Worsteling per gekleurde boekjes
om jeugdschool en maatschappij
Belastingbiljet in welvaartstaat
Bomans in drievoud
en de
zwijgende minderheid
HET RODE
BOEKJE VOOR
SCHOLIEREN
HET GROENE
BOEKJE ALS
PROTEST
HET ROOD-
WIT-BLAUWE
BOEKJE VAN
DRS. DIEMER
Commentaar
Begin september lag het op ons bu
reau: het rode boekje voor scholieren.
Formaat: ongeveer de helft van een
pocketboekje; de omslag niet dat felle
maar zuurtjeszoet rood. voorzien van
de haast vertrouwde handtekening van
„dick", de illustrator Dick Bruna die al
zovele omslagen van de uitgaven van
A. W. Bruna en Zoon heeft gecompo
neerd. Blijkens de verantwoording: ge
schreven door een werkgroep van kri
tische leraren bestaande uit Claartje
Hülsenbeck, Jan Louman en Anton Os
kamp, „in voortdurend overleg met
leerlingen." Blijkens diezelfde verant
woording bestaat er ook een soortge
lijk Deens boekje, ook al geschreven
door een driemanschap en ,,de behan
deling van enkele onderwerpen is
daaraan ontleend."
Zo op het eerste gezicht een intrige
rend boekje, niet het minst door de
titel want „rode boekjes" plegen wijs
heid (of wat daarvoor moet doorgaan)
te bevatten. Wijsheid uit een heel spe
ciale hoek van de wereld bekeken: die
van Mao's China. De wijsheid van de
rode revolutie, van het omverwerpen
van alle westerse (kapitalistische)
waarden en het propageren van aller
lei „culturele" vrijheden.
Het „rode boekje voor scholieren"
bleek aan al deze eisen te voldoen: er
deugt niets van onze hele samenle
ving; daarom moet je op school al be
ginnen die samenleving te ondermij
nen: begin daartoe met acties die de
macht op school aan de leerlingen
moet brengen; en begin je leven zo in
te richten dat het vrij is dus is er
een flink stuk van het boekje gewijd
aan sex plus de opwekking om vooral
op school om sexfilms te vragen en
een „vrijlokaal" te laten inrichten
dus is er ook een hoofdstuk gewijd
aan drugs.
Goed, een boekje dus om recht
streeks in de prullemand te gooien,
want dit is geen voorlichting, zelfs
geen kritische voorlichting maar een
misselijk spel met de onwetendheid en
onstabiliteit van kinderen in de puber
teit. Je kunt discussiëren over de
vraag of onze maatschappij wel deugt,
of onze scholen wel deugen en je kunt
de jeugd daarbij betrekken maar
niet zo.
Natuurlijk bereikte het boekje een
aantal scholieren dat is aan Bruna
wel toevertrouwd. Op de meesten
maakte het weinig indruk. Het bereikte
ook de leraren. En die maakten zich
kwaad begrijpelijk. Ook al omdat"
hier een daar een paar leerlingen het
wel in praktijk wilden brengen. En zo
is de „gekleurde boekjes oorlog" op
gang gekomen. Eerst met het rood-
wit-blauwe boekje van drs. Willem Die-
mer, een leraar Nederlands, die op on
navolgbare wijze (helaas: soms ook
nauwelijks te volgen!) het rode boekje
heeft gehekeld en daarbij speciaal zijn
collega-Nederlands Oskamp op de kor
rel heeft genomen. En het kon haast
niet anders deze week is bij de
Apeldoornse uitgeverij Semper Agendo
NV „het groene boekje" verschenen
Ook Avro's Televizier Magazine heeft zich met de
boekjesoorlog bezig gehouden. Eerst heeft men kri
tische en nuchtere leraren met elkaar laten debatte
ren, later had men jongelui uit alle delen van het
land samengebracht om hun meningen ten beste te
geven over school maatschappij, sex en drugs al
die onderwerpen die door het rode boekje naar voren
zijn geschoven.
als „nuchter protest tegen het rode
Niet zo'n erg gelukkige kleur, dat
groen de journalist Lenshof heeft
ook eens een „groen boekje" geschre
ven tegen het rode boekje van Mao en
het was geen succes. Laten we onmid
dellijk zeggen dat de schrijvers van dit
groene boekje zich beter van hun taak
hebben gekweten dan destijds Lunshof
dat zal duidelijk worden uit de be
sprekingen hieronder.
