Regeren
De betweters
Uur van voldoening
Punt van mislukking
Het raam der
gebeurtenissen
LINGGADJATI IS ROND
EERSTE MILITAIRE ACTIE
DAGBOEK VAN SCHERMERHORN
Een derde deel van de Sociaal-Econo
mische Raad adviseert de regering het
volgend jaar geen loonpauze in te voeren.
Dat zijn de werknemers (plus één Kroon-
lid), de mensen dus wier achterban het
resultaat van een dergelijke loonstop aan
den lijve zou voelen.
Een derde deel van de SER adviseert
helemaal niets: zij zijn er niet voor dat de
regering een dergelijke maatregel neemt,
maar ze zijn er ook niet tegen als de
regering daartoe wèl zou besluiten. Dat
zijn de werkgevers velen van hen zou
den ongetwijfeld wel graag een loonstop
willen omdat de kostenstijgingen de om
zetstijging boven het hoofd dreigen te
groeien, maar zij vrezen de arbeidsonlust
die van een dergelijke ingreep het gevolg
«al zijn. En een staking kost meestal meer
geld dan loonsverhogingen.
En nog een derde deel tenslotte advi
seert met die loonpauze nog maar even te
wachten: eerst kijken hoe de zaken zich
In 1971 ontwikkelen en pas ingrijpen als
het niet meer anders kan. Dat zijn de
Kroonleden, de mensen die om hun des
kundigheid gekozen zijn in dit toporgaan
van ons sociaal en ecoonmisch leven.
We moeten ervan uitgaan dat niet al
leen de Kroonleden maar allen die in de
SER-vergadering hun stem hebben uitge
bracht, zich niet alleen door de eigen be
langen hebben laten leiden, maar niet
minder door het algemeen belang. Werk
gevers èn werknemers weten dat de een
afhankelijk is van de ander en de ander
van de een. Geen arbeider is gebaat bij
een slecht renderende onderneming. Om
gekeerd kan geen werkgever het volhou
den met ontevreden mensen. Conclusie
moet dus zijn dat drie alleszins deskundi
ge en alleszins redelijke groepen elk een
andere mening hebben over het in 1971 te
voeren loonbeleid.
Zit de regering nu met de brokken
vraag van een tv-interviewer aan een der
Kroonleden. Helemaal niet. De SER is er
namelijk niet om de taak van de regering
over te nemen: de Raad adviseert, de re
gering beslist. De ministers hebben nu de
beschikking over alle facetten van het
probleem aan hen de taak die beslis
sing te nemen die het beste ons land en
volk als geheel dient. En daartoe zijn ze
dan vandaag bijeen.
Maar het is wel moeilijk om minister te
zijn.
De minister van verkeer en waterstaat,
tevens vice-premier in het kabinet-De
Jong, drs. J. A. Bakker, heeft een bezoek
gebracht aan Zuid-Afrika, mede om de
mogelijkheden van de K.L.M. te vergroten.
Daarmee heeft hij zich op de lijst van
verdachte personen geplaatst die wordt
bijgehouden door de club van Nederland
se betweters al die mensen die zo heel
precies weten wat er moet gebeuren in
Spanje, Portugal, Griekenland. Rhodesië.
Zuid-Afrika, Brazilië, Amerika en ga zo
maar door. Al die landen met welker regi
me en/of handelwijze de club het niet
eens Is Rusland of roqd-China of
Oost-Duitsland komt men nooit op de lijst
tegenl Op de zwarte lijst komt natuurlijk
allereerst dat domme individu, dat meent
dat er over al deze verdoemde landen
toch ook nog wel iets goeds te zeggen is:
naar zo'n land met vakantie gaan is ook
uit den boze; en verdacht is wie tracht
door hoor en wederhoor zich een eigen
oordeel te vormen.
Tot de laatste categorie behoort dan
minister Bakker Toen bekend werd dat
hij naar Zuid-Afrika zou gaan kwam er
natuurlijk protest als je iets tegen een
ander hebt hoor je die ander te negeren,
net te doen of die niet bestaat! Toen de
heer Bakker en het Nederlandse kabinet
daar niet gevoelig voor bleken, kreeg de
minister een lijstje met opdrachten mee.
hij mocht wel met de Zuidafrikaanse lei
ders praten maar dan moest hij ook con
tact opnemen met de leiders van de op
positie.
