Er gaat geen cameraploeg naar een jongen die op zijn kamer voor een
MO-akte zit te studerende aandacht gaat uit naar de jongen die een
steen gooit door de ramen van de Amerikaanse ambassade
i
BOMANS
ERIK
O
K
T
O
B
E
R
1'
m p pigp
31
1970
Stem van de
naamlozen
De toegang tot het huis van
Godfried Bomans is 's morgens ver-
•perd door een ontzagwekkende sta
pel post. Het is de normale lading
fan-mail, die Nederlands meest tot
de verbeelding sprekende auteur,
tv-persoonlijkheid en levensgenieter
aan het begin van elke nieuwe dag te
verwerken krijgt.
„Gemiddeld krijg ik per keer zes
tig brieven", zegt hij met nog steeds
iets van verbijstering in zijn stem.
„De mensen zien mij geloof ik als
een geduldige vader, bij wie ze hun
problemen kunnen uitstorten.
Het is vaak heel triest wat ze alle
maal schrijven, je merkt wel dat er
veel nood is".
Voor hij zich daar op deze dag op
nieuw van zal overtuigen, trekt hij
even tijd uit voor een excursie door
zijn wat verdwaasd tussen het Bloe-
mendaalse geboomte staande huis
een voorname, kolossale kast die
zichtbaar zucht onder de erfenis van
vele generaties Kleine Zielen. De
tocht eindigt in zijn werkkamer.
TTet is meteen duidelijk dat de
boeken, die ook in rest van het
huis in opmars zijn, in deze ruimte
het pleit definitief hebben gewonnen.
Ze puilen uit de kasten, vallen van
de tafel en maken kortom de dienst
uit. Bedachtzaam mompelend zoekt
Bomans zich tussen deze woekering
een weg, blij verrast wanneer hij er
gens in een hoek toch nog de hand
weet te leggen op een boek dat hij
raadplegen wil.
Bomans' eigen oeuvre maakt een
belangrijk deel uit van deze ontzag
wekkende verzameling. De 25 tot nu
toe van hem verschenen en met grote
regelmaat herdrukte boeken zijn rijk
vertegenwoordigd in alle soorten en
maten van prachtbanden en
pockets tot versies in praktisch alle
beschaafde taen.
„Men beweert dat ik de meest ver
taalde Nederlandse schrijver ben",
verduidelijkt hij wanneer hij onder
een oude meester een plaatsje heeft
i
i
weten te bemachtigen. Een enkel
voorbeeld om deze stelling te onder
steunen: al zijn 25 boeken zijn in het
Duits vertaald („ik ben daar net zo
bekend als hier", stelt hij); „Erik of
het klein insectenboek", waarvan al
leen al in Nederland 36 drukken zijn
verschenen, hoort in België tot de
verplichte schoollectuur; de Australi
sche regering heeft hetzelfde voor
met een in het Engels vertaald boek
met enkele van zijn sprookjes.
Tnmiddels staat een aanzienlijke
uitbreiding van de Bomans-
bibliotheek voor de deur. Dezer da
gen verschijnen er in één klap vier
nieuwe werken van hem op de
markt: 1. een bundel aforismen; 2.
een boek vol jeugdherinneringen on
der de titel „Beminde gelovigen"; 3.
„Van Dichtbij Gezien", een uitgave
die in nauw verband staat met een
aantal tv-programma's; 4. een'boek
je over schaken dat zo weet hij
na lang nadenken „Jubileum
Vierkamp" heet. „Maar denk nu
vooral niet dat ik een goed schaker
ben", voegt hij er haastig aan toe. „Ik
doe nu wel mee aan het Hoogoven-
schaaktoernooi, maar daar hebben
ze óók een afdeling voor knoeiers
en kneusjes".
Het is voor gewone stervelingen
een boeiende vraag hoe iemand met
een eenmansbedrijf tot een dergelijke
indrukwekkende produktie („een
eruptie" noemt Bomans het zelf) is
kunnen komen. Is het een kwestie
van tomeloze energie gepaard gaan
de aan strenge discipline? „Ach, ik
weet eigenlijk niet of ik veel tucht
heb. Het is voor mij altijd erg moei
lijk om ergens aan te beginnen, ik
krijg dan zo'n naar, week gevoel
over me. Maar als ik daar eenmaal
overheen ben laat ik niet meer los,
dan houd ik vast als een buldog. Zo
heb ik van de zomer drie maanden
lang achter elkaar gewerkt, o.a. in
een hotel op Schiermonnikoog. Ge
lukkig kan ik eigenlijk overal wer
ken, hier in deze stille kamer, maar
ook in een druk café. Stationswacht
kamers met al dat gehol om me heen
vind ik ook erg geschikt"
f Toewei hij nooit helemaal over
zijn eerste verbazing heen is ge
komen, heeft Godfried Bomans met
zijn continu-succes leren leven. „Mis
schien ben ik wel verwend", geeft hij
toe, „maar mijn vrienden zeggen dat
ze daar nooit iets van hebben ge
merkt." Zeker is dat hij genoeg zelf
vertrouwen heeft om de verschijning
van zijn nieuwe werk opgewekt tege
moet te zien.
Vooral „Van Dichtbij Gezien",
ligt hem na aan het hart.
