AFSCH AFFING Nederland eeuw zonder doodstraf Dreigbrieven uit de DDR „JOURNALISTIEK" goede dekmantel voor spionage Laatste terechtstelling had plaats in 1854 Het begint heel onschuldig PAS NA FELLE DISCUSSIES NEDERLANDSE JOURNALIST DEED NOG BIJTIJDS AANGIFTE BIJ BVD 9ÊÊM MEERDERHEID OVERHEID WRAAK PIJNLOOS DEBATTEN VERBEELDING POSTPAPIER DOODGEWOON „JOURNALIST" STEMPELS CODEBERICHTEN VALS PASPOORT B.V.D. Minister van Justitie mr. Van Lil aan aan wie de af schaffing van de doodstraf voornamelijk te danken was. •jc Kemper zoals hij voor zijn rechters verscheen. Hij werd de laatste Nederlander tot 1940 aan wie de de doodstraf werd voltrok ken. if Kemper op weg naar het schavot. De burgers van Nederland liepen niet te koop om te juichen of te protesteren toen deze maand een eeuw gdeden de doodstraf officieel werd afgeschaft in Nederland. De doodstraf was in het Nederland van 1879 zo in onbruik geraakt, dat de af schaffing meer een zaak van beginsel dan van praktijk was. Het was in 1870 al zestien jaar gele den dat de laatste misdadiger op het schavot was gestorven en alle dood vonnissen die sindsdien waren uitge sproken werden na gratieverlening omgezet in levenslange gevangenis straf. Toch bracht de beginselstrijd nog veel beroering in het vaderlandse parlement. Fel waren de discussies geweest tussen de overwegend protes tante groep tegenstanders van de af schaffing en de liberale volksverte genwoordigers die meenden dat de doodstraf niet meer paste in het Ne derlandse cultuurpatroon van 1870. In de Tweede Kamer had de minis ter van justitite nog een vrij ruimte meerderheid gevonden voor de af schaffing maar in de Eerste Kamer werd het een dubbeltje op zijn kant: twintig voor en achttien tegen af schaffing. Nederland verrichtte met deze af schaffing een daad die internationaal sterk de aandacht trok, want behalve in Portugal en Roemenië was nog nergens in de „beschaafde wereld" de doodstraf afgeschaft. In de „onbe schaafde wereld" trouwens ook niet, want de doodstraf heeft nu enmaal iets te maken met de groei van een maatschappij. In haar meest primitie ve vorm heeft een samenleving de doodstraf niet nodig, omdat „de zaken onderling worden geregeld": de fami lie van een vermoorde rekent wel af met de moordenaar. Gaat zo'n samenleving een van bo venaf geregelde norm aanvaarden dan neemt op een gegeven moment de overheid het wraakrecht over om aan de soms eindelose reeks van wraak en weerwraak een einde te maken, en om door onpartijdige burgers te laten uitmaken of een verdachte ook schul dig is. Pas later gaat men nadenken over doel en functie van straffen. Men ont dekt dan dat niet wraak het hoofdmo tief mag zijn, maar bescherming van de samenleving: zowel door het uit schakelen van gevaarlijke elementen als door het afschrikken van anderen. Deze afschrikking en toch ook nog altijd een flinke behoefte aan wraak kwamen in de terechtstellingen door alle eeuwen heen duidelijk tot uiting: de vonnissen werden in het openbaar voltrokken en men volstond niet al leen met het doden van de beschul digde, men liet hem voor hij werd ge dood soms nog een hele reeks ver schrikkelijke martelingen ondergaan. Dat openbare karakter van de exe cutie heeft Nederland tot het laatst bewaard, in tegenstelling tot andere landen die veel later tot afschaffing van de doodstraf kennen, maar die de executies achter gesloten deuren vol trokken. Slechts in landen waar de doodstraf dient ter afschrikking en als uiting van wraak is de executie nog steeds een openbare zaak, zoals in Bagdad, waar in januari 1969 mensen in het openbaar werden opgehangen beschuldigd van landverraad. Tijdens de Franse Revolutie werd de doodstraf in West-Europa min of meer humaan geregeld. Het folteren voor de dood werd afgeschaft en men ging er naar streven het slachtoffer zo pijnloos mogelijk te doden. Dit inspi reerde in Frankrijk tot de guillotine: een