Heeft hij z'n opdracht wel netjes uitge
voerd? Niemand die het nog weet want
de minister is nog niet terug maar op
positieleider Den Uyl heeft op grond van
(Zuidafrikaanse) persberichten maar vast
•an de regering gevraagd of de heer Bak
ker zich maar wil verantwoorden. Want
het schijnt dat hij toch ook nog wel iets
goeds in Zuid-Afrika heeft ontdekt en
dat kan toch niet als je tegen de apart
heid bent!
Wat zal er nu straks gaan gebeuren?
Minister Bakker zal op de vragen ten ant
woord geven dat hij tégen de apartheids
politiek is toen hij wegging, dat hij nu nog
tegen die politiek is en dat hij dat onom
wonden aan de Zuidafrikaanse regering
heeft verteld zelfs de Zuidafrikaanse
kranten hebben dat niet verzwegen! Hij
zal vertellen dat hij in Zuid-Afrika zelf met
voor- en tegenstanders van de politiek
heeft gepraat, dat hij goede en slechte
dingen heeft gezien, dingen die indruk op
hem maakten en dingen die hem met te
genzin vervulden precies zo vertelt im
mers ieder het die uit Zuid-Afrika terug
komt. Als hij zijn verhaal goed vertelt zal
de heer Den Uyl hem alleen nog maar
verwijten dat hij in Zuid-Afrika toch een
verkeerde indruk heeft gewekt over de
Nederlandse mening betreffende de apart
heidspolitiek en men zal overgaan tot
de orde van de dag. Vertelt hij z'n verhaal
niet zo goed (wat van deze minister niet
te verwachten is!) dan zal door de opposi
tie het vertrouwen in hem worden opge
zegd, de meerderheid van de Kamer zal
het er niet mee eens zijn en ook dan
zal men overgaan tot d e orde van de dag!
We vragen ons af wanneer de club van
betweters eindelijk eens zal gaan beseffen
dat hun manier niet de goede manier is.
Het beginsel van de apartheidspolitiek is
een verkeerd beginsel dat is ook ons
uitgangspunt. En de wereld zal moeten
trachten Zuid-Afrika daarvan te overtuigen
in het bijzonder voor Nederland ligt
hier een taak want men wil in Zuid-Afrika
nog wel naar Nederland luisteren, denk
maar aan de kerkelijke contacten. Kun je
iemand tot betere gedachten brengen
door hem te laten merken hoezeer je hem
haat en minacht en door hem je rug toe
te keren? Kun je over een systeem praten
als je er van te voren van uitgaat dat élles
in dit systeem fout is en alleen maar inge
geven door eigenbelang? Wie dat gelooft
moet toch wel een verstokte betweter zijn!
We hopen dat het parlement volgende
week zal beseffen dat het belangrijker
werk te doen heeft dan te betweterenl
Toen prof. dr. W. Schermerhorn op 27 juni 1945, na te zijn ingeleid door
koningin Wilhelmina, via de radio gloedvol en in beeldende taal het
regeringsprogram ontvouwde van het eerste na-oorlogse kabinet, waarvan
hij de minister-president was, was hij voor de meeste Nederlanders een
onbekende. En toen hij, na een jaar, moest plaats maken voor de rooms-
katholieke premier Beel, omdat de eerste na-oorlogse verkiezingen in die
richting wezen, had hij veel werk verzet maar niet het vertrouwen van
Nederland kunnen winnen. Toch ging hij vol idealen naar Nederlands-Indië
als voorzitter van de commissie-generaal het was zijn laatste grote
politieke rol en ook die heeft het Nederlandse volk hem niet in dankbaar
heid afgenomen. Enige jaren is hij nog Kamerlid geweest, daarna heeft hij
zich weer in hoofdzaak gewijd aan zijn (ook internationaal hoog gewaar
deerd) wetenschappelijk werk.
