Regeren De betweters Uur van voldoening Punt van mislukking Het raam der gebeurtenissen LINGGADJATI IS ROND EERSTE MILITAIRE ACTIE DAGBOEK VAN SCHERMERHORN Een derde deel van de Sociaal-Econo mische Raad adviseert de regering het volgend jaar geen loonpauze in te voeren. Dat zijn de werknemers (plus één Kroon- lid), de mensen dus wier achterban het resultaat van een dergelijke loonstop aan den lijve zou voelen. Een derde deel van de SER adviseert helemaal niets: zij zijn er niet voor dat de regering een dergelijke maatregel neemt, maar ze zijn er ook niet tegen als de regering daartoe wèl zou besluiten. Dat zijn de werkgevers velen van hen zou den ongetwijfeld wel graag een loonstop willen omdat de kostenstijgingen de om zetstijging boven het hoofd dreigen te groeien, maar zij vrezen de arbeidsonlust die van een dergelijke ingreep het gevolg «al zijn. En een staking kost meestal meer geld dan loonsverhogingen. En nog een derde deel tenslotte advi seert met die loonpauze nog maar even te wachten: eerst kijken hoe de zaken zich In 1971 ontwikkelen en pas ingrijpen als het niet meer anders kan. Dat zijn de Kroonleden, de mensen die om hun des kundigheid gekozen zijn in dit toporgaan van ons sociaal en ecoonmisch leven. We moeten ervan uitgaan dat niet al leen de Kroonleden maar allen die in de SER-vergadering hun stem hebben uitge bracht, zich niet alleen door de eigen be langen hebben laten leiden, maar niet minder door het algemeen belang. Werk gevers èn werknemers weten dat de een afhankelijk is van de ander en de ander van de een. Geen arbeider is gebaat bij een slecht renderende onderneming. Om gekeerd kan geen werkgever het volhou den met ontevreden mensen. Conclusie moet dus zijn dat drie alleszins deskundi ge en alleszins redelijke groepen elk een andere mening hebben over het in 1971 te voeren loonbeleid. Zit de regering nu met de brokken vraag van een tv-interviewer aan een der Kroonleden. Helemaal niet. De SER is er namelijk niet om de taak van de regering over te nemen: de Raad adviseert, de re gering beslist. De ministers hebben nu de beschikking over alle facetten van het probleem aan hen de taak die beslis sing te nemen die het beste ons land en volk als geheel dient. En daartoe zijn ze dan vandaag bijeen. Maar het is wel moeilijk om minister te zijn. De minister van verkeer en waterstaat, tevens vice-premier in het kabinet-De Jong, drs. J. A. Bakker, heeft een bezoek gebracht aan Zuid-Afrika, mede om de mogelijkheden van de K.L.M. te vergroten. Daarmee heeft hij zich op de lijst van verdachte personen geplaatst die wordt bijgehouden door de club van Nederland se betweters al die mensen die zo heel precies weten wat er moet gebeuren in Spanje, Portugal, Griekenland. Rhodesië. Zuid-Afrika, Brazilië, Amerika en ga zo maar door. Al die landen met welker regi me en/of handelwijze de club het niet eens Is Rusland of roqd-China of Oost-Duitsland komt men nooit op de lijst tegenl Op de zwarte lijst komt natuurlijk allereerst dat domme individu, dat meent dat er over al deze verdoemde landen toch ook nog wel iets goeds te zeggen is: naar zo'n land met vakantie gaan is ook uit den boze; en verdacht is wie tracht door hoor en wederhoor zich een eigen oordeel te vormen. Tot de laatste categorie behoort dan minister Bakker Toen bekend werd dat hij naar Zuid-Afrika zou gaan kwam er natuurlijk protest als je iets tegen een ander hebt hoor je die ander te negeren, net te doen of die niet bestaat! Toen de heer Bakker en het Nederlandse kabinet daar niet gevoelig voor bleken, kreeg de minister een lijstje met opdrachten mee. hij mocht wel