Drie van elke 100 kinderen Dokter J. Veerman, nu geneeskundig inspecteur: saterdag 14 november 1970 Twee jaar geleden werd de inspectie van de gees telijke volksgezondheid uitgebreid met een nieuwe functie: er kwam een geneeskundig inspecteur, spe ciaal voor de zwakzinnigenzorg. De man die het ging doen was dokter J. Veerman, toen geneesheer- directeur van de inrichting voor geesteszwakke kinderen Groot-Schuylenburg in Apeldoorn. Dokter Veerman was toen al in binnen- en buitenland bekend door zijn wetenschappelijke en direct-prak- tische werk voor zwakzinnigen. HU kwam juist terug van een congres in Warschau, dat hy o.m. als een der twee vice-presidenten van de International Association for the Scientific Study of Mental Defi ciency had bijgewoond, toen wij hem in zyn stand plaats Leidschendam vroegen hoe het er anno 1970 bystaat met de zwakzinnigenzorg in ons land. Om misverstand te voorkomen: zwakzinnigen zyn in feite geen geesteszieken, maar gehandicapten, zy hebben vaak al voor de geboorte een defect gekregen, dat de normale ontwikkeling belemmert. Er is een enorme verscheidenheid in oorzaken en verschyningsvormen en even grote verscheidenheid in de behandeling. Drie van elke honderd kinderen komen met zo'n defect ter wereld, maar ook ouderen kunnen zwak zinnig worden, byvoorbeeld tengevolge van ziekte of een ongeluk. Tien procent van de zwakzinnigen wordt ver pleegd in inrichtingen, de anderen zijn thuis of in part-time instituten, meestal met degeiyke begelei ding. Dank zy die begeleiding kunnen op 't ogenblik velen zichzelf redden in dè maatschappy, de een wat meer, de ander wat minder. De taak van de genees kundige inspectie voor de geesteiyke volksgezond heid is onder meer, te bevorderen dat iedere zwak zinnige daar terecht komt, waar hy zich optimaal kan ontwikkelen. Zwakzinnigenzorg: puzzel met overal verspreide stukjes \7"oor alles is de inspecteur dokter gebleven, de dokter die hij ge weest is sinds de zwakzinnigenzorg zijn aandacht begon te trekken. Hij kent de geestelijk gehandicapte mens, waarin vaak veel meer omgaat dan de harde buitenwereld weet of ook maar wénst te weten. Tegen het woord inspecteur kijkt hij na die twee jaar nog steeds wat vreemd aan: ,.We inspecteren toch niet, we adviseren, stimuleren en we begelei den. Maar het is wel prettig dat mijn werkterrein nu zoveel groter is ge worden." Dat werkterrein niemand weet exact hoeveel soorten zwakzinnig heid er wel zijn of zelfs hoeveel zwakzinnigen. Voor elke gehandi capte op dit onmetelijke terrein moet de meest geschikte voorziening wor den getroffen. Daar komen niet al leen artsen, maar ook deskundigen van vele andere disciplines aan te pas en er zijn niet minder dan drie ministeries bij betrokken. Het is een enorme organisatie geworden in de loop van vele, vele jaren. Maar een „grey eminence" in de Britse medi sche wereld heeft eens gezegd: „Je kunt het beschavingspeil van een land meten aan de zorg, waarmee het ziin gehandicapten omringt". Ook de geestelijk gehandicapten, waarvan velen denken dat je die niet ..voor vol" hoeft aan te zien. W/at moet er gedaan worden? vooral dit: in de enorme puzzle van het geheel de passende stukjes vinden van de zwakzinnige en zijn moeilijkheden. Voor de een zal het opname,in een inrichting zijn en dat is al een hele zorg: er zijn nu 20.000 bedden in ons land en volgens een zeer voorlopige planning zullen dat er over tien jaar 35.000 moeten zijn. Erkénde, bij voorkeur. Maar voor veel meer gehandicapten moet er de mogelijkheid zijn om in part-time in stituten of thuis te wonen en te wer ken. Het hangt er ook van af. hoe groot je de maatschappij voor hen kunt maken. In de inrichtingen