BELANGRIJKE WEEK VOOR HET OECUMENISCH STREVEN „De huidige kanalen zijn wat verstopt" Lutherse Kerk vraagt om oecumenische synode De eerste stappen samen op Oud-Katholieken dankten scheidende aartsbisschop i Max Douwes vertaalde 't Nieuwe Testament in het Drents Ook andere middelen Dubbel lidmaatschap ONDER MGR. KOK KOERS Geschiedenis Bent U verzekerd? De Geen Grieks Exegese Langs de nog altijd smalle oecumenische weg, waarlangs al zo vele kleine mijlpaaltjes gezet zijn zonder dat overigens het einde in zicht is, zijn in de afgeiopen dagen weer een paar van die markerende tekens geplaatst en heel misschien zouden die er op kunnen wijzen dat het smalle Hollandse polderweg getje van nu straks zal overgaan in een brede boulevard waarlangs een groot heir de weg zal kunnen gaan naar die „ene heilige, alge mene, christelijke Kerk' nis spreekt. waarvan de belijde- Daar is allereerst 't initiatief van de Evan- gelisch-Lutherse Kerk: zij heeft de andere kerken uitgenodigd voor een in 1972 te houden oecumenische synode. En dan niet zomaar een vrijblijvend gesprek van enkele kopstukken, maar inderdaad een vergadering van kerken die bereid zijn de eigen identiteit op te geven. In de afgelopen week ook heeft de Oud- Katholieke Kerk niet minder dan de Luthersen voorloper op de weg naar oecu mene een nieuwe leider gekregen: mgr. Kok is de scheidende aartsbisschop mgr. Rin kel opgevolgd. De nieuwe bewoner van het Utrechtse aartsbisschoppelijk paleis is haast dertig jaar jonger dan zijn voorganger en staat bekend als een niet minder vurig strij der voor de eenheid der kerken. En misschien het meest verblijdend, omdat hier daden bij woorden gevoegd blijken: in een communiqué, gezamenlijk uitgegeven door de hervormde en de gereformeerde persdienst, is bekend gemaakt dat deze twee kerken inderdaad de eerste stappen gezet hebben op de weg naar eenheid. Meegedeeld wordt o.a. dat men overweegt gezamenlijk een gebouw te stichten waarin de landelijke bureaus en centra van de beide kerken kun nen worden ondergebracht en in een ver der stadium wellicht samengevoegd. De Evangelisch-Lutherse Kerk mag dan klein zijn als het over de oecumene gaat wil zij graag voorop lopen. Als er te zijner tijd (de gedachten gaan uit naar 1972) in Nederland een oecumenisch concilie zal wor den gehouden waar rooms-katholieken, her vormden, gereformeerden, remonstranten, lutheranen, doopsgezinden, enz. elkaar zul len ontmoeten, dan zal dat haar werk zijn. Want de Lutherse synode heeft in haar na jaarszitting besloten de andere Nederlandse kerken te vragen aan een dergelijke verga dering mee te doen. Het voorstel hiertoe is uitgegaan van drs. J. Kooiman te Amsterdam. Al eerder had hij deze suggestie gedaan namelijk op de Alge mene Kerkvergadering die de hervormde kerk met Pinksteren in Driebergen heeft ge houden nu kwam hij met het plan op zijn «igen synode, die er heel veel voor bleek te voelen. „Ik heb de indruk dat de kanalen waar langs de oecumene nu functioneert de Raad van Kerken bij voorbeeld wat ver stopt zijn", zegt de heer Kooiman als hij na afloop van de synode in de Maarten Luther- kerk te Amsterdam zijn voorstel toelicht. „Wat ik gezien heb op de hervormde Algeme ne Kerkvergadering en wat ik gelezen heb van het rooms-katholieke pastoraal concilie, heeft mij de overtuiging gegeven dat een oe cumenisch concilie een nieuwe stimulans in het kerkelijk leven zou betekenen. Ik zou één voorwaarde willen stellen: de kerken die meedten moeten bereid zijn eigen identiteit in de waagschaal te stellen. Tegen vrijblij vende discussie heb ik