T almoed opener als bron Honderd jaar oud en op weg naar morgen GEDACHTEN OVER DE OECUMENE OP WILLIBR ORD-ZONDA G En een lezer schrijft over Hervormingsdag Toekomst boeit jubilerende N.P.B. meer dan bet verleden dank zij Hebreeuwse leesmachine van een Nederlandse P. T. T-deskundige Geloven we in een natuurgod Raadselachtig Moeilijke taal Nog tneer Uitgangspunten De weg waarlangs Huiswerk TER OVERDENKING H. J. VAN DER TOORN alt je de true kent De Palestijnse Talmoed, de in de vierde eeuw in Tiberias op schrift afgesloten verzameling rabbijnse verhandelingen met en op de Joodse mondelinge leer. is een nog vrijwel onontgonnen schat van gege vens omtrent het leven, werken en denken m het Palestina in de tijd dat het christen dom opkwam. De Talmoed vormt een spreektribune waarin honderden rabbij nen hun opvattingen hebben gegeven over nagenoeg alles wat denkbaar is. Voor de Joden is de Talmoed van evenveel waar de als de bijbel, aangezien het verhande lingen betreffende Mozaïsche wet be treft die van legislatieve aard zijn. In te genstelling tot de bijbel is de Talmoed echter nooit een algemeen aanvaard werk geworden. Integendeel, zij stond vaak aan vernietiging bloot omdat men meende daarmee het voortbestaan van het Jodendom onmogelijk te maken. Het echter geenszins denkbeeldig dat in de komende jaren de Talmoed op een bie der terrein een bron van studie zal gaan worden. En dat zal dan niet in de laat ste plaats te danken zijn aan de Neder landse automatiseringsexpert A. J. van der Toorn van de P.T.T. in Den Haag. Vraag er niet de heer Van der Toorn naar want hij zegt dat „er niets aan is als je de truc .eenmaal kent!" Maar die truc moet je dan ook wel kennen. De heer Van der Toorn kreeg te maken met vraagstukken voor het verwerken van eni ge miljoenen handgeschreven stukken per computer en de truc is dat hij daarvoor een leesmachine heeft ontwikkeld. Van daar was de volgende stap naar een lees machine die onder meer handgeschreven Hebreeuws kan lezen compleet met de tientallen vocalisatietekens en accenten zodat het op een computerband kan wor den overgebracht. Voor deze uitzonderlijke vinding blijkt grote belangstelling, zowel in de kring van Hebraïsten in Nederland als in Israël te bestaap. Het is zelfs de bedoeling dat er tujjsen Nederland en Israël een samenwer king op gang wordt gebracht die van grote wetenschappelijke waarde zal blijken te zijn. In samenwerking met rabijbijn Adin Steinsalt van het Israël Institute for Tal- mudical Publications zal met behulp van deze leesmachine van de Palesteinse Tal moed op de computer automatisch een concordantie, een samenvattend opzoekre- gister, worden vervaardigd. De Palesteinse Talmoed is ook in Joodse kring nog aanzienlijk minder diepgaand onderzocht dan de Talmoed die in Babyion gereed is gekomen. Oorzaak hiervan is dat men heeft aangenomen dat de academie van Tiberias, waar deze Talmoed tot stand kwam, overijld te werk is gegaan, als ge volg van ongelukkige omstandigheden als de Romeinse overheersing en de opkomen de afscheidingsbeweging van het christen dom. Daardoor komen in de rabbijnse ver handelingen onduidelijkheden en raadsel achtigheden voor, die bestudering zeer moeilijk maakten. Dat zal aanzienlijk ver gemakkelijkt worden nu door de vinding van de heer Van der Toorn verwerking op de computer mogelijk wordt en het zal kunnen leiden tot meer kennis over deze periode van het vroege christendom. Vermoedelijk zal nu de volgende proce dure worden gevolgd. Het Israël Institute for Talmudical Publications in Jeruzalem, de Hebreeuwse universiteit, de Technische Hogeschool in Haifa en de Bar Ilan Uni versiteit in Ramat Gan (een universiteit op confessionele grondslag) hebben grote in teresse getoond en nu