met de Zuidafrikaanse lei ders praten maar dan moest hij ook con tact opnemen met de leiders van de op positie. Heeft hij z'n opdracht wel netjes uitge voerd? Niemand die het nog weet want de minister is nog niet terug maar op positieleider Den Uyl heeft op grond van (Zuidafrikaanse) persberichten maar vast •an de regering gevraagd of de heer Bak ker zich maar wil verantwoorden. Want het schijnt dat hij toch ook nog wel iets goeds in Zuid-Afrika heeft ontdekt en dat kan toch niet als je tegen de apart heid bent! Wat zal er nu straks gaan gebeuren? Minister Bakker zal op de vragen ten ant woord geven dat hij tégen de apartheids politiek is toen hij wegging, dat hij nu nog tegen die politiek is en dat hij dat onom wonden aan de Zuidafrikaanse regering heeft verteld zelfs de Zuidafrikaanse kranten hebben dat niet verzwegen! Hij zal vertellen dat hij in Zuid-Afrika zelf met voor- en tegenstanders van de politiek heeft gepraat, dat hij goede en slechte dingen heeft gezien, dingen die indruk op hem maakten en dingen die hem met te genzin vervulden precies zo vertelt im mers ieder het die uit Zuid-Afrika terug komt. Als hij zijn verhaal goed vertelt zal de heer Den Uyl hem alleen nog maar verwijten dat hij in Zuid-Afrika toch een verkeerde indruk heeft gewekt over de Nederlandse mening betreffende de apart heidspolitiek en men zal overgaan tot de orde van de dag. Vertelt hij z'n verhaal niet zo goed (wat van deze minister niet te verwachten is!) dan zal door de opposi tie het vertrouwen in hem worden opge zegd, de meerderheid van de Kamer zal het er niet mee eens zijn en ook dan zal men overgaan tot d e orde van de dag! We vragen ons af wanneer de club van betweters eindelijk eens zal gaan beseffen dat hun manier niet de goede manier is. Het beginsel van de apartheidspolitiek is een verkeerd beginsel dat is ook ons uitgangspunt. En de wereld zal moeten trachten Zuid-Afrika daarvan te overtuigen in het bijzonder voor Nederland ligt hier een taak want men wil in Zuid-Afrika nog wel naar Nederland luisteren, denk maar aan de kerkelijke contacten. Kun je iemand tot betere gedachten brengen door hem te laten merken hoezeer je hem haat en minacht en door hem je rug toe te keren? Kun je over een systeem praten als je er van te voren van uitgaat dat élles in dit systeem fout is en alleen maar inge geven door eigenbelang? Wie dat gelooft moet toch wel een verstokte betweter zijn! We hopen dat het parlement volgende week zal beseffen dat het belangrijker werk te doen heeft dan te betweterenl Toen prof. dr. W. Schermerhorn op 27 juni 1945, na te zijn ingeleid door koningin Wilhelmina, via de radio gloedvol en in beeldende taal het regeringsprogram ontvouwde van het eerste na-oorlogse kabinet, waarvan hij de minister-president was, was hij voor de meeste Nederlanders een onbekende. En toen hij, na een jaar, moest plaats maken voor de rooms- katholieke premier Beel, omdat de eerste na-oorlogse verkiezingen in die richting wezen, had hij veel werk verzet maar niet het vertrouwen van Nederland kunnen winnen. Toch ging hij vol idealen naar Nederlands-Indië als voorzitter van de commissie-generaal het was zijn laatste grote politieke rol en ook die heeft het Nederlandse volk hem niet in dankbaar heid afgenomen. Enige jaren is hij nog Kamerlid geweest, daarna heeft hij zich weer in hoofdzaak gewijd aan zijn (ook internationaal hoog gewaar deerd) wetenschappelijk werk. VandMg m dan Het Dagboek van Schermerhorn in de winkels versche nen. het ..geheim verslag van prof. dr. ir. W. Schermerhorn als voorzitter der commissie-generaal voor Nederlands- Indiè ia de periode