Dat intussen radio en televisie zich
in de strijd hebben geworpen is wel
duidelijk, want deze media plegen als
het om kritiek gaat niet al te veel te
rughoudendheid in acht te nemen. En
zo hebben de schrijvers van het rode
boekje dan toch bereikt wat zij wilden:
publiciteit voor hun ongezonde enk-
beelden. Jammer maar waar!
Wat nu? De publiciteit is er en hier
en daar zijn de gevolgen merkbaar. Er
zijn aanwijzigingen dat er op sommige
scholen inderdaad „acties gevoerd
worden naar het in het rode boekje
aangegeven model. Acties die iets te
maken lijken te hebben met de school
maar in sommige gevallen zijn bedoeld
als eerste aanzet tot anarchie. Vele
scholieren onderkennen dat niet ze
doen mee en laten zich zo misbruiken.
Op dezelfde manier als dat in de stu
dentenwereld gebeurt.
Deze situatie vraagt wijsheid van al
len die bij het onderwijs betrokken
zijn. Bestuurlijke wijsheid en niet min
der paedagogische kwaliteiten. Men
zal. als dit nodig is, de moed moeten
opbrengen om met de leerlingen dit
rode .boekje te bespreken. En de wijs
heid om aan te tonen hoe vals dit
boekje is. Dat vraagt leraren die zich
niet voelen als in een ivoren toren
maar die zich betrokken voelen bij on
ze samenleving. Maar dat is van een
leraar toch niet te veel gevraagd?
door drie
kritische leraren
„Vaak hoor je zeggen dat de school je voorbe
reidt op de maatschappij. Dat klinkt alsof de
school zelf niet bij de maatschappij hoort. Men
probeert op die manier de maatschappij buiten
de school te houden: je hoort er meer over de
tachtigjarige oorlog dan bijvoorbeeld over de
Vietnamese vrijheidsstrijd. En als er over ge
praat wordt, gebeurt het alsof Vietnam niets met
de school te maken heeft. Men doet alsof de
school een eilandje buiten de samenleving is. In
werkelijkheid is de school een erg belangrijk
deel van de maatschappij. Je doet er niet alleen
kennis op. Het gaat er de school om dat sommige
van je eigenschappen worden ontwikkeld en an
dere worden onderdrukt. Je leert er kritiekloos
gehoorzamen. Je leert wedijveren met anderen.
Je leert er af over jezelf te beslissen. Je wordt
er precies gemaakt zoals je baas je later graag
wil hebben. Het is hard nodig dat de opvattingen
waarop onze maatschappij nu gebouwd is, ver
anderen. Omdat school en maatschappij één zijn.
moeten we de strijd voor deze veranderingen
ook binnen de school brengen. In de eerste
plaats wordt dan de school zelf misschien zinvol
ler en beter voor allen die er werken. Maar het
voornaamste is dat we op die manier meevech
ten voor verandering in deze maatschappij. Ie
dereen kan dat het beste doen op de plaats waar
hij werkt, dat is in jouw geval de school...."
Zo begint, na de inleiding, het eerste hoofdstuk
van het rode boekje voor scholieren een eer
lijk begin want het raakt meteen de kern van de
zaak. Het simpele recept van alle agitatoren: de
maatschappij deugt niet en dus moet ieder op
zijn plaats die maatschappij ondermijnen. Wat
deugt er niet aan die maatschappij? Allereerst
natuurlijk de macht van het geld. Er wordt een
voorbeeld gegeven: de omgeving van Rotterdam
blijkt erg ongezond te zijn doordat allerlei fa
brieken aaar met elkaar de lucht vergiftigen.
