Drie van elke 100 kinderen
Dokter J. Veerman, nu geneeskundig inspecteur:
saterdag
14 november
1970
Twee jaar geleden werd de inspectie van de gees
telijke volksgezondheid uitgebreid met een nieuwe
functie: er kwam een geneeskundig inspecteur, spe
ciaal voor de zwakzinnigenzorg. De man die het
ging doen was dokter J. Veerman, toen geneesheer-
directeur van de inrichting voor geesteszwakke
kinderen Groot-Schuylenburg in Apeldoorn. Dokter
Veerman was toen al in binnen- en buitenland
bekend door zijn wetenschappelijke en direct-prak-
tische werk voor zwakzinnigen. HU kwam juist terug
van een congres in Warschau, dat hy o.m. als een
der twee vice-presidenten van de International
Association for the Scientific Study of Mental Defi
ciency had bijgewoond, toen wij hem in zyn stand
plaats Leidschendam vroegen hoe het er anno 1970
bystaat met de zwakzinnigenzorg in ons land.
Om misverstand te voorkomen: zwakzinnigen zyn
in feite geen geesteszieken, maar gehandicapten, zy
hebben vaak al voor de geboorte een defect
gekregen, dat de normale ontwikkeling belemmert.
Er is een enorme verscheidenheid in oorzaken en
verschyningsvormen en even grote verscheidenheid
in de behandeling.
Drie van elke honderd kinderen komen met zo'n
defect ter wereld, maar ook ouderen kunnen zwak
zinnig worden, byvoorbeeld tengevolge van ziekte
of een ongeluk.
Tien procent van de zwakzinnigen wordt ver
pleegd in inrichtingen, de anderen zijn thuis of in
part-time instituten, meestal met degeiyke begelei
ding. Dank zy die begeleiding kunnen op 't ogenblik
velen zichzelf redden in dè maatschappy, de een wat
meer, de ander wat minder. De taak van de genees
kundige inspectie voor de geesteiyke volksgezond
heid is onder meer, te bevorderen dat iedere zwak
zinnige daar terecht komt, waar hy zich optimaal
kan ontwikkelen.
Zwakzinnigenzorg: puzzel met
overal verspreide stukjes
\7"oor alles is de inspecteur dokter
gebleven, de dokter die hij ge
weest is sinds de zwakzinnigenzorg
zijn aandacht begon te trekken. Hij
kent de geestelijk gehandicapte
mens, waarin vaak veel meer omgaat
dan de harde buitenwereld weet of
ook maar wénst te weten. Tegen het
woord inspecteur kijkt hij na die
twee jaar nog steeds wat vreemd
aan: ,.We inspecteren toch niet, we
adviseren, stimuleren en we begelei
den. Maar het is wel prettig dat mijn
werkterrein nu zoveel groter is ge
worden."
Dat werkterrein niemand weet
exact hoeveel soorten zwakzinnig
heid er wel zijn of zelfs hoeveel
zwakzinnigen. Voor elke gehandi
capte op dit onmetelijke terrein moet
de meest geschikte voorziening wor
den getroffen. Daar komen niet al
leen artsen, maar ook deskundigen
van vele andere disciplines aan te
pas en er zijn niet minder dan drie
ministeries bij betrokken. Het is een
enorme organisatie geworden in de
loop van vele, vele jaren. Maar een
„grey eminence" in de Britse medi
sche wereld heeft eens gezegd: „Je
kunt het beschavingspeil van een
land meten aan de zorg, waarmee
het ziin gehandicapten omringt".
Ook de geestelijk gehandicapten,
waarvan velen denken dat je die niet
..voor vol" hoeft aan te zien.
W/at moet er gedaan worden?
vooral dit: in de enorme puzzle
van het geheel de passende stukjes
vinden van de zwakzinnige en zijn
moeilijkheden. Voor de een zal het
opname,in een inrichting zijn en dat
is al een hele zorg: er zijn nu 20.000
bedden in ons land en volgens een
zeer voorlopige planning zullen dat
er over tien jaar 35.000 moeten zijn.
