Weemoedige uilenroep bijgeloof herinnering aan einde der dingen Overdag bestaat er geen zwijgzamer zomergast dan (schaarse) nachtzwaluw door Adriaan P. de Kleuver Voorspoedig jaar voor Valleirenners 'itó Nieuwe trainer Candia jeugd Kaartavond op Candia Bliksemactie bracht f 1150 op ONHEILEN xwa I uw UILEN EN KATTEN NACHTJAGER ROOFVOGELS BOSUIL Bijbellezen in Opheusden DINSDAG I DECEMBER 1970 UIL, GESTELD OP RUST, VERDWIJNT WAAR MENS VERSCHIJNT De aarde heeft haar reuzendraai al weer bijna volbracht als het purper aan de westelijke hemeltrans in fluwelig indigo overgaat en sneller dan men verwacht spreidt de avond haar met briljante sterrenpracht bezaaide nachtgewaad over de aarde. Ziezo, dat staat er dan weer mooi en je denkt er niet eens bij doordat het nergens op slaat, ja, dat het onzin is wat ik schreef, want het is op aarde altijd wel ergens nacht of dag. Wij zien alleen maar niets van de gloeiendhete zon omdat de aardkloot zó machtig groot is dat de zonnestralen er nimmer doorheen kunnen dringen. Voor ons is het dan nacht, zoals het op hetzelfde tijdstip voor onze tegenvoeters dag is. "t Is maar waar je wóónt. Toch wel een merkwaardige gedachte dat je, als je in een raket zou zitten die even snel met de aarde zou meedraaien het altijd dag zou kunnen zijn. .Maar wat zou men dan veel missen. Neen, laat de nacht maar komen. Er valt altijd wel wat te beleven. De geluiden verstommen in bos en veld. Hier en daar lispelt nog een vogel en op "t laatst gaat zelfs de nachtegaal slapen. En dan, opeens, is er dat weemoedi ge geluid dat ergens vandaan schijnt te komen. Ja, het komt naar je toe, kla gend en mysterieus hoort men „kommee - kommee - kommee" en je begrijpt dat vroeger bang aangelegde mensen daarin de dood meenden te herkennen die door dit klagende geroep heen de mens aan het einde der dingen herinnerde. De eenvoudige boerenbevolking ver stond het geluid van de dieren beter dan wij geloof ik. Die overzwenkende uil want wat wij daar zojuist op merkten was de „zang" van een uil, stond maar slecht aangeschreven. Iede re vogel liet zich bij dag zien en horen, maar die uilen met hun nachtelijke ge doe, neen, daar had men het niet op. Het is mogelijk al zo oud als de mensheid, dat geloof in onheilsbrengers. De oude Germanen beluisterden er al het ongeluk voorspellende geluid in en hingen dode uilen op aan het strodak van hun lemen hutten zoals tot voor kort dat de Betuwse plattelandsbevol king wel deed met gedode uilen aan de deeldeur. Dat dit van vader op zoon overgele verde gewoontehandelingen waren rea liseerde men zich nimmer. Wat wist men veel van Pallas Athene, de Griek se godin van de wijsheid, aan wie de uil gewijd was. Van 't éne uiterste in 't Kop van kerkuil met geopend oor. éndere dus. Wat voor grappenmaker was het die boven in de nis van het zuidportaal van de Cunerakerk te Rhe- nen een gebeeldhouwd uiltje plaatste? U ziet het dan maar ééns te meer dat rond de uilen ie.ts vreemds en myste rieus hangt. Het zijn prachtig toegeruste vogels die bij de nacht passen. Wat weet men eigenlijk van het drukke leven van de nacht. In de dorre, afgevallen bladeren van het loofbos ritselen de spitsmuizen en in het grashalmenwoud van de wei de sluipen de veldmuizen. Ook dié zijn op buit uit. Een leger van muizen van velerlei soort, die op de tast doende zijn, vormt het voornaamste voedsel van onze zo verguisde vogels. In plaats van b.v. de kerkuil te be schermen als grootste verdelger van die overvloed aan muizen roeide men het dier vrijwel geheel uit. Straks kom ik nog terug op de milieuverontreiniging, die mede oorzaak was dat juist het on gewenste zich in gunstige zomers on rustbarend voortteelde, terwijl de ver delgers in optima forma, de uilen, puur uit gewoonte verdelgd werden. Zo ha len wij ons toch de onheilen zelf op de hals. Zéker, zo'n „katuil" in de streek rond Veenendaal was iedere uil een „katuil" die pikt wel eens een vogel tje mee, maar wat voor gewicht legt dat nu in de schaal. Ze grijpen vooral ook jonge ratten waar ze die maar te pakken kunnen krijgen. Of ik dan zo'n hekel aan muizen heb. Als het de insektenverdelgende spits muizen betreft volmondig: