Vele „appeltjes voor de dorst'1 in de
depots van vogels en viervoeters
ros lip PhIiik
Htraa f mmm
HANOLO VAZQUEZ
LUIS SEQURA
Een vrouw streed tegen de stierengevechten,
maar vocht tegen de bierkaai.
aterdag 28 november 1970
De hamster moge voor velen in het
spraakgebruik de hamsteraar bij
uitnemendheid wezen, niettemin ken
nen we nog wel meer viervoeters en
vogels, die zorgen een appeltje voor
de dorst in petto te houden, al vor
men ze niet het klassieke voorbeeld.
Dal de vogel zeer vele vruchten niet
terugvindt, bemerkt men in de
lente aan de opslag op plaatsen, ver
De Notenkraker, een aartsverzamelaar.
Op vele plaatsen verstopt de eekhoorn eikels en beukenoten.
Qngetwijfeld zijn de mensen meer
vertrouwd met hamsteren als
werkwoord dan met de hamster
als zoogdier, want slechts weinigen
zullen zich dunkt mij op een ont
moeting met deze viervoeter kunnen
beroemen, zelfs niet in een diergaar
de, want daarin ziet men haar zel
den. Ik wil best weten, dat ik er nog
nooit een in levende lijve zag. Het
begrip hamsteren ligt velen onzer be
ter door twee wereldoorlogen binnen
het verloop van een half mensenle
ven en ik meen, dat er weinig kwaad
in wordt gezien, wanneer men bij
dreigende voedselschaarste en in
strijd met de distributiebepalingen
een voorraadje van 't een of ander
aanlegt, zolang het niet de spuigaten
uitloopt en de politie er zich mee
bemoeit. Want de zucht tot zelfbe
houd werkt sterker dan wet en ver-
\xmmo m n
Dt JUUÖ 0t
19 58
COLJSfO BAUAR
tXTtlAO RDINARIA
CORRIDA
mvmnmoBo
U» ft
ordening. De hamster evenwel is het
inrichten en vullen van ondergrondse
depots sinds onheuglijke tijden aan
geboren; zij weet niet, of er oorlog,
krimp en gebrek in 't verschiet ligt
en kies onveranderlijk de zekerste
weg door het bevoorraden van haar
veem.
JJat zij zo weinig bekendheid geniet,
ligt aan het zeer lokale voorko
men, nl. de lössgronden van Lim
burg, want deze zijn door hun stevi
ge substantie voor een duurzaam
verblijf noodzakelijk. Overigens kun
nen wij haar al lang als inheems be
schouwen; de hamster is een steppe-
dier, dat reeds sinds de ijstijd ko
mende uit het oosten tot de Ne
derlandse fauna behoort, doch be
perkt bleef tot midden- en Zuid-
Limburg en dat we ons het beste
kunnen voorstellen als een bont vier-
kleurig Guinees biggetje, derhalve
plomp van bouw en op korte poten,
levend in de cultuursteppe, dus het
agrarisch milieu.
De volksnamen koren- en aard-
wolf duiden reeds op zijn levenswijs,
welke zó karakteristiek is, dat het
werkwoord „hamsteren" van zijn
naam werd afgeleid. Het opslaan
van granen, peul- e.a. veldvruchten
in onderaardse voorraadkamers,
soms tot een gewicht van 25 50 kg,
eindigt tegen de winter; alsdan dom
melt het dier in een warm beklede
slaapkamer vlakbij het provisie
depot, dat hij van tijd tot tijd aan
spreekt, om in maart naar buiten te
komen.
Zulk een bedachtzame figuur vin
den we in de vlugge bosmuis, die ik
op warme zomerdagen 's avonds aan
de rand van het kreupelhout niet zel
den hoorde ritselen en raspelen. Bij
roerloos zitten of staan verschijnen
dan tussen het afgevallen blad of op
het strooisel de grote oren en de blin
kende zwarte kijkers, die bij de min
ste beweging bliksemsnel in de ruigte
verdwijnen.