Erkénde, bij voorkeur. Maar voor
veel meer gehandicapten moet er de
mogelijkheid zijn om in part-time in
stituten of thuis te wonen en te wer
ken. Het hangt er ook van af. hoe
groot je de maatschappij voor hen
kunt maken. In de inrichtingen
wordt er sterk op gewerkt, een maat
schappijtje op verkleinde schaal te
stichten, aangepast bij de mogelijk
heden van de gehandicapte. Maar
waar enige schaalvergroting mogelijk
is buiten de inrichting móet dat ge
daan worden. Veel zwakzinnigen
hebben erdoor geleerd, zich op een
bepaald peil te handhaven in de
maatschappij, niet behulp vansinsti-
tuten en diensten die daarvoor zijn.
Het wonderwoord „thuis" komt in
een gesprek met dokter Veerman
steeds terug. Thuis, ook weer met
begeleiding, bijvoorbeeld van de so
ciaal-pedagogische dienst. De zwak
zinnigenzorg kent op 't ogenblikkeen
duidelijke tendens in die richting.
„Hoewel het niet helemaal van de
laatste tijd is," zegt dokter'Veerman,
„in Groot-Schuylenburg kwam het
ook wel voor dat ouders bij ons
kwamen met een kind van vier we
ken, met een verzoek om opname.
En dat we hen adviseerden over vier
jaar terug te komen. Als het dan nog
nodig zou zijn".
Hoe staan de ouders hier in 't al
gemeen tegenover? Ook wan
neer het kind in een dagverblijf kan
worden ondergebracht, blijft het
vaak een hele opgaaf voor die ou
ders. Daarbij komt nog, dat door de
algemene wet bijzondere ziektekos
ten. die geen verhaalsrecht meer
kent. de financiële mogelijkheden
voor opname in een inrichting groter
geworden zijn. Maar dokter Veer
man heeft in zijn werk al jarenlang
gezien, dat de meeste ouders hun
zwakzinnige kind het liefst bij zich
houden. Onmetelijke problemen
kunnen zich daarbij voordoen, maar
de steun van buitenaf is sterk toege
nomen en neemt nog steeds toe.
Het meest bekend zijn de twee
vormen van ambulante zorg, de so
ciaal-pedagogische dienst, voortgeko
men uit de nazorg voor b.l.o.-leerlin-
gen en de sociaal-psychiatrische
dienst. En de sociale werkplaatsen
natuurlijk. Steeds meer op dit gebied
gaat in de toekomst onder de alge
mene wet bijzondere ziektekosten
vallen, waardoor de mogelijkheden
weer groter worden. Volgens velen
gaat het niet snel genoeg, want de
nood is groot. Maar we kunnen niet
alles tegelijk krijgen, die hele zwak
zinnigenzorg is langzaam gegroeid,
maar wel heel degelijk. Dokter Veer
man laat geen gelegenheid voorbij
gaan om te wijzen op de grote ver
diensten. die het particuliere initia
tief op dit gebied vanaf het begin
heeft gehad.
l^en voortdurende strijd is er
ook tegen de discriminatie in de
gewone dagelijkse omgang, waaraan
de zwakzinnige t 'enals de geeste
lijk gestoorde nog steeds niet ont
komt. Dokter Veerman: „Het blijft
onbegrijpelijk, dat zoveel mensen
verschil blijven maken tussen ie
mand die zijn blindedarm kwijt is en
een geestelijk gehandicapte. Wie na
een operatie thuis komt uit het zie
kenhuis. wordt toch ook niet aange
gaapt en nagewezen? Overigens, wie
kan ei°enliik precies vaststellen wat
zwakzinnigheid is? Het is een rela
tief begrip. Als een jongen op z'n
achttiende jaar losgelaten kan wor
den door de diensten, aan 't werk
gaat in een bedrijf en trouwt dan
geldt hij opeens niet meer als zwak
zinnig. De hele discriminatie komt
voor een goed deel voort uit onbe
kendheid met de zwakzinnige mens.
We zien dat, als er bijvoorbeeld een
gezinsvervangend tehuis wordt opge
richt. Eerst staat de buurt op zijn
achterste benen de gekste dingen
halen ze erbij, zo bang zijn ze er
voor. Maar als zo'n tehuis er een
tijdje staat zie je het veranderen. Er
komt waardering voor het werk en
appreciatie van de zwakzinnige men
sen. Het tehuis wordt dan echt een
geintegreerd deel van de buurt en
dat is het mooiste, zo moet je het
hebben".