Toch worden er steeds fabrieken bijgebouwd
omdat de mensen die de touwtjes in handen
hebben geld belangrijker vinden dan gezondheid.
Tweede fout in de maatschappij: de ongelijkheid
„daarvan zijn erg veel mensen op de een of
andere manier het slachtoffer" en derde fout
de concurrentie. Vervolgens wordt een verhan
deling gegeven over gezag. We leren er uit dat
ook Nederland niet ver verwijderd is van een
fascistische staat. En de remedie: alle macht aan
het volk! Ook op de school!
Hoe die „echte democratische school" er uit
moet zien wordt ook verteld: dat is een school
waar de schoolraad van leerlingen, leraren en
ouders alle beslissingen neemt; de leraren be
noemd worden door de schoolraad; de leerlingen
zelf bepalen wat ze willen leren, hoe en met wie;
ieder in zijn eigen tempo en op zijn eigen wijze
werkt; ieder zelf de groep kiest waar hij in wil
zitten; het werk door de hele werkgroep van
leerlingen en leraren wordt beoordeeld; de leer
lingen zelf de sfeer bepalen; en waar ruimtes
aanwezig zijn om te praten, te dansen, te spelen,
te vrijen, te roken, t'e leren, te sporten, met je
handen te werken!
We sparen u verder de handeleidingen voor
acties om deze echt-democratische school te ver
wezenlijken, plus die voor de technieken van
vrijen een druggebruik ze zijn net als het hier
beschrevene: opruiend!
door drie
nuchtere leraren
„Waar een aantal mensen samen leven en sa
men werken moeten regels zijn Robinson Crusoë
kon op het eiland in de zon zijn eigen regels
maken, hij hoefde met niemand, behalve zijn
hond, rekening te houden. Een samenleving zon
der regels wordt al gauw een ongeorganiseerde
bende. De regels moeten worden gehandhaafd
door om met een groot woord te zeggen
gezagsdragers. De schrijvers van het rode boekje
vinden gezag en orde besmette woorden. Wij
vragen ons af in hoeverre zij zelf mede verant
woordelijk zijn voor deze besmetting. Gezag is
in hun ogen hetzelfde als macht, hetzelfde als
onderdrukken. Hun lijfspreuk is: alle macht aan
het volk, ook op school. Zij willen geen gezag
maar volkomen vrijheid. Maar die vrijheid ont
breekt als de acties om die vrijheid te bereiken
gevoerd moeten worden. Dan vinden ze discipli
ne en orde broodnodig. Alle macht aan het volk
is een begrip dat we uit de geschiedenis kennen.
Het is de volkswil uit de Romantiek. Er is blijk
baar niets nieuws onder de zon. Als we allemaal
evenveel te vertellen hebben zul je alleen de
heel brutalen horen. Wie het hardst schreeuwt
wordt gehoord. Alle macht aan het volk leidt tot
chaos, chaos leidt tot dictatuur. Onder het mom
van democratie wordt regelrecht aangestuurd op
dictatuur. Of is dat misschien de bedoeling?"
Ziedaar het hart van het betoog dat de heren
S. Bakker, H. Eisma en E. W. de Jong in hun
groene boekje ondertitel: nuchter protest te
gen het rode boekje hebben neergeschreven
op wat we hierboven als de kern van het rode
boekje hebben samengevat. Inderdaad een heel
zinnige redenering die op de kritische leraren
geen enkele indruk zal maken. Want die zijn
helemaal niet onder de indruk van dat begrip
chaos voor hen is chaos immers de hoogste
vorm van vrijheid. Vrijheid in deze zin: doen
waar je zin in hebt zonder je van iemand of iets
aan te trekken.