bezwaar!" Dacht u dat de andere kerken, en dan vooral de grote, die eigen identiteit op het spel willen zetten? „Dat weet ik niet zeker. Wil de kerk in Nederland iets blijven betekenen, dan zal men gezamenlijk iets moeten doen. Ik heb het plan ook wel gelanceerd omdat men op de AKV in Driebergen bijna uitsluitend sprak over de eenheid tussen de hervormde kerk en de gereformeerde kerken; de rooms-katholie ke kerk en de kleinere protestantse kerken liet men buiten spel staan." Zal zo'n concilie niet gemakkelijk een zaak van de leiding van de verschillende kerken worden? Zou het grondvlak er veel invloed op kunnen uitoefenen? „Je moet in dit opzicht wel enig risico ne men. De bijeenkomst moet goed voorbereid worden. Als de deelnemers door de basis ge kozen worden, dtn worden er misschien wel enkele leiders afgevaardigd, maar het meren deel van de afgevaardigden zal dan toch wel bestaan uit actieve gemeenteleden die iedere dag het kerkelijk werk doen." Zou zo'n concilie ook de bevoegdheid moeten hebben om beslissingen te ne men? „In dit stadium is dat niet nodig. Maar er worden overal nieuwe vormen van democra tie, van inspraak geschapen. Een AKV, een pastoraal concilie, die kan men niet negeren. Als men op zulke bijeenkomsten goed en con creet discussieert, dan gaat daarvan een grote invloed uit!" Een oecumenisch concilie dat naar de mening van drs. Kooiman in 1972 bijeen zou kunnen komen is niet het enige middel waarmee de Lutherse Kerk naar een grotere eenheid met andere kerken wil streven. De synode heeft ook uitgesproken dat er zo spoe dig mogelijk een topgesprek moet worden georganiseerd van alle kerken die bij de Raad van Kerken zijn aangesloten, opdat men kan komen tot een of andere vorm van samen werking, bijvoorbeeld een federatie of een fu sie. Het verlangen om gestalte te geven aan de eenheid, vindt zijn grond niet in financiële of statistische gegevens, aldus heeft de synode verklaard. Het moet gefundeerd zijn in het gebod van Christus. De eenheid mag nooit een doel zijn ze is slechts een middel tot apostolaat, diaconaat en pastoraat. Ze is het voorbereidende stadium zo formuleerde prof. dr. C. W. Mgnnich het voor wat een kerk eigenlijk moet zijn: een apostolaatskerk. „Wij zijn toch een zendingskerk! Dan zijn we niet klaar met het organiseren van een zen dingsavond en de afvaardiging van iemand naar het zendingsterrein. Dat hebben we maar al te vaak gedacht!", meende prof. Mönnich. Mevrouw ds. M. Mostert-Schende- laar, de presidente van de Nederlandsche Lu therse Vrouwenbond, zei het in een toelich ting op het standpunt van haar bond nog weer anders: „We kunnen er niet meer aan vasthouden dat we alleen Luthers zijn. Lu ther is al lang uit zijn jasje gegroeid!" De eenheid zal niet in de eerste plaats door „de top" moeten worden nagestreefd. Vandaar dat de synode uitsprak dat de oecumene pri mair een zaak is van plaatselijke vormgeving. „Maar dat is het toch niet alleen", merkte ds. W. Bleij op. „Als ik met de pastoor tot een vorm van eenheid wil komen, wil ik toch eerst graag weten of hij mag van zijn baas!" Het samengaan met andere kerken is voor heel wat Lutheranen een actuele zaak. In veel plaatsen is geen Lutherse gemeente. Wat moeten Lutheranen die daar wonen nu doen? Zij kunnen het gastlidmaatschap van een an dere kerk aanvragen. Maar ds. S. Burghoorn te Apeldoorn, een van de beide vice-presiden- ten, was daar tegen. Dan verloopt naar zijn mening de integratie niet goed. De mensen moet volwaardig lid van die andere kerk worden. Dat betekent overigens niet dat zij dan hun eigen