T almoed
opener
als bron
Honderd jaar oud en
op weg naar morgen
GEDACHTEN OVER DE OECUMENE
OP WILLIBR ORD-ZONDA G
En een lezer schrijft over Hervormingsdag
Toekomst boeit jubilerende
N.P.B. meer dan bet verleden
dank zij Hebreeuwse leesmachine van een
Nederlandse P. T. T-deskundige
Geloven we in
een natuurgod
Raadselachtig
Moeilijke taal
Nog tneer
Uitgangspunten
De weg waarlangs
Huiswerk
TER OVERDENKING
H. J. VAN DER TOORN
alt je de true kent
De Palestijnse Talmoed, de in de vierde
eeuw in Tiberias op schrift afgesloten
verzameling rabbijnse verhandelingen met
en op de Joodse mondelinge leer. is een
nog vrijwel onontgonnen schat van gege
vens omtrent het leven, werken en denken
m het Palestina in de tijd dat het christen
dom opkwam. De Talmoed vormt een
spreektribune waarin honderden rabbij
nen hun opvattingen hebben gegeven over
nagenoeg alles wat denkbaar is. Voor de
Joden is de Talmoed van evenveel waar
de als de bijbel, aangezien het verhande
lingen betreffende Mozaïsche wet be
treft die van legislatieve aard zijn. In te
genstelling tot de bijbel is de Talmoed
echter nooit een algemeen aanvaard
werk geworden. Integendeel, zij stond
vaak aan vernietiging bloot omdat men
meende daarmee het voortbestaan van
het Jodendom onmogelijk te maken. Het
echter geenszins denkbeeldig dat in de
komende jaren de Talmoed op een bie
der terrein een bron van studie zal gaan
worden. En dat zal dan niet in de laat
ste plaats te danken zijn aan de Neder
landse automatiseringsexpert A. J. van
der Toorn van de P.T.T. in Den Haag.
Vraag er niet de heer Van der Toorn
naar want hij zegt dat „er niets aan is als
je de truc .eenmaal kent!" Maar die
truc moet je dan ook wel kennen. De
heer Van der Toorn kreeg te maken met
vraagstukken voor het verwerken van eni
ge miljoenen handgeschreven stukken per
computer en de truc is dat hij daarvoor
een leesmachine heeft ontwikkeld. Van
daar was de volgende stap naar een lees
machine die onder meer handgeschreven
Hebreeuws kan lezen compleet met de
tientallen vocalisatietekens en accenten
zodat het op een computerband kan wor
den overgebracht.
Voor deze uitzonderlijke vinding blijkt
grote belangstelling, zowel in de kring van
Hebraïsten in Nederland als in Israël te
bestaap. Het is zelfs de bedoeling dat er
tujjsen Nederland en Israël een samenwer
king op gang wordt gebracht die van grote
wetenschappelijke waarde zal blijken te
zijn. In samenwerking met rabijbijn Adin
Steinsalt van het Israël Institute for Tal-
mudical Publications zal met behulp van
deze leesmachine van de Palesteinse Tal
moed op de computer automatisch een
concordantie, een samenvattend opzoekre-
gister, worden vervaardigd.
De Palesteinse Talmoed is ook in Joodse
kring nog aanzienlijk minder diepgaand
onderzocht dan de Talmoed die in Babyion
gereed is gekomen. Oorzaak hiervan is dat
men heeft aangenomen dat de academie
van Tiberias, waar deze Talmoed tot stand
kwam, overijld te werk is gegaan, als ge
volg van ongelukkige omstandigheden als
de Romeinse overheersing en de opkomen
de afscheidingsbeweging van het christen
dom. Daardoor komen in de rabbijnse ver
handelingen onduidelijkheden en raadsel
achtigheden voor, die bestudering zeer
moeilijk maakten. Dat zal aanzienlijk ver
gemakkelijkt worden nu door de vinding
van de heer Van der Toorn verwerking op
de computer mogelijk wordt en het zal
kunnen leiden tot meer kennis over deze
periode van het vroege christendom.