VandMg m dan Het Dagboek van
Schermerhorn in de winkels versche
nen. het ..geheim verslag van prof. dr.
ir. W. Schermerhorn als voorzitter der
commissie-generaal voor Nederlands-
Indiè ia de periode van 20 september
1946 tot 7 oktober 1947'' zo luidt
officieel de ondertitel. Een boekwerk
dat al historie heeft gemaakt voordat
het verscheen: het had al eerder, In
1955, op de markt moeten verschijnen
maar omdat het staatsgeheimen bevat
maakte niet de toenmalige minister
president dr. W. Drees bezwaar tegen
de uitgave, maar zijn voorqanqer dr.
Beel. die als premier in die periode
46-'47 nauw bij de zaak was betrok
ken. En het kwam eind 1968 opnieuw
ter sprake toen plotseling de kwestie
van de (vermeende) in Indonesië door
Nederlandse militairen bedreven ex
cessen door de Vara aan de orde werd
gesteld. Ook toen werd er door de
beschuldigers om het dagboek van
Schermerhorn geroepen, want dat zou
de bewijzen bevatten dat de Neder
landse regering van die excessen op
de hoogte was. Daarop is premier De
Jong zich met de zaak gaan bemoeien,
hij heeft het dagboek gelezen (of laten
lezen) en hij heeft laten weten tegen
uitgave geen bezwaar te hebben er
mochten alleen geen gesprekken met
levende leden van het koninklijk huis
in worden weergegeven. En zo is het
dan nu bij Wolters-Noordhoff NV te
Groningen van de persen gerold; als
no. 6 van de 5e serie Werken van het
Nederlands Historisch Genootschap te
Utrecht en uitgegeven door mr. dr. C.
Smit. de historicus die boeken over De
Indonesische Kwestie en het Akkoord
van Linggadjati op zijn naam heeft
staan en aldus in het bezit was geko
men van de 578 grote vellen die het
dagboek van Schermerhorn telde
Een wonderlijk fascinerend boek, dit
Dagboek van Schermerhorn. Het heeft
niets met Memoires of iets van dien
aard te maken memoires zijn be
schouwingen achteraf die hun waarde
hebben omdat de schrijver soms din
gen onthult die hij alleen kon weten,
maar die schrijver heeft het voordeel
dat hij afstand heeft kunnen nemen.
Niets van dien aard met het Dagboek
van Schermerhorn. Het is een relaas
van gebeurtenissen, een weergave van
gesprekken, een opsomming van in
drukken over personen en zaken die
heet-van-de-naald zijn geschreven.
Prof. Schermerhorn had de gewoonte
om, meestal aan het eind van de dag
of soms ook wel na verloop van enkele
dagen, zijn secretaresse te dicteren
wat hij van belang vond. hetzij als ge
heugensteun voor hemzelf, hetzij om
aan andere betrokkenen te laten lezen
en hen zo, sterker dan op welke ande
re wijze ook, te doordringen van zijn
gedachtengang.
Denk echter niet dat het een gemak
kelijk leesbaar boek is geworden. De
stijl is niet moeilijk, maar de man die
het schreef (of dicteerde) was zo vol
komen in de stof ingewerkt, dat men
het boek wel heel precies van regel tot
regel en van dag tot dag op de voet
moet volgen, wil men de draad niet
kwijt raken. Af en toe gebruikt hij
voornamen: Koos voor Koos Vorrink,
Piet voor mr. P. Sanders, de secreta
ris-generaal van de commissie en een
van Schermerhorns grootste steunpila
ren; dan zijn er allerlei afkortingen die
nogal hoofdbrekens kosten, verwijzin
gen naar code-telegrammen voor
hem allemaal gesneden koek. maar
voor de lezer bijzonder vermoeiend.
Weliswaar wordt door dr. Smit alles
keurig verklaard in registers, indices,
afkortingenlijst en dergelijke en heeft
het boek extra waarde gekregen door
de vele bijlagen: de tekst van de wet
waarbij de commissie-generaal werd
ingesteld en de tekst van de daarbij
behorende instructie, de letterlijke
tekst van het akkoord van Linggadjati,
enx. het neemt alles niet weg dat dit
een studieboek ia. fascinerend nog
maals maar niet gemakkelijk! Men
moet voor de duizend bladzijden (het
boek is in twee delen uitgegeven) echt
wel de tijd nemen!
