De „smeerpij p" is er door Ons land presenteerde zich als een onderontwikkeld land Wat te doen tegen een „vakantiekater"? jr Groningse hoogleraar uit heftige kritiek op overheid 1VApd Het is uitom te zeggen: we gaan weer aan de slag 24 oktober 1970 De kogel is door de kerk, oftewel: de „smeerpijp" kómt er de gro te buis die het vuil van de Groningse veenkoloniale gebieden naar de zee moet brengen. Daarmee probeert de overheid in Groningen het ene gat in het milieubeheer met het andere gat te stoppen. De ..smeerpijp" van Groningen lost geen problemen op, maar verschuift de problemen. Het vuil-van-diehtbü-huis brengt men een eindje verderop. En daarmee is het grondprincipe van de nieuwe wet voor de zuivering van afvalwater al meteen geweld aangedaan, want die wet zegt, dat het vuil nioet worden verwijderd bij de bron in dit Groningse geval bij de industrieën van Oost-Groningen. Hoe zal het immense watergebied van Eems en Dollard reageren op de stroom vuil, die vergeleken kan worden met het afval van 24 miljoen mensen? Uit dc zeer uitgebreide discussies die hierover de laatste maanden zijn gevoerd, blijkt, dat de overheid op deze vraag geen exact ant woord heeft gegeven. „Met zekerheid kunnen we natuurlijk niets zeggen", is het commentaar van een Groningse Gedeputeerde, „maar wél kunnen we zeggen, dat we er op vertrouwen dat het zeewater genoeg zelfreinigingscapaciteit heeft, dat uit de lozing geen catastro fe voortvloeit". Een golf van protesten is over de Groningse „smeerpijp" gegakn. Protesten van zeer vele deskundigen. „Maar", zo schreef onlangs een van die deskundigen, „voor een blijkbaar al te zeer in louter econo mische termen denkend man als minister Bakker, en voor een niet deskundig college als Gedeputeerden van Groningen, zjjn de talloze waarschuwingen helaas geen teken aan de wand. Het is het oude liedje: „het zal mijn tijd wel duren". Zo heeft men ook in Amerika gedacht, waar de vermaarde Amerikaanse bioloog dr. Paul Ehrlich van de Stanford University al jaren beweert: „Nergens is de blinde naïviteit van de mens zó evident, ais in zijn verwachting over het vermogen van de atmosfeer, de bodem, de rivieren en de oceanen om chemische en andere afvalstoffen op te nemen en te verwerken". De diepzee-onderzoeker Coustaud, die onlangs van een reis van drie en een half jaar door de oceanen terugkeerde, zegt: „Langzaam sterven onze oceanen. Het leven in de zeeën is de laatste twintig jaar met veertig procent verminderd...". Als de beslissing, die deze week gevallen is, een jaar of tien geleden was genomen, zou iedereen nog hoera kunnen roepen. Oost-Gronin gen, het kwalijkst riekende hoekje van Nederland, zou van de vieze drab, die de kanalen daar nu al honderd jaar bedekt, verlost wor den eindelijk. Maar de aanleg van de „smeerpijp", waartoe woensdag werd besloten, kent helemaal geen hoera-roepers meer. Alleen maar mensen die met bedrukte gezichten zeggen dat het „smeerpijp-systeem" het helaas enige economisch haalbare systeem is, dat „we niet anders kunnen", enz. En verder is er een heel leger dat woensdag de vlag wel halfstok had willen hangen mensen die in dc beslissing van woensdag voor de nabije toekomst het rampzalige riooleffect zien van de Rijn; mensen die in de ver nietiging van de flora en fauna van de zee méér zien dan straks alleen het missen van een visje en een plantje. Vandaag de Eems en de Dollard, morgen de hele Waddenzee. Er zijn in Nederland al meer beslissingen genomen, waarvan men later spijt had; waarvan men in allerijl het effect heeft trachten terug te draaien of waarvan geen weg-terug meer mogelijk was. Groningen is de laatste maanden terdege gewaarschuwd en het lijkt niet onnuttig nog eens te releveren wat nu precies tegen de „smeer pijp" te berde is gebracht. Eén van de meest gehoorde woordvoerders van de