Ontdekkingstocht op Ginkelse uitloper September: 'n prelude met honderden variaties op het thema groen „Levade "brengt mens en paard bij het publiek Speeldoos Uniek door Adriaan P. de Kleuver Eten geblazen Prelude Aardmannetjes Generaal VOOR DE ZEVENDE MAAL IN APELDOORN Over het oud-adellijke goed Neyamerunge (Nieuw-Amerongen) spreekt inen niet meer. Ik trof het aan op een kaart die moet dateren tussen 1535 en 1566, laten wij zeggen ca. 1550. Hoe je zo iets aan de weet komt? Op die kaart in het R.A. te Arnhem staat wél de kapel van Emmikhuizen en het goed Neyeame- runge maar de kerk van Veenendaal niet. Veenendaal was toen nog een vlek „geleghen int wilde velt" en het verwondert ons daarom des temeer met wat voor elan de explosie van de laatste jaren plaats heeft. Nu komt dat ook wel omdat de planologen er zich mede bemoeien, maar het gebeurt dan toch maar. Juist naar een uitloper van dit Gin kelse gebied wil ik u meenemen. Laten wij de goede, trouwe fiets maar eens van stal halen, want hoe men het ook keert of wendt, dit deel van de Ame- rongse berg is verboden voor vierwieli ge motorvoertuigen. En daar ben ik nou voor een keer eens hélemaal niet rou wig om. Zelf ga ik veelal ambtshalve per pedes apostolorum, op de be nenwagen dus en mensen wat een rust! In de vakantietijd is er nog menige wandelaar die in Overberg een tijdelijk nomadenbestaan is begonnen. Maar zo in 't begin van september als de dagen nog mild zijn is het al stilte om je heen. Je fietst tot aan de voet van de Prinsseveldje hucht. Graag doe ik dat langs de hofstede Nieuw-Amerongen vanaf de Eindseweg en de Dwarsweg. Maar mooier is het eerst de Dwarsweg helemaal uit te fietsen en dan de Berg weg naar Amerongen een paar honderd meter ver te volgen en bij de eerste slagboom links af te slaan. Dan bent u op de vermaarde Oude Scherpenzeelse weg die ik reeds zo vele malen roemde. Het allermooiste deel komt evenwel eerst na het Prinseveld. Kijk nu vooral goed om u heen. De paddestoelentijd vangt aan en dit is een héél fijn gebiedje ervoor. De slanke amanieten wedijveren er met de groene, gele en rode russula's en waar je berkenlaantjes hebt staan die rode met witte stippen, die 't privelege van juf van de kleuterklasse zijn die ze prima benut door ze verborgen aard mannetjesvolk te laten bewonen: onze grote vliegenzwam, die voor ons giftig is en door de Laplanders zonde er scha de van te ondervinden als „groente" ge geten wordt. Over immuniteit gespro ken! De grindweg vanaf het Prinseveld heet vanzelf Prinseveldse hucht. Zelf prefereer ik steeds een zijpad van de Oude Scherpenzeelseweg naar rechts. Dus vóór men op de zessprong komt. Of ik ga bij de zessprong de mooie, bochti ge beukenlaan naar rechts nét om het hoekje onder aan de hucht. En van daaruit maar dwalen, in de richting van pakweg de leemkuil boven aan de Prinseveldse hucht. Een mooi en geac cidenteerd bosgedeelte dat één groot stelsel van erosiegeulen uit de verre ijstijd vormt. Dit Ginkelse gedeelte van de Ame- rongense berg zit vreemd in elkaar ge draaid. zo te zien. Er is dan ook héél wat geologische kennis voor nodig ge weest om achter dit geheim te komen. Lang had hel landijs als een dode mas sa in de vallei gelegen toen het weer in beweging kwam. Het schoof regelrecht op dc Amcrongense berg aan. stuwde die zo'n 20 meter omhoog (tot bijna 70 m) en volgde toen eerst de oude weg. Maar versmald. En tegen de oude Utrechtse heuvel rug werd een lagere stuwingswal als een geweldige zandpuist geduwd tot al les weer netjes in het gareel liep. En al maar liep hier het smeltwater over die jongere stuwing heen en sleet geulen uit in de zandbodem. Je loopt