In een interview in Het Parool zegt
prof. Schermerhorn: .Vraagt u wat
naar mijn mening het meest onthullen
de van mijn dagboek is, dan zeg ik:
het is onthullend omdat eruit blijkt hoe
de heren in Den Haag maar raak ge
knoeid hebben in de Indonesische po
litiek en hoe ze vaak staaltjes van re
geren hebben weggegeven die onge
looflijk zijn!" En aan het slot: ..Mijn
conflict was: zat ik daar nou in Batavia
als hoge ambtenaar of als politicus? Ik
voelde me exponent van de Nederland
se politiek. Ik maakte me er niet alleen
zorgen over wat er in Indië gebeurde,
maar ook om wat er in de Nederland
se politiek zou kunnen gebeuren".
Na (eerste en gegeven de korte tijd
niet al te grondige) lezing van het dag
boek moet men constateren: prof.
Schermerhorn heeft gelijk. Alleen: het
onthullende werkt als een tweesnij
dend zwaard. Want even onthullend als
hij heeft willen zijn over het geknoei in
Den Haag, even onthullend is het te
constateren hoe bitter weinig prof.
Schermerhorn van de Nederlandse po
litiek, van het denken en leven ook van
de gewone Nederlander voor wie Indië
zo kort na de oorlog niet anders was
dan een ver land, heeft begrepen.
Een dagboek geeft het kan niet
anders niet alleen de gegevens die
de schrijver kwijt wil. omgekeerd zet
de schrijver zichzelf in het volle licht
van de schijnwerpers. Hij vertelt wat
hij denkt, wat hij van anderen vindt,
hoe hij situaties beoordeelt, hoe hij het
graag zou willen zien en daarmee
geeft hij een heel stuk van zichzelf
bloot. Niet minder interessant dan de
vraag hoe Schermerhorn dacht over
allerlei situaties en allerlei mensen, is
de vraag die dit boek oproept: ho#
komt Schermerhorn hieruit tevoor
schijn?
Naar ons gevoelen zo als een bij
zonder hard werkend man wat hij
blijkens zijn dagboek op één dag af
werkte is indrukwekkend. Daarnaast
als een loyaal mens, een goed vriend
voor zijn vrienden en zo welwillend
mogelijk oordelend over zijn tegen
standers ook al blijkt uit zijn boek
dat hij heus niet uit vriendelijkheid
grijs noemde wat hij als wit of zwart
zag. En in de derde plaats als een
methodisch man, bijzonder goed in
staat de grote en kleine moeilijkheden
op een rijtje te zetten en naar aan
vaardbare oplossingen te zoeken. Als
werkstuk gezien was het akkoord van
Linggadiati een meesterwerk.
Maar boven alles uit komt in dit
dagboek Schermerhorn naar voren als
een idealist een mens die met heel
zijn energie en met alle In hem leven
de goede eigenschappen streefde naar
de harmonische samenlevingsstructuur
die zovelen, ontkomen aan de ver
schrikkingen van de wereldoorlog,
voor ogen stond. Wat hij met Neder
land èn met Indië voor had was en is
goed men kan niet anders zeggen,
toen niet en nu niet. Maar deze Scher-
Drees, Mansholt en Lieftinck zich vaak
over deze velletjes gebogen en zich
dusdoende sterker ingeleefd in de
moeilijkheden en mogelijkheden van
hun partijgenoot die in Batavia voor de
moeilijke taak stond de schets te ma
ken van het nieuwe Nederland samen
met het nieuwe Indië.
De stijl van het boek is ook hele
maal geënt op dat heet-van-de-naald
indrukken geven, Schermerhorn dic
teerde, het is spreektaal, weliswaar
door dr. Smit enigermate bewerkt,
maar de pittige uitdrukkingen die de
spreektaal eigen zijn. zijn er in geble
ven men leze er de hieronder afge
drukte korte passages maar op na
Soetan Sjahrir, in de jaren '45 tot '47
minister-president van de Republiek In
donesia en als zodanig leider van de repu
blikeinse onderhandelingsdelegatie. Scher
merhorn over hem na hun eerste kennis
making: Vraagt men mij nu of Sjahrir in
dit gesprek volkomen eerlijk is geweest
dan moet ik zeggen dit uitermate slecht te
kunnen beoordelen. Waar het zijn persoon
lijke instelling betrof had ik de indruk dat
dit stellig wel het geval was. Sluyser zei mij
later dat hij op hem een nogal leugenachti
ge indruk had gemaakt. Ik kan dat niet be
vestigen."