W7at weten we eigenlijk van de
zwakzinnige mens dat geldt
niet alleen voor de leek, die er maar
raar tegenaan blijft kijken, maar ook
voor de dokter en werkers uit andere
disciplines, die ermee te maken heb
ben. Maar ze weten er in ieder geval
genoeg van om steeds meer adequate
hulpmogelijkheden te scheppen.
En elke keer als ze iets meer te
weten komen hebben z ook de kans
méér mogelijkheden open te stellen.
Dat is bepaald fascinerend. Het is
ook in alle opzichten de moeite
waard. Niet alleen omdat zoveel
zwakzinnigen er gelukkige mensen
door kunnen worden, maar ook om
dat hun levenskansen op 't ogenblik
zoveel groter zijn dan vroeger. Nog
zijn de levenskansen bij bepaalde
vormen van zwakzinnigheid vrij
klein, maar daar staat tegenover dat
zeer velen een aanzienlijk grotere le
venskans hebben dan vroeger. Boven
de veertig jaar zelfs een grotere le
venskans dan niet-zwakzinnigen:
hartziekten en verkeersongevallen
zijn doodsoorzaken, die je bij zwak
zinnigen vrijwel niet aantreft en
daarom alleen al worden ze een
maal veertig jaar geworden ge
middeld ouder dan anderen boven
de veertig.
3ij dat alles is er over de hele
wereld een duidelijke toeneming
in de belangstelling voor zwakzinni
gen, zwakzinnigheid en de mogelijk
heden om deze gehandicapten aan
een goed plekje in de maatschappij
te helpen.
Het oog is daarbij niet zelden op
Nederland gericht, waar al heel
vroeg met deze zorg is begonnen
alleen al het instituut van onze
b.l.o.-scholen is ruim zestig jaar oud.
Na dit vroege begin was er een
voortdurend zoeken naar nieuwe
mogelijkheden, vaak met opmerke
lijk resultaat, op medisch, sociaal en
pedagogisch gebied. Maar er moet
nog zo ontstellend veel nieer gebeu
ren.
Een illustratie: wie bij de inspectie
vraagt om statistisch materiaal,
krijgt nog niet veel mee naar huis.
Dokter Veerman: „Daar waren we
gewoon nog niet aan toe, er was zo
veel te doen dat direct moest gebeu
ren. Gelukkig beginnen registratie en
statistiek nu op gang te komen. Wat
we nodig hebben, krijgen we natuur
lijk, maar de directe nood móet
voorrang hebben".
Hij weet, dat in dit land heel veel
particulieren in verenigingen voor
verpleging en ouderverenigingen bij
voorbeeld achter het rijk staan,
dat coördineert, adviseert en in aan
zienlijke mate meebetaalt.
oor optimisme is nu geen tijd meer
De directeur van het Limnologisch (zoet-
waterbiologisch) Instituut van de Kon. Ned.
Academie van Wetenschappen, dr. H. L. Gol-
terman, heeft de minister van Verkeer en
Waterstaat een open brief geschreven, die
naar inhoud en toon in grote kring de aan
dacht heeft getrokken. Directe aanleiding
voor de heer Golterman was een optimisti
sche mededeling van de minister dat ons
oppervlaktewater binnen vyftien jaar weer
schoon is. „Maar u kunt ook zeggen, dat deze
brief de resultante is van tien jaar overge
lopen gal", vertelde ons de heer Golterman.
z(jn bezorgdheid richt zich in hoofdzaak
tegen de wyze waarop de minister lucht
hartig goochelt met getallen en met onweten-
schappeiyke argumenten. „In ons waterarmc
land (alleen het Lagio Maggiore in Zwitser
land bevat al bijna acht keer zoveel water
als al het Nederlandse water samen) zullen
wy\ aldus de heer Golterman, „heel wat
moeten ondernemen om niet al onze meren,
rivieren, kanalen, plasjes en sloten aan de
vernietiging prys te geven".
Het Limnologisch Instituut van dr. Golter
man bestaat sinds 1958 en is sinds 1968 ge
vestigd in Nieuwersluis. Medewerking wordt
verleend aan tal van onderzoekingen, o.m. in
het Friese merengebied, de Veluwemeren en
het IJsselmeer.
De open brief van dr. Golterman is door de
minister van Verkeer en Waterstaat, drs.