op de bodem van een ijstijd stroompje alsof men op zulke plekken voor het gemak een bospaadje maakte. Menig zeldzame steen uit de Scandi navische landen raapte ik voor mijn voeten op. En dan kom je zo ongemerkt boven aan onze Prinseveldse hucht. Ik zei al: bij de leemkuil. Daar is eeuwen lang hetzelfde gedaan door de Ginkelse (Overbergse!) boeren als door de Ach- terbergse collega's in de leemkuil die ligt in de Stadsbossen van Rhenen: ma teriaal halen om de boerendelen van een lemen vloer te voorzien. Als men bovenaan gekomen nu links afslaat, dus langs de leemkuil staat men voor een enorme kaalslag waar jonge aanplant gemaakt is. Daar moet u dan eens naar rechts gaan. dus langs die kaalslag met het metaalglanzend De wonderlijke bizarre beuk ach ter het Amerongense Berghuis. brons geel van de bochtige smele en het karmijnrood van de wilgenroosjes tot u de vallei met Veenendaal er mid denin voor u heeft. Wij wandelden er eens op een zon dagmiddag toen een lief oud dametje met van die springlevende gllnsteroog- jes van de pret dat ze zo'n tochtje dan toch maar mee kon maken ineens haar hand met een wijsvinger omhoog op stak en zei: „Hoor nu toch eens goe mooi al die klokken van Veenendaal klinken. Ze doen mij denken aan het speeldoosje dat vader had." Ik stod paf! En dacht: „Het speeldoosje dat Veenen daal heet, geestelijk bekeken misschien, maar het is in feite een krioelende mie renhoop aan het worden; met zo'n mie renhoop van ijverige werksters als die daar aan de bosrand." Maar die klokkenmuziek was toch maar wat mooi. In gedachten neuriede ik er een melodietje dat me zó maar ingegeven werd doorheen. Een wijsje voor het zondagse Veenendaal. Ja, want er bestaat een zondags Veenendaal dat hemelsbreed verschilt met het alle daagse. En laat ik dan zeggen dat daar op die Ginkelse voorpost van de oude Stichtse stuwwal zelfs het explosieve Veenendaal iets sereens voor mij kreeg. Dank zij een héél fijne opmerking van een schat van een oude dame. Zo iets doet je wat. Ga dat Veenendaalse speeldoosje daar ook maar eens beluis teren. Maar...de wind moet wel uit oos telijke richting komen! Hoe vele malen heeft het te pas en te onpas reeds uit mensenmond geklon ken: „Ga tot de mieren, gij luiaard..." agenda. Wat een levensvreugde op zo'n leeftijd, dacht ik bij mij zelf. Wij bleven daar boven wat rondhan gen. vVant nu daar die geweldige kaal slag open voor je ligt moet je er van gemeten. Die boompjes groeien en eens zal het eigenlijke wonder van dit unie ke landschap weer aan het oog ont trokken zijn. Wat dan wel zo uniek is? Wel, het uitzicht op het oudste gedeelte van de stuwwal vanaf die Ginkelse puist. Ik was eens op weg naar Os- nabrück en toen zag ik, grootser uiter aard het Teutoburgerwald precies zo voor mij liggen op een bepaald punt. Met een schok ervoer ik dat je om zo iets te zien te krijgen niet eens zo ver behoeft te gaan. Een paar kilometer vanaf Overberg zie je dat machtige dal van de Gelderse o ja: Eem) vallei en de met donkere dennenbossen begroeide heuvelrug tus sen Amerongen en Prattenburg hoog oprijzen aan de andere kant. Wat drommel, dat is toch buitenlands mooi. Vooral nu, op de grens van zomer en herfst, dc zon al lager naar het ze nith neigt en het loofhout doffer van tint wordt. Het bosbessen blad kleurt al rood en de trossen van de Virginiase vogelkers kleuren van groen over rood naar zwart. Men kan hier vele kanten uit maar kies het pad dat dwars door de kaalslag gaat eens. Met wat geluk raapt u daar een fraaide helderrode jaspis op en wie weet zelfs een agaatje. Door de geweldige druk zijn de oude Rijnlagen op véél hoger niveau komen te liggen en daaruit