zoekt men naar de mogelijkheid dat zich in Israël rond drie honderd vrijwilligers, studenten van een der universiteiten, beschikbaar stellen. Zij zullen ieder enige bladzijden van de uit twee kolommen opgebouwde Palestijnse Talmoed op speciaal ontworpen kaarten voor de PTT-ALPHA (Automatic Lector Position Handwritting)-machine moeten kopiëren. Naar verwacht wordt zullen tus sen de tachtig- en honderdduizend kaarten nodig zijn. Zij zullen ieder circa tien woorden bevatten. De machine kan ook de Hebreeuwse vo calisatietekens lezen. Deze tekens vormden een extra moeilijkheid aangezien het He breeuws alleen maar 22 medeklinkers kent alsmede vijf sluitletters. De klinkers wor den boven en onder de medeklinkers ge schreven met tekens die in vele combina ties kunnen voorkomen. Ongeveer achttien eeuwen geleden, toen het Hebreeuws als taal niet meer dagelijks werd gebruikt, hebben de Joodse geleerden het noodzake lijk geacht vocale onderscheidingen in het Hebreeuws aan te brengen om te kunnen blijven lezen en verklaren. De door Israëlische studenten met de pen op kaarten geschreven zinnen van de Palesteinse Talmoed kunnen door de Ne derlandse PTT zo vertelde de heer Van der Toorn automatisch worden gelezen en geponst met een snelheid van zesdui zend kaarten per uur en op computerband gebracht. Het zou betekenen dat ki één dag de gehele Palesteinse Talmoed op computerband zou kunnen worden overge zet, wat een internationale prestatie zou zijri, aangezien nog nergens ter wereld handgeschreven Hebreeuws, laat staan met alle vocalisatietekens en accenten, machinaal kan worden gelezen. Op deze wijze kan' in zeer korte tijd een opzoekre- gister van deze Talmoed worden samenge steld, dat anders een eenmanswerk van tussen de twintig en dertig jaar zou ver gen. Het is dan tevens mogelijk een volle dige analytische en catalogiserende lezing samen te stellen met behulp van de com puter, die kan worden vermenigvuldigd, gedrukt en verspreid over tal van weten schappelijke instellingen. Bij de telefoondienst doet men inmiddels ervaring op met de leesponsmachine, die ook in staat is Cyrillisch (Russisch) en Grieks te lezen. De automatische registra tie van internationale telefoongesprekken gebeurt nu ook door middel van de nieuwe vinding. Besprekingen met Israël doen vermoeden dat de Nederlands-Israëlische samenwerking op dit gebied niet lang meer op zich zal laten wachten. ..Wat houdt het m als wij proberen de komende generaties te confronteren met voor ons wezenlijke levenswaarden? Of durven wij zulk een confrontatie met aan? Gaan wij haar zorgvuldig uit de weg. hetzij door autoritair vertoon, hetzij door een angstig en krampachtig soort toegeeflijkheid?" Het zijn enkele van de vragen die drs. H. J. Mulder Jzn. te Wageningen. voorganger van de afdeling Neder-Veluwe van de Nederlandse Protestantenbond en tevens staffunctionaris van de Bond, in het maandblad Ruimte heeft gesteld. ..Ruimte" is het orgaan van de Nederlandse Protes tan ten- bond en natuurlijk houdt het zich in deze dagen vooral be zig met het heuglijke feit dat de N.P.B. dit jaar honderd jaar bestaat en met de feestelijke jubileumbijeenkomst die ter ere van dit eeuwfeest volgende week zaterdag in Hilver sum wordt gehouden. Denk echter bij dit „feestelijk" niet al te zeer aan feestvie ren al zullen er zeker tijdens de receptie feestelijke woorden gesproken worden. De hierboven geciteerde woorden van drs. Mulder duiden er al op daf de ernst op deze jubileumbijeen komst de boventoon zal voeren. „De Europese mens op weg naar morgen" is als thema -voor deze dag gekozen en drie inleiders zullen zich hiermee bezig houden: prof. dr. P. Smits koos als onderwerp,. Theorie en praktijk van de open ge loofsgemeenschap". de