Dauw bezet natuur met diamanten
Thermiek en
noordenwind
als vleugels
Wie helpt veldbioloog
aan zwarte weduwe
jRagfijne herfstdraden lanceren
wolfsspinnetjes luchtruim in
Herfstdraad
Trek
Mysterie
Diamantjes
Bont
Bouwstof fei
Afbraak
Hommels
Roem
VRUCHTENVEILING TIEL
VEILING GELDERMALSEN
VEILING ZALTBOMMEL
DINSDAG 29 SEPTEMBER 1970
„As'k hèèrfst zèèg", zei laatst een
oude. rasechte Veenendaler, „dan
denk 'k aan dóód en zo". Ik staarde
hem aan en zag niks dooiigs aan
hem. Dus vroeg ik naar de oorzaak.
„Nau", zei hij, al die döóie blaoren
en zukke kaole bóóme en dan die
mist die je mot insnuive en strakkies
sneeuw en hijsel èn de bóóme; gif
mij 't veurjoar mèr". Dan zullen toch
nog eventjes moeten wachten, beste
man. zo dacht ik. Vooreerst is de
herfst nog maar éven ingezet en
over de winter heb ik het nog maar
niet. Die herfst, dóór ga ik het maar
weer eens over hebben. Want zo pes
simistisch als dat Veense mannetje
zie ik het nou ook weer niet. We
zullen een herfst krijgen als vorig
jaar die meer op een verlengstuk
van de zomer geleek. Ik sta meer
aan de kant van wijlen mijn vader
die zo wijsgerig uit de hoek kon
komen en gezegd zou hebben: „Alle
weer is mooi als je er maar mee
leert leven". Dan ga je tenminste
niet zo somber de nachtschuit in.
De heide was uitbundig paars en ze geurde naar nectar. Maar mijn weerzien
was die van de uitgebloeide heide en de imkers haalden hun zwaarbeladen kor
ven al naar huis. Het bijenvolk had het best gedaan. In mijn hof bloeit over
vloedig de klimop op dit moment en werkelijk, er komen duizenden bijen en
weet ik veel hoeveel soorten zweefvliegen en dikke aardhomniels op af. Die
hommels vooral hebben mijn aandacht. Dat zult u straks wel merken. Zo'n
weelderig bloeiende klimop is óók iets van de herfst.
Nu dan is de heide roodbruin en als
in de late namiddag de zon haar stralen
laag over de verlaten vlakten laat glij
den dan is er even dat wonder van de
glanzende herfstdraden die een voile
van zilveren schittering over het al wat
dorre heideveld leggen.
't Is allemaal zo teer, zo fragil, zo
onwezenlijk. Ik vertelde u over die
plek op de Amerongse berg met dat
buitenlands mooie uitzicht over vallei
en heuvelrug. Daar beleef je dat won
dere spel van levende glans óók als de
zon al lager aan de einder komt. Dat
Vrouwe Calluna zich in zilver brokaat
hult wanneer de zon, rossig reeds, de
dagsluiting met een prelude vol wee
moed om het vergaan van alwéér een
dag inzet, dat hebt u misschien nooit
gezien. Of niet opgemerkt.
Als je dan om je heen kijkt dan glin
stert. overal dat ragfijne weefsel.
Wat is er toch aan de hand met al
die in gewone doen haast onzichtbare
draadjes. Het duurde ook maar zo
kort. Eén bepaalde lichtinval toverde
het veld om in deze schittering en
even later is alles weer dof als de zon
wegzakt achter de donkere dennen.
Wij wandelden vérder en er kribbel
de telkens wat om de neus en op de
wangen en kin. Je veegde het weg met
de ring van een hand en je wist dat het
zo'n herfstdraadje was. Je kunt zo wel
aan de gang blijven als je door het
Leersumse veld of door de vliegdennen
wandelt, want ze zijn er bij duizenden
en nog eens duizenden.
Wie spinnen, hoe klein ook, enge
beesten vindt, die behoeft zich niks be
zorgd te maken. Het zijn allemaal zo
wat loze draadjes, verloren parachuut
jes van héél kleine geluksspinnetjes.
Ziet u nu wel? Ze brengen nog geluk
ook.