Deze kobold leeft weliswaar meest
op de begane grond, doch klimt ook
met gemak door de struiken of
zoals we in de herfstige border vaak
zagen naar de zaadkoppen van
halfhoge tuinplanten en dit is een al
leraardigst gezicht. Langs de ruwe
schors van de bomen klautert het
muisje eveneens vaardig omhoog, en
soms installeert het zich in een nest
kast, welke het op zijn trip ontmoet
en waarin het bij nadering van de
herfst allerlei zaden als toekomstige
winter kost deponeert. Dragen de
besheesters rijk, dan worden er ook
beziën ingezameld, maar die ver
schimmelen gauw. Hazel- en walno
ten, linde-, eike-, beuke-, elze- en es
doornzaden kan zij knaphandig con
sumeren.
De winter schijnt Springer de bos
muis zelden in een nestkastje door te
brengen, want dit verblijf is haar
dan te koud en voorts zou het
vluchttunneltje aan de voet van de
boom kunnen dichtsneeuwpn, want
tot onder het witte dek lopen haar
vluchtgangen en kanalen en door de
ze beweegt ze zich voortdurend,
vooral indien er zaaddragende bo
men in de buurt staan. Niet zelden
ziet men het naaldfijne prentjesspoor
op de sneeuw bij afgevallen berke
zaadjes, terwijl zij zich voorts sterk
aangetrokken voelt tot hooi en eikels
in de bewaarplaats der voedselopslag
voor het grofwild. Het is daar een
warm en veilig verblijf. Trouwens,
de meeste muizen en woelmuizen, ja
zelfs mollen leggen magazijntjes aan.
T^en andere methode houdt de eek-
hoorn erop na, die nootjes.
tiiximklever, zonnebloempitten hamsterend.
bessen, eikels, beukelaars en enkele
paddestoelsoorten in boomholten en
bodemgaten opspaart. Hij houdt
geen winterslaap, doch komt bij
honger of mooi weer uit het nest te
voorschijn, om naar zijn verstopte
schatten te zoeken.
Zijn memorie blijkt echter vaak te
kort en zo zien we dan naderhand
op zulke plekjes allerhande opslag
en ontpopt zich ons bosaapje derhal
ve min of meer tot planter; het zelf
de kunnen we bij de Vlaamse gaai
opmerken, maar wanneer ik soms
middenin het stuifzand, waar zich
nooit een markolf vertoont een paar
eikjes zie ontkiemen, zullen deze
wellicht van de eikels komen, die een
door havik of slechtvalk geslagen
bosduif in de krop had een typi
sche verbreiding der flora.
Overigens geloof ik nauwelijks,
dat de eekhoorn, die vlakbij ons huis
trouw op het vogel voer verschijnt,
zich om zijn voorraadjes bekom
mert, nu hij op zulk een makkelijke
en royale manier de kost kan verdie
nen.
Met enige vrijmoedigheid kan men
het woord ..hamsteren" ook toepas
sen op de vos, die buit en prooires-
ten tot later gebruik bijeensleept en
verbergt in z.g. hamsterkuilen. Zulk
een handelswijs valt te vergelijken
met het korststondige klaarleggen
van prooidieren door uilen, want
daarbij gaat het niet om winterse de
pots, geliik voorts het opspietsen van
kevers door de klauwier hiervan
eveneens hemelsbreed verschilt. Een
zeer instructieve foto van zeven op
gespaarde muizen bij het nest van
een velduil staat in „Brids from the
hide" door Ian M. Thompson.
]^een. werkelijke potters leren we op
de voerplank voor het raam
kennen. Wie het fel-begeerde hen
nepzaad verstrekt, zal spoedig op
merken, dat kool- en pimpelmezen
telkens een zaadje oppakken weg
vliegen en op een nabije tak stuk
Het kleine bosmuisje zocht in de wal naar afgevallen hazelnoten die het
behendig uitlepelt voor de directe maaltijd, of verstopt voor de winter
voorraad.
hameren, om de pit te consumeren.
De kleine zwartkopmees daarentegen
neemt er ettelijke tegelijk mee en
keert spoedig terug. Zij verbergt ze
in schorsspleten of onder afgevallen
blad. Kuif- en zwarte mees hebben
soortgelijke maniertjes, doch die zijn
moeilijker vast te stellen, want ze
verschijnen zelden op ons wintervoe
der.