verontrusten in Groningen was prof. dr. C. van den Hoek, hoogleraar in de planten systematiek aan de Groningse universiteit, tevens directeur van die afdeling van het botanisch laboratorium. Hij zelf bestookte herhaal delijk het provinciaal bestuur van Groningen met adressen, die we zen op de mogelijke consequenties van de „smeerpijp". Het arsenaal aan argumenten waarover prof. v.d. Hoek en zijn medestanders be schikt, is indrukwekkend. In bijgaand artikel laten wij hem aan het woord. ,,TTet onderzoek van het Rijks- instituut voor de zuivering van afvalwater is absoluut onvoldoende geweest. Dat is geen wonder, want het RIZA loopt gewoon achterop. Op dit moment werken er hoogstens een man of vijftien, die alleen maar zoeken naar de meest economische oplossing van afvalwater-problemen. Dat is dan meestal een pijp. Er ligt nu zo'n ding van Den Haag naar de Noordzee, er komt waarschijnlijk ook zo'n pijp van de Shell bij de Moerdijk naar de Westerschelde. Het is ten hemelschreiend dat in een land met zulke enorme afvalwater problemen een instituut als het RI ZA de overheid moet adviseren". De Groningse hoogleraar neemt be paald geen blad voor de mond. Hij beticht het college van Gedeputeerde Staten van Groningen ronduit van misleidende voorlichting aan Provin ciale Staten en burgerij. In hun ont werp-voordracht schrijven GS onder meer: „Er heeft een uitvoerige studie naar de maximale opnamecapaciteit van het Eems-Dollard-estuarium plaatsgehad". En: „Wij hebben ver trouwen dat de conclusies waartoe deskundigen zijn gekomen, die zich in het bijzonder met de onderhavige problematiek hebben beziggehouden, welke conclusies inhouden dat het Eems-Dollard-estuarium de in het plan genoemde maximale hoeveel- v i 9 heid industrieel afvalwater zonder ernstige bezwaren zal kunnen opne men en op natuurlijke wijze afbre ken. juist zullen blijken te zijn". „Bovenstaand citaat kan gekwali ficeerd worden als misleiding van Provinciale Staten en burgerij", meent prof. Van den Hoek, „het is zó, dat bij het RIZA, waaronder de in bovenstaand citaat genoemde des kundigen ressorteren, wel degelijk onzekerheid bestaat over de belast baarheid van de Eems-Dollard". Prof. Van den Hoek citeert enke le zinnen uit een onlangs ver schenen artikel van de hand van ir. J. H. Jansen van het RIZA in „De Ingenieur" zinnen die trouwens al eerder in een intern RIZA-rapport van 1968 letterlijk terug te vinden waren: „Gezien het bovengestelde is het niet zeker dat het Eems-Dol lard-estuarium de gehele afvalwater stroom van vierentwintig miljoen in wonersequivalenten kan verwer ken". „Alhoewel het een discutabel uit gangspunt is, werd als uitgangspunt gesteld dat het zuurstofgehalte niet onder 50 procent (bedoeld is gemid deld 50 procent, zoals uit het interne rapport blijkt) van de verzadigings- waarde zal dalen". „Dit criterium is inderdaad discu tabel, want waar het om gaat is dat er geen plotselinge onverwachte on aanvaardbare minima van de zuur stofconcentratie optreden". De hoogleraar licht toe met een sprekend voorbeeld: „Als je een paar mensen enkele dagen lang in een kamer zet met alle ramen en deuren dicht en vervolgens de rest van het jaar alles weer wijd open, kom je op een gemiddeld zuurstofge halte over het gehele jaar van bijna 100 pet. Maar die mensen zijn dan toch allang de pijp uit". Een in dit verband wat macabere beeldspraak. „De resultaten van de recente be sprekingen tussen minister Bakker van verkeer en waterstaat en minis ter Genscher van binnenlandse zaken van de Bondsrepubliek, hebben in middels de juistheid onderstreept van mijn bewering dat GS, maar evenzeer minister Bakker, de goed keuring van Provinciale Staten voor het persleidingen project door opzet telijke misleiding trachten te verkrij gen". „De Duitse experts, onder wie bio logen, chemici, hydrologen, deskun