van 20 september 1946 tot 7 oktober 1947'' zo luidt officieel de ondertitel. Een boekwerk dat al historie heeft gemaakt voordat het verscheen: het had al eerder, In 1955, op de markt moeten verschijnen maar omdat het staatsgeheimen bevat maakte niet de toenmalige minister president dr. W. Drees bezwaar tegen de uitgave, maar zijn voorqanqer dr. Beel. die als premier in die periode 46-'47 nauw bij de zaak was betrok ken. En het kwam eind 1968 opnieuw ter sprake toen plotseling de kwestie van de (vermeende) in Indonesië door Nederlandse militairen bedreven ex cessen door de Vara aan de orde werd gesteld. Ook toen werd er door de beschuldigers om het dagboek van Schermerhorn geroepen, want dat zou de bewijzen bevatten dat de Neder landse regering van die excessen op de hoogte was. Daarop is premier De Jong zich met de zaak gaan bemoeien, hij heeft het dagboek gelezen (of laten lezen) en hij heeft laten weten tegen uitgave geen bezwaar te hebben er mochten alleen geen gesprekken met levende leden van het koninklijk huis in worden weergegeven. En zo is het dan nu bij Wolters-Noordhoff NV te Groningen van de persen gerold; als no. 6 van de 5e serie Werken van het Nederlands Historisch Genootschap te Utrecht en uitgegeven door mr. dr. C. Smit. de historicus die boeken over De Indonesische Kwestie en het Akkoord van Linggadjati op zijn naam heeft staan en aldus in het bezit was geko men van de 578 grote vellen die het dagboek van Schermerhorn telde Een wonderlijk fascinerend boek, dit Dagboek van Schermerhorn. Het heeft niets met Memoires of iets van dien aard te maken memoires zijn be schouwingen achteraf die hun waarde hebben omdat de schrijver soms din gen onthult die hij alleen kon weten, maar die schrijver heeft het voordeel dat hij afstand heeft kunnen nemen. Niets van dien aard met het Dagboek van Schermerhorn. Het is een relaas van gebeurtenissen, een weergave van gesprekken, een opsomming van in drukken over personen en zaken die heet-van-de-naald zijn geschreven. Prof. Schermerhorn had de gewoonte om, meestal aan het eind van de dag of soms ook wel na verloop van enkele dagen, zijn secretaresse te dicteren wat hij van belang vond. hetzij als ge heugensteun voor hemzelf, hetzij om aan andere betrokkenen te laten lezen en hen zo, sterker dan op welke ande re wijze ook, te doordringen van zijn gedachtengang. Denk echter niet dat het een gemak kelijk leesbaar boek is geworden. De stijl is niet moeilijk, maar de man die het schreef (of dicteerde) was zo vol komen in de stof ingewerkt, dat men het boek wel heel precies van regel tot regel en van dag tot dag op de voet moet volgen, wil men de draad niet kwijt raken. Af en toe gebruikt hij voornamen: Koos voor Koos Vorrink, Piet voor mr. P. Sanders, de secreta ris-generaal van de commissie en een van Schermerhorns grootste steunpila ren; dan zijn er allerlei afkortingen die nogal hoofdbrekens kosten, verwijzin gen naar code-telegrammen voor hem allemaal gesneden koek. maar voor de lezer bijzonder vermoeiend. Weliswaar wordt door dr. Smit alles keurig verklaard in registers, indices, afkortingenlijst en dergelijke en heeft het boek extra waarde gekregen door de vele bijlagen: de tekst van de wet waarbij de commissie-generaal werd ingesteld en de tekst van de daarbij behorende instructie, de letterlijke tekst van het akkoord van Linggadjati, enx. het neemt alles niet weg dat dit een studieboek ia. fascinerend nog maals maar niet gemakkelijk! Men moet voor de duizend bladzijden (het boek is in twee delen uitgegeven) echt wel de tijd nemen! In een interview in Het Parool zegt prof. Schermerhorn: .Vraagt u wat naar mijn mening het meest onthullen de van mijn dagboek is, dan zeg ik: het is onthullend omdat eruit blijkt hoe de heren in Den Haag maar raak ge knoeid hebben in de Indonesische po litiek en hoe ze vaak staaltjes van re geren hebben weggegeven die onge looflijk zijn!" En aan het slot: ..Mijn conflict was: zat ik daar nou in Batavia als hoge ambtenaar of als politicus? Ik voelde me exponent van de Nederland se politiek. Ik maakte me er niet alleen zorgen over wat er in Indië gebeurde, maar ook om wat er in de Nederland se politiek zou kunnen gebeuren". Na (eerste en gegeven de korte tijd niet al te grondige) lezing van het dag boek moet men constateren: prof. Schermerhorn heeft gelijk. Alleen: het onthullende werkt als een tweesnij dend zwaard. Want even onthullend als hij heeft willen zijn over het geknoei in Den Haag, even onthullend is het te constateren hoe bitter weinig prof. Schermerhorn van de Nederlandse po litiek, van het denken en leven ook van de gewone Nederlander voor wie Indië zo kort na de oorlog niet anders was dan een ver land, heeft begrepen. Een dagboek geeft het kan niet anders niet alleen de gegevens die de schrijver kwijt wil. omgekeerd zet de schrijver zichzelf in het volle licht van de schijnwerpers. Hij vertelt wat hij denkt, wat hij van anderen vindt, hoe hij situaties beoordeelt, hoe hij het graag zou willen zien en daarmee geeft hij een heel stuk van zichzelf bloot. Niet minder interessant dan de vraag hoe Schermerhorn dacht over allerlei situaties en allerlei mensen, is de vraag die dit boek oproept: ho# komt Schermerhorn hieruit tevoor schijn? Naar ons gevoelen zo als een bij zonder hard werkend man wat hij blijkens zijn dagboek op één dag af werkte is indrukwekkend. Daarnaast als een loyaal mens, een goed vriend voor zijn vrienden en zo welwillend mogelijk oordelend over zijn tegen standers ook al blijkt uit zijn boek dat hij heus niet uit vriendelijkheid grijs noemde wat hij als wit of zwart zag. En in de derde plaats als een methodisch man, bijzonder goed in staat de grote en kleine moeilijkheden op een rijtje te zetten en naar aan vaardbare oplossingen te zoeken. Als werkstuk gezien was het akkoord van Linggadiati een meesterwerk. Maar boven alles uit komt in dit dagboek Schermerhorn naar voren als een idealist een mens die met heel zijn energie en met alle In hem leven de goede eigenschappen streefde naar de harmonische samenlevingsstructuur die zovelen, ontkomen aan de ver schrikkingen van de wereldoorlog, voor ogen stond. Wat hij met Neder land èn met Indië voor had was en is goed men kan niet anders zeggen, toen niet en nu niet. Maar deze Scher- Drees, Mansholt en Lieftinck zich vaak over deze velletjes gebogen en zich dusdoende sterker ingeleefd in de moeilijkheden en mogelijkheden van hun partijgenoot die in Batavia voor de moeilijke taak stond de schets te ma ken van het nieuwe Nederland samen met het nieuwe Indië. De stijl van het boek is ook hele maal geënt op dat heet-van-de-naald indrukken geven, Schermerhorn dic teerde, het is spreektaal, weliswaar door dr. Smit enigermate bewerkt, maar de pittige uitdrukkingen die de spreektaal eigen zijn. zijn er in geble ven men leze er de hieronder afge drukte korte passages maar op na Soetan Sjahrir, in de jaren '45 tot '47 minister-president van de Republiek In donesia en als zodanig leider van de repu blikeinse onderhandelingsdelegatie. Scher merhorn over hem na hun eerste kennis making: Vraagt men mij nu of Sjahrir in dit gesprek volkomen eerlijk is geweest dan moet ik zeggen dit uitermate slecht te kunnen beoordelen. Waar het zijn