psycholoog dr. N. Dodde stelt de vraag „Kunnen wij jongeren confronteren met onze levens wandel?" en prof. dr. Peter Dalbert van de International Association for Religious Freedom geeft dan tenslotte zijn visie op „Mondiaal denken". Dit alles maakt duidelijk dat de weg naar morgen een onderwerp is dat de NPB op het ogenblik sterk bezighoudt. De toekomst boeit de Bond kennelijk meer dan het verleden van een eeuw. Men is in deze winter namelijk bezig met een nota getiteld „Op weg naar morgen", een nota die voorstellen bevat ten aanzien van het toekomstige beleid met inbegrip van een concretisering van de gedachten van een „open ge loofsgemeenschap" die ingesteld is op de eisen van morgen. Dit beraad over het toekomstig beleid vergt uiteraard veel tijd. De stoot ertoe werd gegeven op de Algemene Vergade ring die vorig jaar in Amersfoort werd gehouden. Ook toen was het thema „Op weg naar morgen" al gesteld - uit de besprekingen kwam toen een motie voort die de opdracht aan het hoofdbestuur inhield om aan de Algemene Vergade ring van dit jaar voorstellen voor te leggen voor de toe komst. Dat is onlangs gebeurd: op de in Zeist gehouden vergadering is deze nota overhandigd. Dit stuk over het toekomstig beleid bevat uitgangspunten en aanbevelingen. en aanbevelingen. De NPB zo staat in de uit gangspunten is een open geloofsgemeenschap die georganiseerd is als een vereniging voor allen die al dan niet bij enigerlei kerkgenootschap of levensbeschouwelijke organisatie zijn aangesloten. De Bond maakt deel uit van de stroming van het humanistisch christendom, waarin het geloof in de vrijzinnige geest wordt beleefd en wil als zodanig bijdragen tot de intensivering en de verdieping van het innerlijk leven van de moderne mens. Verder wil de Bond een religieuze gemeenschap zijn. die het Evangelie ervaart als een inspiratiebron voor het gelo ven. .In de erkenning dat de waarheid dynamisch is, zijn dogma's en leertucht niet aanvaardbaar. Met het Evangelie wordt volgens een toelichting bedoeld het venster naar de ruimte, het hoopvolle uitzich totdat er een nieuwe manier van leven en samenleven mogelijk is gebleken. De liefde als reële werkelijkheid heeft gestalte gekregen in de figuur van Christus, hoop en kracht gevend door het voorbeeld waardoor de geïnspireerde, creatieve actie om te komen tot een vernieuwde wereld, wordt gewekt. De problematiek die in deze nota aan de orde komt, kan men volgens de NPB niet behandelen zonder het overleg met anderen. In de aanbevelingen wordt het hoofdbestuur op dracht gegeven te streven naar de grootst mogelijke samen werking met de kleine kerken die bij de Centrale Commissie voor het Vrijzinnig Protestantisme zijn aangesloten, met de International Association for Religious Freedom en met „vrijzinnige, gelijkgerichte groeperingen die gelijk de NPB uitgaan van evangelische en universeel geïnspireerde overwegingen". Bovendien moet het hoofdbestuur levendig contact onderhouden met organisaties, groepen en'of indivi duen die „anders gelovig" zijn, zodat de ruimte die men voorstaat niet raag is maar door een dialoog zinvoller en dus rijker wordt, Men kan het met elkaar eens zijn dat men een weg naar morgen moet inslaan maar dan toch nog van mening verschillen hoe men die weg gaan moet Dat blijkt ook wel uit de discussie binnen de NPB. Zo zei op de ver melde Algemene Vergadering in Zeist ds. mr, G. D. Boerlage, een van de vroegere voorzitters van de Bond, dat de nota veel te pragmatisch is. Men wil allerlei dingen in de praktijk toepassen en besteedt te geringe aandacht: aan de diepere achtergronden die theologisch een rol spelen. „De NPB loopt daardoor het gevaar meer te werken op het niveau van een vereniging dan van een geloofsgemeenschap. Dat