„Ik heb in dit boek willen terug
gaan naar de bron van het geloof. In
de eerste plaats wil dat zeggen naar
de plaatsen waar de voet van Chris
tus heeft gerust. Verder heb ik geke
ken wat Rome er later van gemaakt
heeft en dat bedoel ik nu niet in
spottende zin. De rest van het boek
bestaat uit gesprekken met mijn
broer, die diep in de hei bij Zundert
in een trappistenklooster zit, en met
mijn zuster die non is in Maas
tricht."
„Deze opzet heb ik gekozen om
dat je tegenwoordig alleen maar
hoort over mensen die „er uit stap
pen". Je leest over celibatairen die
trouwen en over nonnen die het
klooster verlaten. Op zichzelf is dat
niet onjuist, want het is nieuws; het
enige is dat de 95 procent die niet
uittreedt nooit aan het woord komt.
Met de jeugd is het net zo: er gaat
geen cameraploeg naar een jongen
die op zijn kamer voor zijn MO-akte
zit te studeren; de aandacht gaat al
tijd uit naar de jongen die een steen
gooit door de ramen van de Ameri
kaanse ambassade, hetgeen een ver
tekend beeld geeft."
"17oor zover het de „geloofscri
sis" betreft, hoopt Bomans via
zijn komende tv-uitzending (op 23
- -
november) en zijn boek dit beeld te
corrigeren. „Het is mijn bedoeling de
naamlozen, de zwijgende kern die
aan boord blijft een stem te geven.
Dat is niet zo makkelijk, het gaat
om hele innige dingen. Gelukkig had
ik het voordeel dat mijn broer en
zuster mij vertrouwden en dat on
danks het feit dat onze gesprekken
door een camera werden vastgelegd.
Het resultaat zoals dat op 23 no
vember wordt uitgezonden en ik dat
uitvoerig in mijn boek heb geschre
ven, is heel ontroerend en verrassend
dat zult u merken. Zoiets geeft
me het nuttige gevoel een glasplaat
te zijn, die het licht van anderen
doorlaat."
Bomans is zelf wat verbaasd dat
ook in „Beminde Gelovigen", een
van zijn andere nieuwe boeken, het
Katholicisme een overheersende rol
speelt. „Ik ga daarin terug naar mijn
jeugd en ja het is nu eenmaal zo,
dat het geloof daar een zwaar stem
pel op heeft gedrukt. Ik voel dat ik
het nu allemaal van me af heb ge
schreven; het is voorbij en ik zal er
nooit meer op terugkomen.
Een groot deel van dit boek speelt
zich af in Berkenrode, mijn ouderlijk-
huis van 32 kamers met daaromheen
een tuin van 48 hectare. Als kind
hadden we elk twee kamers, de
slaapkamers niet meegerekend. De
sfeer van zo'n huis raak je niet gauw
meer kwijt."
TjFTerkend aan zijn vier boeken.
nam Godfried Bomans deze zo
mer het besluit zijn tv-werk drastisch
te beperken „Televisie is toch eigen
lijk alleen maar zeepbellen blazen
Het is allemaal meteen weg en ik
ben nu eenmaal erg gehecht aan din
gen die blijven. Ik ben indertijd aan
die tv begonnen omdat ik hier in een
lief, maar gevaarlijk isolement zit
met alleen maar bomen en vogels
om me heen het is een tè mooi
leven. Daarom nam ik af en toe wel
bewust een koude douche: een dag
lang tussen kabels, de lampen en de
ruzies zitten is heel verfrissend."
„Om dezelfde reden heb ik me een
tijdje geleden een paar weken lang
om de wereld verplaatst om in totaal
zestien lezingen te houden. Zoiets is
natuurlijk verschrikkelijk en je leert
er niets van, maar toch is het als een
stalend bad: wanneer je na afloop
thuiskomt heb je het gevoel dat je
récht op je isolement hebt."
Intussen blijven de uitnodigingen
om in binnen- en buitenland een
avondje te komen praten gestaag
binnenstromen. Zijn secretaresse
heeft kort geleden voor de grap 's de
stand opgemaakt: ze kwam toen tot
820 invitaties. „Daar schrok ik nu
werkelijk van", herinnert Bomans
zich. Zelf komt hij niet tot een be
vredigende verklaring voor deze bij
na angstaanjagende populariteit.
mhhthii'
lïomv*
KLOPSTOKKEN
ooog.
Godfried bomanj
Fr is echter één houvast, zo geeft
hij toe: hij beheerst niet alleen
de kunst van het formuleren, maar
beschikt bovendien als weinig Neder
landers over een moeiteloze welspre
kendheid.
„Ik heb veel geleerd van de ma
nier waarop mijn vader vroeger in
de Haarlemmermeer als Kamerlid
zijn zetel verdedigde tegen een of an
dere rooie rakker. Bij mij moet het
er ook al vroeg hebben ingezeten. Ik
weet nog goed hoe ik bij het af
scheid van meneer Roodnat, zoals
het hoofd van onze lagere school
heette, werd uitverkoren om een af
scheidstoespraak te houden. Ik zie
me nog staan een jongetje van
acht jaar met een wit kraagje. Het
moet toen dus al bekend zijn ge
weest, dat ik dat soort dingen kon."
Nu, 49 jaar later, zullen weinigen
daar nog verbaasd van staan
j
I