Bakker, inmiddels publiekeiyk beantwoord
met de opmerking: „Over het milieu wordt
vaak té emotioneel gesproken. De uitspraken
van deze wetenschapsman hebben me nogal
verbaasd
Omdat de brief van dr. Golterman nog wel
eens ter sprake zal komen en omdat optimis
me en pessimisme over de waterverontreini
ging zich nog wel eens zullen afwisselen in
de komende jaren, publiceren wy onderstaand
de inhoud van de brief in extenso.
Z®
Z°
Excellentie,
Woensdag 21 oktober jl. las ik in de krant, dat u
er stellig van overtuigd bent, dat de Nederlandse
oppervlaktewateren binnen 15 jaar van overtollig
vuil gezuiverd kunnen worden en dus weer schoon
zullen zijn.
Verheugd over deze verrassende mededeling
voor ons land het beste nieuws sedert jaren ben
ik het betreffende artikel gaan lezen op zoek naar
de nieuwe vinding, die als een deus ex machina
ineens tot stand moet brengen, wat tot voor kort
onmogelijk leek. Al lezend groeit de teleurstelling:
Geen nieuwe wegen, geen nieuwe ontdekkingen,
niet eens de aankondiging van het zo broodnodige
wetenschappelijk onderzoek. Het werd mij duide
lijk, dat u uw overtuiging baseerde op de nieuwe
wet verontreiniging oppervlaktewater. De teleur
stelling gaat vervolgens over in schrik, wanneer we
lezen, dat de bestaande vervuiling van 15 miljoen
tot 4 1/2 miljoen inwoner-equivalenten moet wor
den teruggebracht en dat deze laatste hoeveelheid
aanvaarbaar is, omdat deze graad van vervuiling
wordt opgeheven door het zelfreinigende vermogen
van het water.
In de eerste plaats moeten we echter al een
vraagteken plaatsen bij het begrip zelfreinigende
werking. Bedoelt u daar heus mee, dat u denkt, dat
het ongezuiverde afvalwater van 4 1/2 miljoen Ne
derlanders in het oppervlaktewater van Nederland
mag vloeien, zonder het normale leven in dit water
aan te tasten?
Weet u, Excellentie, dat we in Nederland onge
veer 5 kubieke kilometer oppervlaktewater hebben?
Gelooft u echt, dat 1 kubieke kilometer oppervlak
tewater het ongezuiverde water van 1 miljoen men
sen kan opvangen? Mijn collega in Pallanza maakt
zich er terecht al zorgen over, dat in het Lago
Maggiore 1 kubieke kilometer water het afvalwater
van 16.700 mensen moet opvangen.
Verder wat is toch dat z.g. zelfreinigend vermo
gen? In ondiepe Nederlandse plassen vindt een
sterke accumulatie plaats van alles wat er in te
rechtkomt, zoals een dikke laag organisch slib, op
hoping van zware metalen, stapeling van fosfaten.
Door deze accumulatie is op de zelfreinigende wer-
4 king, die vroeger in onze plassen misschien wel
plaatsgevonden heeft, al zó'n roofbouw uitgeoefend,
dat er nu althans niets meer van over is.
De afbraak die door de z.g. zelfreinigende wer
king optreedt, leidt tot mineralisatie van de af te
breken verbindingen. Wanneer deze stoffen afge
broken zijn, blijven de minerale bestanddelen over.
de stikstof en de fosforzouten. Daar deze in onze
oppervlaktewateren blijven door de al genoemde
accumulatie kunnen zij als voedingszouten ge
bruikt worden voor de opbloei van algen. En zo
krijgen we weer even veel organische stof terug als
we oorspronkelijk hadden.
Misschien wilt u, Excellentie, die 4 1/2 miljoen
inwoner-equivalenten spuien in onze grote rivieren.
Het begrip zelfreinigende werking is ook aan rivie
ren ontleend en vandaar ten onrechte overgebracht
naar onze plassen. Maar de Rijn, die in Duitsland,
en de Maas, die in ons land, al overbelast worden
met afvalstoffen, hebben geen zelfreinigende wer
king meer. U weet, dat de grote vissterfte vorig
jaar, die zo prettig aan de endosulfanvergiftiging
kon worden toegeschreven, ieder jaar kan optreden
door het in de Rijn steeds stijgende zuurstof tekort.
Natuurlijk kunt u de Rijn en de Maas gebruiken als
smeerpijp, om ongewenste vuiligheid naar zee af te
voeren een oplossing, die u ook elders toepast.