Vermoedelijk zal nu de volgende proce
dure worden gevolgd. Het Israël Institute
for Talmudical Publications in Jeruzalem,
de Hebreeuwse universiteit, de Technische
Hogeschool in Haifa en de Bar Ilan Uni
versiteit in Ramat Gan (een universiteit op
confessionele grondslag) hebben grote in
teresse getoond en nu zoekt men naar de
mogelijkheid dat zich in Israël rond drie
honderd vrijwilligers, studenten van een
der universiteiten, beschikbaar stellen. Zij
zullen ieder enige bladzijden van de uit
twee kolommen opgebouwde Palestijnse
Talmoed op speciaal ontworpen kaarten
voor de PTT-ALPHA (Automatic Lector
Position Handwritting)-machine moeten
kopiëren. Naar verwacht wordt zullen tus
sen de tachtig- en honderdduizend kaarten
nodig zijn. Zij zullen ieder circa tien
woorden bevatten.
De machine kan ook de Hebreeuwse vo
calisatietekens lezen. Deze tekens vormden
een extra moeilijkheid aangezien het He
breeuws alleen maar 22 medeklinkers kent
alsmede vijf sluitletters. De klinkers wor
den boven en onder de medeklinkers ge
schreven met tekens die in vele combina
ties kunnen voorkomen. Ongeveer achttien
eeuwen geleden, toen het Hebreeuws als
taal niet meer dagelijks werd gebruikt,
hebben de Joodse geleerden het noodzake
lijk geacht vocale onderscheidingen in het
Hebreeuws aan te brengen om te kunnen
blijven lezen en verklaren.
De door Israëlische studenten met de
pen op kaarten geschreven zinnen van de
Palesteinse Talmoed kunnen door de Ne
derlandse PTT zo vertelde de heer Van
der Toorn automatisch worden gelezen
en geponst met een snelheid van zesdui
zend kaarten per uur en op computerband
gebracht. Het zou betekenen dat ki één
dag de gehele Palesteinse Talmoed op
computerband zou kunnen worden overge
zet, wat een internationale prestatie zou
zijri, aangezien nog nergens ter wereld
handgeschreven Hebreeuws, laat staan
met alle vocalisatietekens en accenten,
machinaal kan worden gelezen. Op deze
wijze kan' in zeer korte tijd een opzoekre-
gister van deze Talmoed worden samenge
steld, dat anders een eenmanswerk van
tussen de twintig en dertig jaar zou ver
gen. Het is dan tevens mogelijk een volle
dige analytische en catalogiserende lezing
samen te stellen met behulp van de com
puter, die kan worden vermenigvuldigd,
gedrukt en verspreid over tal van weten
schappelijke instellingen.
Bij de telefoondienst doet men inmiddels
ervaring op met de leesponsmachine, die
ook in staat is Cyrillisch (Russisch) en
Grieks te lezen. De automatische registra
tie van internationale telefoongesprekken
gebeurt nu ook door middel van de nieuwe
vinding. Besprekingen met Israël doen
vermoeden dat de Nederlands-Israëlische
samenwerking op dit gebied niet lang
meer op zich zal laten wachten.
..Wat houdt het m als wij proberen de komende generaties
te confronteren met voor ons wezenlijke levenswaarden? Of
durven wij zulk een confrontatie met aan? Gaan wij haar
zorgvuldig uit de weg. hetzij door autoritair vertoon, hetzij
door een angstig en krampachtig soort toegeeflijkheid?"
Het zijn enkele van de vragen die drs. H. J. Mulder Jzn. te
Wageningen. voorganger van de afdeling Neder-Veluwe van
de Nederlandse Protestantenbond en tevens staffunctionaris
van de Bond, in het maandblad Ruimte heeft gesteld.
..Ruimte" is het orgaan van de Nederlandse Protes tan ten-
bond en natuurlijk houdt het zich in deze dagen vooral be
zig met het heuglijke feit dat de N.P.B. dit jaar honderd
jaar bestaat en met de feestelijke jubileumbijeenkomst die
ter ere van dit eeuwfeest volgende week zaterdag in Hilver
sum wordt gehouden.
Denk echter bij dit „feestelijk" niet al te zeer aan feestvie
ren al zullen er zeker tijdens de receptie feestelijke woorden
gesproken worden. De hierboven geciteerde woorden van drs.
Mulder duiden er al op daf de ernst op deze jubileumbijeen
komst de boventoon zal voeren. „De Europese mens op weg
naar morgen" is als thema -voor deze dag gekozen en drie
inleiders zullen zich hiermee bezig houden: prof. dr. P. Smits
koos als onderwerp,. Theorie en praktijk van de open ge
loofsgemeenschap". de psycholoog dr. N. Dodde stelt de
vraag „Kunnen wij jongeren confronteren met onze levens
wandel?" en prof. dr. Peter Dalbert van de International
Association for Religious Freedom geeft dan tenslotte zijn
visie op „Mondiaal denken".
