Zorg voor ons milieu kwam in Vlaardingen heel dicht voorbij Als we nü iets doenis er nog veel te redden voor later Gesprek met een beheerder prof. dr. M. F MÖRZ SAVEOUR SOIL; SAVE OUR CITIES /fag- SAW OUR WATERSAVE OUR AIR A 1 jaren lang wordt gewaar- A *- schuwd tegen de gevaren van de verontreinigingen die ons bedreigen. Het is nauwelijks voorstelbaar, dat er nog één Nederlander is, voor wie „milieu-verontreiniging" een vreemd woord is. Het is een bekende klank, maar bijzonder druk hebben de meeste Nederlanders zich er tot nu toe niet over gemaakt. Zouden we echt niet verder kunnen leven zonder een honderdtal in de laatste twintig jaar reeds uitgestorven plantjes, vo geltjes en kevertjes? Waarschuwingen van biologen te gen de vervuiling van ons milieu, mede tengevolge van de verstoring van evenwichten, dateren al van vele decennia terug. Maar de maanwoor den zijn voor een goed deel wegge wuifd zonder dat er zelfs maar acht op geslagen werd, of erger nog dat men begreep dat elke uitgestor ven of uitstervende dier- of planten soort een aanwijzing is dat we bezig zijn met de verstoring van het na tuurlijk evenwicht. Het waren slechts weinigen die zich realiseerden, dat het de natuur zélf is, die ons de indicators gegeven heeft, opdat een catastrofe niet inééns over ons komt. AD- 69 "VTog niet zo lang geleden waren het miljoenen dode vissen, die ons de indicatie gaven, dat er iets mis was met het water van de Rijn. Nog net bijtijds konden de drinkwa terbekkens van Rotterdam gesloten worden voor de giftige stroom Endo- sulfan. Hoewel we er wel van ge schrokken zijn, heeft het ons niet wakker geschud. Als de gif stroom voorbij is en zijn weg gezocht heeft in de zee, zullen er wel weer nieuwe visjes geboren worden. TTeze week kwam het kwaad van de vervuiling wat dichter langs ons heen. Geen planten verdorden, geen vogels vielen uit de dakgoot, maar nu waren wij zelf eens de in dicators. Prikkelende neusvliezen, kelen en ogen waren de eerste waar schuwingen dat de lucht boven de Rijnmond niet meer zuiver was en toen we op de instrumenten keken, zagen we ons vermoeden bevestigd. Om in de terminologie van het Na- tuurjaar '70 te spreken: Het enorme kapitaal, dat wij bezitten in frisse, zuurstofrijke lucht gaf geen rente meer. Even heel duidelijk kwam om de hoek, dat de pleitbezorgers van ons milieu niet alleen het oog richten op bloemetjes en vogeltjes, die we mis sen moeten en nooit meer terug zul len krijgen, maar dat zij in de na tuur de indicators zien van het meest essentiële van ons bestaan: onze ge zondheid. Tien het Rijnmondgebied zich ging ontwikkelen als een wijde industriële vestiging, was er groot optimisme in die regio. De bereke ning van gunstige economische ge volgen is vrijwel nooit gepaard ge gaan of gevolgd door berekeningen van negatieve effecten. De uitvinding van de DDT in Amerika is daar een duidelijk voorbeeld van. Pas nadat geconstateerd was jaren later dat acht van de tien Amerikanen in meerdere of mindere mate de schade lijke effecten van deze verdelgings- stof in hun vetweefsel zagen opgeno men, werd het gebruik van DDT ver boden. Over wat er al niet in Amerika in de natuur is uitgegroeid, is nooit een woord gesproken, maar toen de Amerikanen merkten dat ze zelf als indicators gingen fungeren en het ge vaar inderdaad als sluipend werd on derkend, kwam het gesprek over wat biologen altijd al beweerd hebben, op gang. Het werd een schrikeffect. De Amerikanen gingen het huivering wekkende beeld, door Rachel Car son geschilderd in haar boek „De zwijgende