Bentinck van Middachten, hove
ling aan het Engelse hof; graaf van
Portland en de huidige bewoners van
de ridderhofstad te Amerongen stam
men uit een tak daarvan. Zo werd Van
Nassau Zuylestein graaf van Rochfort.
Er ontstond door deze begunstigingen
grote naijver tussen de Engelse en Ne
derlandse hovelingen. Van Ginckel
kreeg in Ierland nog meer goederen:
Ballymore, Gallay en Limmerick onder
de absolute voorwaarde dat hij de pro
testantse godsdienst beleed.
In het vervolg noemde hij zich naar
zijn hoogste waardigheid graaf van
Athlone, etc., etc., etc. Bovendien werd
hij door de Staten-Generaal benoemd
tot Generaal der Cavallerie der Ver
enigde Nederlanden. De titel graaf van
Athlone vererfde telkens op de oudste
zoon of diens naaste verwant bij over
lijden van het geslacht Van Rede van
Amerongen, negen graven van Athlone
in successie
De zuil van Amerongen evenwel her
innert aan een Van Reede die zich aan
de geallieerde zijde bij Waterloo onder
scheidde. De stichteres was Lady Athlo
ne, in 1819 overleden en echtgenote van
de Rijksgraaf van Reede en 5e graaf van
Athlone. Zij had als kleindochter Lady
Elizabeth Mary Child Zilliers geboren
van Reede en Vrouwe van Amerongen
vanaf 1852 die het monument in 1865
liet restaureren. Met Lady Elizabeth
Mary ging de laatste Van Reede van
Amerongen in 1897 heen. Na overlijden
van haar oom Willem G. F. Graaf van
Athlone, die in 1844 kinderloos over
leed, is de titel graaf van Athlone weer
aan de Engelse kroon verbonden.
De trieste geschiedenis rond het
„wegmoffelen" van dit unieke monu
ment is bekend. Zo vraag ik mij nu
weer af waar de tweede Jachtpaal op
de Galgenberg gebleven is. Er gebeuren
daar maar rare dingen. Of het spookt
op dc Amerongse berg óf de grote ste
nenvreter komt daar bij tijd en wijle...
Het is weer tijd voor de Levade, het pronkjuweel van 't jaar voor de Ko
ninklijke Nederlandse Federatie van Landelijke Rijverenigingen: zaterdag 19
september komen de landelijke ruiters voor de zevende maal naar Berg en Bos
in Apeldoorn om te laten zien, met hoeveel plezier mens en paard samen een
spel kunnen weggeven, waar ook de absolute leek met rode oortjes naar staal
te kijken. Voortgekomen uit de gelederen van boeren en boerenzoons, doch
ters, óók die meer van het paard leerden kennen dan zijn werkkracht
alleen, ziet de Federatie haar ledental nu toenemen met minstens duizend per
jaar. Zij telt 950U ruiters, van wie een groot aantal meester is op alle wapens:
bespannen, onbespannen, voor de oogstkar en wat nog meer mogelijk is
op dit gebied. En wat dat pronkjuweel betreft, dat jaarlijkse ruiterfeest in
Apeldoorn, al die ruiters zijn er blij mee dat er nooit eeft schittering aan is die
de echte lading niet dekt: er komt nog steeds geen reclame van sponsors, er is
geen overladen programma met vèrgezochtc blikvangers, het wordt weer
gewoon een open boekje over man en paard. Zó werd die zaak indertijd op
gezet en zo zal het blijven.
Ruiter-, tuigpaard en ponyrubrieken
zullen elkaar afwisselen in een pro
gramma, dat niet minder dan eenen
twintig punten telt, maar niemand
hoeft zich in de zenuwen te gooien met
de gedachte, dat hij misschien iets zal
missen als hij niet precies om acht uur
's morgens aanwezig is. Het is juist een
aantrekkelijk aspect van deze wedstrij
den, dat je er op elk moment van de
dag kunt binnenvallen om iets te zien,
da1 de moeite waard is. Zo zal er bij
voorbeeld dit jaar een jachtspringcon-
cours zijn van dekhengsten normali
ter zie je die felle jongens niet op een
hippisch festijn, want ze zijn nogal
moeilijk te hanteren op een gewoon
concours. De landelijke ruiters gaat het
echter niet om een resultaat uit het
boekje, ze nemen die hengsten mee
naar Apeldoorn om de toeschouwers te
laten zien, wat ook buiten de regels van
het boekje mogelijk is
In de ochtenduren worden de afde-
lings- en individuele dressuurproeven
verreden en daarop volgen de men-
proeven en het springen. Om twaalf
uur begint het middagprogramma, met
als eerste rubriek de tuigpaarden. Die
rubriek wordt opgeluisterd met een
open klasse enkel- en tweespannen, als
mede met het kampioenschap voor
oogstwagens (de gewone kar, waarmee
de oogst van het land wordt gehaald).
In het middagprogramma komen ook
de vlaggenrace voor ponvruiters en het
springkampioenschap in de tweede
klasse zwaar met nog enkele andere
noviteiten. Het middagprogramma
wordt besloten met twee parades, resp.
van de ponyclubs en de deelnemende
verenigingen.
Tegen de vierhonderd paarden zullen
voor het feest worden aangevoerd
en naar het bestuur verzekert het
zullen weer mooiere paarden zijn dan
voorheen, want er is een serieuze ver
edeling gaande. Al die paarden zullen
beoordeeld worden door niet minder
dan veertig juryleden. Maai wat in dit
geheel vooral belangrijk blijft, dat is de
sfeer Zoals de organisatoren het zeg
gen: „Het is leuk als je eigen favorieten
winnen, maar je gunt een ander zijn
successen ook. Je moet weten te win
nen, maar ook een goed verliezer kun
nen zijn.
Dit spel zal ongetwijfeld ook weer
heel wat belangstellenden, die tot dus
ver van man en paard niet meer wisten
dan dat de een op de ander zit heel
sterk kunnen boeien: het is een stukje
leven, dat nog verrassingen geeft.