Dit alles maakt duidelijk dat de weg naar morgen een
onderwerp is dat de NPB op het ogenblik sterk bezighoudt.
De toekomst boeit de Bond kennelijk meer dan het verleden
van een eeuw. Men is in deze winter namelijk bezig met een
nota getiteld „Op weg naar morgen", een nota die voorstellen
bevat ten aanzien van het toekomstige beleid met inbegrip
van een concretisering van de gedachten van een „open ge
loofsgemeenschap" die ingesteld is op de eisen van morgen.
Dit beraad over het toekomstig beleid vergt uiteraard veel
tijd. De stoot ertoe werd gegeven op de Algemene Vergade
ring die vorig jaar in Amersfoort werd gehouden. Ook toen
was het thema „Op weg naar morgen" al gesteld - uit de
besprekingen kwam toen een motie voort die de opdracht
aan het hoofdbestuur inhield om aan de Algemene Vergade
ring van dit jaar voorstellen voor te leggen voor de toe
komst. Dat is onlangs gebeurd: op de in Zeist gehouden
vergadering is deze nota overhandigd.
Dit stuk over het toekomstig beleid bevat uitgangspunten
en aanbevelingen.
en aanbevelingen. De NPB zo staat in de uit
gangspunten is een open geloofsgemeenschap die
georganiseerd is als een vereniging voor allen die al dan
niet bij enigerlei kerkgenootschap of levensbeschouwelijke
organisatie zijn aangesloten. De Bond maakt deel uit van
de stroming van het humanistisch christendom, waarin het
geloof in de vrijzinnige geest wordt beleefd en wil als
zodanig bijdragen tot de intensivering en de verdieping
van het innerlijk leven van de moderne mens.
Verder wil de Bond een religieuze gemeenschap zijn. die
het Evangelie ervaart als een inspiratiebron voor het gelo
ven. .In de erkenning dat de waarheid dynamisch is, zijn
dogma's en leertucht niet aanvaardbaar. Met het Evangelie
wordt volgens een toelichting bedoeld het venster naar de
ruimte, het hoopvolle uitzich totdat er een nieuwe manier
van leven en samenleven mogelijk is gebleken. De liefde
als reële werkelijkheid heeft gestalte gekregen in de figuur
van Christus, hoop en kracht gevend door het voorbeeld
waardoor de geïnspireerde, creatieve actie om te komen tot
een vernieuwde wereld, wordt gewekt.
De problematiek die in deze nota aan de orde komt, kan
men volgens de NPB niet behandelen zonder het overleg met
anderen. In de aanbevelingen wordt het hoofdbestuur op
dracht gegeven te streven naar de grootst mogelijke samen
werking met de kleine kerken die bij de Centrale Commissie
voor het Vrijzinnig Protestantisme zijn aangesloten, met de
International Association for Religious Freedom en met
„vrijzinnige, gelijkgerichte groeperingen die gelijk de
NPB uitgaan van evangelische en universeel geïnspireerde
overwegingen". Bovendien moet het hoofdbestuur levendig
contact onderhouden met organisaties, groepen en'of indivi
duen die „anders gelovig" zijn, zodat de ruimte die men
voorstaat niet raag is maar door een dialoog zinvoller en dus
rijker wordt,
Men kan het met elkaar eens zijn dat men een
weg naar morgen moet inslaan maar dan toch nog van
mening verschillen hoe men die weg gaan moet Dat blijkt
ook wel uit de discussie binnen de NPB. Zo zei op de ver
melde Algemene Vergadering in Zeist ds. mr, G. D. Boerlage,
een van de vroegere voorzitters van de Bond, dat de nota
veel te pragmatisch is. Men wil allerlei dingen in de praktijk
toepassen en besteedt te geringe aandacht: aan de diepere
achtergronden die theologisch een rol spelen. „De NPB loopt
daardoor het gevaar meer te werken op het niveau van een
vereniging dan van een geloofsgemeenschap. Dat betekent
niet zei ds. Boerlage dat ik het met het principe van de
voorstellen niet eens ben ik wil me ook richten op de
toekomst. Ik zie naast verschijnselen van ondergang ook een
nieuwe geboorte en symptomen van opgang."