scherp vallend mes dat de veroor deelde in een flits van het leven be roofde. Na de Franse Tijd werd in de Ne derlandse wet bepaald dat de dood straf kon worden uitgevoerd door op hanging of met de valbijl. De ont hoofding is echter in Nederland na 1815 nooit toegepast, de ter dood ver oordeelde werden opgehangen. De laatste executie werd uitgevoerd op 22 november 1854 in Leiden. Het was een zielig geval. Een jonge pol derwerker, die weinig kansen had ge had in zijn korte leven, was schuldig bevonden aan roofmoord, waarbij een vrouw en twee kinderen het leven hadden verloren. Hij ontkende niet, maar beweerde wel dat hij in een impuls had gehan deld en dat er dus sprake was van doodslag en niet van moord. Nadat het doodvonnis was uitge sproken wees de koning het gratie verzoek af. Op 21 november werd de 21-jarige jongen onder zwaar politie- geleide een tekening laat een kor don van politie te paard zien naar de Schans bij de Leidsepoort ln Lei den gevoerd. Hij werd op een luik gezet, kreeg een zwarte kap over het gelaat en de strop om de nek. Het luik werd weggetrokken en de jongen stierf tijdens de val. Over de doodstraf worden nog da gelijks verhitte of ernstige debatten gevoerd. Vooral in politiek rechtse kring en bij orthodox protestanten vindt men de voorstanders van de doodstraf. De protestanten halen daarvoor het bijbelse woord aan: „De overheid draagt het zwaard niet te vergeefs. De Staatkundig Gerefor meerde Partij heeft nog steeds in haar programma staan dat er zal worden gestreefd naar de herinvoe ring van de doodstraf in Nederland. Hoewel het een eeuw is geleden dat de doodstraf uit het Nederlandse verdween, is de doodstraf nog niet geheel uit het Nederlandse wetboek van Strafrecht verdwenen. Het mili tair strafrecht kent de doodstraf. Op de Grebbeberg heeft een generaal dit recht nog toegepast tijdens de meida gen van 1940. Ook kan in Nederland nog een doodvonnis worden uitgevoerd op grond van het Oorlogsstrafrecht, een uitvloeisel van de Bijzondere Recht spraak van vlak na de oorlog. In de bijzondere Rechtspraak werden na 1945 in Nederland 152 doodvonnissen uitgesproken, maar het aantal execu ties bedroeg veertig; de overige 112 doodvonnissen werden na gratie ge wijzigd in gevangenisstraf. Vooral als er een misdrijf is ge pleegd dat sterk tot de verbeelding spreek hoort men ook in Nederland stemmen opgaan die pleiten voor de doodstraf. Hoewel het aloude wraakmotief dan duidelijk de sterkste impuls is, wijst men op de af- schikwekkende werking van de straf. Een wetenschappelijk onderzoek heeft echter al twintig jaar geleden met zeer overtuignde cijfers duidelijk gemaakt, dat in landen waar men de doodstraf niet kent, zware misdrijven minder vaak voorkomen dan in vergelijkbare landen waar de doodstraf wordt ge handhaafd. In Oost-Berlijn werd op 1 juli van dit jaar een brief verzonden. Een dreigbrief. De datering vermeldde echter simpelweg „Berlin". De af zender wilde kennelijk niet laten blijken waar zijn brief precies van daan kwam. De geadresseerde was een Neder landse journalist, die met deze brief „een laatste waarschuwing" kreeg. Die jonge Nederlandse reporter had kort te voren zijn medewerking aan een Duits persagentschap opgezegd. Ogenschijnlijk een normale zakelij ke aangelegenheid, doch de redactie van Duitse zijde was vreemd. „Mijn geduld raakt op. Ik wil nog geen maatregelen treffen die je kun nen schaden. Je krijgt nog één kans. Als je op 1 augustus niet hier bent, zijn de gevolgen onaangenaam voor je. Je weet dat ik door jou onderte kende stukken bezit. Die kunnen als een boemerang tegen je werken. Je zult schade lijden als ik de leiding van je krant in Nederland een en ander toestuur. Wat dat voor je ou ders, in het bijzonder voor je vader, zal betekenen, weet je zelf het bes te." Deze dreigbrief was het bewijs dat de Nederlandse verslaggever onder het mom van journalistieke mede