wordt er sterk op gewerkt, een maat schappijtje op verkleinde schaal te stichten, aangepast bij de mogelijk heden van de gehandicapte. Maar waar enige schaalvergroting mogelijk is buiten de inrichting móet dat ge daan worden. Veel zwakzinnigen hebben erdoor geleerd, zich op een bepaald peil te handhaven in de maatschappij, niet behulp vansinsti- tuten en diensten die daarvoor zijn. Het wonderwoord „thuis" komt in een gesprek met dokter Veerman steeds terug. Thuis, ook weer met begeleiding, bijvoorbeeld van de so ciaal-pedagogische dienst. De zwak zinnigenzorg kent op 't ogenblikkeen duidelijke tendens in die richting. „Hoewel het niet helemaal van de laatste tijd is," zegt dokter'Veerman, „in Groot-Schuylenburg kwam het ook wel voor dat ouders bij ons kwamen met een kind van vier we ken, met een verzoek om opname. En dat we hen adviseerden over vier jaar terug te komen. Als het dan nog nodig zou zijn". Hoe staan de ouders hier in 't al gemeen tegenover? Ook wan neer het kind in een dagverblijf kan worden ondergebracht, blijft het vaak een hele opgaaf voor die ou ders. Daarbij komt nog, dat door de algemene wet bijzondere ziektekos ten. die geen verhaalsrecht meer kent. de financiële mogelijkheden voor opname in een inrichting groter geworden zijn. Maar dokter Veer man heeft in zijn werk al jarenlang gezien, dat de meeste ouders hun zwakzinnige kind het liefst bij zich houden. Onmetelijke problemen kunnen zich daarbij voordoen, maar de steun van buitenaf is sterk toege nomen en neemt nog steeds toe. Het meest bekend zijn de twee vormen van ambulante zorg, de so ciaal-pedagogische dienst, voortgeko men uit de nazorg voor b.l.o.-leerlin- gen en de sociaal-psychiatrische dienst. En de sociale werkplaatsen natuurlijk. Steeds meer op dit gebied gaat in de toekomst onder de alge mene wet bijzondere ziektekosten vallen, waardoor de mogelijkheden weer groter worden. Volgens velen gaat het niet snel genoeg, want de nood is groot. Maar we kunnen niet alles tegelijk krijgen, die hele zwak zinnigenzorg is langzaam gegroeid, maar wel heel degelijk. Dokter Veer man laat geen gelegenheid voorbij gaan om te wijzen op de grote ver diensten. die het particuliere initia tief op dit gebied vanaf het begin heeft gehad. l^en voortdurende strijd is er ook tegen de discriminatie in de gewone dagelijkse omgang, waaraan de zwakzinnige t 'enals de geeste lijk gestoorde nog steeds niet ont komt. Dokter Veerman: „Het blijft onbegrijpelijk, dat zoveel mensen verschil blijven maken tussen ie mand die zijn blindedarm kwijt is en een geestelijk gehandicapte. Wie na een operatie thuis komt uit het zie kenhuis. wordt toch ook niet aange gaapt en nagewezen? Overigens, wie kan ei°enliik precies vaststellen wat zwakzinnigheid is? Het is een rela tief begrip. Als een jongen op z'n achttiende jaar losgelaten kan wor den door de diensten, aan 't werk gaat in een bedrijf en trouwt dan geldt hij opeens niet meer als zwak zinnig. De hele discriminatie komt voor een goed deel voort uit onbe kendheid met de zwakzinnige mens. We zien dat, als er bijvoorbeeld een gezinsvervangend tehuis wordt opge richt. Eerst staat de buurt op zijn achterste benen de gekste dingen halen ze erbij, zo bang zijn ze er voor. Maar als zo'n tehuis er een tijdje staat zie je het veranderen. Er komt waardering voor het werk en appreciatie van de zwakzinnige men sen. Het tehuis wordt dan echt een geintegreerd deel van de buurt en dat is het mooiste, zo moet je het hebben". W7at weten we eigenlijk van de zwakzinnige mens dat geldt niet alleen voor de leek, die er maar raar tegenaan blijft kijken, maar ook voor de dokter en werkers uit andere disciplines, die ermee te