Een ander gevaar werd gesignaleerd door ds. mr. D. G.
Moevers, eveneens een oud-voorzitter. „Zetten wij ons niet
teveel af tegen het verleden?" zo vroeg hij. „De NPB wil in
DRS. H. J. MIJLDER JZN.
durven wij het aan
de toekomst een centrum van tolerantie en openheid zijn-
Maar dat is toch niets nieuws dat is de Bond altijd
geweest. Je moet je eigen tijd niet gaan verheerlijken tegen
over het verleden. Alle christendom heeft altijd gestaan in
het teken van verandering of bekering. Of de jongeren dat
beter zullen doen dan wij kan niemand weten. In beschei
denheid en ootmoed zal ook de komende generatie moeten
erkennen dat ze maar een klein stukje van het ideaal kan
verwezenlijken."
In de Algemene Vergadering werd ook sterk aangedrongen
op de bezinning samen met andere kerken en geloofsgemeen
schappen, waarover ook in de nota is gesproken. „We moeten
niet in het eigen kleine groepje blijven", waarschuwde ds. J.
H. Hanneman. „We moeten aan andere gemeenschappen vra
gen hoever zij zijn."
Al met al krijgen de leden van de Nederlandse Protestan
tenbond bij dit eeuwfeest heel wat huiswerk mee, want dui
delijk is dat er over al deze punten nog heel wat gedacht en
gepraat zal moeten worden. In de komende winter zal de
nota in de verschillende afdelingen worden behandeld
„Hard nodig", vond dr. Boerlage „want 95 pet. van de leden
weet van deze voorstellen nog niets af!" en daarna zal er
een conferentie worden belegd, waarop het resultaat van al
deze bezinning zal worden voorgelegd.
Ja, de toekomst boeit deze honderdjarige meer dan het
verleden. Om het met de woorden van de huidige voorzitter,
M. Talens, te zeggen: „De NPB van morgen is een NPB
waarvan wij allen nu reeds deel uitmaken. En dat is ook een
NPB, waarvan we nu nog niet kunnen zien welke gestalte
die zal hebben. Dat is een NPB voor hen die na ons komen.
En voor die NPB zijn wij nu, aan het begin van de tweede
eeuw van zijn bestaan, verantwoordelijk!"
rke oecumenische beweging kampt,
vooral op het plaatselijke vlak, met
stagnatie: de beweging lijkt eruit te zijn.
de wil om kerkmuren, waar mogelijk, af
te breken leeft bij velen nog wel maar in
de praktijk komt er nauwelijks iets van
terecht. In veel plaatselijke raden van ker
ken komt men nauwelijks verder dan de
organisatie van wat bijeenkomsten en le
zingen, er wordt ongelooflijk veel verga
derd maar de raden van kerken zijn geen
echte actie-centra, waar het dóen cen
traal staat. Daarom is het geen wondei
dat veel (vooral) jongeren zich teleurge
steld afwenden omdat zij het gepraat en
het niet-doen moe zijn en niet begrijpen
waarom in de praktijk niet meer ernst ge
maakt wordt met Christus' opdracht „Op
dat zij allen één zijn".
O ja. er zijn gelukkig uitzonderingen;
de studentengemeenten bijvoorbeeld en
een aantal nieuwe steden en stadswijken
waar de kerken de banden ineen slaan en
trachten naar een zekere eenheid toe te
groeien. Ook incidenteel gebeuren er nog
wel prachtige dingen maar over het alge
meen moet men het toch wel eens zijn
met hen die constateren dat „de beweging
nauwelijks meer beweegt".
Voor de Nederlandse rooms-katholieken
is het morgen „Willibrord-zondag" en met
het oog hierop belegde het bestuur van de
St. Willibrordvereniging het onder
voorzitterschap van prof. dr. J. C. Groot
staande oecumenische adviesorgaan van de
Rooms-Katholieke Kerk dezer dagen in
Utrecht een beraad met de pers over de
huidige oecumenische situatie. Twee ge
zaghebbende wetenschapsmensen de
r.k. socioloog dr. L. Layendecker (Amster
dam) en de hervormde pastoraal psycho
loog dr. H. Faber (Leiden) gaven tijdens
dit beraad hun virie op de stagnatie in de
oecumene.