In bosrijk gebied kunt ge deze me
thoden ook door de boomkever zien
toegepast, die de zaden stuk voor
stuk in verschillende schuilhoeken
pleegt te verstoppen. Vogelkundige
psychologen nemen aan, dat de vo
gels zich na korte tijd die plekjes
niet meer herinneren, maar wel
schijnen ze te weten, dat ze ergens
iets hebben verborgen en vinden
door systematisch zoeken heel wat
van hun schatten terug, want hun
gezicht is verbazend scherp. Uiter
aard vertonen zich kapers op de kust
en zouden b.v. koolmezen, die niet
zelf hamsteren, de heen en weer vlie
gende zwartkopmeesjes op hoop van
zegen achtervolge.
Overtollig voedsel wordt eveneens
door kraaiachtigen weggemoffeld en
vooral de gaai staat er in de winter
maanden voor bekend. Hij verzamelt
speciaal eikels, vervoert ze over vaak
aanzienlijke afstand onbeschadigd in
krop of snavel en begraaft ze in de
grond, waartoe met de sneb een
schuine opening wordt gestoken, die
met aarde, blad of een steentje
wordt afgesloten.
van de moederbomen. In sommige
jaren komen uit het hoge noorden de
bontgevlekte notekrakers opdagen,
die zich specialiseren op hazelnoten.
Zij kunnen de struiken in weinige
dagen plunderen en het gelukte de
Zweedse ornitholoog P. O. Svanberg
vast te stellen, dat hij daarbij de
vruchten niet stuk voor stuk pleegt
te versteken, maar zich er allemaal
tegelijk van ontledigt, vaak 8 k 9.
doch eens zelfs 18 op dezelfde plek!
Svanberg kon aantonen, dat de vogel
zijn assortimenten met zekerheid te
rugvond zelfs onder een sneeuw
dek en er gedurende winter en
voorjaar van leefde.
Ongeveer drie maanden lang vliegt
de notekraker heen en weer tussen
de hazelaars en de 6 km verderop
gelegen depots, om de nootjes onder
te brengen. Natuurlijk zijn zulke
waarnemingen slechts te doen, wan
neer de vogels zich niet schuw gedra
gen en dit is bij de notekrakers in de
eenzame Zweedse wouden inderdaad
het geval. Niettemin wist de onder
zoeker exemplaren in vrijheid te
dresseren, zodat zich hun bedrijf
voor zijn ogen afspeelde. Bij dit alles
dient niet te worden vergeten, dat de
manier van verbergen de genoemde
vogelsoorten aangeboren is en dat in
de kooi geboren en opgefokte indivi
duen precies zo handelen, ook al is
de voedsel nap steeds gevuld.
De vogel verstopt niet, om een
voorraadje te vormen, maar omdat
het zien van overvloedig voedsel in
stinctmatig leidt tot onbewust ham
steren, zelfs al heeft dit doel noch
zin.
A. B. Wigman
Stierengevechten zijn schouwspe-
len van duivelen, niet van men
sen. Het enige beest in de arena is
het publiek."
Mevrouw J. Dokter (67) uit Bus-
sum meent wat ze zegt. Vijftien
jaar heeft zij het stierenvechten be
streden. Niet alleen in Nederland
maar ook in Spanje. Resultaten
heeft die strijd nauwelijks opgele
verd. Daarom zet ze er nu een punt
achter. Teleurgesteld. Zonder over
winningsroes.
,,Het was vechten tegen de bier
kaai. Er zijn hardere acties nodig.
Op mijn leeftijd kan ik dat niet
meer. Ik heb nog hoop dat jongere
mensen mijn werk zullen voortzet
ten. Misschien de kabouters of de
Dolle Mina's wel. Die durven ten
minste".
,,De strijd helemaal opgeven is
net zo erg als het stierenvechten
zelf. Dat soort middeleeuwse amu
sement met nutteloze dierenmishan
deling hoort toch in de twintigste
eeuw niet thuis. Dat mag niemand
goedkeuren".