maken heb ben. Maar ze weten er in ieder geval genoeg van om steeds meer adequate hulpmogelijkheden te scheppen. En elke keer als ze iets meer te weten komen hebben z ook de kans méér mogelijkheden open te stellen. Dat is bepaald fascinerend. Het is ook in alle opzichten de moeite waard. Niet alleen omdat zoveel zwakzinnigen er gelukkige mensen door kunnen worden, maar ook om dat hun levenskansen op 't ogenblik zoveel groter zijn dan vroeger. Nog zijn de levenskansen bij bepaalde vormen van zwakzinnigheid vrij klein, maar daar staat tegenover dat zeer velen een aanzienlijk grotere le venskans hebben dan vroeger. Boven de veertig jaar zelfs een grotere le venskans dan niet-zwakzinnigen: hartziekten en verkeersongevallen zijn doodsoorzaken, die je bij zwak zinnigen vrijwel niet aantreft en daarom alleen al worden ze een maal veertig jaar geworden ge middeld ouder dan anderen boven de veertig. 3ij dat alles is er over de hele wereld een duidelijke toeneming in de belangstelling voor zwakzinni gen, zwakzinnigheid en de mogelijk heden om deze gehandicapten aan een goed plekje in de maatschappij te helpen. Het oog is daarbij niet zelden op Nederland gericht, waar al heel vroeg met deze zorg is begonnen alleen al het instituut van onze b.l.o.-scholen is ruim zestig jaar oud. Na dit vroege begin was er een voortdurend zoeken naar nieuwe mogelijkheden, vaak met opmerke lijk resultaat, op medisch, sociaal en pedagogisch gebied. Maar er moet nog zo ontstellend veel nieer gebeu ren. Een illustratie: wie bij de inspectie vraagt om statistisch materiaal, krijgt nog niet veel mee naar huis. Dokter Veerman: „Daar waren we gewoon nog niet aan toe, er was zo veel te doen dat direct moest gebeu ren. Gelukkig beginnen registratie en statistiek nu op gang te komen. Wat we nodig hebben, krijgen we natuur lijk, maar de directe nood móet voorrang hebben". Hij weet, dat in dit land heel veel particulieren in verenigingen voor verpleging en ouderverenigingen bij voorbeeld achter het rijk staan, dat coördineert, adviseert en in aan zienlijke mate meebetaalt. oor optimisme is nu geen tijd meer De directeur van het Limnologisch (zoet- waterbiologisch) Instituut van de Kon. Ned. Academie van Wetenschappen, dr. H. L. Gol- terman, heeft de minister van Verkeer en Waterstaat een open brief geschreven, die naar inhoud en toon in grote kring de aan dacht heeft getrokken. Directe aanleiding voor de heer Golterman was een optimisti sche mededeling van de minister dat ons oppervlaktewater binnen vyftien jaar weer schoon is. „Maar u kunt ook zeggen, dat deze brief de resultante is van tien jaar overge lopen gal", vertelde ons de heer Golterman. z(jn bezorgdheid richt zich in hoofdzaak tegen de wyze waarop de minister lucht hartig goochelt met getallen en met onweten- schappeiyke argumenten. „In ons waterarmc land (alleen het Lagio Maggiore in Zwitser land bevat al bijna acht keer zoveel water als al het Nederlandse water samen) zullen wy\ aldus de heer Golterman, „heel wat moeten ondernemen om niet al onze meren, rivieren, kanalen, plasjes en sloten aan de vernietiging prys te geven". Het Limnologisch Instituut van dr. Golter man bestaat sinds 1958 en is sinds 1968 ge vestigd in Nieuwersluis. Medewerking wordt verleend aan tal van onderzoekingen, o.m. in het Friese merengebied, de Veluwemeren en het IJsselmeer. De open brief van dr. Golterman is door de minister van Verkeer en Waterstaat, drs. Bakker, inmiddels publiekeiyk beantwoord met de opmerking: „Over het milieu wordt vaak té emotioneel gesproken. De uitspraken van deze wetenschapsman hebben me nogal verbaasd Omdat de brief van dr. Golterman nog wel eens ter sprake zal komen