Dr. Faber: „Inderdaad ie er stagnatie,
niet zozeer aan de top (in Genève bijv.)
maar vooral op het lokale vlak, bij het
„voetvolk" In veel plaatsen is een stuk
beleefde interesse voor elkaar (als kerken)
aanwezig maar heel weinig echte vooruit
gang; is daar wel sprake van een wil tot
hereniging?" „Langzamerhand heeft zich
in de oecumene een „kader van officials"
gevormd; het zijn mensen die elkaar op de
grote oecumenische conferenties in Am
sterdam, Lund, Evanston, New Delhi of
Uppsala ontmoet hebben; nationaal gaat
het al veel moeizamer dan internationaal.
Reële kerkherenigingen in de wereld heb
ben zich dan ook niet veel voorgedaan en
waar het wél zover gekomen is (in Ameri
ka en India bijvoorbeeld) hebben de prag
matische overwegingen om het te doen een
heel belangrijke rol gespeeld".
„Evenals bijvoorbeeld in de vakbewe
ging (zie het recente rapport van prof. dr.
H. J. van Zuthem over het CNV) is ook in
de kerk (casu quo de oecumenische bewe
ging) sprake van een grote afstand tussen
de top en de leden; de leiders hebben het
vaak over heel andere zaken dan de 'le
den".
„Voor verreweg de meeste kerkleden ligt
de betekenis van de kerk vooral op het
gebied van de vertroosting (het Engelse
„comfort"); men verlangt naar vastheid en
een stuk gemeenschap met anderen. De
top van de kerk en in het bijzonder de
vrijgestelden op de bureaus heeft het
echter veel meer over de uitdaging en het
engagement; slechts een klein deel van de
kerkgangers gaat, wat dit betreft, met de
„top" mee. en is zich volkomen bewust
van de uitdaging en wénst die ook", aldus
dr. Faber.
Hij is ervan overtuigd dat de innerlijke
bereidheid om te veranderen en te ver
nieuwen (te herenigen als kerken) afneemt
naarmate het een (kerk)gemeenschap
moeilijker gaat, hoe onlogisch dit op zich
zelf ook is. Men gaat dam vluchten voor de
realiteit en zegt: „Laten we in vredesnaam
vasthouden wat we hebben". Mede daarom
is de laatste jaren vooral hi rooms-katho-
lieke kring het oecumenisch besef veelal
sterker dan in andere grote Nederlandse
kerken; in de r.k. kerk is nog een stuk
homogeniteit, aldus dr. Faber die in dit
verband ook de vrij slechte ontvangst van
het rapport „Gemeentevormen en gemeen
te-opbouw" (een stuk vernieuwing!) in de
hervormde synode noemde.
Zijn conclusie: „Willen we het verande
ringsproces produktief op gang krijgen
dan zullen we on.s steeds bewuster moeten
worden hoe moeilijk we het met elkaar
als kerken hebben; m crisissituaties
kurmen we beleven wat oecumene is".
0<>k dr. Layendecker was niet optimis
tisch: „Het toenemende ledenverlies in
de kerken van ons land is een factor die
de oecumenische samenwerking zwaar be
last; Ik verwacht dat in het proces van
ledenverlies niet de oecumenisch-geïnte-
resseerden zullen overblijven; dat maakt
het perspectief voor de oecumenische sa
menwerking naar mijn mening nogal som
ber".
„Kerken, religieuze groeperingen, zijn
historisch gegroeid, dragen de lasten van
het verleden mee en zijn maatschappelijk
ingebed. De leden ervan zijn mede door
deze factoren gevormd", aldus dr. Layen
decker.
In concerto betekent dit dat er samen
hangen bestaan tussen kerkelijk-theologi-
sche uitdrukkingsvormen en sociaal mi
lieu; leer, liturgie en ethiek zijn mede so
ciaal bepaald; religieuze groeperingen zijn
nauw verweven met andere maatschappe
lijke organisaties, groepsantagonismen
kunnen nog steeds optreden. Al deze fac
toren moeten in het oecumenische proces
een rol spelen.
„Oecumene", vervolgde de Amsterdamse
socioloog, „kan begrepen worden als kerk-
hereniging en/of als dienst van de wereld
die één moet worden. Bij elk van deze
doelstellingen rijst een aantal tegenstellin
gen; deze eisen telkens een keuze die elk
op zich weer consequenties kan hebben,
bijvoorbeeld het ontstaan van nieuwe
scheidslijnen".