digen op het gebied van de kustbe- scherming, visserijbiologen, hebben het persleidingplan verworpen". „De minister gesouffleerd door ir. De Graaf, directeur van Rijkswater staat en ir. Zijlstra, directeur van het onder Rijkswaterstaat ressorterende RIZA, is als een schooljongen naar huis gestuurd om zijn huiswerk over te maken". „Gezien vanuit internationaal per spectief heeft Nederland zich op het vlak van onderzoek en aanpak van de afvalwaterproblematiek als een onderontwikkeld gebied gepresen teerd. De bewindslieden hebben zo doende het aanzien van Rijkswater staat aanzienlijk geschaad. Niet al leen tegenover Duitsland, maar ook elders heeft Nederland zich belache lijk gemaakt". Die Duitse aandrang op nieuwe besprekingen stak een lelij ke spaak in het wiel van de Neder landse regering en het provinciaal bestuur van Groningen. Het is zo langzamerhand wel duidelijk dat de. Duitsers formeel dan wel niets kun nen uitrichten tegen een ongezuiver de lozing van het veenkoloniale af valwater, maar zij hebben zelf wel beloofd binnen vijf jaar de Rijn weer „schoon" te maken. Daarom kunnen ze omgekeerd natuurlijk wel met enig recht van de Nederlanders eisen dat die nu van de Eems-Dol lard geen afvalputje maken. Prof. v.d. Hoek meent, dat de Gro ningse staten garanties zouden moe ten vragen dat zo nodig het pijplei dingproject aangevuld wordt met een voorreinigingsinstallatie en/of instal laties voor de winning van eiwitten en voedergist uit het afvalwater van de aardappelmeelfabrieken. Boven dien dienen de staten zich volgens hem te verdiepen in alternatieve voorstellen die de Provinciale Staten toegezonden zijn, maar niet als bijla ge bij het ontwerp-voorstel zijn ge voegd. „Het is haast ondenkbaar dat in 1970 nog een dergelijk kortzichtig plan op tafel kan komen als waar mee GS nu op de proppen zijn geko men". aldus de heer Van den Hoek. „Interessant is het dat heer RIZA in het rapport van 1968 concludeert dat ten aanzien van nieuwe industrieves tigingen in bijvoorbeeld de in aan leg zijnde Eemshaven een beperkend beleid gevoerd zal moeten worden. Ik heb sterk de indruk", zegt de heer Van den Hoek. „dat Groningen op den langen duur meer gebaat is bij 'n gezonde industrie dan bij marginale bedrijfstakken als strokarton en aardappelmeel, waarvoor nu die lei ding moet worden aangelegd". Ik weet wel dat deze bedrij ven aan meer dan tienduizend mensen werk bieden en ik zou de laatste zijn om te zeggen: zet die maar op straat. Maar bedacht moet toch ook worden dat deze bedrijven een geringe bijdrage leveren aan de welvaart. Nodig is een plan van de provincie dat uitgaat van de kille realiteit en waarin al deze facetten worden besproken". Ten slotte wijst de Groningse bio loog op de gevaren die algen in sterk met meststoffen verontreinigd water kunnen veroorzaken. „Als die tijd er komt dreigt een algen-mono cultuur. In bepaalde omstandigheden kunnen zich dan giftige algen vor men, die onder meer door mossels worden gegeten. Die mossels kunnen op hun beurt voor de mens dodelijk zijn. Bij het zwemmen in dergelijk water kunnen ziekteverschijnselen optreden. Zulke door de wind opge hoopte massa's giftige algen hebben we al een keer voor onze kust kun nen signaleren". ïyTee, de heer Van den Hoek heeft geen goed woord over voor de Nederlandse overheid die zo licht vaardig haar vertrouwen baseert op een instituut als het RIZA. „RAZA zou beter zijn: Rijksinstituut voor de afvoer naar zee van afvalwater. Het is absoluut noodzakelijk dat aan het RIZA biologen, microbiologische in genieurs, economen en planologen worden toegevoegd. Wat dat betreft loopt ons land tientallen jaren bij andere landen achter. Een dergelijke bredere opzet zal echter langs de po litieke weg moeten worden verwe zenlijkt want uit het RIZA zelf zal het beslist niet komen". Hoe