kerk zouden moeten verlaten: de Lutherse Kerk heeft geen bezwaar tegen het zogenaamde dubbele lidmaatschap. Dit kan de conclusie zijn van deze synode en haar besluiten: het ligt niet aan de Lu therse Kerk dat er nog zoveel verdeeldheid is in kerkelijk NederlandI DRS. J. KOOIMAN De eerste „samen op weg"-stap is deze week gezet: de Informatiedienst van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Utrecht en het Persbureau der Ne derlandse Hervormde Kerk te Den Haag hebben gezamenlijk een communiqué uitgegeven waarin wordt verteld hoe de stand van zaken is in de pogingen tot eenwording, waartoe vorig jaar is besloten. Naar men zich zal herinneren is door de hervormde en gereformeerde jeugd gezamenlijk een plan opgesteld dat de volledige fusie van beide kerkgenootschappen beoogt binnen tien jaar. Het plan is aan beide synodes voorgelegd en beide hebben het in principe aan vaard. Het gezamenlijk communiqué luidt als volgt: De Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken streven naar meer samenwerking tussen hun landelijke adviesorganen en bureaus. Sinds de synoden van beide kerken het besluit namen om „samen op weg" te gaan, is er periodiek overleg tussen hun moderamina en hun financieel- organisatorische instanties, hoe de uitvoering van dat besluit kan worden voorbereid. Het gaat daarbij met name over de vraag, hoe meer inhoud kan worden gegeven aan de samenwerking van de landelijke organen: de her vormde raden, commissies en instituten en de gereformeerde colleges van deputaten, met de wederzijdse bureaus. Het meest concreet heeft dit tot nu toe vorm gekregen in de principe-over eenstemming, om indien beide synoden dat goedkeuren in het midden van het land een gebouw te stichten, waarin de landelijke bureaus en cen tra kunnen worden ondergebracht. Een eerste doelstelling is daarbij, het gezamenlijk gebruiken van dezelfde technishe en administratieve hulp diensten. Daarnaast zal ook worden bezien of en in hoeverre, eventueel op langere termijn, een verdere integratie van de bureaus kan plaats vinden. Die verdere integratie hangt nl. nauw samen met de mogelijkheden om de reeds bestaande samenwerking tussen de wederzijdse advies- en uitvoerings organen uit te breiden. Dit betreft een groot aantal raden, commissies e.d., en er zijn diverse verschillen in organisatie en taken. Dit complexe geheel is in studie en er zal nog veel overleg moeten worden gepleegd om een gelei delijke ontwikkeling in de gewenste richting te bevorderen. De moderamina en de financieel-organisatorische instanties hebben zich nu in een gezamen lijke brief tot alle landelijke organen gewend ten behoeve van een inventari satie van bestaande samenwerkingsvormen en om het toekomstige overleg enigszins te kanaliseren. N de kathedrale kerk van St. Gertrudis tegenover het hoofd kantoor van de Nederlandse Spoorwegen aan de Utrechtse Catharijnesingel, heeft de aarts bisschop van Utrecht van de Oud- Katholieke Kerk mgr. dr. Andreas Rinkel (81) zondag de herdersstaf aan zijn opvolger mgr. Marinus A. Kok (54) overgedragen. Een kleine Nederlandse kerk met een centrale plaats in de oecumene in ons land kreeg een nieuwe leider. Aan de nu afgetreden aartsbis schop hebben zowel de Oud-Ka tholieke Kerk als de oecumenische beweging veel te danken. Mgr. Rinkel heeft de Kerk zoals iemand onlangs zei „met veel geloof, hoop en liefde gediend." Onder zijn leiding heeft de Oud- Katholieke Kerk ook butien de eigen kring grote bekendheid ge kregen en dat wijst óók op de groeiende betekenis van deze kerkgemeenschap zélf. De Oud-Katholieke