persoon lijke instelling betrof had ik de indruk dat dit stellig wel het geval was. Sluyser zei mij later dat hij op hem een nogal leugenachti ge indruk had gemaakt. Ik kan dat niet be vestigen." De commissie-generaal, voor de eerste maal in deze functie van Schiphol naar Ne derlands-Indië vertrekkend, daarbij uitgeleide gedaan door minister-president dr. L. J. M. Beel en minister van Overzeese Gebiedsdelen mr. J. A. Jonkman (de twee mannen links). Naast dr. Beel de heer F. de Boer, als VVD-er benoemd in deze commissie-gene raal nadat hij enige tijd burgemeester van Amsterdam was geweest en geheel rechts naast, dr. Schermerhorn het rooms-katholieke lid van de commissie de heer M. J. M. van Poll, op het ogenblik van zijn benoeming tot lid van de Tweede Kamer: De heer De Boer nam in maart '47 ontslag uit zijn functie, enerzijds omdat hij het niet eens was met de regeringspolitiek inzake het Linggadjati-akkoord en anderzijds omdat hij zich diep ge griefd voelde door de komst van de heren Posthuma en Verzijl, twee hoogleraren die als adviseurs aan de commissie-generaal werden toegevoegd voor zaken waarvoor de heer De Boer zich verantwoordelijk voelde. De heer Van Poll is tot het einde toe ge bleven. Dat het akkoord van Linggadjati tot stand kroam is voor een niet gering deel aan hem te danken. Prof. mr. C. P. M. Romme, fractielei der van de KVP sedert 1946 en de man die het akkoord van Linggadjati heeft „aan gekleed", waardoor het aanvaardbaar werd voor het Nederlandse parlement. Schermer horn over hem, de rede overdenkend die Romme die middag in de Tweede Kamer had uitgesproken: Wanneer men zo iets hoort, dan ontstaat de neiging om zich af te vragen: wat meent deze man hier nu van en wat is uitsluitend een betoog dat hij moet houden om een bepaald politiek resultaat te bereiken, waartoe hij invloe den op zijn partijgenoten wil uitoefenen?" Dr. H. J. van Mooic was van 1944 tot 1948 luitenant-gouverneur-generaal van Nederlands-Indië na in vier voorafgaande jaren minister van koloniën te zijn geweest. Schermerhorn over hem na hun eerste ge sprek in Batavia: .maakte hij opnieuw de indruk van een door het verleden ver bitterd mens, die wel bereid is om te trach ten nog aan het eerste akkoord mee te wer ken, maar die er dan verder schoon genoeg van heeft Voor een juist begrip van de gebeur tenissen in het dagboek van Schermer horn (de periode van 20 september 1946 tot 7 oktober 1947) dient men deze te plaatsen in het raam van de gebeurte nissen die uiteindelijk hebben geleid tot de volledige onafhankelijkheid van In donesië los van Nederland. We geven de voornaamste feiten hier zeer in het kort weer. 7 december 1942: Koningin Wilhel mina houdt in Londen een rede, waarin zij zinspeelt op een nieuwe verhouding tussen Nederlands-Indië en Nederland na de oorlog. 17 augustus 1945: Soekarno en Hatta, daartoe in staat gesteld door de Japanners, proclameren de zelfstandige, vrije en onafhankelijke Republiek In donesië. Oktober 1945: De eerste Neder landse troepen arriveren op Java, dat sinds de Japanse capitulatie onder be heer staat van een Brits bezettingsleger. De strijdkrachten van de Republiek be ginnen een guerrilla-oorlog. 18 september 1946: De commis sie-generaal onder leiding van prof. Schermerhorn arriveert in Batavia om „de voorbereiding van een nieuwe rechtsorde van Nederlands-Indië te be vorderen." 14 oktober 1946: Door Britse be middeling wordt een wapenstilstand gesloten tussen Nederland en de leiders van de Republiek. 25 maart 1947: Het akkoord van Linggadjati waarin het principe van de Verenigde Staten van Indonesië en de samenwerking met Nederland in een Nederlands-Indonesische Unie is neer gelegd, wordt ondertekend. 