Kent u bij geval het oude gezegde:
„Spin in de morgen brengt kommer en
zorgen; spin in de avond verkwikkend
en lavend". Nu denk ik daarbij niet
aan het insect spin maar echt aan spin
nen, dus wol-spinnen op een spinne
wiel Als u het nog eens overleest
wordt dat mogelijk duidelijker. Als
vrouwen al vroeg in de morgen met
spinnen moesten beginnen dan kwam
dat doordat het gezin in kommer en
zorgen zat. Maar als in gegoede kringen
„spinmalen" werderf gehouden en met
luitmuziek de spinsterliederen die door
weven waren van romantiek gezongen
werden en het licht en vrolijk toeging
terwijl de jonge dochters de draad op
het spinnewiel sponnen dan was spin
nen verkwikkend en lavend.
Nu wonen er in Veenendaal mensen
die uit alle delen van ons land komen.
Dat gezegde over spin of spinnen is
overal bekend. Wie schrijft in zijn of
haar dialect dat gezegde eens op en
zendt dat naar Zandstraat 35? Ik zou
graag weten of mijn veronderstelling
juist is. Maar daarvoor heb je mate
riaal nodig. Dat materiaal* leeft moge
lijk voort in uw herinnering.
In het voorjaar, als de zuiderwind gaat
waaien komen ze precies zo terug, die
geluksspinnetjes. Het zijn evengoed
lenteboden als de vogels!
U denkt bij „trek" altijd aan vogel
trek en aan de mysterieuze trek van de
paling naar de Saragossazee of aan de
zee-zalmen die het in precies de omge
keerde richting doen als de palingen en
naar de heldere bergbeken stroom op
gaan om kuit te schieten.
Niets houdt de dieren af van dit trek-
mysterie. Wonderen om ons heen zo
veel men maar wil. Precies zulke won
deren als bi.j de nestbouw van de vo
gels waar b.v. iedere lijster precies het
zelfde nest maakt als zijn buurman-lij-
ster.
En ach, moet buurvrouw-mens ook
niet een bankstel als andere buur
vrouw-mens er een gekocht heeft? Wat
zijn wij anders dan één grote massa
kuddedieren.
Is iemand dan eens een keer zich
zelf, dan vinden ze dat eigenaardig.
Nou, van mij mogen ze dat zeggen.
Want dan zeggen ze tenminste dat ik
(of wie dat dan mag zijn) een ei
gen-aard heb. En dat voor wie het
verstaan wil een grotere schat dan
alle bankstellen uit een straat bij el
kaar.
't Verschil met de vogels en die trek-
spinnetjes is alléén maar dat het dier
de wet van het heilig moeten volgt en
de mens, die naar gelijkvormigheid
streeft, dikwijls gevolg geeft aan een
gevoel van jaloezie. Dat mag toch gerust
eens gezegd worden.
Laat ik als voorbeeld mijn werkka
mer noemen. Daeraen mag nooit ie
mand iets veranderen. Ik zou me er
niet thuis voelen, 't Is toch veel fijner
iets van jezelf om je heen te hebben,
iets dat je vertrouwd is en dat je niet
het gevoel geeft bij je buurvrouw te
zitten. Al heb je dan nog zulke beste
buren. En vrienden! 'k Hoop dat u be
grijpt, wat ik bedoel met eigen - aard:
jezelf zijn!
Zie eens na een nacht met mist hoe
de eerste zonnestralen een kunstig ge-
DE OUDE SCHERPENZEELSEWEG
„Een ruig bosgezicht moet je ruig be
handelen", zegt onze schrijver, teke
naar, veldbioloog enz. Deze tekening
maakte hij met een forse penseel en
een potje Oostindische inkt. Eerst
durfde hij niet zo best, maar op den
duur merkte hij toch dat het op deze
wijze ook kon. Hij heeft getracht in de
ze tekeningen het ene moment vast te
leggen waarop hij het zag. Hij vertelde
ons: „Je zou op dat moment een foto
kunnen nemen. Het is een impressie
van een moment".
weven spinneweb, dat bezet is met
dauwdruppeltjes, doet glinsteren als
waren het puur diamantjes. Die enge
spin is een echte rover en dat net is
zijn roofburcht. Maar hoe schoon en
liefdelijk maakten de prille zonnestra
len het in de vroege morgenstond. En
als; ja, als er eens geen spinnen wa
ren, dan derden wij gewoon opgevreten
door het ogedierte. Daarom ook vroeg ik
deze keer eens uw bijzondere aandacht
voor het raadsel van die wapperende
herfstdraadjes.