werking verstrikt was geraakt in de netten van de Oostduitse spionage dienst. De dreigbrief uit Oost-Berlijn was ondanks alle camouflage van de eer ste tot de laatste regel geschreven volgens het schema dat de geheime diensten van het Oostblok afwerken als zij menen voldoende feiten en belastende bewijzen in handen te hebben om iemand onder de druk van chantage tot spionage-activitei- ten te brengen of daarmee door te gaan. De jonge journalist was op mon delinge toezeggingen ingegaan en medewerker van een persbureau ge worden. Zeker in het begin had hij geen argwaan gehad. De reportages en informaties die hij zou leveren en intussen ook geleverd had, behoor den allemaal tot de „Open stuff" materiaal voor elke journalist be schikbaar. Hij had het ook niet verdacht ge vonden dat hij het advies had ge kregen zich te laten inschrijven als ..militair medewerker", bij de voor lichtingsdiensten van het ministerie van defensie en van Afcent in Brunssum, een Navo-vestiging in ons land. Die militaire medewerking viel ook toevallig samen met zijn werk, op dat terrein voor zijn krant hier. Interessant had hij het gevonden toen hij in Oost-Berlijn een partijtje geprepareerd postpapier had meege kregen waarop hij onzichtbaar schrift kon aanbrengen. Zijn ver denking was in slaap gesusd door de omstandigheid dat hij op dat ge heimzinnige papier te doen over dag dedelingen hoefde te doen over dag en uur waarop hij weer „kopij" kwam brengen. Ook had hij or later in toegestemd ter bevordering van een vlottere communicatie via de radio in cijfer code verzoeken om bepaalde bij dra gen te ontvangen. Toen hij over de ze wijze van communicatie nadere vragen stelde, werd hem gezegd dat het niemand aanging dat hij voor Oostduitse persorganen werkte. Toen hij zich er echter goed van bewust werd dat hij met methoden en technieken moest werken die in de journalistiek niet als normaal kunnen worden aangemerkt, maar die tot het vakgebruik van geheime diensten behoren, was het al bijna te laat. De Oostduitse spionagedienst had hem gesproken in de termen van die dienst doodgewoon als geheim agent aangesteld. De gegevens die hij aan zijn opdrachtgevers in Oost-Berlijn had verstrekt, werden door deze wel zo belastend geacht, dat men meende hem daarmee te kunnen chanteren. De Binnenlandse veiligheidsdienst heeft zich nog juist op tijd met deze zaak kunnen bemoeien. Het veilig heidsaspect werd door de BVD op vakkundige wijze behandeld. Tegen de tijd dat de Oostduitse geheime dienst de opleiding van een agent voltooid achtkrijgt hij een paspoort. Met de andere naam wordt hem ook een nieuwe levensloop aan gemeten. De Nederlandse journalist van wie in bijgaande publikatie de manier waarop hij tot geheim agent werd omgevormd wordt onthuld, moest zich in noodgevallen als Peter Wittig gaan voordoen. Dit is zijn valse pas. Alles wijst erop dat de Oostduitse inlichtingendiensten velerlei contac ten in ons land hebben. Vast staat dat in allerlei sectoren wordt ge tracht relaties aan te knopen. Zaken lieden die handel drijven met firma's in Oost-Duitsland. Maar ook zaken lieden die ter oriëntering bv. de Leip- ziger Messe bezoeken. Bekend is, dat het M.f.S. Mmiste- rium für Staatssicherheit) een spe ciale staf met tientallen medewerkers heeft om contacten tot stand te bren gen met buitenlandse bezoekers van de Leipziger Messe. Zowel de militaire inlichtingen dienst, de V.f.K. (Verwaltung für Koordinierung), als ook de H.V.A. (Hauptverwaltung Aufklarung), een onderdeel van het M.f.S., spioneren tegen het Westen. Al deze diensten zoeken ook in ons land naar relaties, medewerkers en informanten. Nederlanders die fami lie in Oost-Duitsland hebben: die met een Oostduitse in het huwelijk willen treden; die zich in Oost-Duits land willen vestigen: die een „pen- friend" bezoeken; die solliciteren naar een betrekking, een vertegen woordiging of agentschap. De