21 juli 1947: Het niet tot elkaar kunnen komen inzake de overgangsbe palingen in het akkoord van Linggadja ti èn de toegenomen guerrilla-activiteit van Indonesische zijde leiden tot de eerste politionele actie. 5 augustus 1947: Onder druk van de Veiligheidsraad wordt een staakt- het-vuren afgekondigd. 27 december 1949: Tijdens een plechtige slotzitting van de Ronde- Tafel-Conferentie draagt Nederland de souvereiniteit over Nederlands-Indië over aan de Verenigde Staten van In donesië. Met uitzondering van Nieuw-Guineamaar dat is een vol gend hoofdstuk. Dit fragment uit het dagboek tekent hel ..uur der voldoening" als na maanden van zeer moeizaam onderhandelen eindelijk zowel uit Den Haag als uit Djocja be richt is ontvangen dat men akkoord gaat met de uiteindelijke tekst van de over eenkomst zoals die in L.inggadjati in principe was geformuleerd. Het verhaal be gint op maandag 24 maart 1947, als Roem. Soesanto en Algadri van Indone sische zijde („Sjahrir lag vermoeid in zijn bed") met de commissie-generaal verga deren. Hl „Daarna begon het feest over de plaats van ondertekening. Neutraal terrein was de heren duidelijk, zodat dat op de internatio nale consulaten niet mogelijk was Daarna kwamen zij met het voorstel van het stad huis van Batavia, d.w.z. het republikeinse stadhuis hetgeen wij natuurlijk vlot van de hand hebben gewezen. Tenslotte kwam de gedachte naar voren van het museum van het Bataviasch Genootschap, dat gemengd Indonesisch-Nederlands bezit is. Dat was een gedachte die al eerder was gesuggereerd en waarvan z.ij wisten dat die ook bij ons was gerezen. Wij vonden het op dat moment echter niet nuttig meer om daar op in te gaan en hielden stijf vast aan tekening ten kantore van de commissie-generaal, d.w.z. in de troonzaal .Zij hadden geen bevoegd heid om te beslissen er zou 's middags eep bespreking zijn van de Indonesische delega tie en wij zouden dan om zes uur de uitslag horen. Sanders (de secretaris-generaal van de commissie - red) ging om vier uur naar het huis van Sjahrir waar vergaderd werd om de uitslag zo snel mogelijk te weten hetgeen met het oog op de technische voor bereiding geen luxe was. Na een zekere hoeveelheid heen en weer gepraat, waarbij Sanders telkens met allerlei lieden buiten sprak, kwam de zéak in orde en bleek de Indonesische delegatie bereid om ons proto collair program te aanvaarden." „Ook besprak ik met Sjahrir diezelfde avond nog even de gehele ceremonie en was het daarover ogenblikkelijk met hem eens. Bij mijn afscheid van hem, constateerden wij beiden, dat wij onze toespraak voor de volgende dag nog die avond moesten maken. Ik heb dat inderdaad gedaan en het werd ruim één uur alvorens ik in bed lag. Waar schijnlijk ben ik daar een beetje voor ge straft. want helaas voelde ik mij op de dag van de ondertekening zelf meer dan be roerd, hetgeen zich natuurlijk bij het hou den van de toespraak ook wel heeft gewro ken." W oensdag 26 maart 1947, 22 uur. „De dag van gisteren is voortreffelijk ver lopen. De gehele voorbereiding klopte als een bus. Precies om 5.30 uur kwamen de beide delegaties op door de achteringang van de troonzaal en namen plaats aan één zijde van de lange tafel, die voor de troon was opgesteld. Wij begonnen met het plaat sen van onze handtekeningen en daarna wérden de toespraken gehouden. Die van Sjahrir werd met de meeste verve van de drie (nl. Van Mook, Schermerhorn en Sjah rir) uitgesproken en is ook door de radio het best doorgekomen, waarschijnlijk ook om dat hij recht voor de microfoon