De commissie-generaal, voor de eerste maal in deze functie van Schiphol naar Ne
derlands-Indië vertrekkend, daarbij uitgeleide gedaan door minister-president dr. L.
J. M. Beel en minister van Overzeese Gebiedsdelen mr. J. A. Jonkman (de twee mannen
links). Naast dr. Beel de heer F. de Boer, als VVD-er benoemd in deze commissie-gene
raal nadat hij enige tijd burgemeester van Amsterdam was geweest en geheel rechts naast,
dr. Schermerhorn het rooms-katholieke lid van de commissie de heer M. J. M. van
Poll, op het ogenblik van zijn benoeming tot lid van de Tweede Kamer: De heer De
Boer nam in maart '47 ontslag uit zijn functie, enerzijds omdat hij het niet eens was met
de regeringspolitiek inzake het Linggadjati-akkoord en anderzijds omdat hij zich diep ge
griefd voelde door de komst van de heren Posthuma en Verzijl, twee hoogleraren die
als adviseurs aan de commissie-generaal werden toegevoegd voor zaken waarvoor de
heer De Boer zich verantwoordelijk voelde. De heer Van Poll is tot het einde toe ge
bleven. Dat het akkoord van Linggadjati tot stand kroam is voor een niet gering deel
aan hem te danken.
Prof. mr. C. P. M. Romme, fractielei
der van de KVP sedert 1946 en de man
die het akkoord van Linggadjati heeft „aan
gekleed", waardoor het aanvaardbaar werd
voor het Nederlandse parlement. Schermer
horn over hem, de rede overdenkend die
Romme die middag in de Tweede Kamer
had uitgesproken: Wanneer men zo iets
hoort, dan ontstaat de neiging om zich af
te vragen: wat meent deze man hier nu
van en wat is uitsluitend een betoog dat
hij moet houden om een bepaald politiek
resultaat te bereiken, waartoe hij invloe
den op zijn partijgenoten wil uitoefenen?"
Dr. H. J. van Mooic was van 1944 tot
1948 luitenant-gouverneur-generaal van
Nederlands-Indië na in vier voorafgaande
jaren minister van koloniën te zijn geweest.
Schermerhorn over hem na hun eerste ge
sprek in Batavia: .maakte hij opnieuw
de indruk van een door het verleden ver
bitterd mens, die wel bereid is om te trach
ten nog aan het eerste akkoord mee te wer
ken, maar die er dan verder schoon genoeg
van heeft
Voor een juist begrip van de gebeur
tenissen in het dagboek van Schermer
horn (de periode van 20 september 1946
tot 7 oktober 1947) dient men deze te
plaatsen in het raam van de gebeurte
nissen die uiteindelijk hebben geleid tot
de volledige onafhankelijkheid van In
donesië los van Nederland. We geven
de voornaamste feiten hier zeer in het
kort weer.
7 december 1942: Koningin Wilhel
mina houdt in Londen een rede, waarin
zij zinspeelt op een nieuwe verhouding
tussen Nederlands-Indië en Nederland
na de oorlog.
17 augustus 1945: Soekarno en
Hatta, daartoe in staat gesteld door de
Japanners, proclameren de zelfstandige,
vrije en onafhankelijke Republiek In
donesië.
Oktober 1945: De eerste Neder
landse troepen arriveren op Java, dat
sinds de Japanse capitulatie onder be
heer staat van een Brits bezettingsleger.
De strijdkrachten van de Republiek be
ginnen een guerrilla-oorlog.
18 september 1946: De commis
sie-generaal onder leiding van prof.
Schermerhorn arriveert in Batavia om
„de voorbereiding van een nieuwe
rechtsorde van Nederlands-Indië te be
vorderen."
14 oktober 1946: Door Britse be
middeling wordt een wapenstilstand
gesloten tussen Nederland en de leiders
van de Republiek.
25 maart 1947: Het akkoord
van Linggadjati waarin het principe van
de Verenigde Staten van Indonesië en
de samenwerking met Nederland in een
Nederlands-Indonesische Unie is neer
gelegd, wordt ondertekend.