eerste contacten zijn meestal onschuldig en normaal. Het kan een vriendendienst zijn waarom wordt ge vraagd: uitwisseling van gegevens over een gemeenschappelijke hobby: foto- en postzegelverzamelingen; ge gevens over een studie, alles wordt bedacht om maar tot duurzamer verbindingen te komen. Van Oostduitse zijde worden ook wel Nederlanders uitgenodigd om en quêteformulieren in te vullen, waar aan dan een prijsvraag is verbonden. Ook wanneer de inzenders niet alle vragen goed hebben beantwoord, worden zij als zg. winnaars uitgeno digd een reisje naar Oost-Berlijn te maken. Een dergelijke reis wordt door de Oostduitse inlichtingendienst dan benut om met de ..winnaars*' in contact te komen. Schaken per brief, wetenschappe lijke en journalistieke bezigheden, al les wordt geprobeerd om het net van agenten, medewerkers en informan ten in ons land verder uit te breiden. De dagelijkse stroom van codebe richten over radio voor agenten in het Westen wordt steeds groter. Ingewij den zijn verontrust over de toene ming van dat verkeer. In het artikel hiernaast wordt een recent geval in ons land behandeld van een jonge journalist die in de net ten van de Oostduitse geheime dienst verstrikt was geraakt. Journalistiek is een prachtige dek mantel voor spionnen. Niemand vindt het vreemd (laat staan verdacht) dat een journalist vragen stelt. Het stel len van vragen is een essentieel on derdeel van zijn vak. Het vergaren van nieuws is vaak afhankelijk van de bedrevenheid en vakkundigheid om vragen te stellen. De journalist kan zaken onderzoeken en zich op plaatsen begeven die een andere burger verdacht zouden ma ken. Van die omstandigheden heeft de Oostduitse spionagedienst in boven genoemd geval misbruik willen ma ken. Die mogelijkheid leek voor de hand te liggen, toen de journalist na een langdurige periode van corres pondentie persoonlijk kennis ging ma ken met zijn correspondentie-schaak vrienden. Hij is een goed schaker. Via het blad van de Kon. Ned. Schaak bond kwam hy in contact met scha kers in het buitenland. Hy speelde per brief partyen met een boer in Nieuw-Zeelandeen student in de Verenigde Staten, een monteur in Oost-Duitsland en een doktersdochter in de buurt van Berlijn. Dergelijke schaakpartijen per brief duren maanden. Men schrijft elkaar de zetten, die met letters en cijfers worden aangegeven: een internatio naal verstaanbare taal. Daarnaast worden ook persoonlijke gegevens uitgewisseld en meestal ook foto s. Halverwege de schaakpartij met het Oostduitse meisje werd de Hollandse jonge schaker nieuwsgierig of zij zou lijken op de flatteuze foto die zij hem had gestuurd. In de lente van 1964 ging hij op haar uitnodiging in en maakte een kennismakingsvisite. Het was een aardig meisje. Zij vond hem kennelijk ook wel leuk. Na dit eerste bezoek volgden er meer, doch tot een werkelijke romance kwam het niet. De uit-wedstrijd Ajax-Dukla Praag in maart 1967 bood hem een goede gelegenheid om Kathe weer eens op te zoeken. Met „het legioen" ging hij per chartervliegtuig naar Praag. Na de wedstrijd bezocht hij Kathe met de bedoeling daar een paar dagen te blij ven, om dan per trein weer terug te gaan. Alles bij elkaar zou dit goedko per zijn dan wanneer hij de reis hele maal per trein zou maken. Wat hij niet wist was, dat Kathe enkele dagen voor zijn komst, een „journalist" van het Oostduitse pers bureau ADN op bezoek had gehad. Die wist (hoe dat zei hij niet) dat zij een Nederlandse journalist op bezoek zou krijgen. Hij wou die „Hollandse collega" graag ontmoeten. Zijn ver zoek was dat „de Hollandse collega" op een bepaalde datum en een opge geven uur in een bepaald café zou komen. Argeloos bracht Kathe deze bood schap over, doch omdat haar schaak- en correspondentievriend het genoem de café niet wist te vinden, vergezelde zij hem. Achteraf bleek dat helemaal niet de bedoeling ter'zijn geweest. De Nederlandse