Wel geloven we dat de redenering der nuchte
re leraren vele leerlingen zal aanspreken en
voor hen is dat boekje trouw.ens bedoeld. Want
de jeugd is dan wel kritisch (gelukkig) maar ze
beschikt over meer gezond verstand dan de kri
tische leraren vermoeden. Dat blijkt ook uit de
(bescheiden) enquête die in dit groene boekje
staat afgedrukt. Van de 249 middelbare scholie
ren, over het hele land verspreid, bleek 58 pet
het rode boekje niet gelezen te hebben (bij de
ouders was dit percentage 63). Van degenen die
het wel gelezen hadden beschouwde 26 pet het
als een grap: het hoofdstuk over acties bleek 45
pet nauwelijks aan te spreken, daarentegen
bleek dat over drugs op 53 pet de meeste indruk
te hebben gemaakt (dat over sex haalde 35 pet).
Op de vraag: „Wil je een school waar je alles
zelf mag beslissen?" antwoordde 6 pet met ja, 25
pet met nee en 69 pet met „gedeeltelijk"
Dat laatste geeft dan wel weer te denken en
dat hebben de nuchtere leraren dan ook gedaan.
Uitvoerig gaan ze in op de verdiensten maar ook
op de feilen van de mammoetwet. Een van de
feilen: de brugklas een van de verdiensten: de
maatschappijleer en de studieles. Blijft wel de
vraag of deze mogelijkheden door alle scholen
wel voldoende gebruikt worden. En dat is nodig
wil je de kritische anarchie-leraren de wind uit
de zeilen nemen. Men mag dan het rode en het
groene boekje samen als leerboeken gebruiken!
Op de omslag staat de Nederlandse vlag, het
rood-wit-blauw. 'In het rood de naam van de
schrijver, drs. Willem Diemer. In het wit: het
rood-wit-blauwe boekje voor (niet-) scholieren.
En in het blauw: met als bovenste kwart(ier) een
pe(n)dant „rood boekje" voor collega's. Wel een
omslag waarnaar je even moet kijken om te
begrijpen wat drs. Willem Diemer nu eigenlijk
bedoelt als je dat eenmaal door hebt kun je
ook het boekje gaan lezen, want dan begrijp je
de moeilijkspeelsje stijl van deze in zijn hart zo
strijdbare scribent. (Je hebt er dan nog wel een
bril bij nodig want het boekje is in een abomi
nabel kleine letter gedrukt!)
Eerst een citaat uit dat „pe(n)dante rode deel",
gericht tot collega-leraren en speciaal tot collega
Anton Oskamp, die het hier zwaar te verduren
krijgt. Het gaat hier om de zin in het rode boek
je: „De muur tussen school en maatschappij lijkt
erg dik". Daarop barst drs. Diemer los:
„Een dikke muur? Een school zou een hof
moeten zijn in de stilte. En anders zou zij maar
niet moeten zijn. Het gaat om kwetsbaren beïn
vloedbare, onmondige, naar zichzelf en naar enig
houvast aan inzicht, orde, regel, weten en kun
nen tastende kinderen, gevangen binnen hun ei
gen, zeer langzame groeiproces. Wij kunnen als
school nooit meer doen dan observeren hoe zij
ouder worden en zo'n voorbeeld zijn dat het de
basis biedt voor de eerste zekere stap naar cul
tuur en creativiteit die in simpele nabootsing
altijd gegeven is geweest; met wat sturen, por
ren, snoeien. En wij kunnen voorkomen (hadden
kunnen voorkomen als de verantwoordelijkheid
voor ons onderwijs niet tot het meest machteloze
schakeltje dat de leraar is, tot-en-met door
gedelegeerd was), dat „de" maatschappij nog
verder in de school opdringt; wij kunnen nog
bereiken dat zij teruggewezen wordt naar het
enige haar toekomende domein (het maatschap
pijvak op de rooster en wat buitenschools ge
speel met grote-mensenzaken)bereiken dat onze
kinderen niet voor de leeuwen dier „maatschap
pij" van Oskamp c.s. gesmeten worden. („Leeu
wen? Ratten!). Weet hij nog wat stilte is. Os
kamp, radde randstater? Ken hij Weerselo, en
Van der Grafts gedicht daarover? Zo dat alle
drie: die stilte, dat Weerselo en dat gedicht, diep
in je hersenschors zijn doorgedrongen, als een
triniteit, als de heilige geest die ook Achterberg
in, aan en door een vers afsmeekte; zodat alle
drie; die stilte, dat Weerselo en dat gedicht, die
het zich met je merg vermengd heeft en met je
bloed, voor eeuwig? Nee? Jongen, hoe kun jij
poëzie doceren als je lawaai zo lollig vindt? Hoe
heb jij ooit van de minister, dat brevet gekregen
dis leraar in onze letterkunde? Jij lijkt me, voor
de klas, een gevaar voor de klas."