en omdat optimis me en pessimisme over de waterverontreini ging zich nog wel eens zullen afwisselen in de komende jaren, publiceren wy onderstaand de inhoud van de brief in extenso. Z® Z° Excellentie, Woensdag 21 oktober jl. las ik in de krant, dat u er stellig van overtuigd bent, dat de Nederlandse oppervlaktewateren binnen 15 jaar van overtollig vuil gezuiverd kunnen worden en dus weer schoon zullen zijn. Verheugd over deze verrassende mededeling voor ons land het beste nieuws sedert jaren ben ik het betreffende artikel gaan lezen op zoek naar de nieuwe vinding, die als een deus ex machina ineens tot stand moet brengen, wat tot voor kort onmogelijk leek. Al lezend groeit de teleurstelling: Geen nieuwe wegen, geen nieuwe ontdekkingen, niet eens de aankondiging van het zo broodnodige wetenschappelijk onderzoek. Het werd mij duide lijk, dat u uw overtuiging baseerde op de nieuwe wet verontreiniging oppervlaktewater. De teleur stelling gaat vervolgens over in schrik, wanneer we lezen, dat de bestaande vervuiling van 15 miljoen tot 4 1/2 miljoen inwoner-equivalenten moet wor den teruggebracht en dat deze laatste hoeveelheid aanvaarbaar is, omdat deze graad van vervuiling wordt opgeheven door het zelfreinigende vermogen van het water. In de eerste plaats moeten we echter al een vraagteken plaatsen bij het begrip zelfreinigende werking. Bedoelt u daar heus mee, dat u denkt, dat het ongezuiverde afvalwater van 4 1/2 miljoen Ne derlanders in het oppervlaktewater van Nederland mag vloeien, zonder het normale leven in dit water aan te tasten? Weet u, Excellentie, dat we in Nederland onge veer 5 kubieke kilometer oppervlaktewater hebben? Gelooft u echt, dat 1 kubieke kilometer oppervlak tewater het ongezuiverde water van 1 miljoen men sen kan opvangen? Mijn collega in Pallanza maakt zich er terecht al zorgen over, dat in het Lago Maggiore 1 kubieke kilometer water het afvalwater van 16.700 mensen moet opvangen. Verder wat is toch dat z.g. zelfreinigend vermo gen? In ondiepe Nederlandse plassen vindt een sterke accumulatie plaats van alles wat er in te rechtkomt, zoals een dikke laag organisch slib, op hoping van zware metalen, stapeling van fosfaten. Door deze accumulatie is op de zelfreinigende wer- 4 king, die vroeger in onze plassen misschien wel plaatsgevonden heeft, al zó'n roofbouw uitgeoefend, dat er nu althans niets meer van over is. De afbraak die door de z.g. zelfreinigende wer king optreedt, leidt tot mineralisatie van de af te breken verbindingen. Wanneer deze stoffen afge broken zijn, blijven de minerale bestanddelen over. de stikstof en de fosforzouten. Daar deze in onze oppervlaktewateren blijven door de al genoemde accumulatie kunnen zij als voedingszouten ge bruikt worden voor de opbloei van algen. En zo krijgen we weer even veel organische stof terug als we oorspronkelijk hadden. Misschien wilt u, Excellentie, die 4 1/2 miljoen inwoner-equivalenten spuien in onze grote rivieren. Het begrip zelfreinigende werking is ook aan rivie ren ontleend en vandaar ten onrechte overgebracht naar onze plassen. Maar de Rijn, die in Duitsland, en de Maas, die in ons land, al overbelast worden met afvalstoffen, hebben geen zelfreinigende wer king meer. U weet, dat de grote vissterfte vorig jaar, die zo prettig aan de endosulfanvergiftiging kon worden toegeschreven, ieder jaar kan optreden door het in de Rijn steeds stijgende zuurstof tekort. Natuurlijk kunt u de Rijn en de Maas gebruiken als smeerpijp, om ongewenste vuiligheid naar zee af te voeren een oplossing, die u ook elders toepast. En zo kunt u uw handen dan in onschuld, althans met zoet water, wassen. Maar generaties na ons zullen dan met het