neen! Maar die andere, daar heb ik het niet zo op. In de terreinen waar ik vele jaren op zichter geweest ben opereerden de woelmuizen als échte lastposten. Meni ge zeer zeldzame en op die plekken zelfs nog schaarse plant sneuvelde doordat de veldmuizen de grond een voudig ondermijnden en door afvreten van de wortels die euriositeiten aan het worden zijnde planten zózeer verzwak ten dat ze het loodje legden. Aan de oostelijke hemel glansde een zacht schijnsel, dat allengs ve- helderde toen de maan, groot en diep okergeel, oprees en de hemel trap begon te bestijgen. Eindeloos was de weerspiegeling in het bijna rimpelloze watervlak. Kalm spoedde de stroom zich voort, dwars door de vurige baan en wij genoten intens van het maanbeschenen rivierland schap voor ons. Ik dacht aan Smetana, die ditzelf de beeld voor ogen moet hebben ge had toen hij zijn geliefde „Moldau" op papier zette en meer nog aan De bussy in zijn Clair de Lune. Boven ons het trekken van duizenden vo gels waarvan je soms een lang ge rekte fluittoon o pving. Ja, de vogel trek, waarvan men zich zo gauw af maakt met woorden als instinct en zo, maar waarvan niemand het rechte weet. Een late fietser kwam ons tege moet. In de stralenbundel van zijn lamp zagen wij de konijnen, als door een panische schrik bevangen, het langs de weg staande kreupel hout instuiven. Rustig hadden ze zich hun buikje dik zitten eten, maar neen, zó veel licht en zó veel belgerinkel, daarvan hadden zij niet van terug. Toen was daar die geheimzinnige vogel, die wij al een paar avonden lang beluisterden. Een vreemde zang. Je zou menen dat het kikker gekwaak is zoals dat in het voorjaar vanuit het griftkanaaltje beneden ons opklinkt. Ik denk altijd aan het geluid dat een bepaald padje voort brengt. U zult dat wel niet kennen, maar dat hindert niets. Denk maar aan kikkergekwaak en daar liefst aan twee die hoog en laag hun brui loftmars aan het musiceren zijn. Was dat nu vogelzang? Ja, tóch! Dat dan is de zang van de nacht zwaluw, die zeldzame vogel van Zuidoost-Utrecht, die daar gejaagd heeft in de late avond en de vroege ochtend en waarvan je overdag niets te zien krijgt. Overdag bestaat er geen zwijgza mer zomergast. Dan zit ze tussen wat blad op een bemoste bodem en probeert ze dan maar te zien te krij gen. De vogel is zelf met zo'n stukje bodem. Zit ze op een bemoste tak dan is het een stuk schors gelijk. Het is niet zo'n zeldzaamheid de v o- gels nog in september te horen, maar na hun winterreis zijn ze in april terug. Dan hoor je hier en daar de ratelslag in de vooravond en dik wijls zagen wij ze in de omgeving van het Berghuis onder Amerongen. Kraaiengekras is nóg lelijker, maar daaraan bent u gewend. Van die lijkbidders wint de nacht zwaluw het met glans. U zóu eigen lijk moeten zien hoe zo'n nachtzwa luw op de bodem tussen de bladeren zit te broeden. Je zag eigenlijk niets en dat komt omdat de veren ook zó er uit zien als bij de uilen. Voor de rest zijn het in de vlucht net zwalu wen met lange vleugels en lange sa art met witte punten. Bij Ouwehand staan een paar bo men dicht bij een lantaarn. Daar omheen z wemden kevertjes en nachtvlinders. Zo nu en dan kwa men die nachtzwaluwen zich daar te goed doen, want dat is kostje naar hun smaak. Ze hebben maar een klein snaveltje. De mond loopt even wel door tot onder de ogen en als ze die grote mond open doet dan is die muil een echte moordkuil waaraan geen ontkomen is. Je ziet ze langs de bosranden vooral opereren omdat daar veel in secten vliegen als het avond of mor gen wordt. De naam nachtzwaluw is dan ook een beetje overdreven. Ze heeft trouwens veel namen. Het volk kende de gedragingen van de vogels beter dan men denkt. Het volk zou „het volk" niet zijn als zo'n geheimzinnige vogel niet iets werd toegedicht. Ze heeft ook de naam geitenmelker en men gelóófde dat ze zich aan een geitespeen vast zoog en zo melk aftapte. Omdat ze wat het voorkomen be treft op een uil lijkt en het geluid van padden voortbrengt, kreeg ze elders de namen ..paduil" en „vlie gende pad", „Ratelaar" vind ik véél mooier en „dagslaper" leert ons dat het volk de gedragingen maar góéd kende. Een ontmoeting