AFSCH AFFING
Nederland eeuw
zonder doodstraf
Dreigbrieven
uit de DDR
„JOURNALISTIEK" goede
dekmantel voor spionage
Laatste terechtstelling had plaats in 1854
Het begint
heel
onschuldig
PAS NA FELLE
DISCUSSIES
NEDERLANDSE
JOURNALIST
DEED NOG
BIJTIJDS
AANGIFTE
BIJ BVD
9ÊÊM
MEERDERHEID
OVERHEID
WRAAK
PIJNLOOS
DEBATTEN
VERBEELDING
POSTPAPIER
DOODGEWOON
„JOURNALIST"
STEMPELS
CODEBERICHTEN
VALS PASPOORT
B.V.D.
Minister van Justitie mr.
Van Lil aan aan wie de af
schaffing van de doodstraf
voornamelijk te danken was.
•jc Kemper zoals hij voor
zijn rechters verscheen. Hij
werd de laatste Nederlander
tot 1940 aan wie de
de doodstraf werd voltrok
ken.
if Kemper op weg naar het
schavot.
De burgers van Nederland liepen niet te koop om te juichen of te protesteren
toen deze maand een eeuw gdeden de doodstraf officieel werd afgeschaft in
Nederland.
De doodstraf was in het Nederland van 1879 zo in onbruik geraakt, dat de af
schaffing meer een zaak van beginsel dan van praktijk was.
Het was in 1870 al zestien jaar gele
den dat de laatste misdadiger op het
schavot was gestorven en alle dood
vonnissen die sindsdien waren uitge
sproken werden na gratieverlening
omgezet in levenslange gevangenis
straf.
Toch bracht de beginselstrijd nog
veel beroering in het vaderlandse
parlement. Fel waren de discussies
geweest tussen de overwegend protes
tante groep tegenstanders van de af
schaffing en de liberale volksverte
genwoordigers die meenden dat de
doodstraf niet meer paste in het Ne
derlandse cultuurpatroon van 1870.
In de Tweede Kamer had de minis
ter van justitite nog een vrij ruimte
meerderheid gevonden voor de af
schaffing maar in de Eerste Kamer
werd het een dubbeltje op zijn kant:
twintig voor en achttien tegen af
schaffing.
Nederland verrichtte met deze af
schaffing een daad die internationaal
sterk de aandacht trok, want behalve
in Portugal en Roemenië was nog
nergens in de „beschaafde wereld" de
doodstraf afgeschaft. In de „onbe
schaafde wereld" trouwens ook niet,
want de doodstraf heeft nu enmaal
iets te maken met de groei van een
maatschappij. In haar meest primitie
ve vorm heeft een samenleving de
doodstraf niet nodig, omdat „de zaken
onderling worden geregeld": de fami
lie van een vermoorde rekent wel af
met de moordenaar.
Gaat zo'n samenleving een van bo
venaf geregelde norm aanvaarden dan
neemt op een gegeven moment de
overheid het wraakrecht over om aan
de soms eindelose reeks van wraak en
weerwraak een einde te maken, en
om door onpartijdige burgers te laten
uitmaken of een verdachte ook schul
dig is.
Pas later gaat men nadenken over
doel en functie van straffen. Men ont
dekt dan dat niet wraak het hoofdmo
tief mag zijn, maar bescherming van
de samenleving: zowel door het uit
schakelen van gevaarlijke elementen
als door het afschrikken van anderen.
Deze afschrikking en toch ook nog
altijd een flinke behoefte aan wraak
kwamen in de terechtstellingen door
alle eeuwen heen duidelijk tot uiting:
de vonnissen werden in het openbaar
voltrokken en men volstond niet al
leen met het doden van de beschul
digde, men liet hem voor hij werd ge
dood soms nog een hele reeks ver
schrikkelijke martelingen ondergaan.