probleem zitten van een zee, waarin het zelfreinigende vermogen door deze roof bouw is vernietigd. A propos, hoe bent u er toch zo zeker van dat het zelfreinigende vermogen in het Eems-Dollard ge bied de balans in evenwicht kan houden en dat u van dit vermogen gerust gebruik kunt maken? Is dit in een model bestudeerd? Op dezelfde weten schappelijke manier als de bouw van stuwdammen in het waterloopkundig laboratorium bestudeerd? Of is het één en ander gebaseerd op slagen in de lucht? Op dezelfde slagen in de lucht, als waarop de verontrustende situatie in IJmeer, Gooimeer, Eem- meer en de Veluwerandmeren gebaseerd is? Moeten we verder er geen rekening mee houden, dat, wanneer wij zelf doorgaan Rijn en Maas te bevuilen, Duitsland en Frankrijk dan nog naar ons zullen luisteren als we om zuiver Rijnwater vra gen? Nee, op de grote rivieren kunnen we niet rekenen en dus keren we terug naar het probleem van de 15 miljoen mensen en 5 kubieke kilometer oppervlaktewater. Weet u, Excellentie, dat als alle afvalwater gezui verd zou worden, er altijd nog het afvalwater van 112 miljoen mensen overblijft, daar de beste zui vering op zijn hoogst slechts 90 pet. van de af te breken stoffen afbreekt? En weet u, dat die 10 pet. die niet afgebroken wordt, misschien wel tot de zeer ongewenste ver bindingen behoort, juist omdat ze niet afgebroken kunnen worden? En hoe moeten wij ons voorstel len, dat de Nederlandse plassen zich zullen herstel len van de door roofbouw opgelopen schade, wan neer die 1 1/2 miljoen equivalenten daar toch nog invloeien? Hier is onderzoek nodig, Excellentie, en niet de zelfbewuste verzekerdheid van het wel goed te doen. Die verzekerdheid zonder onderzoek hebt u ook niet als het om het Deltaplan gaat, want dan wordt alles eerst minutieus onderzocht De visie van een Deltaplan en niet het optimistische idee, dat over 15 jaar alles in orde is hebben we ook nodig om het probleem van de waterkwaliteit te lijf te gaan. 15 miljoen inwoner-equivalenten en een zeer grote dichtheid van industrie maken het pro bleem van afvalwaterlozing in 5 kubieke kilometer oppervlaktewater bijna onoplosbaar. Daarom is onderzoek nodig om nieuwe, originele methoden te vinden» We zullen ons moeten afvra gen, of die oude biorogische methoden, zoals actief slib en oxydatiebedden, wel die universele oplossing bieden, die we nu nog aan ze toedichten. Er is visie nodig om aan ongehoorde oplossingen te denken, waar ik er maar één van wil noemen, nl. het droog- dampen van afvalwater door gebruik te maken van de afvalwarmte van de nieuwe nucleaire elektrici- teits-centralen. Heeft u, Excellentie, er al aan gedacht, dat dat met veel geld kan en dat de Friese centrale mis schien wel beter gebruikt zou kunnen worden voor het Oostgroningse afvalwater dan het Eems-Dollard gebied? Als er straks in Nederland 100.000 Mega watt geïnstalleerd is, is er voldoende warmte om enkele kubieke kilometers droog te dampen. En misschien zou het Groningse (droge) afval wel goed gebruikt kunnen worden als compost, daar hiervoor dezelfde eigenschappen nodig zijn, die dit afval in de zee zo gevaarlijk maken. Waarom trouwens, Ex cellentie, is het geld er nu niet om het Groningse afval eerst te zuiveren? Voor het Deltaplan was het geld toch immers ook direct beschikbaar? Heeft de volksvertegenwoordiging u de gevraagde kredieten niet verleend? Of hebt u er niet om gevraagd in het idee dat die roofbouw onze tijd wel uit zal houden? Ook over het kostenaspect verschil ik trouwens van uw (optimistische) mening. U rekent ons voor, dat de kosten van de benodigde zuiveringsinstalla ties 3 3 1/2 miljard gulden bedragen, dus 200 miljoen per jaar. Op het ogenblik