stond. Na afloop was er om halfzeven een grote receptie in het paleis Koningsplein bij Van Mook. Het aanvankelijke plan om de beide delegaties gezamenlijk te laten recipiëren, hadden de Indonesiërs met het oog op onze actie bij Soerabaja afgewezen, maar zij zouden graag op de receptie van de landvoogd aanwezig zijn. Dat is geschied en niet alleen de delegatie, maar een zeer groot aantal Indonesiërs van allerlei aard met hun dames zijn op deze receptie geweest. Er waren ongeveer 300 mensen in totaal uitge nodigd, maar er zijn er tussen de 6 en 7 honderd geweest. De belangstelling was dus enorm en de stemming was eigenlijk voor treffelijk. Ik had de indruk, dat die hier belangrijk beter was dan tijdens het debat in de Tweede Kamer, dat ongeveer gelijktij dig begon en waarvan ik uit de verte een uiterst matte indruk heb gekregen. Het was alles met elkander hier in Bata via eigenlijk een prachtige dag. Antara mo ge dan al gezegd hebben, dat het voor de republiek, met het oog op Modjokerto, on mogelijk een feest kon zijn: de Indonesische bevolking van Batavia heeft zich van deze zure opmerking niet veel aangetrokken. Grote aantallen mensen stonden gisteravond voor het paleis en waren getuige van het vuurwerk, een vuurwerk, dat een zo oorver» dovend lawaai maakte, dat het aan Van Mook de opmerking ontlokte: „Men ge bruikt blijkbaar de munitie, die wij nu toch niet meer nodig hebben". Vanmorgen heeft Sjahrir en toespraak ge houden tot het Indonesische volk van Bata via voor het republikeinse stadhuis. Toen wij uit de kerkdienst kwamen, stroomde het daar vandaan en ik had de indruk, dat er duizenden naar hebben geluisterd. Tallozen onder deze mensen hadden kennelijk hun zondagse plunje aan en profiteerden van de vrije morgen die gegeven was op alle de partementen en kantoren. In de kerk was een gebedsure voor de toekomstige samenwerking tussen Neder land en Indonesië. In onze dienst ging een Indonesische predikant en daarna Ds. Schouten voor. laatstgenoemde sprak naar aanleiding van Psalm 127: „Als de Heer het huis niet bouwt, tevergeefs werken de bou wers". Het was een uit ekende toe „uk in een geest, die wij in dit land onder onze mensen nodig hebben". Het tweede citaat speelt in tijd niet eens zo heel veel later: vrijdag 25 juli 1947, geschreven om half elf 's ochtends, geen gebruikelijke tijd voor dit dagboek. Maar de commissie-generaal is tot werkloosheid gedoemd, want de eerste politio nele actie is een feit geworden. Voor prof. Schermerhorn aanleiding om op dit punt van mislukking nog eens voor zichzelf de balans op te maken en de mogelijkhe den voor de toekomst te bezien. „Ik zie de zaak ook met toenemende be zorgdheid voor de toekomst tegemoet. Ik raak er hoe langer hoe meer van overtuigd dat de politiek, die Nederland voert, welis waar verklaarbaar is, maar in wezen toch verkeerd. Verklaarbaar door het feil. dat de republiek het ons vrijwel onmogelijk heeft gemaakt een verstandiger beleid te voeren. Verklaarbaar ook dat, indien Van Mook in derdaad op woensdag de 16e 's avonds laat dat uitstel van 24 uur zou hebben gegeven en zijn verdere plannen met de gendarmerie bekend zouden zijn geworden, daarover aan Nederlandse militaire zijde spektakel zou zijn ontstaan, niet alleen bij Pinke, die zijn ontslag al had ingediend, maar zeer zeker ook bij talrijke hoofdofficieren in het leger. Ik begrijp dus wel dat Van Mook op dat ogenblik in de knoei zat. Zo heeft hij hel ook toen, na het verdwijnen van Setyadjit uit mijn kamer, gemotiveerd omdat hij na tuurlijk wel voelde dat er toch een kant aan zat, die scheef was. Nu Ls de zaak echter doorgegaan