Dat openbare karakter van de exe
cutie heeft Nederland tot het laatst
bewaard, in tegenstelling tot andere
landen die veel later tot afschaffing
van de doodstraf kennen, maar die de
executies achter gesloten deuren vol
trokken. Slechts in landen waar de
doodstraf dient ter afschrikking en als
uiting van wraak is de executie nog
steeds een openbare zaak, zoals in
Bagdad, waar in januari 1969 mensen
in het openbaar werden opgehangen
beschuldigd van landverraad.
Tijdens de Franse Revolutie werd
de doodstraf in West-Europa min of
meer humaan geregeld. Het folteren
voor de dood werd afgeschaft en men
ging er naar streven het slachtoffer zo
pijnloos mogelijk te doden. Dit inspi
reerde in Frankrijk tot de guillotine:
een scherp vallend mes dat de veroor
deelde in een flits van het leven be
roofde.
Na de Franse Tijd werd in de Ne
derlandse wet bepaald dat de dood
straf kon worden uitgevoerd door op
hanging of met de valbijl. De ont
hoofding is echter in Nederland na
1815 nooit toegepast, de ter dood ver
oordeelde werden opgehangen.
De laatste executie werd uitgevoerd
op 22 november 1854 in Leiden. Het
was een zielig geval. Een jonge pol
derwerker, die weinig kansen had ge
had in zijn korte leven, was schuldig
bevonden aan roofmoord, waarbij een
vrouw en twee kinderen het leven
hadden verloren.
Hij ontkende niet, maar beweerde
wel dat hij in een impuls had gehan
deld en dat er dus sprake was
van doodslag en niet van moord.
Nadat het doodvonnis was uitge
sproken wees de koning het gratie
verzoek af. Op 21 november werd de
21-jarige jongen onder zwaar politie-
geleide een tekening laat een kor
don van politie te paard zien naar
de Schans bij de Leidsepoort ln Lei
den gevoerd. Hij werd op een luik
gezet, kreeg een zwarte kap over het
gelaat en de strop om de nek. Het
luik werd weggetrokken en de jongen
stierf tijdens de val.
Over de doodstraf worden nog da
gelijks verhitte of ernstige debatten
gevoerd. Vooral in politiek rechtse
kring en bij orthodox protestanten
vindt men de voorstanders van de
doodstraf. De protestanten halen
daarvoor het bijbelse woord aan: „De
overheid draagt het zwaard niet te
vergeefs. De Staatkundig Gerefor
meerde Partij heeft nog steeds in
haar programma staan dat er zal
worden gestreefd naar de herinvoe
ring van de doodstraf in Nederland.
Hoewel het een eeuw is geleden dat
de doodstraf uit het Nederlandse
verdween, is de doodstraf nog niet
geheel uit het Nederlandse wetboek
van Strafrecht verdwenen. Het mili
tair strafrecht kent de doodstraf. Op
de Grebbeberg heeft een generaal dit
recht nog toegepast tijdens de meida
gen van 1940.
Ook kan in Nederland nog een
doodvonnis worden uitgevoerd op
grond van het Oorlogsstrafrecht, een
uitvloeisel van de Bijzondere Recht
spraak van vlak na de oorlog. In de
bijzondere Rechtspraak werden na
1945 in Nederland 152 doodvonnissen
uitgesproken, maar het aantal execu
ties bedroeg veertig; de overige 112
doodvonnissen werden na gratie ge
wijzigd in gevangenisstraf.
Vooral als er een misdrijf is ge
pleegd dat sterk tot de verbeelding
spreek hoort men ook in Nederland
stemmen opgaan die pleiten voor
de doodstraf. Hoewel het aloude
wraakmotief dan duidelijk de sterkste
impuls is, wijst men op de af-
schikwekkende werking van de straf.
Een wetenschappelijk onderzoek heeft
echter al twintig jaar geleden met zeer
overtuignde cijfers duidelijk gemaakt,
dat in landen waar men de doodstraf
niet kent, zware misdrijven minder
vaak voorkomen dan in vergelijkbare
landen waar de doodstraf wordt ge
handhaafd.