journalist ontmoet te twee „redacteuren" van ADN die echter zeiden dat zij slechts tot de organisatorische staf behoorden toen hij over vaktechnische zaken op het journalistieke vlak begon. Zij konden hem alleen maar voorstellen doen medewerker te worden. Zij polsten hem over de onderwerpen waar hij over zou \unnen schrijven en maak ten tenslotte een afspraak voor een latere datum in Oost-Berlijn. Op de afgesproken datum was hij in Oost-Berlijn. Hij had de reis per trein gemaakt. Via Helmstedt en West-Berlijn was hij rechtstreeks naar het Oostberlijnse station Fried- richs'.rasse gereisd. Heel normaal. Zijn Oostduitse collega Günther, die hem kwam afhalen nadat hij het eer der opgekregen telefoonnummer had gebeld om te melden dat hij was gearriveerd, was echter over die ma nier van reizen niet te spreken. „Je hebt riu aan verschillende gren zen stempels in je paspoort gekregen" zei hij verwijtend. „Dat is niet goed voor een journalist die op Europees niveau werkt. Een handig journalist laat nooit blijken hoe en waar hij aan zijn nieuws komt. Stempels in pas poorten geven precies aan waar je bent geweest. Fout". In een niet al te florissant uitziend winkelpandje niet ver van de Freidrichstrasse, waar wat stoffig propaganda-materiaal in de etalage stond, had hij ook de ande re „collega" ontmoet die hij ook in Karl-Marx-Stadt (Chemnitz) had ge sproken. Hij kreeg uitvoerige instructies over wat hij zou moeten leveren; allemaal artikelen en onderwerpen die breeduit in Nederlandse kranten verschijnen. Ook gaven zij hem uitvoerig instruc ties hoe hij de volgende kerem moest reizen, om al die vervelende stempels te ontlopen. Uit Nederland moest hij per trein of vliegtuig naar een stad in West-Duits- land gaan. Zij gaven hem op: Frank furt, Hamburg en Hannover. Hij mocht zelf kiezen. Het beste was tel kens een andere stad voor die tussen landing te nemen. Vandaar moest hij naar West-Berlijn vliegen (luchthaven Tempelhof). Daar moest hij de S- of de U-Bahn nemen naar Oost-Berlijn, station Friedrichstrasse. Op die ma nier zou hij geen enkele stempel in zijn paspoort krijgen. Hij werd medewerker van de „Par- lementarischer Presse Informations- dienst". Het ontging hem dat nu niet meer over het persbureau ADN werd gesproken. Samen met Günther bezocht hij dan enkele bars en dancings. Op een keer was het zo laat geworden dat de grenspost tussen Oost- en West-Ber lijn gesloten was. Zijn Oostduitse vriend vond het toch beter dat hij in West-Berlijn logeerde, ook al moest hij de volgende ochtend (zondag) weer vrij vroeg in Oost-Berlijn terug zijn voor de verdere besprekingen. Dat zijn dagpasje van zaterdag verlopen was, vonden zijn Oostduitse vrienden niet zo erg. Günther regelde dat wel... Op die min of meer ingewikkelde manier maakte hij twee jaar lang reisjes naar Oost-Berlijn. De artikelen die hij had geschreven en het docu mentatiemateriaal dat hij daarbij had gebruikt, bracht hij volgens opdracht altijd persoonlijk. Wat hij toen nog niet wist was. dat hij in die twee jaar haast onmerkbaar de gewone opleiding van geheim agent doormaakte. Ook wist hij niet, dat 'n nieuwe agent in het begin on-- .schuldige papieren moet overbrengen, om aan dit soort werk te wennen, ter wijl hier de personen en instanties waar hij informatie inwint in die tijd ook aan hem en zijn werk moeten wennen. In die tijd moest hij ver trouwd raken met technieken en ge woonten van geheime agenten. Van daar het geprepareerde postpapier waarop slechts onschuldige medede lingen moesten worden verzonden, en de radioboodschappen in code. De Oostduitse geheime zenders zijn dagelijks in de lucht. Zij zijn te be luisteren op de ultra-korte en de kor- tegolf-frequenties. Er zijn dagen waarop de hele dag door de codebe richten te horen zijn: een vrouwenstem leest op monotone toon reeksten van vijf cijfers op. Achter deze cijfergroepen gaan be richten voor