Kerk telt in Nederland ongeveer twaalfduizend leden, verspreid over 28 parochies; de aartsbisschop van Utrecht wordt gekozen door het kapittel, de bisschop van Haarlem door de geestelijkheid van zijn diocees; de bisschop van Deventer wordt door de aartsbisschop benoemd. De pa rochies liggen voornamelijk In Noord- en Zuid-Holland en Utrecht. Mgr. Rinkel heeft een lange staat van dienst in zijn kerk en de oecumene: in 1914 werd hij pries ter gewijd en in hetzelfde jaar kwam hij als pastoor naar Enkhui zen. Zes jaar later werd hij pas toor te Amersfoort; hij werd ook hoogleraar in de dogmatiek en ethiek aan het daar gevestigde oud-katholiek seminarie. In 1937 kwam zijn verkiezing als aartsbis schop. Dr. Rinkel aarzelde geen moment toen zijn kerk gevraagd werd tot de Wereldraad van Ker ken toe te treden. Ieder die iets weet van de ontwikkelingen in de oecumenische beweging in ons land weet hoe uitzonderlijk groot de rol is die de oud-katholieken in de afgelopen tientallen jaren in de oecumene gespeeld hebben (en nóg spelen); jarenlang was de Oud- Katholieke Kerk het enige niet- protestantse kerkgenootschap in de Oecumenische Raad van Kerken in Nederland. Ook de nieuwe aartsbisschop heeft veel stimulerend werk in de oecumenische beweging verricht; hij is o.m. een van de vice-voorzit- ters van de Raad van Kerken in Nederland, Mgr, Kok werd in 1916 in Leiden geboren en in 1941 pries ter gewijd. Hij was pastoor in Amersfoort en Den Haag en werd in 1968 president van het oud- katholieke seminarie in Amers foort waar hij al enkele tientallen jaren hoogleraar in de kerkge schiedenis was. Eind vorig jaar werd hij, na door het kapittel tot opvolger van mgr. Rinkel te zijn benoemd, tot bisschop gewijd. Een heel belangrijke rol heeft mgr. Kok evenals zijn voorganger in het gesprek tussen „Rome" en „Utrecht" gespeeld; aan hun werk is mede te danken dat de verhou ding tussen de Rooms-Katholieke en Oud-Katholieke Kerk de laatste jaren aanzienlijk verbeterd is. ruitspraken die de Rooms-Katho lieke Kerk vele eeuwen gedaan heeft maar gaan niet akkoord met (o.a.) een aantal Vaticaanse beslui ten uit de negentiende en twintig ste eeuw. Hechte banden zijn ont staan tussen de Oud-Katholieke Kerk en de Anglicaanse Kerk (o.a. intercommunie) Mgr. Rinkel gaat nu van een welverdiende rust genieten en mgr. Kok neemt zijn taken over. Het is, in het licht van de belangrijke rol van de Oud-Katholieke Kerk in de oecumenische beweging, geen won der dat velen uit andere kerken de gaande en komende man van zon dag hun grote waardering voor hun werk hebben doen blijken! E. J. M. Op 25 juni 1962 werd met een pontificale hoogmis in de kathedrale kerk van St. Gertrudis te Utrecht het zilveren jubileum van Mgr. Rinkel als aartsbisschop gevierd. Nu dan heeft de 81-jarge de herderstaf overgedragen. Al wordt het voor de moderne mens van deze tijd al meer bevreemdend verzekerd te zijn temidden van alle ónzekerheden van alle dag, die radio en pers ons melden, toch is het geen vreemd verschijnsel in de Kerk var. Christus dat er mensen zijn, die met een wondere vrede in het hart leven uit vaste zekerheden. Zij kunnen het met vaste overtuiging en blijde geloofsroem de Apostel nóstamelen: „Want ik ben verzekerd..." Een mens immers, die leeft uit Gods zekerheden, en roemen durft, dat on danks alles wat hem vandaag beangst en morgen bedreigt, geen tegenwoordi ge noch toekomende dingen hem kun nen scheiden van de liefde Gods in Christus, die wordt almeer een vreem deling in het gedachten- en leefklimaat van deze tijd! Het is immers een tragisch