wordt jaarlijks 100 miljoen besteed. De extra-investeringen moeten worden bekostigd uit de steeds hoger wordende heffingen, die u nu op twee gulden stelt. Maar dat levert per jaar maar 30 miljoen extra op. En hoe kunt u voorkomen dat deze 30 miljoen niet al ge bruikt worden voor die eerste 100 miljoen. Straks zal iedere waterbeheerder zijn budget op die hef fingen willen sluitend maken en geen extra geld willen fourneren. U kunt niet voorkomen, dat de waterbeheerder zijn nu ongedekte uitgaven uit die heffingen gaat bestrijden. En dat betekent dat die heffing 7 keer zo groot moet worden. Excellentie, zorgt u er voor dat zulks politiek haalbaar is? Voorts, Excellentie, spuit iedere inwoner zoveel voedingszouten in het oppervlaktewater als over eenkomt met een organische stof produktie van 10 maal de lozing van die organische stof zelf, die bewuste BOD of COD, waarop de heffing berust. En toch komt de bestrijding van die voedingsstoffen- lozing maar heel langzaam op gang. En u hoeft maar te kijken naar de groene onsmakelijke kleur van dé randmeren van de IJsselmeerpolders om te weten hoe urgent het probleem is. Straks volgt het IJsselmeer zelf. Sprekend over de randmeren. Amsterdam loost nu nog vele honderdduizenden inwoner-equivalen ten ongezuiverd in het toekomstige IJmeer. Bent u niet van mening, Excellentie, dat met de miljoenen voor de dijkenbouw, ook de miljoenen voor de zui vering daarvan op tafel moeten komen? Die miljoe nen krijgt u niet uit die twee gulden per inwo ner-equivalent. Als we nu eens begonnen met die miljoenen in te calculeren in het IJsselmeer-inpol deringsbudget. U kunt dan altijd later proberen een deel terug te krijgen, als maar eerst de installatie er is. Maar op het ogenblik wordt al wel 15 jaar gepraat hoe en vanwaar dat geld moet komen. Toen ik bijvoorbeeld in 1965 verontrustende mededelin gen over de Loosdrechtse Plassen het licht liet zien, wisten de beleidsmensen mij te vertellen, dat de rioolwaterzuivering van Loosdrecht er snel zou ko men. Maar de ruzie over die financiering loopt nu ongeveer 6 jaar later nog. Excellentie, de Nederlandse waterstaat-ingenieurs hebben in de strijd tegen de zee altijd een vooraan staande plaats in de wereld ingenomen. Nu moet dat ook gebeuren in de strijd tegen de watervervui ling. Hieraan zitten namelijk even grote gevaren verbonden. En daarvoor is onderzoek nodig en visie en durf. Als u en de regering dat nu niet kunnen opbrengen, gaat uw naam, verbonden met de grote smeerpijp, de Nederlandse politieke geschiedenis in. Tenslotte, Excellentie, nog dit. De Nederlandse mentaliteit is altijd geweest ons vuil maar in het water te gooien, of, nog algemener gezegd, het op pervlaktewater maar overal voor te gebruiken. Die mentaliteit moet veranderen. Maar helaas heeft uw departement met dat van Financiën die men taliteit óók. Anders zouden deze beide departemen ten niet de zandwinning uit het Tjeukemeer zoveel belangrijker achten dan het limnologisch onderzoek aldaar, dat voor deze zandwinning maar zou moeten wijken. Toch is dat onderzoek, naar wat schoon water is en wat er mee kan, hard nodig. Precies even nodig als onderzoek over gezonde mensen bij de behande ling van zieken. Daarom vraag ik u, Excellentie, de zelfverzekerd heid te veranderen in onderzoek, durf en visie, om ook dit probleem tot een goed einde te brengen. De tijd dringt. Anders moeten we over 15 jaar consta teren, dat ons water nog even vuil is, zoals we nu al horen van de drinkwaterbereiders over de Rijn, ondanks alle optimistische geluiden van de vorige jaren. Voor optimisme is nu geen tijd meer. Dr. H. L. Golterman.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 7