/"Ap initiatief van mevr. J. Dokter
ontstond in 1955 de commissie
Bestrijding van Stierengevechten in
Europa. Dat gaf een enigszins offi
cieel karakter aan haar acties. Nog
hetzelfde jaar werd een protestbrief
tegen het stierenvechten verzonden
aan de toenmalige Paus Pius XII,
die kort daarna allen veroordeelde
die direct of indirect aan stieren
vechten deelnamen. Reactie van de
paus: Elke wreedheid tegenover
dieren is onwaardig en dient veroor
deeld te worden".
T~)e pauselijke .banvloek" is nim-
mer ingetrokken. Toch veran
derde er in de arena's niets in het
voordeel van de Nederlandse com
missie; integendeel. Met de toene
ming van het toerisme naar Spanje
werd daar de frequenti van de stie
rengevechten tot het uiterste opge
voerd.
Mevrouw Dokter: ,,Die teleurstel
ling was groot. Begrijpelijk zijn die
stierengevechten aan de ene kant
natuurlijk wel. Tenslotte brengt het
veel geld in het laatje. Nee, die fol
kloristische verhaaltjes zijn al lang
aan de kapstok gehangen, 't Gaat
nu alleen nog maar om het geld. En
wie zwicht daar nu niet voor."
„Als je het mij vraagt was het
stierenvechten zelfs in Spanje al uit
de tijd geweest als niet de toeristen
er zo hoognodig menen naar te moe
ten gaan kijken. De Spaanse jeugd
zie je ook niet in de arena's. Die
gaai liever naar een voetbalwed
strijd".
T~^e acties van de commissie Bestrij-
ding van Stierengevechten in
Europa waren van velerlei aard.
Mevrouw Dokter, die regelmatig in
Spanje vertoeft, sprak er Neder
landse toeristen toe en deelde bij de
ingang van de arena's pamfletten
uit. „Ga niet naar het stierenge
vecht. Met één enkel bezoek helpt u
het mee in stand te houden. U kunt
er niet tegen en komt er ellendig
vandaanluidde de tcj^t.
Achteraf moet mevrouw Dokter
teleurgesteld toegeven: „Er waren
maar weinig mensen die naar me
luisterden. Ja, later gaven ze me
wel gelijk. Hysterisch gillende men
sen, opgezweept door bloed en sa
disme, vindt tenslotte geen enkel
normaal mens leuk. Maar niemand
beseft dat zo'n ervaring, die kenne
lijk niemand wil missen, het stieren
gevecht helpt voortbestaan".
„jVet zo goed als de zendelingen
erin geslaagd zijn de kannibalen
op andere gedachten te brengen,
moet het toch ook mogelijk zijn het
stierenvechten uit te roeien", rede
neert mevrouw Dokter. Ondanks de
vele teleurstellingen die zij in haar
strijd van vijftien jaar kreeg te in
casseren, blijft zij hopen op succes.
„Maar daarvoor zijn harde acties
nodig. Acties die idereen moeten
overtuigen van de nutteloze dieren
mishandeling die stierenvechten is".
„In Nederland ligt nog een even
groot terrein braak als in Spanje
zelf. Neem bijvoorbeeld de reisbu
reaus. Die zouden het bezoek „aan
een echt Spaans stierengevecht" uit
hun reisprogramma's moeten
schrappen. Nu wordt het nog als
lokmiddel gebruikt voor toeristen.
Bij een bezoek aan Spanje mag je
het stierengevecht toch immers niet
missen? Kijk maar in de etalages
van de reisbureaus. Daar hangen de
affiches met bloedende stieren en
trotse matadors erop. Zowaar een
kleurig schouwspel, fnaar niemand
hoort het gegil erbij van het dier in
doodsnood!
ï}e pogingen van mevrouw Dokter
om de etalages van de propa
ganda voor het stierengevecht te
zuiveren, hebben maar weinig resul
taat gehad. „Daarvoor was ik mis
schien te netjes", zegt ze achteraf.
Zij heeft nu haar hoop gevestigd op
jongere mensen.
Daar wacht ze nu op in haar met
Spaanse souvenirs uitgeruste flatje
ifr Bussum....