verschijn sel, dat de moderne mens in onze ge weldige tijd moet ervaren, dat hem al meer zekerheden ontvallen! Want hoe méér z.g. zekerheden hij verkrijgt, hoe minder zeker hij wordt van zijn eigen bestaan en de toekomst; die in nevelen is gehuld. Hij heeft zich mondig verklaard, bre kend met allerlei tradities. Hij heeft zich ontworsteld aan élle- geloof-op-gezag van anderen. Elke vorm van bevoogding heeft de „vrije" mens van heden van zich afgeschud. Brekend met alles wat wetenschappe lijk en theologisch is, heeft hij met de schier onbegrensde mogelijkheden van eigen kennen en kunnen onbereikbare verten en diepten doorvorst. Ze geven hem het gevoel van onafhankelijkheid in een waan van vrijheid en vrede. Hij wéét het, hij kan het, hij zal d« theorieën die hij opstelt, door de uit komsten van verdere naspeuringen in de toekomst bevestigen. Hij heeft zoals geslachten vóór ons géén God meer nodig aan Wiens bovennatuurlijk ingrijpen hij allerlei onbegrijpelijke verschijnselen kan toeschrijven. Nu hij al de wondere geheimen van de schepping kent en gaat beheersen, waant hij zichzelf als een soort god, die zich door mensen laat verhéérlijken. Deze verwaande mens, die onder toela ting Gods het toppunt van menselijke kennis en kunnen zal bereiken, staat in al zijn vermeende wetenschap twijfe lend aan de zin van zijn eigen bestaan op de wondere weg van het leven. Hij meent het geluk en de vrede van het paradijs voor zich en anderen te kun nen scheppen in de weg van evolutie en ontwikkeling, maar diep in zijn hart blijft een onzeker en angstige zoeker, die voortjaagt op de snelweg van deze tijd, naar een verre horizon, die hem totaal onbekend is! Dagelijks gaat hij voort met een hoofd vol vreemde theo rieën, maar met doodvermoeide voeten en afknappend zenuwgestel of hartin farct! Ook hij wondt zich aan de scherpe kanten van het leven en de ongerech tigheid van de samenleving. Verdriet en zorg, gemis en teleurstel ling doorknagen ook op z'n tijd zijn verontrust gemoed! En als hij dan begint met zich zelf te blijven handhaven loopt hij weer op zijn beurt zeer stellig de kans met een vriendelijke glimlach van zijn stoel verdrongen te worden en uitgerangeerd te zijn na verloop van enkele jaren. Het blijkt maar al te waar, dat al die z.g. „mondige" mensen in het meren deel maar napraat, wat een denkende geest aan theorieën spuien blijft! De problemen zijn hem allang te ingewik keld, die laat hij rustig ter bestudering aan anderen over, als hij maar een heel groot stuk van de welvaartskoek te pakken krijgt, kan het hem verder niets schelen hoe het reilt of zeilt. Hij wil genieten, vrede en vrijheid hebben, met zo weinig mogelijk inspan ning, zoveel mogelijk verdienen! Hij begeert een beetje zekerheid en geborgenheid, daarom: risico-dekking en zekerheids-stelling in dit korte le ven. Hij beleeft het niet als een stukje verantwoordelijkheid, maar als een af leid ingge vende sensatie! Al die narig heid in de wereld maakt je maar ang stig en onrustig! Daarom probeert hij aan de werkelijkheid te ontvluchten door bedwelming of geestelijke prik kels! Het is de schrijnende diepe ar moede van de mens, die God kwijt is. Die geen deel, dan in dit leven wacht. Een mens zonder hoop en zekerheid! Hoe gelukkig, ja zalig is daarentegen de mens. „Wiens verwachting van de Here Zijn God is in alles en altijd! Al bezwijkt dan in nood en smart zijn vlees en hart, steunend op die Vaste Rots des behouds, door het geloof op God en Zijn heil mag het méé- en na-jubelen: „Zo is God de Rotssteen mijns harten en mijn Deel in Eeuwig