En zo kunt u uw handen dan in onschuld, althans
met zoet water, wassen. Maar generaties na ons
zullen dan met het probleem zitten van een zee,
waarin het zelfreinigende vermogen door deze roof
bouw is vernietigd.
A propos, hoe bent u er toch zo zeker van dat het
zelfreinigende vermogen in het Eems-Dollard ge
bied de balans in evenwicht kan houden en dat u
van dit vermogen gerust gebruik kunt maken? Is
dit in een model bestudeerd? Op dezelfde weten
schappelijke manier als de bouw van stuwdammen
in het waterloopkundig laboratorium bestudeerd?
Of is het één en ander gebaseerd op slagen in de
lucht? Op dezelfde slagen in de lucht, als waarop de
verontrustende situatie in IJmeer, Gooimeer, Eem-
meer en de Veluwerandmeren gebaseerd is?
Moeten we verder er geen rekening mee houden,
dat, wanneer wij zelf doorgaan Rijn en Maas te
bevuilen, Duitsland en Frankrijk dan nog naar ons
zullen luisteren als we om zuiver Rijnwater vra
gen? Nee, op de grote rivieren kunnen we niet
rekenen en dus keren we terug naar het probleem
van de 15 miljoen mensen en 5 kubieke kilometer
oppervlaktewater.
Weet u, Excellentie, dat als alle afvalwater gezui
verd zou worden, er altijd nog het afvalwater van
112 miljoen mensen overblijft, daar de beste zui
vering op zijn hoogst slechts 90 pet. van de af te
breken stoffen afbreekt?
En weet u, dat die 10 pet. die niet afgebroken
wordt, misschien wel tot de zeer ongewenste ver
bindingen behoort, juist omdat ze niet afgebroken
kunnen worden? En hoe moeten wij ons voorstel
len, dat de Nederlandse plassen zich zullen herstel
len van de door roofbouw opgelopen schade, wan
neer die 1 1/2 miljoen equivalenten daar toch nog
invloeien?
Hier is onderzoek nodig, Excellentie, en niet de
zelfbewuste verzekerdheid van het wel goed te
doen. Die verzekerdheid zonder onderzoek hebt u
ook niet als het om het Deltaplan gaat, want dan
wordt alles eerst minutieus onderzocht De visie
van een Deltaplan en niet het optimistische idee,
dat over 15 jaar alles in orde is hebben we ook
nodig om het probleem van de waterkwaliteit te lijf
te gaan. 15 miljoen inwoner-equivalenten en een
zeer grote dichtheid van industrie maken het pro
bleem van afvalwaterlozing in 5 kubieke kilometer
oppervlaktewater bijna onoplosbaar.
Daarom is onderzoek nodig om nieuwe, originele
methoden te vinden» We zullen ons moeten afvra
gen, of die oude biorogische methoden, zoals actief
slib en oxydatiebedden, wel die universele oplossing
bieden, die we nu nog aan ze toedichten. Er is visie
nodig om aan ongehoorde oplossingen te denken,
waar ik er maar één van wil noemen, nl. het droog-
dampen van afvalwater door gebruik te maken van
de afvalwarmte van de nieuwe nucleaire elektrici-
teits-centralen.
Heeft u, Excellentie, er al aan gedacht, dat dat
met veel geld kan en dat de Friese centrale mis
schien wel beter gebruikt zou kunnen worden voor
het Oostgroningse afvalwater dan het Eems-Dollard
gebied? Als er straks in Nederland 100.000 Mega
watt geïnstalleerd is, is er voldoende warmte om
enkele kubieke kilometers droog te dampen. En
misschien zou het Groningse (droge) afval wel goed
gebruikt kunnen worden als compost, daar hiervoor
dezelfde eigenschappen nodig zijn, die dit afval in
de zee zo gevaarlijk maken. Waarom trouwens, Ex
cellentie, is het geld er nu niet om het Groningse
afval eerst te zuiveren? Voor het Deltaplan was het
geld toch immers ook direct beschikbaar? Heeft de
volksvertegenwoordiging u de gevraagde kredieten
niet verleend? Of hebt u er niet om gevraagd in het
idee dat die roofbouw onze tijd wel uit zal houden?