Er werd ook de opmerking gemaakt
over al dat „dóóie" blad en die „kaale
bóóme". Hoe moet je iemand die de na
tuur zo als een brok destructie ziet nu
uitleggen dat er in feite niets „dooiigs"
is. Oat alles zelfs héél erg levend Is en
dat de bomen slechts in een rusttoe
stand verkeren. Ze zijn gewoon gaan
slapen zoals een mens ook iedere nacht
gaat slapen.
Een mensen-dag kan men verdelen in
morgen, middag, avond zn nacht. Dat is
omgerekend voor een boom of stronkel-
achtige struik lente, zomer, herfst en
winter. Wij mensen maken er soms een
ploegendienst van. Dat is met de na
tuur nooit te verwezenlijken, anders
dan met zéér ingewikkelde kunstmatige
processen in kassen.
Wat gebeurt daar n,u in de herfst als
de bomen het blad laten vallen. Of niet
zelfs! In het laatste geval duurt zo'n
„boomdag" wel twee. drie, ja soms nog
meer jaren, want ieder blad en iedere
naald van den of spar valt ééns af.
Terwijl ik op m'n eentje wat liep te
wandelen en bij zo'n prachtig rode Ja
panse Ampelopsis Veitchii U noemt
die wilde wingerd stond te kijken
viel mij het enige antwoord in: zo'n
boom of struik is een chemische fa
briek in vol bedrijf. Het weer moet
meezitten.
hun gele kleur geeft en nog een andere
stof, anthocyaan dat permanent in het
blad van de bruine beuk aanwezig is en
vruchten doet blazen tot bietjes rood
maakt.
Dat rood vooral is van belang om eer
vlammend herfstbos tot stand te bren
gen. U ziet het dan maar: het zijn de
stormen niet die de herfst maken! En
de nevels, ja, die werken wel een beet
je mee. Een compact bos blijft langer
groen dan alleenstaande bomen. Linde,
kastanje en ampelopsis zijn al héél
vlug met dat verkleuren en laten vallen
van de bladeren.
i
Een natte herfst met veel harde wind
geeft geen kleurige herfst. Zonnig over
dag en koude nacht, nou, daarvan durf
ik een herfst vol bonte tooi te voorspel
len en het laat zich tot nu toe goed
aanzien. Terwijl ik van het lekkere
zonnetje liep te genieten was de chemi
sche afbraak in volle gang. Nu zult u
vragen: afbraak van wat? Van stoffen
die gedurende de zomer in de groene
bladeren opgestast lagen en die nu de
winter komt vasthouden moeten wor
den van top tot teen.
Als de herfst geen spelbreker wordt
gaat dat héél secuur en geleidelijk. Zou
ik tegen een zestiende - eeuwer aan
staan te praten dan begreep zo'n man
niets van mij. Ja alchemisten waren er
al. Die probeerden van lood goud te
maken. Het begon met Anthonie van
Leeuwenhoek die de microscoop uit
vond en al dat kleine ging ontdekken
en de samenhang tussen de cellen in-
derling vond.
Nu verkeert een boom in de late zo
mer wat je zou kunnen noemen in een
hoogconjunctuur priode.
De bladeren zitten barstensvol zet-
meelkorrels, maar de op en neer gaan
de sapstroom kan die niet zo maar op
nemen en naar de stam en wortels ver
voeren. De vetten die tegen de koude
moeten beschermen moeten ook naar
hun plaatsen. Dus moet dat zetmeel
vooral, net als in een Chemische fa
briek, omgezet worden, gekracht moe
ten worden zou jekunnen zeggen, in
een stof die wél opneembaar is en dat
is suiker. Met dien verstande dat in ons
geval geen sprake is van lucht- en mi
lieuverontreiniging!
Nu ga ik het iets moeilijker maken.
Als de bladeren „groen" zijn bestaat
zo'n blad naast zetmeel en vet uit
stoffen die óók nodig zijn. U kent er
vast wel van: het groene chlorophiel
waar in de reclames zoveel onzinnige
hoedanigheden aan worden toege
schreven en ze tandpasta zelfs een
groen nep kleurtje geven, dan het ca-
roteen, een woord dat de kanariefok
ker bekend in de oren klinkt en dat
ook zo goed voor de ogen is, want zag
U ooit een peentjesknabbelend konijn
een bril dragen.