21 juli 1947: Het niet tot elkaar
kunnen komen inzake de overgangsbe
palingen in het akkoord van Linggadja
ti èn de toegenomen guerrilla-activiteit
van Indonesische zijde leiden tot de
eerste politionele actie.
5 augustus 1947: Onder druk van
de Veiligheidsraad wordt een staakt-
het-vuren afgekondigd.
27 december 1949: Tijdens een
plechtige slotzitting van de Ronde-
Tafel-Conferentie draagt Nederland de
souvereiniteit over Nederlands-Indië
over aan de Verenigde Staten van In
donesië. Met uitzondering van
Nieuw-Guineamaar dat is een vol
gend hoofdstuk.
Dit fragment uit het dagboek tekent hel ..uur der voldoening" als na maanden van
zeer moeizaam onderhandelen eindelijk zowel uit Den Haag als uit Djocja be
richt is ontvangen dat men akkoord gaat met de uiteindelijke tekst van de over
eenkomst zoals die in L.inggadjati in principe was geformuleerd. Het verhaal be
gint op maandag 24 maart 1947, als Roem. Soesanto en Algadri van Indone
sische zijde („Sjahrir lag vermoeid in zijn bed") met de commissie-generaal verga
deren.
Hl
„Daarna begon het feest over de plaats
van ondertekening. Neutraal terrein was de
heren duidelijk, zodat dat op de internatio
nale consulaten niet mogelijk was Daarna
kwamen zij met het voorstel van het stad
huis van Batavia, d.w.z. het republikeinse
stadhuis hetgeen wij natuurlijk vlot van de
hand hebben gewezen. Tenslotte kwam de
gedachte naar voren van het museum van
het Bataviasch Genootschap, dat gemengd
Indonesisch-Nederlands bezit is. Dat was
een gedachte die al eerder was gesuggereerd
en waarvan z.ij wisten dat die ook bij ons
was gerezen. Wij vonden het op dat moment
echter niet nuttig meer om daar op in te
gaan en hielden stijf vast aan tekening ten
kantore van de commissie-generaal, d.w.z.
in de troonzaal .Zij hadden geen bevoegd
heid om te beslissen er zou 's middags eep
bespreking zijn van de Indonesische delega
tie en wij zouden dan om zes uur de uitslag
horen. Sanders (de secretaris-generaal van
de commissie - red) ging om vier uur naar
het huis van Sjahrir waar vergaderd werd
om de uitslag zo snel mogelijk te weten
hetgeen met het oog op de technische voor
bereiding geen luxe was. Na een zekere
hoeveelheid heen en weer gepraat, waarbij
Sanders telkens met allerlei lieden buiten
sprak, kwam de zéak in orde en bleek de
Indonesische delegatie bereid om ons proto
collair program te aanvaarden."
„Ook besprak ik met Sjahrir diezelfde
avond nog even de gehele ceremonie en was
het daarover ogenblikkelijk met hem eens.
Bij mijn afscheid van hem, constateerden
wij beiden, dat wij onze toespraak voor de
volgende dag nog die avond moesten maken.
Ik heb dat inderdaad gedaan en het werd
ruim één uur alvorens ik in bed lag. Waar
schijnlijk ben ik daar een beetje voor ge
straft. want helaas voelde ik mij op de dag
van de ondertekening zelf meer dan be
roerd, hetgeen zich natuurlijk bij het hou
den van de toespraak ook wel heeft gewro
ken."
W oensdag 26 maart 1947, 22 uur.
„De dag van gisteren is voortreffelijk ver
lopen. De gehele voorbereiding klopte als
een bus. Precies om 5.30 uur kwamen de
beide delegaties op door de achteringang
van de troonzaal en namen plaats aan één
zijde van de lange tafel, die voor de troon
was opgesteld. Wij begonnen met het plaat
sen van onze handtekeningen en daarna
wérden de toespraken gehouden. Die van
Sjahrir werd met de meeste verve van de
drie (nl. Van Mook, Schermerhorn en Sjah
rir) uitgesproken en is ook door de radio het
best doorgekomen, waarschijnlijk ook om
dat hij recht voor de microfoon stond.