De verleiding is groot om met citaten door te
gaan: over kreten als „geld is macht", over
winst, over de ongezonde fabrieken van Rotter
dam, over ongelijkheid en concurrentie. Vooral
ook over het gezag met het kostelijke voorbeeld
„gezag bij mij thuis" met de aankoop van een
tv-toestel. Maar dit is een boekje dat men zelf
moet lezen. Zowel om de kostelijke schrijftrant
als om de satirische ernst waarmee school en
maatschappij verdedigd worden tegen de invloe
den van mensen als Oskamp en zijn rode-boek-
jes-schrijvers. Maar er zijn er maar 700 van
gedrukt!
Op het moment dat e Nederlandse belasting
betaler zijn belastingpapieren moet gaan invul
len, is hij geen benijdenswaardig mens. Dat
vindt hij zelf ook niet: hij worstelt met dat inge
wikkelde papier èn hij ziet achter dat papier de
fiscus van wie hij stellig gelooft dat die er op uit
is het maximum eruit te persen. Daarom zal hij
op zijn beurt alles doen om z'n aangifte zo laag
mogelijk te houden. Als hij deskundig genoeg is
zal hij elk kansje dat de wet biedt, benutten om
aftrek te verkrijgen voor dit of voor dat.
Dat jaarlijkse tweegevecht is begrijpel 'j, maar
er wordt wel nodeloos veel energie mee verspild
aan de belastingkant telt dat het zwaarst want
het betekent meestal dat er meer ambtenaren
nodig zijn., die ook betaald moeten worden met
het geld van de belastingbetaler!
Het is trouwens ook niet nodig: al vele malen
heeft de zeer deskundige staatssecretaris van
Financiën, dr. F. H. M. Grapperhaus, betoogd dat
het biljet èn het systeem eenvoudiger kunnen.
En een deel van zijn gedachten heeft hij in de
wetsontwerpen vastgelegd die deze week in de
Kamer zijn behandeld.
Het merkwaardige is dat de Kamer er maar
moeilijk aan wil daarmee vertolken de Kamer
leden trouwens wel de meningen van hun ach
terban. Grondregel van ons systeem is dat belas
ting naar draagkracht wordt geheven de Ne
derlander is individualist genoeg om dat draag
kracht-principe zo verfijnd te willen zien, dat
ieder er als het ware zijn eigen omstandigheden
in kan terugvinden. Omstandigheden die altijd
net weer een tikkeltje anders zijn dan die van de
buurman. In die verfijning hebben we het ver
gebracht: we meten bijna in meters uit hoever
we van ons werk wonen aftrekken van de
belasting. We houden heel precies bij wat de
pilletjes en poedertjes kosten die de dokter onze
kinderen bij hun kleine ziektes voorschrijft
voor de belasting. En elke spijker die we in ons
eigen huis timmeren proberen we door de fiscus
te laten betalen. Zo zijn we wel!
Naar onze mening heeft dr. Grapperhaus gelijk
als hij door vele van deze verfijningen een
streep wil halen. We zijn er trots op dat we in
een welvaartsstaat leven. We rijden in een auto,
kopen een eigen huis ergens buiten de stad en
als het lijden kan een tweede huis voor de va
kantie geld speelt niet meer die gewichtige
rol als vroeger. Laat dat dan ook in het belas
tingbiljet blijken. Het bepaart geld en ergernis.