betekent niet zei ds. Boerlage dat ik het met het principe van de voorstellen niet eens ben ik wil me ook richten op de toekomst. Ik zie naast verschijnselen van ondergang ook een nieuwe geboorte en symptomen van opgang." Een ander gevaar werd gesignaleerd door ds. mr. D. G. Moevers, eveneens een oud-voorzitter. „Zetten wij ons niet teveel af tegen het verleden?" zo vroeg hij. „De NPB wil in DRS. H. J. MIJLDER JZN. durven wij het aan de toekomst een centrum van tolerantie en openheid zijn- Maar dat is toch niets nieuws dat is de Bond altijd geweest. Je moet je eigen tijd niet gaan verheerlijken tegen over het verleden. Alle christendom heeft altijd gestaan in het teken van verandering of bekering. Of de jongeren dat beter zullen doen dan wij kan niemand weten. In beschei denheid en ootmoed zal ook de komende generatie moeten erkennen dat ze maar een klein stukje van het ideaal kan verwezenlijken." In de Algemene Vergadering werd ook sterk aangedrongen op de bezinning samen met andere kerken en geloofsgemeen schappen, waarover ook in de nota is gesproken. „We moeten niet in het eigen kleine groepje blijven", waarschuwde ds. J. H. Hanneman. „We moeten aan andere gemeenschappen vra gen hoever zij zijn." Al met al krijgen de leden van de Nederlandse Protestan tenbond bij dit eeuwfeest heel wat huiswerk mee, want dui delijk is dat er over al deze punten nog heel wat gedacht en gepraat zal moeten worden. In de komende winter zal de nota in de verschillende afdelingen worden behandeld „Hard nodig", vond dr. Boerlage „want 95 pet. van de leden weet van deze voorstellen nog niets af!" en daarna zal er een conferentie worden belegd, waarop het resultaat van al deze bezinning zal worden voorgelegd. Ja, de toekomst boeit deze honderdjarige meer dan het verleden. Om het met de woorden van de huidige voorzitter, M. Talens, te zeggen: „De NPB van morgen is een NPB waarvan wij allen nu reeds deel uitmaken. En dat is ook een NPB, waarvan we nu nog niet kunnen zien welke gestalte die zal hebben. Dat is een NPB voor hen die na ons komen. En voor die NPB zijn wij nu, aan het begin van de tweede eeuw van zijn bestaan, verantwoordelijk!" rke oecumenische beweging kampt, vooral op het plaatselijke vlak, met stagnatie: de beweging lijkt eruit te zijn. de wil om kerkmuren, waar mogelijk, af te breken leeft bij velen nog wel maar in de praktijk komt er nauwelijks iets van terecht. In veel plaatselijke raden van ker ken komt men nauwelijks verder dan de organisatie van wat bijeenkomsten en le zingen, er wordt ongelooflijk veel verga derd maar de raden van kerken zijn geen echte actie-centra, waar het dóen cen traal staat. Daarom is het geen wondei dat veel (vooral) jongeren zich teleurge steld afwenden omdat zij het gepraat en het niet-doen moe zijn en niet begrijpen waarom in de praktijk niet meer ernst ge maakt wordt met Christus' opdracht „Op dat zij allen één zijn". O ja. er zijn gelukkig uitzonderingen; de studentengemeenten bijvoorbeeld en een aantal nieuwe steden en stadswijken waar de kerken de banden ineen slaan en trachten naar een zekere eenheid toe te groeien. Ook incidenteel gebeuren er nog wel prachtige dingen maar over het alge meen moet men het toch wel eens zijn met hen die constateren dat „de beweging nauwelijks meer beweegt". Voor de Nederlandse rooms-katholieken is het morgen „Willibrord-zondag" en met het oog hierop belegde het bestuur van de St. Willibrordvereniging het onder voorzitterschap van prof. dr. J. C. Groot staande oecumenische adviesorgaan van de Rooms-Katholieke Kerk dezer dagen in Utrecht een beraad met de pers over de huidige oecumenische situatie. Twee ge zaghebbende wetenschapsmensen de r.k. socioloog dr. L. Layendecker (Amster dam) en de