komt al dat moois. En kom je dan aan de bosrand, dan is de keuze echt moeilijk. Rechtuit ga je naar die eenzame eik op een soort pleintje midden in het bos. Naar rechts dan de bosweg die óók al weer uitkomt bij een kaalslag met al aardig aan de groei gemaakte lariksen en dennen. Het uitzicht over het im mense Betuwse land zie je evenwel nergens mooier. En de ondergaande zon, nog even brandend rood scheme- Wat heeft de spreukendichter daarmee een prachtig beeld gegeven. Over deze in kolonies levende en staten bouwende insekten ga ik nog wel eens uitvoerig schrijven. Nu wil ik het over de specht hebben die onvermoeid daar een hard bospad aan het aflikken was. Wat dat om het lijf had? Mieren opslokken van zelf. Zo'n specht is een goed natuurken ner. Die weet wat daar gaande is. De mieren lopen langs zelfgemaakte paadjes. Ze gaan eenvoudig over elkaar heen als ze elkaar tegenkomen. Ze sle pen een wel tienmaal zo zware buit met een paar tegelijk naar de mieren hoop, want de larven verslinden wat op een dag! En nu behoeft zo'n specht daar maar rustig te gaan zitten, de merkwaardig gevormde tong met kle verige punt over de grond te vegen en 't is als in het sprookje van tafeltje dek je: eten geblazen! Onze prachtige groe ne bosvogel met zijn rode muziekpet op de kop vloog van puur genoegen plot seling op om op een zware dennenstam wat te gaan concerteren. Van de kant waar die toen zat zou het onbegonnen werk zijn geweest die stam te benaderen. Dus deden wij het van de tegenovergestelde kant. Ik wilde eens laten horen hoe indringend dat kloppen op zo'n stam is als je er een oor tegen abn drukt. Dus allemaal „om-ste-beurt" (om 't maar op z'n Veens te houden) met een oor tegen de stam. 't Oude dametje ook! Die had weer wat leuks! „Telefoontjes gehad van groene specht", noteerde ze in een rend door de toppen van de sparren, is onvergetelijk mooi. Het voor u liggende landschap in laaiende gloed met in het midden de rijzige toren van Amerongen en de Rijn in puur vloeibaar goud smaakt de avond hier onwezenlijk schoon. Straks komen de herfstkinderen, de paddestoelen, en dan heb je haast geen tijd om zulke sfeervolle momenten te beleven. Dat moet men nu waarnemen. Het begin van september is als een prelude met honderden variaties op het thema groen. Er gaat reeds een sidde ring door het loof der bomen die je doet ervaren dat het einde van de bla deren aan het komen is. Je wéét dat zelfs dat vallende blad straks een pre lude betekent. Een voorspel op de lente. Dit jaar zag ik de lente na veel dralen door de vier grote vensters van een zie kenhuiszaal komen. Een prachtige es doorn en een Amerikaanse eik vol vlierbruine staartjes, de mannelijke bloemen. Mijn bedbuurman en ik zagen aan die boom nog meer. Die reus is ziek en onze knappe chirurgen kunnen daar niets aan doen. Nu zag ik die boom weer en ik schrok toen ik op de taxi stond te wachten, die mij huiswaarts moest brengen. Eén van de bovenste takken was al zo dood als een pier. Het is als in het artikel dat ik vorig jaar schreef ander het hoofd: „De dood waart door het bos". Daar bij het Berghuis bij Amerongen sneuvelden de laatste jaren óók heel wat oude statige bomen. Het is met een boom als met een mens. De ouderdom komt met gebreken. Maar wat zou het bij het Julianaziekenhuis kaal worden als die Amerikaanse reuzeneik het loodje moet leggen. En daar is bepaald nog redding voor. De „jongens" van Copijn uit Groenekan zijn heel knappe boomchirurgen. Dat hebben ze bewezen aan de oude linde van het voormalige Huis Loenendaal in Achterberg. Ik zou de directie van ons ziekenhuis uit naam van alle patiënten die vreugde aan die reus