In Oost-Berlijn werd op 1 juli van
dit jaar een brief verzonden. Een
dreigbrief. De datering vermeldde
echter simpelweg „Berlin". De af
zender wilde kennelijk niet laten
blijken waar zijn brief precies van
daan kwam.
De geadresseerde was een Neder
landse journalist, die met deze brief
„een laatste waarschuwing" kreeg.
Die jonge Nederlandse reporter had
kort te voren zijn medewerking aan
een Duits persagentschap opgezegd.
Ogenschijnlijk een normale zakelij
ke aangelegenheid, doch de redactie
van Duitse zijde was vreemd.
„Mijn geduld raakt op. Ik wil nog
geen maatregelen treffen die je kun
nen schaden. Je krijgt nog één kans.
Als je op 1 augustus niet hier bent,
zijn de gevolgen onaangenaam voor
je. Je weet dat ik door jou onderte
kende stukken bezit. Die kunnen als
een boemerang tegen je werken. Je
zult schade lijden als ik de leiding
van je krant in Nederland een en
ander toestuur. Wat dat voor je ou
ders, in het bijzonder voor je vader,
zal betekenen, weet je zelf het bes
te."
Deze dreigbrief was het bewijs dat
de Nederlandse verslaggever onder
het mom van journalistieke mede
werking verstrikt was geraakt in de
netten van de Oostduitse spionage
dienst.
De dreigbrief uit Oost-Berlijn was
ondanks alle camouflage van de eer
ste tot de laatste regel geschreven
volgens het schema dat de geheime
diensten van het Oostblok afwerken
als zij menen voldoende feiten en
belastende bewijzen in handen te
hebben om iemand onder de druk
van chantage tot spionage-activitei-
ten te brengen of daarmee door te
gaan.
De jonge journalist was op mon
delinge toezeggingen ingegaan en
medewerker van een persbureau ge
worden. Zeker in het begin had hij
geen argwaan gehad. De reportages
en informaties die hij zou leveren en
intussen ook geleverd had, behoor
den allemaal tot de „Open stuff"
materiaal voor elke journalist be
schikbaar.
Hij had het ook niet verdacht ge
vonden dat hij het advies had ge
kregen zich te laten inschrijven als
..militair medewerker", bij de voor
lichtingsdiensten van het ministerie
van defensie en van Afcent in
Brunssum, een Navo-vestiging in ons
land. Die militaire medewerking viel
ook toevallig samen met zijn werk,
op dat terrein voor zijn krant hier.
Interessant had hij het gevonden
toen hij in Oost-Berlijn een partijtje
geprepareerd postpapier had meege
kregen waarop hij onzichtbaar
schrift kon aanbrengen. Zijn ver
denking was in slaap gesusd door de
omstandigheid dat hij op dat ge
heimzinnige papier te doen over dag
dedelingen hoefde te doen over dag
en uur waarop hij weer „kopij"
kwam brengen.
Ook had hij or later in toegestemd
ter bevordering van een vlottere
communicatie via de radio in cijfer
code verzoeken om bepaalde bij dra
gen te ontvangen. Toen hij over de
ze wijze van communicatie nadere
vragen stelde, werd hem gezegd dat
het niemand aanging dat hij voor
Oostduitse persorganen werkte.
Toen hij zich er echter goed van
bewust werd dat hij met methoden
en technieken moest werken die in
de journalistiek niet als normaal
kunnen worden aangemerkt, maar
die tot het vakgebruik van geheime
diensten behoren, was het al bijna
te laat.
De Oostduitse spionagedienst had
hem gesproken in de termen van
die dienst doodgewoon als geheim
agent aangesteld. De gegevens die
hij aan zijn opdrachtgevers in
Oost-Berlijn had verstrekt, werden
door deze wel zo belastend geacht,
dat men meende hem daarmee te
kunnen chanteren.