Dan nog xantofiel dat de bloemen
Het is misschien voor U een raadsf
dat bij een vliegende storm 's zomer
geen blad van de bomen gerukt wordt.
Maar dan wijs ik maar weer op dat
chemische bedrijf. Zolang de zaak nog
op een laag pitje staat te sudderen be
hoeft U geen resultaat te verwachten.
Dat komt pas als er een beetje van dit
en een snuifje van dat bij komt.
Eerst moeten alle bouwstoffen in de
juiste dosering aanwezig zijn wil het
werk aanvangen. Het gaat om de nog
juist zichtbare breukplaats tussen blad
en twijg in welks oksel de knop ont
staan is die volgend jaar groei en bloei
moet geven.
Trekt U een nog groeiend blad van
een boom dan ziet men een wondje en
net zoals U zich in de vingers snijdt, zo
gaat. het levend organisme dat boom
heet zo 'n plek te „genezen", de ver
wonding dus te doen overgroeien met
een beschermende stof.
Dat zo'n bladsteel „los" zit bemerkt U
pas als het van de boom valt. Bekijkt U
de plaats waar het zat dan ziet U een
bruin en kurkachtig lidteken. Dit
vormde zich tussen bladvoet en en
twijgje. Dat kurklaagje neemt vocht op
en zie dan maar eens wat er gebeurt na
een flinke nachtvorst. Dan is het. eerste
het beste verwarmende zonnestraaltje
of stijging boven het nulpunt reeds vol
doende door de ontstane smelting het
blad geheel los te maken en valt een
regen van bladeren naar beneden. Dat
vruchten van de geest na en dat. is
minstens zo belangrijk voor het nage
slacht al liepen er nu honderden achter-
achter-kleinkinderen van hem rond.
rond.
Over de hommels zou ik het nog heb
ben. U weet dat ik ze nog zag op mijn
bloeiende klimop. Maar ze wisten zelf
niet dat dit hun laatste maaltijd kon
zijn. Behalve dan die éne grote met dat
behaarde achterlijf. Die sterft niet. Die
groef zich al een holletje om te gaan
overwinteren.
Als het koud gaat worden sluit ze de
waarin één voor één een bevrucht eitje
gelegd wordt en dan voedsel aan de
witte larfjes brengen. Al spoedig gaat
ze eieren leggen waaruit wel vrouwtjes
komen maar die géén eieren kunnen
leggen, werksters dus, die de zorg voor
het broed op zich nemen.
De moer gaat maar door met eieren
leggen. Op een moment legt ze deels
mannelijke en deels vrouwelijke leden
van de kolonie. Die mannetjes zijn van
zelf nutig om de jonge koninginnetjes
te bevruchten en ja. dan is hun leven
staak ten einde. Ook die van de oude
moeder die ergens een eenzame dood
sterft. Maar ze hééft geleegd. Dat is
haar roem.
Zo begint dan het volgende voorjaar
de aanleg van een nieuw hommelnest
in een oude mollengang of een gat in
een eikestomp die de moshommel
graag benutten. Als het zo ver is dan
weer U dat het met de winter gedaan
is.
U zult weten: alwéér een lenteheraut
er bij! Zo komt het dat ik dat pessimis
me van dat oude baasje niet deel! Het
is allemaal slechts schijndood. Straks,
na storm en regen en na vorst en
sneeuw komt er wéér een lente. Oók
naar ik hoop voor dat oude baasje.
MOSHOM MELKONINGIN
Op de achtergrond een hommelnest in
aanleg met enige werksters die het
broed in de coconvormige cellen bren
gen. Wél een kolonie dus maar véél
geringer dan bij de wespen en de ho
ningbijen.
Maar wij dwalen af. Ik zou het over
de echte geluksspinnetjes hebben die de
ragfijne herfstdraden spinnen.
U begreep het al dat die herfstdraden
zweeftoestelletjes zijn. Maar wat wil
dat nu zeggen. Waar moeten die wolf-
spinnetjes zo luidt de echte naam
dan wel naar toe?.