beleefden omdat hij hun nog meer hoop gaf door het uitbottende jonge groen dat leven betekende, willen vra gen die boom een deskundige behande ling te laten ondergaan. Maar het mag niet lang meer duren. Hoe ik bemerkte dat het nu al verder mis was? De zieke plekken vertonen nu al herfstverschijnselen. Beneden lijkt alles nog zo fris en deugdelijk, maar hogerop is het echt mis hoor! En dan zal daar 's morgens om een uur of vijf stijf tegen de stam gedrukt die to renvalk niet meer zitten te gluren naar de spreeuwen op het gemaaide gazon, en als er rond het gebouw leven in de brouwerij kwam er tussenuit trekken om wat verderop te gaan wiekelen op zoek naar een muizeboutje. Dan zal die bonte specht blijven ko men om de dode takken af te pellen omdat onder de bast zich van alles schuil houdt dat eetbaar is. Ik kwam op deze gedachte door een zieke beuk daar bij Amerongen in dat mooie ero- siegebied. Daar hakt men te langen leste zo'n boom om. In het veen keek E'nkcle jaren geleden al schreef Adriaan P. de Kleuver over z(jn belevenissen op een zonnige winter dag in het hoog gelegen gebied tussen Amerongen en Overberg, het Ginkel se. Velen kennen het landgoed Dc Ginkel onder Ede uit eigen ervaring, maar het oude „heerlijke" Ginkel. waarnaar de troonpretendent van de oude ridderhofstad Amerongen Van Recde Ginkel heette, is minder be kend. evenmin als het prachtige erosiegcbied tegenover de Bliscap tot aan de Oude Sheerpenzeelseweg. In dit artikel neemt De Kleuver z(jn lezers mee naar een nóg minder be kend gebied, een uitloper van De Ginkel. het oud-adell(|ke goed Ney amerunge (Nieuw-Amerongen). men ook niet op een turfje. Maar als het om een park gaat kan geen boom gemist worden. In de hal van ons zie kenhuis las ik de memorieplaat van „tante Greet" (Mevr. M. van Doorn- Hootsen was de tante van mijn boe zemvriend) en toen dacht ik: „Ja, ook die boom hoort daar bij; die herinnert ook aan de schenkster van de grond, eens haar grond". Vandaar deze roep om het behoud van één boom die mij althans de lente deed meebeleven. Over bomen gesproken! Achter het Berghuis 'staat een hele verzameling ..gekke" bomen, rare misbaksels van beuken zo op het eerste gezicht. Ik at tendeerde er al eens op. Onze streek hééft op bomengebied trouwens vreem de verschijningen. Laat ik dat allemaal trouwens bewaren om in een heel arti kel te verwerken. Nu dan nog even over de kobold onder de bomen. Even grillig en knoesterig als wij onze kinde ren de aardmannetjes voorstellen. U gelooft niet in aardmannetjes? Die van Amerongen wel, zo vertelde ik u reeds eerder, want ze hebben daar zelfs het aardmansbergje. En mij heb ben die mysterieuze bosbewonertjes eens uit een netelige positie gered. Ik had op excursie een clubje woelwater tjes met twee jeugdleidsters met han den in het haar. Ik herinnerde mij een voorval van de Leersumse plassen en probeerde dat toen maar uit. „Hoor eens jongens," zo begon ik, „dat bankje zien jullie dus en in de boom zit hun waterputje; voel maar eens". En ja, op de plek waar de stamdikke takken op rijzen staat altijd water. Dat is een wonderlijk verschijnsel en men noemt zulke bomen dan ook wel waterbomen. Nou nog de aardmannetjes, zo dacht ik, en langs mijn neus weg zei ik: „Jon gens, nou meen ik dat daar en ik wees maar een eind weg dat daar er net een liep. Nou moet je heel stil zijn en tussen de bosbessenstruiken kijkev en misschien vind jc hem daar wel." Ze slopen weg el gauw werd ik aan de mouw getrokken en fluisterend zei het joch dat hij er een met een rode muts op gezien had. Wat later werd er een met groene muts gesignaleerd. Het barstte van de aardmannetjes en on derling