Dr. Layendecker constateerde een alge
mene stagnatie in de vernieuwingsbewe
ging in ons land; „in deze malaise delen
ook de kerken en de oecumene". Een be
langrijke oorzaak van de stagnatie is dat
de meningen uiteenlopen over hoe het
nieuwe er precies uit moet zien.
Al met al dus weinig reden om met
optimisme de toekomst van de oecu
menische beweging tegemoet te zien. Toch
zet, prof. Groot beklemtoonde het even, de
St. Willibrordvereniging die in het Oe
cumenisch Actiecentrum nauw met Kerk
en Wereld te Driebergen samenwerkt
graag haar werk voon want in de afgelo
pen jaren is er landelijk wel een en
ander bereikt; men vindt het beschreven
in de in deze week verschenen „informa
tie" van St. Willibrord. Sinds enkele jaren
hebben we de dooperkenning, de bespre
kingen over het interkerkelijk huwelijk
zijn rond, over de vragen rond de „open
communie" wordt een intensief gesprek
gevoerd, er is een gemengde commissie
„intercommunie en ambt", tussen „Rome"
en „Utrecht" (de oud-katholieken) vindt
een levendige dialoog plaats, er ligt (ter
uitvoering) een rapport van de groep „Sa
men- op weg" (hervormden en gerefor
meerden) enz. enz.
Voor de landelijke Raad van Kerken en
de plaatselijke raden is het nu zaak om
ondanks veel tegenwerkende factoren
door te zetten en Ie doen; de beweging is
gelukkig niet helemaal onbewegelijk ge
worden en de Opdracht blijft levensgroot
overeind staan!
E. J. MATHIES
De daad van Maarten Luther op 31 ok
tober 1517 schijnt veH protestanten, onder
wie ook theologen, momenteel aan het
twijfelen te brengen. Is deze breuk met
Rome wel goed geweest en moesten wij de
Hervormingsdag daarom niet met enige
huivering herdenken? Wij die zo oecume
nisch willen zijn tegenwoordig?
En dan gaan mijn gedachten terug naar
mijn jeugdjaren. Wij hadden een zeer lie
ve, maar ook diep gelovige moeder, die
ons de weg wees naar Christus. Door haar
geloof in Hem bleef zij staande in haar
smarteleven. Haar vaak gevouwen handen,
in gebed tot God, is nog steeds een licht op
mijn pad.
Op 31 oktober, Hervormingsdag, zou zijn
nooit verzuimen ter kerke te gaan en „Een
vaste burcht is onze God, een toevlucht
voor de Zijnen" was ook haar lied.
Er is veel veranderd, de laatste jaren,
ook in de rooms-katholieke kerk, maar er
zijn toch veel punten van verschil. Wat
mijns inziens de Protestanten te weinig
doen, doen de rooms-katholieken te veel in
de Maria-verering en zij geloven in haar
bemiddeling tot God in hun gebeden. Ik
vertrouw mij alleen toe aan mijn Heiland
als middelaar en verlosser door Zijn bloed,
voor ons allen gestort. Ik geloof als pro
testante dat wij allen uit genade zalig
moeten worden. Ook de paus zal de he
melpoort doorgaan enkel door Gods gena
de.
Zijn heiligverklaringen doen mij altijd
de rillingen over de rug lopen, want mijns
inziens kan en zal alleen God bepalen wie
de Zijnen zullen zijn. Ook wordt nog
steeds vastgehouden aan het celibaat.
Pracht-mensen vind ik degenen die zich zo
in dienst stellen van hun Heer. Huis en
hof verlaten en Hem willen volgen en die
nen. Ik heb veel respect voor hen, zowel
voor de priesters als voor de religieuze
zuster, waar ik ook graag bevriend mee
ben.
Maar niet allen zijn zo ingesteld en kun
nen zich onthouden en als de liefde aan de
deur van je hart klopt, lijkt het mij beter
te huwen. God heeft ook dit in ons gelegd
en wij mogen het beschouwen als een ge
schenk van Hem. Laten we hopen dat de
rooms-katholieke kerk ook dit gaat inzien.
Dit alleen door en in de liefde van Chris
tus.