Lente" met andere ogen lezen. Hun president, Nixon, kondig de in zijn State of the Union zelfs rigoureuze maatregelen aan tegen al lerlei vervuilingen en vergiftigingen. „De tijd is gekomen," zei Nixon. „dat wij nieuwe eisen moeten stellen niet aan ons materieel bezit, maar aan een nieuwe kwaliteit van het leven in Amerika." Ook in Vlaardingen bleven de maatregelen niet uit. De gealar meerde overheid gaf spoorslags toe passing aan een wet, die weliswaar op stapel staat, maar nog niet eens is aangenomen. Dat is als men het zo mag noe men: de winst van Vlaardingen slagvaardigheid, een sterker geloof in wat ecologen te zeggen hebben en wat zij bedoelen met cumulatie van schadelijke effecten, als wij de na tuurlijke even wichten in onbalans brengen. Het schrikeffect van Vlaardingen mag ondertussen weer niet dóórslaan. Dat gevaar bestaat'. Bij de beoordeling ten aanzien van industriële vestigingen, bij de aanleg van verkeerswegen, bij het bouwen van nieuwe steden, aanvragen voor defensie-oefenterreinen, concessies voor olieboringen, enz. klinkt zo vaak het óf-óf, maar beter is te on derzoeken of het ook én-én kan zijn. De wetgever moet er voor zorgen, dat om een voorbeeld te noe men de verantwoordelijkheid van de ondernemers tegenover hun v be drijf en de leefbaarheid van de sa menleving niet met elkaar botsen. i FAat kan als er óók haast mee ge- maakt wordt met een onderzoek dat op het ogenblik in Nederland gaande is en dat perspectieven biedt voor de toekomst. Dat onderzoek richt zich popu lair gezegd óp de mogelijkheid de waarde van de natuur (in een heel groot verband) in geld uit te druk ken, opdat, wat we verliezen aan leefbaarheid wat duidelijker bij voorbeeld in getallen naar voren komt. Drs. Hueting van het Centraal Bu reau voor de Statistiek is onder an dere met zo'n onderzoek bezig. Hij zegt: „Beschermers van een leefbaar milieu verliezen nog steeds de strijd tegen de bevorderaars van de eco nomische groei* omdat er nog geen deugdelijke methoden bestaan om het verlies aan natuurschoon, aan ruimte, aan frisse lucht en helder water in getallen uit te drukken. Te genover de cijfers van de produk- tie--toeneming kunnen geen groothe den geplaatst worden die een onder linge vergelijking mogelijk maken en een tastbaar alternatief verschaffen." Welvaart en welzijn gaan op deze manier tegenover elkaar staan en dat is niet in het belang van de welvaart, noch van het welzijn. r|e moeilijkheid die drs. Hueting ondervindt bij zijn pogingen om de natuur en het milieu te kwantifi ceren, is, dat voor deze zaken het markt-méchanisme ontbreekt. De waarde van een goed wordt bepaald door vraag en schaarste. Drs. Hue ting heeft in dit verband wel eens het voorbeeld genoemd van de lucht en de diamant. De lucht is gratis, want die is er in overvloed. De diamant is schaars, erg gewild en, hoewel beslist niet noodzakelijk om de mens in le ven te houden, erg duur. Waarde wordt geobjectiveerd door het marktmechanisme en de uitkomst van het marktproces noemen we prijs. De zaken die in onze gesprekken over milieuhygiëne ter sprake ko men, kennen geen markt. Een hon- derjarige beuk, die gekapt wordt, omdat er een aardgasleiding moet worden gelegd, heeft een bepaalde prijs voor het hout, maar in het gro te begrip milieu is die houtprijs slechts een fractie van de (jarenlang onontdekte) werkelijke waarde van een boom als stof-opruimer en zuur stofleverancier. TTet zou verkeerd zijn, de smog van Vlaardingen en de gevolgen er van die zo plotseling op de mens als indicator afkwamen, absoluut