Heel gewoon, net als de vogels naar
het zuiden. Zodra de wind naar noord
draait en dus naar zuidelijker streken
blaast, dan gebeurt er in de natuur iets
wonderlijks. Dan klimt zo'n geluksspin-
netje naar de top van een halm op naar
de top van een boompje of den. Dat
doen ze al zo lang er spinnen bestaan.
Al duizenden en duizenden jaren.
Als zo'n spinnetje een hoog plekje
opzoekt geeft het gevolg aan eenzelfde
wet die de vogels dwingt naar zuidelij
ker streken te gaan overwinteren, want
dat spinnetje gaat een grote trektocht
maken. Daarom moet de wind uit het
noorden waaien. Anders gaat het feest
niet door.
Zit het op een naar haar gevoel gun
stig plekje, dan laat het de spintepeltjes
werken en kom er een draad in de
lucht te wapperen, nét zo lang tot het
spinnetje voelt dat de draad zwaarler
is dan het diertje zelf en dan begint het
avontuur. Want dat is het.
Het kan vele malen mislukken omdat
het niet in de juiste termiek terecht
komt. Is dat wél zo, dan is er geen
vuiltje aan de lucht. Maar méér nog
stranden en moeten opnieuw beginnen.
Wat dat nietige draadje betreft en die
niet te tellen in de heide en aan de
bomen en die zich aan u hechten en
nan reeën en aan vogels en ga zo maar
door, dat zijn allemaal overblijfsels van
mislukte pogingen. Maar nooit geeft het
spinnetje het op en tuimelt het naar
beneden dan klemmen de pootjes zich
rond het balletje, maar breken doet er
niets.
Het móét naar het zuiden. Dan maar
wéér proberen, nét zo lang tot het lukt.
-Vv
maak ik meestal één keer per jaar op
één dag met mijn notenboom mee. Een
tikje met je vingers doet het reeds af
vallen.
In, het voorjaar „herleeft" alles weer.
Dan komen al die opgeslagen „krach
ten" weer vrij en vormen ze bouwstof
fen voor het prille blad, de jonge laten
en de bloesem. De nieuwe jaarcyclus
zet in. Dat is het grote natuurwonder.
Weet U wat ik dan zo groots vindt:
Die zg. duizendjarige linde" van Leven
daal. Wij weten nu wel dat ze zo'n dik
ke driehonderd jaar oud. Maar na een
geslaagde operatie door de gebroeders.
Copijn zet ze de jaarcyclus weer door.
Ze leeft!
Als men nu even doordenkt, dan is al
dat afgevallen blad niet eens nutteloos.
Dat vormt immers weer de bouwstoffen
voor het mycelium, de zwamvlokken
die uit knopjes op de draden de pad
destoelen zal laten groeien die op hun
beurt weer de „vruchten" van de
zwammen zijn die door hun sporen
weer voor nieuw mycelium moeten zor
gen.
Dat dode blad gaat over tot bosveen
waarin de mossen zich vestigen. Niets
in de natuur is nutteloos. Heel de na
tuur is één aaneenschakeling van ko
men en gaan, van groei en afbraak.
Neem nu ons lichaam. Het kwam tot
stand door samensmelting van een eicel
en een zaadcel en door daling doorlie
pen wij heel dat oerproces. Tothde vol
dragen embryo als vrijlevend wezen
uitgestoten wordt. En dan voortsnelt
naar de vergankelijkheid, want van
jongaaf jaagt in ons bloed evengoed de
afbraak voort.
Wat dit aangaat is het leven van
boom en mens gelijk. Er is een komen
en er is een gaan. Alleen kan men van
een boom niet zeggen dat haar geest
voortleeft. De stormen mogen voor een
overdonderende symphonic zorgen als
men in een bos wandelt en op een
zuchtje wind mogen de popenlieren
bladeren hun castagnettemuziek voort
brengen, wij bouwen voort op de ver
worvenheden van de geest.