En diegenen aan wie de welvaart voorbijge
gaan is helaas zijn die er ook? Laat de fiscus
aan hen speciale aandacht geven. Laten zij de
uitzonderingen zijn op de regel. Als wij normaal
aan onze belastingplichten voldoen kan de fis
cus voor hen lankmoedig zijn.
voor velen indrukwekkende wijze is maandagavond in het NCRV-tele-
visieprogramma ..Bomans in triplo" van Godfried Bomans en Jan van
Hillo een tot dusver nogal zwijgende minderheid aan het woord gekomen. Weer
eens een heel ander geluid dan dat van de zwijgende meerderheid. Hoewel ik in
het bestaan van die veelbesproken en veel beschreven zwijgende meerderheid
niet zo rotsvast geloof. Als u het mij vraagt is de zwijgende meerderheid voor
namelijk de fictie van een sprekende minderheid.
Die sprekende min
derheid probeert via en
kele grote communica
tiemedia te suggereren
dat de honderdduizen
den die officieel te boek
staan als aanhangers
van die communicatie
media (overigens nóg
maar een minderheid
tussen de miljoenen an
dere Nederlanders!) er
een uitgesproken me
ning inzake belangrijke
levensvraagstukken op
na zouden houden. Dat
zegt die sprekende min
derheid meestal alleen
maar om anders den
kende sprekende min
derheden (bijvoorbeeld
van kleinere communi
catiemedia, met slechts
enkele tienduizenden of
ficiële aanhangers)
voorgoed het zwijgen op
te laten leggen. De zwij
gende meerderheid na
mens welke zij het
woord zegt te voeren
interesseert zich wel
licht helemaal niet voor
bijvoorbeeld politiek.
Naar alle waarschijn
lijkheid vormt zij wel
het derde deel van de
stemgerechtigde Neder
landers dat niet aan de
verkiezingen deelneemt
en dat dan louter een
meerderheid vormt omdat de homoge
niteit van haar politieke desinteresse
waarschijnlijk groter is dan die van de
politieke interesse van het twee-derde
deel dat wél het vakje rood heeft staan
kleuren. De zwijgende meerderheid
spreekt zich wellicht alleen maar uit
wanneer zij haar interesse toont in de
uitslag van Ajax-Feijenoord, de ont
wikkelingen in Peyton Place, de verho
ging van de benzineprijs en de nieuw
ste confectie-elpee van de heer James
Last.
In de kerken ligt het overigens iets
anders. Onze christelijk hetende
natie heeft bijvoorbeeld nog altijd twee
grote omroepverenigingen als de NCRV
en de KRO. Op het gebied van amuse
ent en politiek onderscheiden zij zich
niet of nauwelijks van omroepen die
geen christelijk stempel dragen, maar
op het gebied van de godsdienstige uit
zendingen uiteraard wél. Die godsdien
stige uitzendingen wekken meestal de
indruk dat degenen die in Nederland
nog naar de kerk gaan een allerminst
zwijgende meerderheid vormen, die
zich intensief bezighoudt met „horizon
tale" vraagstukken als de rol van de
kerken in de ontwikkelingshulp en hun
houding inzake het rassenvraagstuk
(NCRV) en het aan rapporten, ge
spreksgroepen en andere formaliteiten
zo Rijke Roomse Leven van het conci-
lie-katholicisme uit de zestiger en den
kelijk ook nog de zeventiger jaren
(KRO).
Hierdoor min of meer tot zwijgen ge
brachte minderheden hebben bij het
zien en horen van dergelijke program
ma's (naar mijn mening niet ten on
rechte) de conclusie getrokken, dat de
mystiek er uit is en zijn daarom groe
peringen als de Evangelische Omroep
en „Confrontatie" gaan vormen, die af
en toe nog eens de gelegenheid krijgen
om via de radio en de televisie tot de
huiskamers door te dringen met niet-
ritmisch gezongen psalmen of een ou
derwets stukje gregoriaans. Maar de
nostalgie die hieruit spreekt maakt toch
ook maar al te vaak een wat formalis
tische indruk.