werd het een gekrakeel over het feit of het rode, gele of groene mutsen waren. We hebben ons slap ge lachen en onderwl wees ik rustig op de dunne tak die in de stamdikke tak gedrongen zit, een eind als Siameese tweeling samen gaat en dan ineens een gewone ronde stam wordt. Wonderlijke speling der natuur toch... Toen kwam de vraag bij iedere ex cursie daaromtrent: „Wat is er nou werkelijk voor bijzonders met die Wa- terloo-zuil aan de hand?" En laat ik dan zeggen dat dit aan de vergetelheid onttrokken monument op de Ameron gense berg iets met wel zéér actuele gebeurtenissen te maken heeft. En wel met de onlusten in Noord-Ierland. Dat zit zo. Gedurende de strijd om Ierland in 1690/'91 vocht in het leger van onze ko ning-stadhouder Willem III als aan voerder van Z.M. cavallerie generaal Godard van Reede-Ginckel, doorgaans de heer Van Ginckel genoemd. Willem III verbaasde zich zo over de schitte rende overwinningen door generaal Van Ginckel bij Ballimore, Athlone, Agrim en Limmerick behaald, dat hij toen enigszins schamper gezegd moet hebben: „Die Heer van Ginckel is wel geluckig" (Journaal van Constantijn Huygens Jnr. dl. I, 470). De fenomenale carrière van de over winnaar noopte Z.M. zijn houding jegens de enige zoon van zijn vriend de Vrij heer van Amerongen (Godard Adriaan baron van Reede) te herzien. Nooit zou de macht van de koning-stadhouder alsmede het protestantisme zo goed ge vestigd zijn geweest in Ierland als deze grote zoon van Amerongen de/.e veld slagen die gericht waren tegen Jacobus II niet gewonnen had. Iedere edelman in Nrd. Ierland die gemene zaak met Jacobus II gemaakt had werd geacht verraad te hebben ge pleegd aan de protestantse en Engelse zaak. Al deze edellieden werden van hun bezittingen en titels vervallen ver klaard. De plaatsen waar generaal Van Gin ckel (en denk dan toch vooral aan Over berg!!) de overwinning behaald had werden aan hem toegewezen inclusief de titels. Hij werd aldus de le graaf van Athlone en baron van Aghrim naar de Ierse baronie van die naam. Zo werd Bentinck van Middachten, hove ling aan het Engelse hof; graaf van Portland en de huidige bewoners van de ridderhofstad te Amerongen stam men uit een tak daarvan. Zo werd Van Nassau Zuylestein graaf van Rochfort. Er ontstond door deze begunstigingen grote naijver tussen de Engelse en Ne derlandse hovelingen. Van Ginckel kreeg in Ierland nog meer goederen: Ballymore, Gallay en Limmerick onder de absolute voorwaarde dat hij de pro testantse godsdienst beleed. In het vervolg noemde hij zich naar zijn hoogste waardigheid graaf van Athlone, etc., etc., etc. Bovendien werd hij door de Staten-Generaal benoemd tot Generaal der Cavallerie der Ver enigde Nederlanden. De titel graaf van Athlone vererfde telkens op de oudste zoon of diens naaste verwant bij over lijden van het geslacht Van Rede van Amerongen, negen graven van Athlone in successie De zuil van Amerongen evenwel her innert aan een Van Reede die zich aan de geallieerde zijde bij Waterloo onder scheidde. De stichteres was Lady Athlo ne, in 1819 overleden en echtgenote van de Rijksgraaf van Reede en 5e graaf van Athlone. Zij had als kleindochter Lady Elizabeth Mary Child Zilliers geboren van Reede en Vrouwe van Amerongen vanaf 1852 die het monument in 1865 liet restaureren. Met Lady Elizabeth Mary ging de laatste Van Reede van Amerongen in 1897 heen. Na overlijden van haar oom Willem G. F. Graaf van Athlone, die in 1844 kinderloos over leed, is de titel graaf van Athlone weer aan de Engelse kroon verbonden. De trieste geschiedenis rond het „wegmoffelen" van dit unieke monu ment is bekend. Zo vraag ik mij nu weer af waar de tweede