De Binnenlandse veiligheidsdienst
heeft zich nog juist op tijd met deze
zaak kunnen bemoeien. Het veilig
heidsaspect werd door de BVD op
vakkundige wijze behandeld.
Tegen de tijd dat
de Oostduitse
geheime dienst de
opleiding van
een agent voltooid
achtkrijgt hij
een paspoort. Met
de andere naam
wordt hem
ook een nieuwe
levensloop aan
gemeten. De
Nederlandse
journalist van wie
in bijgaande
publikatie de
manier waarop hij
tot geheim agent
werd omgevormd
wordt onthuld,
moest zich in
noodgevallen als
Peter Wittig gaan
voordoen. Dit is
zijn valse pas.
Alles wijst erop dat de Oostduitse
inlichtingendiensten velerlei contac
ten in ons land hebben. Vast staat
dat in allerlei sectoren wordt ge
tracht relaties aan te knopen. Zaken
lieden die handel drijven met firma's
in Oost-Duitsland. Maar ook zaken
lieden die ter oriëntering bv. de Leip-
ziger Messe bezoeken.
Bekend is, dat het M.f.S. Mmiste-
rium für Staatssicherheit) een spe
ciale staf met tientallen medewerkers
heeft om contacten tot stand te bren
gen met buitenlandse bezoekers van
de Leipziger Messe.
Zowel de militaire inlichtingen
dienst, de V.f.K. (Verwaltung für
Koordinierung), als ook de H.V.A.
(Hauptverwaltung Aufklarung), een
onderdeel van het M.f.S., spioneren
tegen het Westen.
Al deze diensten zoeken ook in ons
land naar relaties, medewerkers en
informanten. Nederlanders die fami
lie in Oost-Duitsland hebben: die
met een Oostduitse in het huwelijk
willen treden; die zich in Oost-Duits
land willen vestigen: die een „pen-
friend" bezoeken; die solliciteren
naar een betrekking, een vertegen
woordiging of agentschap.
De eerste contacten zijn meestal
onschuldig en normaal. Het kan een
vriendendienst zijn waarom wordt ge
vraagd: uitwisseling van gegevens
over een gemeenschappelijke hobby:
foto- en postzegelverzamelingen; ge
gevens over een studie, alles wordt
bedacht om maar tot duurzamer
verbindingen te komen.
Van Oostduitse zijde worden ook
wel Nederlanders uitgenodigd om en
quêteformulieren in te vullen, waar
aan dan een prijsvraag is verbonden.
Ook wanneer de inzenders niet alle
vragen goed hebben beantwoord,
worden zij als zg. winnaars uitgeno
digd een reisje naar Oost-Berlijn te
maken. Een dergelijke reis wordt
door de Oostduitse inlichtingendienst
dan benut om met de ..winnaars*' in
contact te komen.
Schaken per brief, wetenschappe
lijke en journalistieke bezigheden, al
les wordt geprobeerd om het net van
agenten, medewerkers en informan
ten in ons land verder uit te breiden.
De dagelijkse stroom van codebe
richten over radio voor agenten in het
Westen wordt steeds groter. Ingewij
den zijn verontrust over de toene
ming van dat verkeer.
In het artikel hiernaast wordt een
recent geval in ons land behandeld
van een jonge journalist die in de net
ten van de Oostduitse geheime dienst
verstrikt was geraakt.
Journalistiek is een prachtige dek
mantel voor spionnen. Niemand vindt
het vreemd (laat staan verdacht) dat
een journalist vragen stelt. Het stel
len van vragen is een essentieel on
derdeel van zijn vak.
Het vergaren van nieuws is vaak
afhankelijk van de bedrevenheid en
vakkundigheid om vragen te stellen.
De journalist kan zaken onderzoeken
en zich op plaatsen begeven die een
andere burger verdacht zouden ma
ken.