geheime medewerkers in het Westen schuil. Vaak belangrijke berichten voor geroutineerde agenten. Er zijn echter ook berichten bij voor beginnelingen zoals onze journalist die nog in „opleiding" zijn. Ook nu zijn er dagen en avonden waarop zul ke argeloze leerlingen ingespannen zitten te luisteren naar de „gecodeer de" stem van hun „meester": his mas ters voice in optima forma! Toen het zover kwam dat de jour nalist een soort verklaring moest on dertekenen, begon de hele geschiede nis hem te benauwen. In dat stuk moest hij verklaren, dat hij „contact had met Staatsorganen van de DDR waaraan hij militaire en politieke do cumenten zou leveren". Geen woord meer over het persbureau ADN of de „Parlementarischer Presse Informa- tionsdienst". Daarbij kwam nog, dat hij bij die gelegenheid een vals Westduits pas poort kreeg en een persnecessaire, voorzien van een geheim vak waarin dit identiteitsbewijs kon worden op geborgen. Bij het overhandigen daar van kreeg hij ook een „nieuwe le vensloop" als legende op. Die moest hij van buiten leren. Er werden be paalde codes afgesproken. Hem werd ook opgegeven hoe hij in noodsitua ties moest handelen, wanneer bijvoor beeld de politie of de BVD hem op het spoor zou komen. Kortom: zijn opleiding als geheim agent raakte voltooid. In dat kritieke stadium van de zaak, kwam hij tot het inzicht dat hij de relatie met zijn Oostduitse op drachtgevers moest verbreken. Op de terugreis vroeg hij de douane Om zijn valse identiteitspapieren op te bergen ontving hij een reisneces- saire met een geheim vak. Dat was listig verborgen onder het tasje voor het scheerapparaat. Wanneer hij met de punt van de nagelvijl op de vier de lijn van de hoek onder het tasje peuterde, sprong een veer weg, waarna het tasje omhoog kon wor den geklapt. Het geheime vak bevat te een mededeling in drie talen waarvoor het moest dienen. aan de Nederlandse grens hoe hij met de BYD in contact kon komen. Het antwoord van de douanier was simpel en effectief: „Gaat u naar de- politie in uw woonplaats". Nadat hij dat had gedaan volgde vrij spoedig een vertrouwelijk ge sprek met een ambtenaar van de Bin nenlandse Veiligheidsdienst. Deze ambtenaar bevestigde de juist heid van zijn vermoeden, dat hij in de netten van de Oosduitse inlichtingen dienst verstrikt was geraakt. Hem werd geadviseerd de relatie met deze dienst dat hij de relatie wilde verbre ken. De omstandigheid dat hij inmid dels was gehuwd en dat zijn jonge Nederlandse vrouw een baby ver wachtte, kwam hem goed van pas. Zijn vrouw had al vaker bezwaar ge maakt tegen zijn reisjes naar een voor haar onbekende bestemming. Zijn mededeling aan de Oostduitse dienst dat hij be relatie wilde verbre ken omdat zijn vrouw bezwaar maak te tegen zijn reisjes die meestal ook nog in de weekeinden vielen, had een averechtse uitwerking: Er kwam een vriendelijke uitnodiging om op de volgende reis ook zijn vrouw mee te brengen. Als motto werd opgegeven: „Berlin ist eine Reise wert". Toen hij daarop zonder meer zijn medewerking opzegde, volgde er eerst een „vaderlijke" brief waarin hij werd gewezen op het „incorrecte" van zijn weigering om het werk af te ma ken, dat toch in beider voordeel was. Toen hij echter in zijn weigering vol hardde volgde de dreigbrief. Het contact met BVD en de publi katie van zijn zaak thans, besparen hem waarschijnlijk de rest van het intimidatieprogramma dat in zulke gevallen keihard wordt afgewerkt. De brieven worden dreigender. Er komt een Duitser aan de deur die heel vaag doet wie hij is door wie hij wordt gestuurd, maar die er geen twijfel over laat bestaan, dat hij alles haarfijn weet. Hij suggereert onom wonden dat de straffende arm uit het oosten lang en meedogenloos kan zijn zeker voor hen die geen bescherming zoeken waar die te vinden is en die menen het probleem zelf te kunnen oplossen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 6