Jachtpaal op de Galgenberg gebleven is. Er gebeuren daar maar rare dingen. Of het spookt op dc Amerongse berg óf de grote ste nenvreter komt daar bij tijd en wijle... Het is weer tijd voor de Levade, het pronkjuweel van 't jaar voor de Ko ninklijke Nederlandse Federatie van Landelijke Rijverenigingen: zaterdag 19 september komen de landelijke ruiters voor de zevende maal naar Berg en Bos in Apeldoorn om te laten zien, met hoeveel plezier mens en paard samen een spel kunnen weggeven, waar ook de absolute leek met rode oortjes naar staal te kijken. Voortgekomen uit de gelederen van boeren en boerenzoons, doch ters, óók die meer van het paard leerden kennen dan zijn werkkracht alleen, ziet de Federatie haar ledental nu toenemen met minstens duizend per jaar. Zij telt 950U ruiters, van wie een groot aantal meester is op alle wapens: bespannen, onbespannen, voor de oogstkar en wat nog meer mogelijk is op dit gebied. En wat dat pronkjuweel betreft, dat jaarlijkse ruiterfeest in Apeldoorn, al die ruiters zijn er blij mee dat er nooit eeft schittering aan is die de echte lading niet dekt: er komt nog steeds geen reclame van sponsors, er is geen overladen programma met vèrgezochtc blikvangers, het wordt weer gewoon een open boekje over man en paard. Zó werd die zaak indertijd op gezet en zo zal het blijven. Ruiter-, tuigpaard en ponyrubrieken zullen elkaar afwisselen in een pro gramma, dat niet minder dan eenen twintig punten telt, maar niemand hoeft zich in de zenuwen te gooien met de gedachte, dat hij misschien iets zal missen als hij niet precies om acht uur 's morgens aanwezig is. Het is juist een aantrekkelijk aspect van deze wedstrij den, dat je er op elk moment van de dag kunt binnenvallen om iets te zien, da1 de moeite waard is. Zo zal er bij voorbeeld dit jaar een jachtspringcon- cours zijn van dekhengsten normali ter zie je die felle jongens niet op een hippisch festijn, want ze zijn nogal moeilijk te hanteren op een gewoon concours. De landelijke ruiters gaat het echter niet om een resultaat uit het boekje, ze nemen die hengsten mee naar Apeldoorn om de toeschouwers te laten zien, wat ook buiten de regels van het boekje mogelijk is In de ochtenduren worden de afde- lings- en individuele dressuurproeven verreden en daarop volgen de men- proeven en het springen. Om twaalf uur begint het middagprogramma, met als eerste rubriek de tuigpaarden. Die rubriek wordt opgeluisterd met een open klasse enkel- en tweespannen, als mede met het kampioenschap voor oogstwagens (de gewone kar, waarmee de oogst van het land wordt gehaald). In het middagprogramma komen ook de vlaggenrace voor ponvruiters en het springkampioenschap in de tweede klasse zwaar met nog enkele andere noviteiten. Het middagprogramma wordt besloten met twee parades, resp. van de ponyclubs en de deelnemende verenigingen. Tegen de vierhonderd paarden zullen voor het feest worden aangevoerd en naar het bestuur verzekert het zullen weer mooiere paarden zijn dan voorheen, want er is een serieuze ver edeling gaande. Al die paarden zullen beoordeeld worden door niet minder dan veertig juryleden. Maai wat in dit geheel vooral belangrijk blijft, dat is de sfeer Zoals de organisatoren het zeg gen: „Het is leuk als je eigen favorieten winnen, maar je gunt een ander zijn successen ook. Je moet weten te win nen, maar ook een goed verliezer kun nen zijn. Dit spel zal ongetwijfeld ook weer heel wat belangstellenden, die tot dus ver van man en paard niet meer wisten dan dat de een op de ander zit heel sterk kunnen boeien: het is een stukje leven, dat nog verrassingen geeft.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 3