IJ et beeld dat hier wordt opgehangen is
(ik geef het toe) een beetje somber.
Want gelukkig laat de geestelijke rijk
dom van ons menselijk bestaan zich
nog steeds niet vangen in vormpjes. De
Geest waait nog steeds waar Hij wil.
De wonderen zijn de wereld nog steeds
niet uit. Zo heeft het kunnen gebeuren
dat de van huis uit zo „fijne" NVRV
de van huis uit zo „paapse" Godfried
Bomans heeft weten te strikken voor
een aantal weinig formele, alleen maar
levensechte, tot de kern van het chris
tendom én van de mensheid doordrin
gende tv-reportages uit het land van de
Bijbel. „Erger" nog: het heeft deze
week kunnen gebeuren, dat diezelfde
Godfried Bomans voor diezelfde NCRV
bij monde van zijn broer Arnold en
zijn zuster Wally een tot dusver werke
lijk zwijgende minderheid aan het
woord heeft gelaten: het handjevol
mannen en vrouwen dat, steeds gerin
ger in aantal wordend, in de kloosters
uitsluitend met God spreekt en daar
door misschien heel wat meer over de
zin van het leven zou kunnen vertellen
dan allé „sprekerds" uit de al dan niet
zwijgende meerderheden daarbuiten.
A angetrokken door de onmiskenbare
voordelen van onze consumptie
maatschappij (een vollediger mens-zijn
als psycho-somatisch wezen!), maar
misschien ook wel door de onmiskenba
re nadelen daarvan (de in feite vaak zo
oppervlakkige uiterlijke toestanden)
hebben tal van kloosterlingen de laatste
jaren hun pij aan de wilgen gehangen
en zijn gewoon brave gehuwde burgers
geworden of hebben moedig een gulden
middenweg gezocht door zowel te trou
wen als priesterlijk werk te blijven
verrichten (Huub Oosterhuis en zijn
geestverwanten).
Degenen die in de kloosters zijn ach
tergebleven hebben daardoor ongewild
het odium op zich geladen van de men
sen die het gelijk niet aan hun zijde
hebben. Goed: uit het gesprek van
Godfried Bomans met zijn broer en zus,
die hij in tientallen jaren niet werke
lijk had gespróken, is duidelijk geble
ken dat er ook in de kloosters de laat
ste jaren veel is vernieuwd (Nederland
se zang in plaats van Latijnse; een ze
kere democratisering; „menselijker"
dag- en nachtindeling, etc.), maar ook
dat is natuurlijk alleen maar een kwes
tie van vorm geweest.
De oorspronkelijke inhoud van het
kloosterleven heeft echter altijd mys
tieke elementen gehad: in de eerste
plaats contact met God, daaruit voort
vloeiend de voorwaarden maagdelijk
heid, armoede en gehoorzaamheid, en
met behulp van die „vrij-stellende" ei
genschappen in al dan niet gehoorde
woorden en al dan niet geziene daden
de evangelische boodschap zo gaaf mo
gelijk in praktijk brengen, in de kleine
kloostergemeenschap (zoals bij broeder
Arnold Bomans en zijn zwijgende me
de-Trappisten) en/of in de ziekenhuizen
en andere gelegenheden waar zieke of
hulpbehoevende mensen liefdevol en
belangeloos verzorgd moeten worden
(zoals bij zuster Wally Bomans en haar
mede-nonnen).