Een man als Beethoven en in dit
Beethovenjaar mag ik zijn naam wel
eens noemen! zo'n man liet de
DOORSNEDE WESPENNEST
Niet zo lang geleden kwam iemand
met een balletje zo groot als een gal
noot bij onze medewerker Adriaan P.
de Kleuver. Dat bleek de aanleg te
zijn van een wespennest. Wat voor de
hommels geldt, dat is ook van toepas
sing op de wespen. Je ziet ze thami
bij duizenden en die zijn ten dode op
geschreven. Bovenstaande tekening is
een wespennest van bijna een halve
meter in doorsnede. Hoe verwant het
geheel is aan een bijenkolonie laat de
tekening zien. Als bouwstof voor het
uitwendige gebruikten deze wespen af
geknaagd dood hout.
opening af. Want zij is be hommelrnoer.
Al die anderen zijn nutteloze darren en
werksters.
Zo juist schreef ik dat niets nutteloos
in de natuur is. Laat ik het dan zó
stellen: ze hebben hun werk gedaan. De
werksters hebben geholpen de jonge
koninginnetjes groot te brengen en de
darren copuleerden met Hare Majestei
ten en nu zitten de daarvoor bestemde
organen barstensvol zaadiertjes die
stuk voor stuk volgend jaar vrijgelaten
worden om de eieren te bevruchten die
de moer bij honderden af zal scheiden,
't Is al vooruitzien en eindeloze zorg in
de natuur.
Ik zag de ten dode opgeschreven dar
ren wel met wriemelende pootjes op de
grond liggen tot een merel zich van
zo'n gemakkelijke prooi meester maak
te. Zo is nu eenmaal de natuurwet. Wat
overcompleet is wordt afgeschreven.
Een tijdje vliegen ze nog rond, doelloos,
omdat ze werkeloos geworden zijn. Net
als de bladeren die van de bomen val
len als werkelozenmedewerkers.
Eigenlijk een naargeestig verhaal
maar in de natuur gaan nu eenmaal
teerheid en lieflijkheid hand aan hand
met geweld en wreedheid. Het einde is
altijd de dood.
Adriaan P. zoekt een „zwarte weduwe". Men is geneigd te zeggen dat hy
dan maar naar Suriname moet gaan. Daar gaat het juist om. Dezer
dagen kwam een jongen bij hem met in een jampot een reusachtige zwarte
en dicht behaarde spin. Die kwam uit een bananendoos. Het dier was dood
en omdat men wilde weten wat het voor een beest was ging men er maar
mee naar onze veldbioloog. De heer De Kleuver vertelde het geval aan een
hem bekende beroeps-bioloog die juist gifstoffen van insecten onderzocht
om het tegengif te kunnen ontdekken. Toen de bananen nog in kisten ver
zonden werden had je nog wel eens een kansje op zo'n giftige vogelspin.
Met die dozenverpakking is het helemaal mis. Aan een dood exemplaar
heb je ook niets. Het moet een levende zijn die met zijn beet de prooi ver
lamt en dan eerst kan bloed worden afgetapt dat het gif bevat. Waarom ze
die soms wel 10 cm grote spin (met haar poten gespreidt raakt ze wel de
randen van een boterhambordje!) nu juist de zwarte weduwe noemen? Om
dat ze na de copulatie de mannetjes doodgemoedereerd opvreet. Wie dus ooit
zo'n reuzespin aantreft weet dat onze medewerker dat graag wil weten en
voor doorzending naar het laboratorium zal zorgdragen.
Toch is er een lichtpuntje in de hom
melwereld. Vroeg in het voorjaar reeds,
als de zon op de heilinkjes valt waarin
meestal de overwintering plaats heeft,
verlaat de hommelrnoer, een vrouwtje
dus, dat vorstvrije plekje.
Dan komt er een drukke tijd.' Ze
moet alles zelf doen. De cellen bouwen
APPELEN
Bloemé: II 75/85 45-49 65/75 43-48
60/70 28-35.
Cox's O. P. geel: I 75/80 34-51 70/75
33-44 65/70 28-36 60/65 22-26
Cox's O. P.: I 75/80 26-40 70/75 23-36
65/70 20-26 60/65 16-21.
Cox's O. P.. II 75/80 23-35 70/75 22-29
65/70 16-23 60/65 15-17.
Goudreinette: I 75/85 28-36 70/80 26-31
65/75 24-27.
Goudreinette: II 75/85 22-29 70/80 24-29
65/75 19-24.
James Grieve: I 70/80 16-22 65/70 15-18.
James Grieve: II 70/80 16-18 65/70 15-
17.