heid." Eist (N.) J. v. Malenstein |e officiële naam van de Oud- Katholieke Kerk is „Roomsch-Katholieke Kerk der oud-bisschoppelijke clerezie"; de aartsbisschop van Utrecht be schouwt zich als de 73ste opvolger van Willibrord, die in de zevende eeuw bisschop van Utrecht was. Het conflict tussen de leiding van de Rooms-Katholieke Kerk in Rome en de kapittels waardoor in de achttiende eeuw een schisma ontstond, hield onder meer ver band met het besoemingsrecht ten aanzien van de bisschoppen. Het kapittel oefende de vanouds grote invloed op de benoeming van de bisschop; in 1723 werd Cornelis Steenoven zonder medewerking van Rome als aartsbisschop^ van Utrecht gekozen en daarmee was het schisma een feit. De „Roomsch-Katholieke Kerk de# oud-bisschoppelijke clerezie" koos haar eigen bisschoppen en voor Rome werd Nederland missiege bied zonder eigen bisschoppen. Dit duurde tot 1853, het jaar waarin Rome weer bisschoppen in Neder land (Utrecht, Haarlem, 's-Herto- genbosch, Breda en Roermond) ging benoemen. Van dat jaar af waren er dus twee aartsbisschop pen in Utrecht. De Nederlandse Oud-Katholieke Kerk is organisatorisch hecht ver^ bonden met kerken in andere lan den die voorgekomen zijn uit het verzet tegen de Vaticaanse beslui ten van 1870 inzake de onfeilbaar heid van de paus. Deze kerken (o.a. in Duitsland en Zwitserland) zoch ten contact met de oud-katholieke aartsbisschop van Utrecht en zo ontstond de „Unie van Utrecht" die niet lang daarna voor 't eerst in synode te Bonn bijeenkwam. De Utrechtse aartsbisschop is qualitate qua voorzitter van de Unie en wijdt naast de Nederlandse ook de buitenlandse bisschoppen. De Oud-Katholieken kennen het verplichte celibaat niet; de meeste pastoors zijn gehuwd. Zij betwis ten geenszins het gezag van de lee- „Wanneer komt de rest?" vraag van de heer A. H.. van der Veen, directeur van de Regionale Omroep Noord en Oost, aan Max Douwes, televisieregisseur van de N.C.R.V. in Hilversum. Wedervraag van Douwes: „De rest wat bedoel je?" Antwoord: „Het hele Nieuwe Testament, want dat willen we graag uitzenden." En die drie vragen en antwoorden beslisten dan over vijf jaar vrije tijd van Max Douwes! Het zat zo. De heer. Douwes had al weer lang geleden voor de televisie een bewerking gemaakt van de brief van Jacobus, een van de nieuw-testamentische bijbelboeken. En omdat hij dat aardig vond had hij er een vertaling in het Drents bij gemaakt en die opgestuurd aan zijn vriend Van der Veen, met de vraag of het iets was voor de RONO. Het wès iets. Er volgde namelijk het hierboven weergegeven telefoonge sprek op. Eerste opwelling van Max Douwes was: daar begin ik niet aan. Maar toen het ge sprek na een half uur was afgelopen begon hij er aan. „Ik ben nu eenmaal geëngageerd met de bijbel!" Maar die vertaling van het Nieuwe Tes tament in het Drents heeft hem wel al zijn vrije tijd, zijn avonden, zijn weekenden en zijn va kanties gekost. „Het heeft me heel wat inspanning gekost", vertelt de heer Douwes. „Vooral omdat ik een HBS'er ben en dus geen Grieks ken. Ik heb maar een aantal vertalingen naast elkaar gelegd: een Nederlandse, een Franse, een Duitse, een Engelse, een Zuidafrikaanse en een Friese. Zo probeerde ik goed door te dringen tot de beteke nis van wat er stond en met het taalgevoel dat ik meen te hebben, heb ik getracht een adequate vertaling te geven. Taalgevoel heb je inderdaad wel nodig voor een dergelijk werk. Want het vertalen in een dialect brengt nogal wat problemen met zich mee. Je moet je denken in de psychologie van de mensen voor wie je de vertaling