Van die omstandigheden heeft de
Oostduitse spionagedienst in boven
genoemd geval misbruik willen ma
ken. Die mogelijkheid leek voor de
hand te liggen, toen de journalist na
een langdurige periode van corres
pondentie persoonlijk kennis ging ma
ken met zijn correspondentie-schaak
vrienden. Hij is een goed schaker. Via
het blad van de Kon. Ned. Schaak
bond kwam hy in contact met scha
kers in het buitenland. Hy speelde
per brief partyen met een boer in
Nieuw-Zeelandeen student in de
Verenigde Staten, een monteur in
Oost-Duitsland en een doktersdochter
in de buurt van Berlijn.
Dergelijke schaakpartijen per brief
duren maanden. Men schrijft elkaar
de zetten, die met letters en cijfers
worden aangegeven: een internatio
naal verstaanbare taal. Daarnaast
worden ook persoonlijke gegevens
uitgewisseld en meestal ook foto s.
Halverwege de schaakpartij met het
Oostduitse meisje werd de Hollandse
jonge schaker nieuwsgierig of zij zou
lijken op de flatteuze foto die zij hem
had gestuurd.
In de lente van 1964 ging hij op
haar uitnodiging in en maakte een
kennismakingsvisite.
Het was een aardig meisje. Zij vond
hem kennelijk ook wel leuk. Na dit
eerste bezoek volgden er meer, doch
tot een werkelijke romance kwam het
niet.
De uit-wedstrijd Ajax-Dukla Praag
in maart 1967 bood hem een goede
gelegenheid om Kathe weer eens op
te zoeken. Met „het legioen" ging hij
per chartervliegtuig naar Praag. Na
de wedstrijd bezocht hij Kathe met de
bedoeling daar een paar dagen te blij
ven, om dan per trein weer terug te
gaan. Alles bij elkaar zou dit goedko
per zijn dan wanneer hij de reis hele
maal per trein zou maken.
Wat hij niet wist was, dat Kathe
enkele dagen voor zijn komst, een
„journalist" van het Oostduitse pers
bureau ADN op bezoek had gehad.
Die wist (hoe dat zei hij niet) dat zij
een Nederlandse journalist op bezoek
zou krijgen. Hij wou die „Hollandse
collega" graag ontmoeten. Zijn ver
zoek was dat „de Hollandse collega"
op een bepaalde datum en een opge
geven uur in een bepaald café zou
komen.
Argeloos bracht Kathe deze bood
schap over, doch omdat haar schaak-
en correspondentievriend het genoem
de café niet wist te vinden, vergezelde
zij hem. Achteraf bleek dat helemaal
niet de bedoeling ter'zijn geweest.
De Nederlandse journalist ontmoet
te twee „redacteuren" van ADN die
echter zeiden dat zij slechts tot de
organisatorische staf behoorden toen
hij over vaktechnische zaken op het
journalistieke vlak begon. Zij konden
hem alleen maar voorstellen doen
medewerker te worden. Zij polsten
hem over de onderwerpen waar hij
over zou \unnen schrijven en maak
ten tenslotte een afspraak voor een
latere datum in Oost-Berlijn.
Op de afgesproken datum was hij
in Oost-Berlijn. Hij had de reis per
trein gemaakt. Via Helmstedt en
West-Berlijn was hij rechtstreeks
naar het Oostberlijnse station Fried-
richs'.rasse gereisd. Heel normaal.
Zijn Oostduitse collega Günther, die
hem kwam afhalen nadat hij het eer
der opgekregen telefoonnummer had
gebeld om te melden dat hij was
gearriveerd, was echter over die ma
nier van reizen niet te spreken.
„Je hebt riu aan verschillende gren
zen stempels in je paspoort gekregen"
zei hij verwijtend. „Dat is niet goed
voor een journalist die op Europees
niveau werkt. Een handig journalist
laat nooit blijken hoe en waar hij aan
zijn nieuws komt. Stempels in pas
poorten geven precies aan waar je
bent geweest. Fout". In een niet al te
florissant uitziend winkelpandje niet
ver van de Freidrichstrasse, waar
wat stoffig propaganda-materiaal in
de etalage stond, had hij ook de ande
re „collega" ontmoet die hij ook in
Karl-Marx-Stadt (Chemnitz) had ge
sproken.