Sterappel: I 75/85 60-64 70/80 43-55
65/75 35-53 60/70 22-28.
Industrie: per 100 kg blank f 8.70-f 9.80.
PEREN:
Beurre Hardy: I 70/80 25-33 60/70 19-
24.
Beurre Hardy. II 70/80 23-26 60/70 19-
22.
B. L. d'Avranches: I 65/75 33-37 60/70
30-34 55/60 21-26.
Conference: I 65/75 24-27 60/70 19-23
55/65 15-19.
Conference: II 60/70 19 55/65 14.
Brederode: I 70/80 32-37 60/op 29-34.
Gieser Wildeman: I 55/65 61-68 50/60
45-51.
Legipont: I 65/75 26-28 60/70 13-23
55/65 14-18.
Legipont: II 60/70 18-20 55/60 14-16.
St. Remy: I 70/80 24-27 65/75 23-25
60/70 21-24 55/65 14-17.
Winterjan. I 50/60 44-49.
DIVERSEN.
Pr. bonen: I 90-148.
Alles tn ets. de kg. tenzij anders ver
meld.
Noteringen van maandag 28 septem
ber.
Appelen:
J. Grieve: EI 70/80 17-25, 80/90 18-21.
Goudreinet: El 65/75 22-28, 75/85 31-
32, 70/80 29-36, 80/90 32-47; EII: 65/75
19-22, 75/85 22-33, 85/95 27-28.
Cox's Orange Pippin: EI 60/70 22-29,
70/80 33-50, 80/90 28-50, 60/65 19-22,
65/70 26-36, 70/75 33-46, 75/80 34-47, 80/85
28-45; geel: EI 60/70 37, 70/80 43-53,
80/90 44-49, 60/65 19-28, 65/70 35-41,
70/75 38-51, 75/80 45-54, 80/85 41-53.
Peren
B. Hardy: EI 60/70 21-27, 70/80 28-38.
B. Louise d'Avranche: EI 50/60 15-23,
60/70 30-36, 55/65 20-31, 65/75 35-37
Conference: EI 60/70 18-25, EII 60/70
18-21.
Legipont: .EI 60/70 18-20, 70/80 25-28
Tr. de Vienne: EI 60/70 33-46, 70/80
32-48.
St. Remi: EI 60/70 17-24, 70/80 20-29.
Maagde: EI 60/70 12-17.
Doyenne du Cornice: EI 60/70 51-53,
70/80 62-78, 65-75 59-60, 75/85 73-85.
Winterjan: EI 50/60 30-31. 60/70 35-39.
Doordraai 8,30 per 100 kg.
Aardbeien: AE 167-181 B 53-66. Ong.:
65-105 per doosje.
FRUIT EXPORT:
Cox Or. P.: I 80/85 47-53 I 75/80 28-
51 I 70/75 23-42 I 65/70 18-33 I 60/65
19-25 II 75/80 29-34 II 70/75 22-34 II
65/70 18-25 per kg. James Grieve: I
80/85 17-20 I 70/80 16-19 per kg. Beurre
Hardy: I 75/85 29-32 I 65/75 21-27 per
kg. Bonne L'd Avr: 60/70 28-34 I 50 /60
16-27 per kg. Conference. I 70/80 25 I
60/70 18-20 per kg. Legipont: I 60/70
20-28 per kg.
GROENTEN:
Andijvie: I 12-14 II 10-12 per kg.
Bospeen: 20-28 per bos. Bloemkool: -6
107-133 per stuk. Knolselderij: A 18-33
B 15-24 per stuk. Koolraap: 5-16 per kg.
Meloenen oog: -6 121-162 -8 88-147 -9
73-109 -12 53-111 -15 37-44 per stuk.
Prei. A 22-27 B 16-19 per kg. Savoye
kool: A 15-22 per kg. Sla: 7-16 per stuk.
Snijbonen: I 106-160 II 86-132 per kg.
Stamprinsessen: I 70-108 II 60-80 per
kg. Staak: 110-127 per kg. Spruiten: A
89 B 87 D 106 per kg. Tomaten A Rood:
269-279, Licht: 287-308 B Rood. 265-273
Licht: 280-299 C Rood: 262 Licht: 315
332 per bak. Uieen I 24-31 per kg. Wil-
lof: B 155-188 per kg.