maakt. Je kunt niet volstaan met een woordelijke vertaling. Het zou fout zijn om een woord als rijk te vertalen door „riek". In de bijbel staat dat de jongeman die bij Jezus kwam, zeer rijk was. De Drenten zeggen van iemand die rijk is, dat hij het niet krap heeft. Iemand die zeer rijk is heeft het bepaold niet krap. Die manier van uitdrukken hangt samen met het volkskarakter. Een Drent spreekt iemand niet graag tegen. Dat vindt hij niet gepast. Hij probeert vaak in het negatieve iets te zeggen. Door twee negatieve uitdrukkin gen geeft hij iets zeer positiefs te kennen. Er zijn in een dialect bepaalde begrippen die het Nederlands niet heeft. Natuurlijk komt ook het omgekeerde voor." Acht u het mogelijk dat mensen die geen belangstelling voor de bijbel (meer) hebben, er toch weer naar zullen grijpen, nu ze die in hun eigen taal kunnen lezen? „Dat heb ik al kunnen merken, nu er over mijn vertaling wat is gepubliceerd. Sommige mensen hebben tegen me gezegd, dat ze niet wisten dat er bepaalde dingen in de bijbel ston den." Zou uw bijbelvertaling ook voor ande re dialecten van belang z(jn, vooral zo lang een vertaling daar nog niet is ver schenen? „Dat dacht ik wel. Ik geloof dat mijn ver taling van belang is voor het hele Saksische taalgebied. Daarbij denk ik ook aan dat taalge bied over onze grens. Men zou er ook in Duits land wel wat aan kunnen hebben. Overigens heb ik daar nog niets van gehoord. Ik denk dat ze niet weten dat ik deze vertaling heb gemaakt. Zolang bijvoorbeeld er nog geen Gelderse verta ling is, zou mijn vertaling ook in Gelderland wel in een behoefte kunnen voorzien. Voor het Gro nings ligt dat wat moeilijker, want dat staat verder van het Drents af. Eigenlijk zou een Gro ninger nu ook eens een vertaling in zijn taal moeten maken. Trouwens dat geldt natuurlijk voor elk dialect. Zelfs buiten het Saksische taal gebied kan mijn vertaling waarde hebben. Ik heb gecorrespondeerd met ds. B. Smilder te Leeuwarden, de voorzitter van de Friese com missie, die een nieuwe bijbelvertaling verzorgt Aan die correspondentie hebben we beiden veel gehad. „Niet alleen bij het vertalen speelt de vok- saard een rol, maar ook bij de „exegese", zegt de heer Douwes. „Er zijn natuurlijk wel eens tek sten waarbij men voor een bepaalde uitleg moet kiezeh. Dat ligt een Drent niet. En zo heb ik dan ook het doen van een keuze zo lang mogelijk vermeden. Bekend zijn de verschillende verkla ringen van het woord van Jezus tot Petrus: „Op deze Petrus of Petra zal ik mijn gemeente bou wen". Daar heb ik het woord rots gebruikt. Voor een vertaling van het Oude Testament heeft de heer Douwes nog geen plannen. „Ze duwen wel aan alle kanten tegen me aan om het te doen," vertelt hij, „maar ze moeten wel be denken dat het Oude Testament twee keer zo lang is als het Nieuwe en misschien wel tien keer zo moeilijk. Om nu in opdracht weer zo'n enorm karwei uit te gaan voeren, daar zie ik wel wat tegen op. Enkele fragmenten heb ik al ver taald, zoals Psalm 23 - Mien scheper, da's de Heer. Ik zou graag nog wel enkele gedeelten willen bewerken. Ik denk aan het Hooglied en aan bepaalde hoofdstukken van Jesaja. Dat boek bevat wel moeilijke passages, maar ze zijn toch erg dankbaar om te vertalen." Voor het uitgeven van zijn vertaling heeft hij zelf geen plannen. „Een uitgeverij zal het moe ten doen. Als dat zou gebeuren zou ik het wel bijzonder toejuichen. Ik dacht dat dit werk wel de moeite waard was om onder de aandacht van de mensen in het Saksische taalgebied te bren gen."

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 9