Ook over het kostenaspect verschil ik trouwens
van uw (optimistische) mening. U rekent ons voor,
dat de kosten van de benodigde zuiveringsinstalla
ties 3 3 1/2 miljard gulden bedragen, dus 200
miljoen per jaar. Op het ogenblik wordt jaarlijks
100 miljoen besteed. De extra-investeringen moeten
worden bekostigd uit de steeds hoger wordende
heffingen, die u nu op twee gulden stelt. Maar dat
levert per jaar maar 30 miljoen extra op. En hoe
kunt u voorkomen dat deze 30 miljoen niet al ge
bruikt worden voor die eerste 100 miljoen. Straks
zal iedere waterbeheerder zijn budget op die hef
fingen willen sluitend maken en geen extra geld
willen fourneren. U kunt niet voorkomen, dat de
waterbeheerder zijn nu ongedekte uitgaven uit die
heffingen gaat bestrijden. En dat betekent dat die
heffing 7 keer zo groot moet worden. Excellentie,
zorgt u er voor dat zulks politiek haalbaar is?
Voorts, Excellentie, spuit iedere inwoner zoveel
voedingszouten in het oppervlaktewater als over
eenkomt met een organische stof produktie van 10
maal de lozing van die organische stof zelf, die
bewuste BOD of COD, waarop de heffing berust. En
toch komt de bestrijding van die voedingsstoffen-
lozing maar heel langzaam op gang. En u hoeft
maar te kijken naar de groene onsmakelijke kleur
van dé randmeren van de IJsselmeerpolders om te
weten hoe urgent het probleem is. Straks volgt het
IJsselmeer zelf.
Sprekend over de randmeren. Amsterdam loost
nu nog vele honderdduizenden inwoner-equivalen
ten ongezuiverd in het toekomstige IJmeer. Bent u
niet van mening, Excellentie, dat met de miljoenen
voor de dijkenbouw, ook de miljoenen voor de zui
vering daarvan op tafel moeten komen? Die miljoe
nen krijgt u niet uit die twee gulden per inwo
ner-equivalent. Als we nu eens begonnen met die
miljoenen in te calculeren in het IJsselmeer-inpol
deringsbudget. U kunt dan altijd later proberen een
deel terug te krijgen, als maar eerst de installatie
er is. Maar op het ogenblik wordt al wel 15 jaar
gepraat hoe en vanwaar dat geld moet komen. Toen
ik bijvoorbeeld in 1965 verontrustende mededelin
gen over de Loosdrechtse Plassen het licht liet zien,
wisten de beleidsmensen mij te vertellen, dat de
rioolwaterzuivering van Loosdrecht er snel zou ko
men. Maar de ruzie over die financiering loopt nu
ongeveer 6 jaar later nog.
Excellentie, de Nederlandse waterstaat-ingenieurs
hebben in de strijd tegen de zee altijd een vooraan
staande plaats in de wereld ingenomen. Nu moet
dat ook gebeuren in de strijd tegen de watervervui
ling. Hieraan zitten namelijk even grote gevaren
verbonden. En daarvoor is onderzoek nodig en visie
en durf. Als u en de regering dat nu niet kunnen
opbrengen, gaat uw naam, verbonden met de grote
smeerpijp, de Nederlandse politieke geschiedenis in.
Tenslotte, Excellentie, nog dit. De Nederlandse
mentaliteit is altijd geweest ons vuil maar in het
water te gooien, of, nog algemener gezegd, het op
pervlaktewater maar overal voor te gebruiken. Die
mentaliteit moet veranderen. Maar helaas heeft uw
departement met dat van Financiën die men
taliteit óók. Anders zouden deze beide departemen
ten niet de zandwinning uit het Tjeukemeer zoveel
belangrijker achten dan het limnologisch onderzoek
aldaar, dat voor deze zandwinning maar zou moeten
wijken.
Toch is dat onderzoek, naar wat schoon water is
en wat er mee kan, hard nodig. Precies even nodig
als onderzoek over gezonde mensen bij de behande
ling van zieken.
Daarom vraag ik u, Excellentie, de zelfverzekerd
heid te veranderen in onderzoek, durf en visie, om
ook dit probleem tot een goed einde te brengen. De
tijd dringt. Anders moeten we over 15 jaar consta
teren, dat ons water nog even vuil is, zoals we nu
al horen van de drinkwaterbereiders over de Rijn,
ondanks alle optimistische geluiden van de vorige
jaren.
Voor optimisme is nu geen tijd meer.
Dr. H. L. Golterman.