te stellen. Hoewel voor vele facetten van het milieu geen duidelijke waar debepaling bestaat, kan wèl met ze kerheid worden vastgesteld, dat de relatieve schaarste aan zuiver water, frisse lucht, pure bodem, prachtige natuurterreinen, dieren en planten zal toenemen en dat heeft onherroe pelijk tot gevolg, dat de vraag sterk zal toenemen, hoe gebrekkig mis schien we de waarde van deze din gen kunnen uitdrukken in geld. Die vraag zal bepalend zijn voor ons standpunt ten aanzien van en onze stellingname tegen de milieu vervuiling. Dat is een heel grote winst, want het begrip milieu leeft nog steeds bij de gratie van enkelen. Drs. Hueting is -van mening, dat de prijs de graadmeter is in een heel nieuw proces. Alleen rijst dan wel de vraag in welk stadium zich bij een heel hoge prijs de verarming van ons leven dan al bevindt. Er zullen ongetwijfeld nog meer calamiteiten als zich deze week in Vlaardingen hebben voorgedaan, op ons afkomen. Het kunnen allemaal stimulansen zijn tot betere inzichten, meer studie, het stellen van vastere normen en een hogere slagvaardig heid. dier en bodemkunde zijn hier be langrijk. Dat heeft de basis gelegd voor mijn verdere ontwikkeling. Ik heb mij heel erg geïnteres seerd voor het werkterrein, waarbij planten, dieren en de bodem samen plantengezelschappen. Dit behoud was nodig voor de wetenschap en voor de recreatie en het toerisme maar ook voor de opleiding en de opvoeding van studenten. Nu is al 10 jaar gebleken dat planten, dieren etc. worden bestudeerd in de natuur. Ik ben dan ook gepromoveerd op een proefschrift over „Levensgemeen schappen" dat wil zeggen plantenge zelschappen en dieren plus de bodem waarin ze voorkwamen. Dit was in 1947. Door dat onderzoek ben ik in aanraking gekomen met het streven van de natuurbescherming in Neder land en dat is na 1947 mijn werk geworden. „Allereerst werd ik bio loog bij het Staats Bosbeheer, waar ik de biologische aspecten van de natuurbescherming voor mijn reke ning nam, daarna werd ik in Zeist hoofd van het Rivon (Rijks Instituut voor veldbiologisch onderzoek ten behoeve van het natuurbehoud). In 1964 werd ik buitengewoon hoogle raar in Wageningen en hoofd van het Rijksinstituut voor Natuurbe heer". „Je zou zeggen dat de Natuurbe scherming aanvankelijk vrijwel was ingesteld op het behouden, het aan kopen en het beheren van natuurre servaten, o.a. voor het instandhou den van zeldzame planten, dieren en niet alleen van belang zijn voor de natuur, maar ook voor de samenle ving, je kan het zo uitdrukken, dat de planten en dieren indicators (aan wijzers) zijn voor de mensen in het algemeen". „Wat er moet gebeuren? Het is zo, dat iedere wereldburger, waar ook ter wereld er zich van bewust moet worden, dat het anders moet dan het nu gaat. Dat betekent ook, dat er vanwege de overheid maatregelen moeten komen, waardoor de toe stand verbeterd wordt. Als men in Den Haag niets doet, dan kan men van een plaatselijke overheid en ge meenteraad ook niet veel heil ver wachten. „TVatuurlijk is de luchtvervuiling en alles wat daar mee samen hangt voor ons land een ernstige zaak, maar zo ernstig als bv. prof. dr. Quispel het ziet, zo somber zie ik het nu weer niet, wat dat betreft ben ik wat optimistischer gestemd. Ik ben er namelijk van overtuigd, dat als men op tijd de gevaren gaat inzien en de juiste maatregelen gaat nemen er dan nog vele mogelijkheden zijn. Het generatievermogen van de na tuur is ongelooflijk, maar dan moe ten we er wel snel bij zijn, aldus prof. Mörzer Bruyns. „Soms is het doodeng en is er geen