is het met uw vakantiekater? Hebt u hem nog, of bent u alweer heen over dat katterige gevoel van na de vrije dagen. Pas op voor die kater, want hij demonstreert zich de laatste jaren steeds meer en langdu riger. Hij is er bijna het hele jaar door, mag u rustig stellen, want we gaan niet alleen meer in augustus met vakantie. Na die vakanties nu, gaan we steeds meer gebukt onder een complex van geestelijke en lichame lijke onlustgevoelens; we zijn hele maal niet aardig voor ons zelf en onze omgeving. Hoe komt het, dat die vakahtieka- ter zich anno 1970 veel meer laat zien dan vroeger, hebben wij ge vraagd aan dokter A. C. van Swol uit Hilversum. „Laat ik eerst de oorzaken noe men van de vakantiekater zélf", zegt hij. „Die zijn nogal duidelijk: in de vakantie wordt het normale levenspatroon verstoord, maar men past zich snel aan. Na de vakantie gaat de aanpassing aan het normale leven vaak veel moeilijker: men moet weer verantwoordelijkheid gaan dragen, in baan of huishou den." „Ook een oorzaak van de onlust gevoelens kan zijn, dat er in de huiskamer minder zuurstof is dan in de bergen, het bos of aan het strand. Ook dat vergt weer aanpas sing." Goed, met al die dingen hebben de mensen al te maken gehad zo lang ze met vakantie gaan, maar het begrip vakantiekater is pas iets van de laatste tijd. „Klopt", zegt dokter Van Swol, „deze aanpassingsmoeilijkheden de monstreren zich veel meer dan vroeger. Er gaan nu méér mensen dan vroeger met vakantie, maar een heel belangrijk ding is ook, dat men zich tegenwoordig veel minder behéérst dan vroeger. Het is „in" om ervoor te zorgen dat iedereen weet hoe je denkt en voelt. Het is „uit" om je aan te passen en te zeggen: vooruit, niks aan te doen. we moeten weer aan de slag." Heel veel mensen komen thuis met het idee dat hun vakantie niet goed besteed is geweest. Volgens mijn ervaring komt een derde deel van de Nederlanders teleurgesteld terug. Omdat het weer slecht is ge weest, omdat ze moeilijkheden met het eten hadden, omdat iemand ziek is geworden of doodgewoon omdat men veel te hoge verwachtingen had. En die teleurstelling wordt vaak groter, naarmate men verder weg gaat." En daar is hij dan al: de vakan tiekater. En dan zijn hier een paar adviezen om hem te verjagen: Niet meteen aan de grote schoonmaak gaan, stof en vlekken lopen niet weg. Zie even af van het bereiden van uitvoerige maaltijden. Eenvou dige en lichte gerechten zijn in deze overgangstijd wel zo goed. Ga niet meteen bij iedereen op bezoek; doe voor de buitenwereld nog even of u met vakantie bent. Ga niet meteen de administra tie bijwerken: veel rekeningen be derven het humeur extra. i" Ga 's middags een uurtje rus ten; al is dat natuurlijk alleen mo gelijk voor vrouwen. Mannen wordt geadviseerd zo mogelijk een uurtje te wandelen of te fietsen, om weer de zuurstof te krijgen die men in de vakantie gewend was. Doe ochtendgymnastiek en hang 's avonds niet uren voor de te levisie of in bars. de. Dr. A. C. van Swol Heb vooral veel geduld het de andere gezinsleden, die misschien ook aan de vakantiekater lijden. Probeer niet iedereen weer meteen in de alledaagse tredmolen te stop pen. „Als iemand na een paar dagen, een week fo drie weken vakantie weer vers en fris is geworden, dan is er helemaal niets op tegen wan neer er meteen weer volop aan de slag wordt gegaan." „Na een dag of veertien moet een vakantiekater echt wel over zijn. Is dat niet zo, dan moeten we met ab normale of ontevreden mensen heb ben te doen. Maar het allerbeste if natuurlijk doodgewoon die aanpas singsmoeilijkheden na de vakantie voorkomen. Dat kan, wanneer je je heel nuchter tevoren instelt op het feit dat je op een bepaalde dag weer heel eenvoudig je werk moet opvat ten." Maak uitstapjes in het weekein-

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 7