De verschijning van beide klooster
lingen uit de familie van de schrijver
van Eric, Pieter Bas en Pa Pinkelman
op de beeldbuis en ook dat wat zij zei
den vormde een levensecht en daardoor
ook alle omroep- en andere formele ka
ders doorkruisend pleidooi voor de
noodzaak dat de individuele mens zich
van tijd tot tijd eens moet terugtrekken
uit de massa, om zich te oriënteren op
die dingen waar het in zijn leven, en
wellicht ook na zijn dood, in feite om
gaat. Merkwaardig genoeg kwamen de
opvattingen van broeder Bomans die
ondanks tientallen jaren „wereld
vreemdheid" een bijzonder goede,
scherpzinnige kijk, op het leven ten
beste gaf i duidelijker uit de verf dan
de argumenten waarmee zuster Bomans
haar levensstaat „verdedigde".
liovendien gaat het in de mystiek niet
om de kwantiteit, maar om de
kwaliteit van het leven. Daarom kan
men zich voorstellen dat sommige mon
niken zich geen al te grote zorgen ma
ken over de toekomst van (door uit het
leven of de abdij vertrekkende broe
ders) leeglopende kloosters en de daar
in heersende way-of-life.
Met een blik op de hippies heeft
Toon Hermans onlangs in een interview
in dit blad al geprofeteerd dat we te
ruggaan naar de monnik, omdat ons
volk van kruideniers nu eenmaal be
hoefte heeft aan méér dan alleen maar-
doperwten'.
En inderdaad zag men in de tv-uil-
zending vanuit de Trappisten-abdij
maandagavond ook een aantal hippe,
langharige jongens, die te gast waren
bij de monniken. Eén hunner vertelde,
dat hij daar had gevonden wat hij in
de consumptiemaatschappij vergeef
had gezocht: een leven in aanwezigheid
van het hogere wezen dat ons verstand
te boven gaat en de wereld omvat.
Zeer belangrijk vond ik in dit opzicht
het antwoord dat Arnold Bomans gaf.
toen zijn broer Godfried vroeg of hip
pies en andere tot meer meditatie ge
neigde en genegen jongeren zich wel
zouden kunnen onderwerpen aan de
kloosterlijke tucht, een „regime" dal
Arnold Bomans vroeger toch wel een
zeker geluk had bezorgd. De monnik
antwoordde, dat deze onderwerping
wellicht moeilijk zou zijn, omdat het
levensgenieten dat de hippies op hun
bescheiden manier doen, toch óók nog
een vorm van consumptie is...
[Vlet „Bomans in triplo" heeft de
NCRV-televisie ongetwijfeld menig
christen en niet-christen een dienst be
wezen. Het was niet alleen een prachtig
staaltje oecumene, dwars door alle
kerkmuren tussen Rome en Genève
heen. maar ook in gewoon menselijk
opzicht een van de indrukwekkendst-
televisie-programma's van het nu bijna
afgelopen jaar.
Al kunt u de tekst ervan dan lezen in
Godfried Bomans' nieuwe boek „Van
dichtbij gezien" (Sijthoff, Leiden.
10,90), waarin overigens ook een
weergave is te vinden van schrijvers
programma's over Rome en Jerusalem,
toch hoop ik, dat de NCRV deze uitzen
ding nog eens zal herhalen.
Al was het alleen maar om details als
de ontmoeting met de oude broeder
Marcus, die vertelde, helemaal niet
bang voor de dood te zijn en een week
later overleden was. Van zijn doden
masker straalde het geluk af van de
eenvoudige van geest die hij zich tij
dens dat gesprek toonde en n.in welke
functie" hij misschien ook de bijbelse
zaligheid heeft verkregen.
Mensen die het leven en de kern van
het leven zo goedgezind aanvaarden als
deze man het leek te doen, zullen ons
altijd wat te zeggen hebben, hoe een
voudig hun woorden ook zijn.
Helaas neemt hun aantal zowel bin
nen als buiten de kloosters af. Niet a!
leen doordat zij zich laten opslokken
door de oppervlakkige consumptie
maatschappij, maar ook en vooral
doordat zij, oud en wijs geworden, op
hoge leeftijd uit dit leven verdwijnen
en dan verder zwijgen als het graf
waarin zij ter aarde zijn besteld.
Wellicht vormen zij de enige zwij
gende meerderheid die werkelijk iets te
zeggen heeft.
J. VAN DER KLEIJ.