Na afloop was er om halfzeven een grote
receptie in het paleis Koningsplein bij Van
Mook. Het aanvankelijke plan om de beide
delegaties gezamenlijk te laten recipiëren,
hadden de Indonesiërs met het oog op
onze actie bij Soerabaja afgewezen, maar
zij zouden graag op de receptie van de
landvoogd aanwezig zijn. Dat is geschied en
niet alleen de delegatie, maar een zeer groot
aantal Indonesiërs van allerlei aard met
hun dames zijn op deze receptie geweest. Er
waren ongeveer 300 mensen in totaal uitge
nodigd, maar er zijn er tussen de 6 en 7
honderd geweest. De belangstelling was dus
enorm en de stemming was eigenlijk voor
treffelijk. Ik had de indruk, dat die hier
belangrijk beter was dan tijdens het debat
in de Tweede Kamer, dat ongeveer gelijktij
dig begon en waarvan ik uit de verte een
uiterst matte indruk heb gekregen.
Het was alles met elkander hier in Bata
via eigenlijk een prachtige dag. Antara mo
ge dan al gezegd hebben, dat het voor de
republiek, met het oog op Modjokerto, on
mogelijk een feest kon zijn: de Indonesische
bevolking van Batavia heeft zich van deze
zure opmerking niet veel aangetrokken.
Grote aantallen mensen stonden gisteravond
voor het paleis en waren getuige van het
vuurwerk, een vuurwerk, dat een zo oorver»
dovend lawaai maakte, dat het aan Van
Mook de opmerking ontlokte: „Men ge
bruikt blijkbaar de munitie, die wij nu toch
niet meer nodig hebben".
Vanmorgen heeft Sjahrir en toespraak ge
houden tot het Indonesische volk van Bata
via voor het republikeinse stadhuis. Toen
wij uit de kerkdienst kwamen, stroomde het
daar vandaan en ik had de indruk, dat er
duizenden naar hebben geluisterd. Tallozen
onder deze mensen hadden kennelijk hun
zondagse plunje aan en profiteerden van de
vrije morgen die gegeven was op alle de
partementen en kantoren.
In de kerk was een gebedsure voor de
toekomstige samenwerking tussen Neder
land en Indonesië. In onze dienst ging een
Indonesische predikant en daarna Ds.
Schouten voor. laatstgenoemde sprak naar
aanleiding van Psalm 127: „Als de Heer het
huis niet bouwt, tevergeefs werken de bou
wers".
Het was een uit ekende toe „uk in een
geest, die wij in dit land onder onze mensen
nodig hebben".
Het tweede citaat speelt in tijd niet eens zo heel veel later: vrijdag 25 juli 1947,
geschreven om half elf 's ochtends, geen gebruikelijke tijd voor dit dagboek.
Maar de commissie-generaal is tot werkloosheid gedoemd, want de eerste politio
nele actie is een feit geworden. Voor prof. Schermerhorn aanleiding om op dit punt
van mislukking nog eens voor zichzelf de balans op te maken en de mogelijkhe
den voor de toekomst te bezien.
„Ik zie de zaak ook met toenemende be
zorgdheid voor de toekomst tegemoet. Ik
raak er hoe langer hoe meer van overtuigd
dat de politiek, die Nederland voert, welis
waar verklaarbaar is, maar in wezen toch
verkeerd. Verklaarbaar door het feil. dat de
republiek het ons vrijwel onmogelijk heeft
gemaakt een verstandiger beleid te voeren.
Verklaarbaar ook dat, indien Van Mook in
derdaad op woensdag de 16e 's avonds laat
dat uitstel van 24 uur zou hebben gegeven
en zijn verdere plannen met de gendarmerie
bekend zouden zijn geworden, daarover aan
Nederlandse militaire zijde spektakel zou
zijn ontstaan, niet alleen bij Pinke, die zijn
ontslag al had ingediend, maar zeer zeker
ook bij talrijke hoofdofficieren in het leger.
Ik begrijp dus wel dat Van Mook op dat
ogenblik in de knoei zat. Zo heeft hij hel
ook toen, na het verdwijnen van Setyadjit
uit mijn kamer, gemotiveerd omdat hij na
tuurlijk wel voelde dat er toch een kant aan
zat, die scheef was.