hervormde pastoraal psycho loog dr. H. Faber (Leiden) gaven tijdens dit beraad hun virie op de stagnatie in de oecumene. Dr. Faber: „Inderdaad ie er stagnatie, niet zozeer aan de top (in Genève bijv.) maar vooral op het lokale vlak, bij het „voetvolk" In veel plaatsen is een stuk beleefde interesse voor elkaar (als kerken) aanwezig maar heel weinig echte vooruit gang; is daar wel sprake van een wil tot hereniging?" „Langzamerhand heeft zich in de oecumene een „kader van officials" gevormd; het zijn mensen die elkaar op de grote oecumenische conferenties in Am sterdam, Lund, Evanston, New Delhi of Uppsala ontmoet hebben; nationaal gaat het al veel moeizamer dan internationaal. Reële kerkherenigingen in de wereld heb ben zich dan ook niet veel voorgedaan en waar het wél zover gekomen is (in Ameri ka en India bijvoorbeeld) hebben de prag matische overwegingen om het te doen een heel belangrijke rol gespeeld". „Evenals bijvoorbeeld in de vakbewe ging (zie het recente rapport van prof. dr. H. J. van Zuthem over het CNV) is ook in de kerk (casu quo de oecumenische bewe ging) sprake van een grote afstand tussen de top en de leden; de leiders hebben het vaak over heel andere zaken dan de 'le den". „Voor verreweg de meeste kerkleden ligt de betekenis van de kerk vooral op het gebied van de vertroosting (het Engelse „comfort"); men verlangt naar vastheid en een stuk gemeenschap met anderen. De top van de kerk en in het bijzonder de vrijgestelden op de bureaus heeft het echter veel meer over de uitdaging en het engagement; slechts een klein deel van de kerkgangers gaat, wat dit betreft, met de „top" mee. en is zich volkomen bewust van de uitdaging en wénst die ook", aldus dr. Faber. Hij is ervan overtuigd dat de innerlijke bereidheid om te veranderen en te ver nieuwen (te herenigen als kerken) afneemt naarmate het een (kerk)gemeenschap moeilijker gaat, hoe onlogisch dit op zich zelf ook is. Men gaat dam vluchten voor de realiteit en zegt: „Laten we in vredesnaam vasthouden wat we hebben". Mede daarom is de laatste jaren vooral hi rooms-katho- lieke kring het oecumenisch besef veelal sterker dan in andere grote Nederlandse kerken; in de r.k. kerk is nog een stuk homogeniteit, aldus dr. Faber die in dit verband ook de vrij slechte ontvangst van het rapport „Gemeentevormen en gemeen te-opbouw" (een stuk vernieuwing!) in de hervormde synode noemde. Zijn conclusie: „Willen we het verande ringsproces produktief op gang krijgen dan zullen we on.s steeds bewuster moeten worden hoe moeilijk we het met elkaar als kerken hebben; m crisissituaties kurmen we beleven wat oecumene is". 0<>k dr. Layendecker was niet optimis tisch: „Het toenemende ledenverlies in de kerken van ons land is een factor die de oecumenische samenwerking zwaar be last; Ik verwacht dat in het proces van ledenverlies niet de oecumenisch-geïnte- resseerden zullen overblijven; dat maakt het perspectief voor de oecumenische sa menwerking naar mijn mening nogal som ber". „Kerken, religieuze groeperingen, zijn historisch gegroeid, dragen de lasten van het verleden mee en zijn maatschappelijk ingebed. De leden ervan zijn mede door deze factoren gevormd", aldus dr. Layen decker. In concerto betekent dit dat er samen hangen bestaan tussen kerkelijk-theologi- sche uitdrukkingsvormen en sociaal mi lieu; leer, liturgie en ethiek zijn mede so ciaal bepaald; religieuze groeperingen zijn nauw verweven met andere maatschappe lijke organisaties, groepsantagonismen kunnen nog steeds optreden. Al deze fac toren moeten in het oecumenische proces een rol spelen. „Oecumene", vervolgde de Amsterdamse socioloog, „kan begrepen worden als kerk- hereniging en/of als dienst van de wereld die één moet worden. Bij elk van deze