return meer mogelijk als je b.v. denkt dat er sinds 1900 ieder jaar een zoogdier en vele vogelsoorten worden uitgeroeid, dan is dat wel een zeer ernstige bedreiging voor het wildbestand in de wereld. Het lijkt misschien een schrikbeeld, maar daar staat tegenover dat we de mens ook weer niet te pessimistisch moe ten maken. Eén ding weten we nu, dat het volkomen anders moet wor den. We moeten alles zo maken dat het afval weer terug gebracht kan worden tot een nieuw produkt. Dan is dumpen niet meer noodzakelijk. Zo moet plastic veel verteerbaarder worden. Onze politici, onze bestuurders, besluit prof. Mörzer Bruyns zijn verhaal, zijn politiek te partijdig ge worden, zodat ze alleen maar geïnter esseerd zijn in hun partij-politiek en daardbor zijn ze te weinig betrokken bij de grote problemen waar het in dit verhaal omgaat. Ook moet er een bundeling komen van allerlei weten schappen die hiermee verbonden zijn. De natuurwetenschappen moe ten gaan samenwerken in teamver band met sociologen, economen, po litici en bestuurders van rijk. provin cie en gemeentes. „De anatomie van de toekomst, „mens contra milieu", is de vraag om leefbaarheid en zij daagt niet al leen de biologen uit, maar elk mens en alle takken van wetenschap. Dat willen wij onze studenten in dit vak bijbrengen, opdat zij straks een nut tig mens zullen zijn in hun werk kring in de maatschappij. Deze week hebben de Amerikaanse posterijen vier nieuwe postzegel uitggeven, waarop aandacht wordt gevraagd voor het probleem van de ver vuiling. De afbeeldingen tonen vier maal de aarde, vanuit de ruimte gezien met een graanveldspelende kinderen, een vis en een vogel en respectie velijk de dringend bde: redt onze bodem, onze steden, ons water en onze lucht. t J umrmo ®rrnrmm mm oie hts wmrBX» mrArmm mm e**rra 1 f aj MmmÉÊïm 4 j uNiT*o mrmmm mm c«nt« imrtmm mmmm mm os hts betrekking op de lucht; het water en de bodem. Die vervuiling heeft een zeer sterke verarming van plantenge zelschappen en de dierenwereld tot gevolg. Daarom is enerzijds het on derzoek en de opleiding er op gericht om er achter te komen waarom en hoe die vervuiling (en andere invloe den, zoals drukte, lawaai etc.) zo on gunstig is? Daarom denken we er aan en dat w,eten we dus dat wat voor planten en dieren ongunstig is, dat ook zeer nadelig en ongunstig is voor de mens in het algemeen." Prof. dr. M. F. Mörzer Bruyns, die dit alles vertelt is, hoogleraat aan de Landbouw Hogeschool en direc teur van het Instituut voor Natuur beheer- en Natuurbehoud, te Wage ningen. Prof. Mörezr Bruyns werd in 1913 te Bussum geboren. Studeerde biolo gie aan de universiteit van Utrecht. Hij kreeg les van de bekende profes soren Koningsbergen en Rulle (bota nici), studeerde zoölogie bij prof. Raven en Jordan en bodemkunde bij prof. Edelman te Wageningen. „TTet was vroeger normaal, ver- telt prof. Mörzer Bruys, dat je vier of vijf vakken studeerde. Plant, ..TTet is de laatste 10 jaar meer *T en meer gebleken, dat de wilde planten en de dierenwereld, ook bui ten de natuurreservaten van groot belang zijn voor de samenleving. De biologische evenwichten, de biologi sche zelfreiniging van het water, de natuurlijke rijkdommen in de ruim ste zin van het woord, worden steeds meer bedreigd door urbanisatie, in dustrialisatie, een geweldige ontwik keling van de recreatie, de enorme explosie van de autoverkoop etc. Eén van de ernstigste bedreigingen wordt gevormd door de vervuiling van het milieu en dat heeft zowel ïi iiili.it

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 9