Hij kreeg uitvoerige instructies over
wat hij zou moeten leveren; allemaal
artikelen en onderwerpen die breeduit
in Nederlandse kranten verschijnen.
Ook gaven zij hem uitvoerig instruc
ties hoe hij de volgende kerem moest
reizen, om al die vervelende stempels
te ontlopen.
Uit Nederland moest hij per trein of
vliegtuig naar een stad in West-Duits-
land gaan. Zij gaven hem op: Frank
furt, Hamburg en Hannover. Hij
mocht zelf kiezen. Het beste was tel
kens een andere stad voor die tussen
landing te nemen. Vandaar moest hij
naar West-Berlijn vliegen (luchthaven
Tempelhof). Daar moest hij de S- of
de U-Bahn nemen naar Oost-Berlijn,
station Friedrichstrasse. Op die ma
nier zou hij geen enkele stempel in
zijn paspoort krijgen.
Hij werd medewerker van de „Par-
lementarischer Presse Informations-
dienst". Het ontging hem dat nu niet
meer over het persbureau ADN werd
gesproken.
Samen met Günther bezocht hij
dan enkele bars en dancings. Op een
keer was het zo laat geworden dat de
grenspost tussen Oost- en West-Ber
lijn gesloten was. Zijn Oostduitse
vriend vond het toch beter dat hij in
West-Berlijn logeerde, ook al moest
hij de volgende ochtend (zondag) weer
vrij vroeg in Oost-Berlijn terug zijn
voor de verdere besprekingen. Dat
zijn dagpasje van zaterdag verlopen
was, vonden zijn Oostduitse vrienden
niet zo erg. Günther regelde dat wel...
Op die min of meer ingewikkelde
manier maakte hij twee jaar lang
reisjes naar Oost-Berlijn. De artikelen
die hij had geschreven en het docu
mentatiemateriaal dat hij daarbij had
gebruikt, bracht hij volgens opdracht
altijd persoonlijk.
Wat hij toen nog niet wist was. dat
hij in die twee jaar haast onmerkbaar
de gewone opleiding van geheim
agent doormaakte. Ook wist hij niet,
dat 'n nieuwe agent in het begin on--
.schuldige papieren moet overbrengen,
om aan dit soort werk te wennen, ter
wijl hier de personen en instanties
waar hij informatie inwint in die tijd
ook aan hem en zijn werk moeten
wennen. In die tijd moest hij ver
trouwd raken met technieken en ge
woonten van geheime agenten. Van
daar het geprepareerde postpapier
waarop slechts onschuldige medede
lingen moesten worden verzonden, en
de radioboodschappen in code.
De Oostduitse geheime zenders zijn
dagelijks in de lucht. Zij zijn te be
luisteren op de ultra-korte en de kor-
tegolf-frequenties. Er zijn dagen
waarop de hele dag door de codebe
richten te horen zijn: een vrouwenstem
leest op monotone toon reeksten van
vijf cijfers op.
Achter deze cijfergroepen gaan be
richten voor geheime medewerkers in
het Westen schuil. Vaak belangrijke
berichten voor geroutineerde agenten.
Er zijn echter ook berichten bij voor
beginnelingen zoals onze journalist
die nog in „opleiding" zijn. Ook nu
zijn er dagen en avonden waarop zul
ke argeloze leerlingen ingespannen
zitten te luisteren naar de „gecodeer
de" stem van hun „meester": his mas
ters voice in optima forma!