doelstellingen rijst een aantal tegenstellin gen; deze eisen telkens een keuze die elk op zich weer consequenties kan hebben, bijvoorbeeld het ontstaan van nieuwe scheidslijnen". Dr. Layendecker constateerde een alge mene stagnatie in de vernieuwingsbewe ging in ons land; „in deze malaise delen ook de kerken en de oecumene". Een be langrijke oorzaak van de stagnatie is dat de meningen uiteenlopen over hoe het nieuwe er precies uit moet zien. Al met al dus weinig reden om met optimisme de toekomst van de oecu menische beweging tegemoet te zien. Toch zet, prof. Groot beklemtoonde het even, de St. Willibrordvereniging die in het Oe cumenisch Actiecentrum nauw met Kerk en Wereld te Driebergen samenwerkt graag haar werk voon want in de afgelo pen jaren is er landelijk wel een en ander bereikt; men vindt het beschreven in de in deze week verschenen „informa tie" van St. Willibrord. Sinds enkele jaren hebben we de dooperkenning, de bespre kingen over het interkerkelijk huwelijk zijn rond, over de vragen rond de „open communie" wordt een intensief gesprek gevoerd, er is een gemengde commissie „intercommunie en ambt", tussen „Rome" en „Utrecht" (de oud-katholieken) vindt een levendige dialoog plaats, er ligt (ter uitvoering) een rapport van de groep „Sa men- op weg" (hervormden en gerefor meerden) enz. enz. Voor de landelijke Raad van Kerken en de plaatselijke raden is het nu zaak om ondanks veel tegenwerkende factoren door te zetten en Ie doen; de beweging is gelukkig niet helemaal onbewegelijk ge worden en de Opdracht blijft levensgroot overeind staan! E. J. MATHIES De daad van Maarten Luther op 31 ok tober 1517 schijnt veH protestanten, onder wie ook theologen, momenteel aan het twijfelen te brengen. Is deze breuk met Rome wel goed geweest en moesten wij de Hervormingsdag daarom niet met enige huivering herdenken? Wij die zo oecume nisch willen zijn tegenwoordig? En dan gaan mijn gedachten terug naar mijn jeugdjaren. Wij hadden een zeer lie ve, maar ook diep gelovige moeder, die ons de weg wees naar Christus. Door haar geloof in Hem bleef zij staande in haar smarteleven. Haar vaak gevouwen handen, in gebed tot God, is nog steeds een licht op mijn pad. Op 31 oktober, Hervormingsdag, zou zijn nooit verzuimen ter kerke te gaan en „Een vaste burcht is onze God, een toevlucht voor de Zijnen" was ook haar lied. Er is veel veranderd, de laatste jaren, ook in de rooms-katholieke kerk, maar er zijn toch veel punten van verschil. Wat mijns inziens de Protestanten te weinig doen, doen de rooms-katholieken te veel in de Maria-verering en zij geloven in haar bemiddeling tot God in hun gebeden. Ik vertrouw mij alleen toe aan mijn Heiland als middelaar en verlosser door Zijn bloed, voor ons allen gestort. Ik geloof als pro testante dat wij allen uit genade zalig moeten worden. Ook de paus zal de he melpoort doorgaan enkel door Gods gena de. Zijn heiligverklaringen doen mij altijd de rillingen over de rug lopen, want mijns inziens kan en zal alleen God bepalen wie de Zijnen zullen zijn. Ook wordt nog steeds vastgehouden aan het celibaat. Pracht-mensen vind ik degenen die zich zo in dienst stellen van hun Heer. Huis en hof verlaten en Hem willen volgen en die nen. Ik heb veel respect voor hen, zowel voor de priesters als voor de religieuze zuster, waar ik ook graag bevriend mee ben. Maar niet allen zijn zo ingesteld en kun nen zich onthouden en als de liefde aan de deur van je hart klopt, lijkt het mij beter te huwen. God heeft ook dit in ons gelegd en wij mogen het beschouwen als een ge schenk van Hem. Laten we hopen dat de rooms-katholieke kerk ook dit gaat inzien. Dit alleen door en in de liefde van Chris tus. Het gaat niet om het etiketje van rooms - hervormd - gereformeerd - christelijk- gereformeerd of vult u verder maar in. De buitenkerkelijken zullen er zich wel eens aan stoten en zich afvragen: ja. waar heb ben ze het nu bij het rechte eind? God is voor ieder de God Die u en mij liefheeft en nog geduld heeft met de dwaze wereld, totdat Hij wederkomt. Dan zullen allen die Hem hebben liefgehad, één zijn in Hem voor altijd. Geen smart meer, geen dood, maar eeuwig heerlijk leven. Volhard in 't geloof tot het einde, want die zullen zalig worden en laten wij dank baar zijn voor mannen als Luther, Calvijn en Zwingli. D. A. Snel - v. d. Houten. Als een nabetrachting op de dankbaarheid willen we deze vraag stellen. We hebben im mers deze week dankdag voor gewas en ar beid gehad? Dat laatste zeggen we er tegen woordig wel uitdrukkelijk bij. Het gaat op dankdag ook over de arbeid. Toch leeft dit minder sterk dan de gedachte dat we voor het gewas, voor de vruchten van het land de Here danken. Immers, in de ste den wordt het danken er wel niet aan gege ven, dat zou ook wel bont en bar zijn. maar de dankdag is veelal verdwenen en het wordt aan de predikant overgelaten hierbij in zijn zondagse dienst meer of minder stil te staan. Voor veler gevoel is deze dienst dan ook een boerenaangelegenheid. En er zijn landbouw gebieden waar men er een hele door-de- weekse zondag van maakt. En zo ga je toch naar de gedachte overhellen, dat we wel bij zonder in deze dankstond te maken hebben met het gebeuren in de natuur. Gevolg is dan dat naarmate we dichter bij de natuur leven aan bijzondere bid- en dankstonden meer be hoefte is. Ik kan me voorstellen dat van zekere zijde hiertegen protest wordt aangetekend, omdat er dan wel duidelijk sprake zou zijn van een verouderd godsbeeld, alsof God zich specifiek met regen en droogte zou bemoeien... Logisch zou 't dan oök zijn dat, als het de mens nog eens gelukt om ook de grillen van het weer onder zijn controle te krijgen, we er helemaal mee ophouden. Zien we hier niet het gevaar dreigen, dat we al die terreinen voor God reserveren, waar zich de blinde vlek vertoont op het veld van onze waarneming? Maar zijn we dan ook niet bezig met een vroom gebaar ons langza merhand van God te verwijderen door ons te verzelfstandigen? Stel u voor dat we pas gaan bidden als andere wegen geblokkeerd zijn, zoiets als: huisarts, specialist, professor. God. Maar in ons danken kan dit natuurlijk ook. Wat we zelf presteren, wat we technisch in de hand hebben, dat is dan ons levensterrein en waar we onze controle niet over kunnen laten gaan, daar hebben we dan ook nog wat aan (£od te danken als blijkt dat het ons ook op dit punt. niet tegen heeft gezeten. Gods terrein wordt dan hoe langer hoe kleiner en onze onafhankelijkheid steeds sterker. Dan zullen mettertijd de bid- en dankstonden ook 'wel van het platteland verdwijnen en is God zelfs niet meer de God van de natuur, alleen nog maar de God van de hemel gebleven. Tenzij we ons in deze gedachtengang hele maal vergissen. En de bijbel leert ons ook niet dat God de menseljke kundigheid aan vult met zijn wijsheid, maar dat de Here wijsheid geeft (Spreuken 2:6). Dat God regen en zonneschijn geèft is een groot ding, maar dat Hij ons in alle dingen zegent, dat is veel geweldiger. Dat wij met onze wetenschap en kennis nog niet' volledig zijn vastgelopen en de grote catastrofe nog steeds is uitgebleven, dat is een wonder waarvoor we wel heel oot moedig dankbaar mogen zijn. Goed beschouwd hebben we zo de bid- en dankstonden meer nodig in de steden van on ze wereld, waar de hartaders en zenuwkno pen van onze samenleving liggen dan op het platteland, waar het leven nog zo heerlijk ongecompliceerd kan zijn. Ds. J. Ytsema. Veenendaal.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 9