Nu Ls de zaak echter doorgegaan en kan
het niet anders of hij moet deze gang van
zaken innerlijk volkomen venverken en
verdedigen tegenover iedereen, ook tegen
over mij. Ik stond hier buiten, droeg daar
om een veel geringere verantwoordelijkheid
en heb dientengevolge ook wat makkelijker
praten. Daarmede moet ik natuurlijk reke
ning houden en daarom jegens Van Mook
een zekere voorzichtigheid betrachten. Te
genover de regering geldt dit laatste in veel
mindere mate. Toch heeft ook de regering
blijkbaar wel weer een mogelijkheid gezien
om zich ook te verschuilen achter Van
Mook. tenminste ik vernam al een paar
keer, dat mijn advies van 17 juli betrekke
lijk zwak was en dat van Van Mook zeer
positief, zoals die beide naast elkaar in Den
Haag lagen op de morgen van de 18e juli
Dat betekent dus eigenlijk, dat het Kabinet
zich in sterke mate heeft laten beïnvloeden
door het advies van Van Mook en dat men
de neiging heeft zich hierop te beroepen.
Ook dat feit maakt voor de toekomst de
situatie alleen maar moeilijker. Een rege
ring, die zich op deze wijze op haar eerste
raadsman moet beroepen en dat straks,
wanneer het eens minder prettig gaat, in
versterkte mate zal doen, staat tegenover
deze raadsman niet meer vrij. Zij is dan
verplicht hem ook in de toekomst te dekken
en te handhaven, tenzij zij mijn redenering
en die van een aantal anderen alhier volgt,
dat nl. degene, die de primaire verantwoor
delijkheid draagt voor de militaire actie, uit
een psychologisch oogpunt de laatst aange
wezene is om de vrede tot stand te brengen.
In deze laatste opvatting word ik, nu ik Van
Mook zo observeer, hoe langer hoe meer
versterkt. Hij kan niet anders dan zich
vastbijten in de lopende ontwikkeling en zal
dat doen bij voor- en tegenspoed. Bij voor
spoed is dat vrij gemakkelijk; bij tegen
spoed zou het een erkennen van het onge
lijk moeten zijn. Dit laatste geldt vooral van
zijn standpunt, aangezien hij zijn toespraak
op jl. maandagmorgen eindigde met de
woorden: „Moge in het succes der onderne
ming haar rechtvaardiging gegeven wor
den".
Men zou dan zeggen, dat, wanneer het
eens minder prettig verloopt, zo iemand zijn
ongelijk moet gaan bekennen. Een kind be
grijpt, dat dit onzin is en dat zo iemand zich
tot het uiterste zal inspannen om de misluk
king niet te erkennen.
Is er nu op het ogenblik sprake van een
kans op mislukking? Ten aanzien van de
bevolking worden de verwachtingen niet
gelogenstraft. Op West-Java is de houding
van de bevolking in het algemeen gunstig.
Men kan gerust aannemen dat de toestand
van de mensen zo beroerd was, dat zij iede
re verandering als een kans op verbetering
met een zekere vreugde begroetten. De Mid
den-Javaanse TRI, die daar heeft gezeten,
heeft zich waarschijnlijk ook wel zó mis
dragen, dat men deze club met vreugde ziet
verdwijnen. Wanneer men de mensen het
gevoel kan bezorgen, dat zij er niet weer
aan worden overgeleverd, dan kan men ook
verder wel op steun van de bevolking reke
nen bij het volvoeren van de moeilijke, nog
in het verschiet liggende zuiveringsacties.
Wat de rest van de gang van zaken be
treft. valt natuurlijk in de eerste plaats op
dat de snelheid van de militaire operatie
niet beneden de verwachting blijft. De Niet
vroeg gisteren aan De Visser om er eens op
aan te dringen, dat ook het aantal gevange
nen en doden aan republikeinse kant zou
worden gepubliceerd. Ik vroeg dat vanmor
gen aan Buurman van Vreeden, die zei dat
men er heel weinig gegevens over had en
dat het ook bepaald niet be'angrijk kón
zijn. omdat de TRI overal zo hardmogelijk
wegloopt, uitgezonderd op enkele punten.