Toen het zover kwam dat de jour
nalist een soort verklaring moest on
dertekenen, begon de hele geschiede
nis hem te benauwen. In dat stuk
moest hij verklaren, dat hij „contact
had met Staatsorganen van de DDR
waaraan hij militaire en politieke do
cumenten zou leveren". Geen woord
meer over het persbureau ADN of de
„Parlementarischer Presse Informa-
tionsdienst".
Daarbij kwam nog, dat hij bij die
gelegenheid een vals Westduits pas
poort kreeg en een persnecessaire,
voorzien van een geheim vak waarin
dit identiteitsbewijs kon worden op
geborgen. Bij het overhandigen daar
van kreeg hij ook een „nieuwe le
vensloop" als legende op. Die moest
hij van buiten leren. Er werden be
paalde codes afgesproken. Hem werd
ook opgegeven hoe hij in noodsitua
ties moest handelen, wanneer bijvoor
beeld de politie of de BVD hem op
het spoor zou komen. Kortom: zijn
opleiding als geheim agent raakte
voltooid. In dat kritieke stadium van
de zaak, kwam hij tot het inzicht dat
hij de relatie met zijn Oostduitse op
drachtgevers moest verbreken.
Op de terugreis vroeg hij de douane
Om zijn valse identiteitspapieren op
te bergen ontving hij een reisneces-
saire met een geheim vak. Dat was
listig verborgen onder het tasje voor
het scheerapparaat. Wanneer hij met
de punt van de nagelvijl op de vier
de lijn van de hoek onder het tasje
peuterde, sprong een veer weg,
waarna het tasje omhoog kon wor
den geklapt. Het geheime vak bevat
te een mededeling in drie talen
waarvoor het moest dienen.
aan de Nederlandse grens hoe hij met
de BYD in contact kon komen. Het
antwoord van de douanier was simpel
en effectief: „Gaat u naar de- politie
in uw woonplaats".
Nadat hij dat had gedaan volgde
vrij spoedig een vertrouwelijk ge
sprek met een ambtenaar van de Bin
nenlandse Veiligheidsdienst.
Deze ambtenaar bevestigde de juist
heid van zijn vermoeden, dat hij in de
netten van de Oosduitse inlichtingen
dienst verstrikt was geraakt. Hem
werd geadviseerd de relatie met deze
dienst dat hij de relatie wilde verbre
ken. De omstandigheid dat hij inmid
dels was gehuwd en dat zijn jonge
Nederlandse vrouw een baby ver
wachtte, kwam hem goed van pas.
Zijn vrouw had al vaker bezwaar ge
maakt tegen zijn reisjes naar een
voor haar onbekende bestemming.
Zijn mededeling aan de Oostduitse
dienst dat hij be relatie wilde verbre
ken omdat zijn vrouw bezwaar maak
te tegen zijn reisjes die meestal ook
nog in de weekeinden vielen, had een
averechtse uitwerking: Er kwam een
vriendelijke uitnodiging om op de
volgende reis ook zijn vrouw mee te
brengen. Als motto werd opgegeven:
„Berlin ist eine Reise wert".
Toen hij daarop zonder meer zijn
medewerking opzegde, volgde er eerst
een „vaderlijke" brief waarin hij
werd gewezen op het „incorrecte" van
zijn weigering om het werk af te ma
ken, dat toch in beider voordeel was.
Toen hij echter in zijn weigering vol
hardde volgde de dreigbrief.
Het contact met BVD en de publi
katie van zijn zaak thans, besparen
hem waarschijnlijk de rest van het
intimidatieprogramma dat in zulke
gevallen keihard wordt afgewerkt.
De brieven worden dreigender. Er
komt een Duitser aan de deur die heel
vaag doet wie hij is door wie hij
wordt gestuurd, maar die er geen
twijfel over laat bestaan, dat hij alles
haarfijn weet. Hij suggereert onom
wonden dat de straffende arm uit het
oosten lang en meedogenloos kan zijn
zeker voor hen die geen bescherming
zoeken waar die te vinden is en die
menen het probleem zelf te kunnen
oplossen.