en kan het niet anders of hij moet deze gang van zaken innerlijk volkomen venverken en verdedigen tegenover iedereen, ook tegen over mij. Ik stond hier buiten, droeg daar om een veel geringere verantwoordelijkheid en heb dientengevolge ook wat makkelijker praten. Daarmede moet ik natuurlijk reke ning houden en daarom jegens Van Mook een zekere voorzichtigheid betrachten. Te genover de regering geldt dit laatste in veel mindere mate. Toch heeft ook de regering blijkbaar wel weer een mogelijkheid gezien om zich ook te verschuilen achter Van Mook. tenminste ik vernam al een paar keer, dat mijn advies van 17 juli betrekke lijk zwak was en dat van Van Mook zeer positief, zoals die beide naast elkaar in Den Haag lagen op de morgen van de 18e juli Dat betekent dus eigenlijk, dat het Kabinet zich in sterke mate heeft laten beïnvloeden door het advies van Van Mook en dat men de neiging heeft zich hierop te beroepen. Ook dat feit maakt voor de toekomst de situatie alleen maar moeilijker. Een rege ring, die zich op deze wijze op haar eerste raadsman moet beroepen en dat straks, wanneer het eens minder prettig gaat, in versterkte mate zal doen, staat tegenover deze raadsman niet meer vrij. Zij is dan verplicht hem ook in de toekomst te dekken en te handhaven, tenzij zij mijn redenering en die van een aantal anderen alhier volgt, dat nl. degene, die de primaire verantwoor delijkheid draagt voor de militaire actie, uit een psychologisch oogpunt de laatst aange wezene is om de vrede tot stand te brengen. In deze laatste opvatting word ik, nu ik Van Mook zo observeer, hoe langer hoe meer versterkt. Hij kan niet anders dan zich vastbijten in de lopende ontwikkeling en zal dat doen bij voor- en tegenspoed. Bij voor spoed is dat vrij gemakkelijk; bij tegen spoed zou het een erkennen van het onge lijk moeten zijn. Dit laatste geldt vooral van zijn standpunt, aangezien hij zijn toespraak op jl. maandagmorgen eindigde met de woorden: „Moge in het succes der onderne ming haar rechtvaardiging gegeven wor den". Men zou dan zeggen, dat, wanneer het eens minder prettig verloopt, zo iemand zijn ongelijk moet gaan bekennen. Een kind be grijpt, dat dit onzin is en dat zo iemand zich tot het uiterste zal inspannen om de misluk king niet te erkennen. Is er nu op het ogenblik sprake van een kans op mislukking? Ten aanzien van de bevolking worden de verwachtingen niet gelogenstraft. Op West-Java is de houding van de bevolking in het algemeen gunstig. Men kan gerust aannemen dat de toestand van de mensen zo beroerd was, dat zij iede re verandering als een kans op verbetering met een zekere vreugde begroetten. De Mid den-Javaanse TRI, die daar heeft gezeten, heeft zich waarschijnlijk ook wel zó mis dragen, dat men deze club met vreugde ziet verdwijnen. Wanneer men de mensen het gevoel kan bezorgen, dat zij er niet weer aan worden overgeleverd, dan kan men ook verder wel op steun van de bevolking reke nen bij het volvoeren van de moeilijke, nog in het verschiet liggende zuiveringsacties. Wat de rest van de gang van zaken be treft. valt natuurlijk in de eerste plaats op dat de snelheid van de militaire operatie niet beneden de verwachting blijft. De Niet vroeg gisteren aan De Visser om er eens op aan te dringen, dat ook het aantal gevange nen en doden aan republikeinse kant zou worden gepubliceerd. Ik vroeg dat vanmor gen aan Buurman van Vreeden, die zei dat men er heel weinig gegevens over had en dat het ook bepaald niet be'angrijk kón zijn. omdat de TRI overal zo hardmogelijk wegloopt, uitgezonderd op enkele punten.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 10