Het gaat niet om het etiketje van rooms
- hervormd - gereformeerd - christelijk-
gereformeerd of vult u verder maar in. De
buitenkerkelijken zullen er zich wel eens
aan stoten en zich afvragen: ja. waar heb
ben ze het nu bij het rechte eind? God is
voor ieder de God Die u en mij liefheeft
en nog geduld heeft met de dwaze wereld,
totdat Hij wederkomt. Dan zullen allen die
Hem hebben liefgehad, één zijn in Hem
voor altijd. Geen smart meer, geen dood,
maar eeuwig heerlijk leven.
Volhard in 't geloof tot het einde, want
die zullen zalig worden en laten wij dank
baar zijn voor mannen als Luther, Calvijn
en Zwingli.
D. A. Snel - v. d. Houten.
Als een nabetrachting op de dankbaarheid
willen we deze vraag stellen. We hebben im
mers deze week dankdag voor gewas en ar
beid gehad? Dat laatste zeggen we er tegen
woordig wel uitdrukkelijk bij. Het gaat op
dankdag ook over de arbeid.
Toch leeft dit minder sterk dan de gedachte
dat we voor het gewas, voor de vruchten van
het land de Here danken. Immers, in de ste
den wordt het danken er wel niet aan gege
ven, dat zou ook wel bont en bar zijn. maar
de dankdag is veelal verdwenen en het wordt
aan de predikant overgelaten hierbij in zijn
zondagse dienst meer of minder stil te staan.
Voor veler gevoel is deze dienst dan ook een
boerenaangelegenheid. En er zijn landbouw
gebieden waar men er een hele door-de-
weekse zondag van maakt. En zo ga je toch
naar de gedachte overhellen, dat we wel bij
zonder in deze dankstond te maken hebben
met het gebeuren in de natuur. Gevolg is dan
dat naarmate we dichter bij de natuur leven
aan bijzondere bid- en dankstonden meer be
hoefte is.
Ik kan me voorstellen dat van zekere zijde
hiertegen protest wordt aangetekend, omdat
er dan wel duidelijk sprake zou zijn van een
verouderd godsbeeld, alsof God zich specifiek
met regen en droogte zou bemoeien... Logisch
zou 't dan oök zijn dat, als het de mens nog
eens gelukt om ook de grillen van het weer
onder zijn controle te krijgen, we er helemaal
mee ophouden.
Zien we hier niet het gevaar dreigen, dat
we al die terreinen voor God reserveren,
waar zich de blinde vlek vertoont op het veld
van onze waarneming? Maar zijn we dan ook
niet bezig met een vroom gebaar ons langza
merhand van God te verwijderen door ons te
verzelfstandigen? Stel u voor dat we pas gaan
bidden als andere wegen geblokkeerd zijn,
zoiets als: huisarts, specialist, professor. God.
Maar in ons danken kan dit natuurlijk ook.
Wat we zelf presteren, wat we technisch in
de hand hebben, dat is dan ons levensterrein
en waar we onze controle niet over kunnen
laten gaan, daar hebben we dan ook nog wat
aan (£od te danken als blijkt dat het ons ook
op dit punt. niet tegen heeft gezeten. Gods
terrein wordt dan hoe langer hoe kleiner en
onze onafhankelijkheid steeds sterker. Dan
zullen mettertijd de bid- en dankstonden ook
'wel van het platteland verdwijnen en is God
zelfs niet meer de God van de natuur, alleen
nog maar de God van de hemel gebleven.
Tenzij we ons in deze gedachtengang hele
maal vergissen. En de bijbel leert ons ook
niet dat God de menseljke kundigheid aan
vult met zijn wijsheid, maar dat de Here
wijsheid geeft (Spreuken 2:6). Dat God regen
en zonneschijn geèft is een groot ding, maar
dat Hij ons in alle dingen zegent, dat is veel
geweldiger. Dat wij met onze wetenschap en
kennis nog niet' volledig zijn vastgelopen en
de grote catastrofe nog steeds is uitgebleven,
dat is een wonder waarvoor we wel heel oot
moedig dankbaar mogen zijn.
Goed beschouwd hebben we zo de bid- en
dankstonden meer nodig in de steden van on
ze wereld, waar de hartaders en zenuwkno
pen van onze samenleving liggen dan op het
platteland, waar het leven nog zo heerlijk
ongecompliceerd kan zijn.
Ds. J. Ytsema.
Veenendaal.