in onze omgeving is zeldzaam maar geenszins uitgeslo ten. Je moet er alleen laat voor op blijven of vroeg de veren uit. En- naar buiten, de bossen in. Als u geen raad meer weet met uw uilen, dan zou het beslist geen uilen naar Athene dragen zijn ze op de na tuurterreinen los te laten. Aangezien ik het „makke zout om op de staart te leggen" nog steeds niet uitgevonden heb. kan ik helaas niet garanderen dat ze daar hun zegenrijke arbeid blijvend zouden verrichten. Dan raak ik een teer punt aan: het milieu! Zou u als uil ih Veenendaal willen wonen? De uilen niet meer! Blijf dus mssr gewoon: een mens. Maar dan een mens met veel begrip voor deze stand van zaken in en om dat zich steeds maar meer uitdijende randje van de randstad. Vroeger, ja, vroeger waren in ons dorp uilen die er zelfs hun jongen groot brachten. Waar nu het Scheepjeswol- complex is, daar had je een fijn plekje midden in het dorp. Dat was het Groe ne Woud. Een woudje dan wel te ver staan. Eens stond daar denkelijk dat midde leeuwse raadsel: het Fijtshuys. Er naast woonde Emmegie van Doorn met de broers Piet van Em en Jan van Em. In de schuur haast de hooiberg broedde jaar en dag een steenuilenpaartje. Die verorberden méér muizen dan de tien poezen van Emmegie samen. Emmegie, de goeie ziel, werd als to verheks algemeen geschuwd. Maar ja, wie liet nou uilen in de schuur huizen. Bovendien brak je er je nek over de katten. Een paar maal per jaar hield toch óók Emmegie uitverkoop. Dan verdronk ze zo'n twintig, dertig jonge katjes in de grift. Er waren tijden dat er meer jonge katjes, dode honden en biggetjes verlaagde waterstand en verlegging van de Lunterse beek, die in oude staat behouden onmachtig om het fort slin gert. Ook déar moest de velduil wijken omdat je nu daar geen broekland meer hebt. Een allergenoegelijkste vogel, zo'n velduil, die je zo menselijk eigenwijs kan aankijken en zich ook wel overdag laat zien. Toch eens opletten of ze weer bij Lienden in de oude Rijnstrang broe den als in 1967 en 1968. Ze zitten daar zo veilig, dat je de heren ingenieurs, die verantwoorde lijk zijn voor de stuw bij Amerongen, wel erg denkbaar mag'zijn. Je be merkt het ieder jaar weer dat de wa in de grift dreven dan er vissen zwom men. Waren die uilen nou buizerden geweest, dan hadden ze al die kadaver tjes wel meegepikt. Als:.: ja als! Want voor buizerden moest je in de Hooilan den van Achterberg zijn of ten westen van Veenendaal langs de Slaperdijk. Die zijn er 's winters. Soms wel tien. Kan men nagaan hoe veel muizen daar huizen. Ook in een holle boom broeden de steenuiltjes graag. Altijd zat een paar tje in een pereboom, die ingewaterd was achter het huis van dokter Willem- sen aan de Nieuweweg, de oude Veld- jesgraaf dus, en die hadden dan weer ruzie met die van Emmegi ruzie met die van Emmegie als ze in het streng afgepaalde broederf kwa men. Maar dat hoorde je niet alleen 's nachts. De mannetjes waren vroeg in de avond al te horen. Ik heb op klaar lichte dag alle buurtmussen, vinken en mezen wel eens achter een steenuiltje aan zien vliegen om hem te verjagen. Dat is nu allemaal fabrieksterrein. Begrijpt u nü dan dat zulke vrije vo gels niets bij ons te zoeken hebben. Zo weet ik nog een paar plekjes waar aan de teen van de dijk naar Wijk bij Duurstede onder Amerongen de knotwilgen zich aaneenrijen. Dat zijn geliefkoosde broedplaatsen. Ook als de boerenkapper alle takken afge schoren heeft. Niemand wipt de nes ten er uit en zo zie je ze nogal eens laat 's avonds langs komen. Een zoef- je lucht. Meer niet. Wij hebben er een avond tot donker toe gezeten en werden overweldigd door een zonson dergang die haars gelijke niet had. Het hemelse schouwspel werd al flauwer en flauwer en toen bleef er niets over... dan de uilen. En een eenza me roerdomp. Ook dat is er een die de nacht bemint. Een andere avond waren wij in het kasteelpark van Renswoude toen we een ontmoeting hadden met twee ran suilen. U weet wel: die met die lange pluimen op de kop. Ze kwamen vast en zeker uit het Wagensveldse waar ze in een den gebroed zullen hebben. Wat een prachtvogel! Men kan zich door die oorpluimen nooit vergissen met de velduil, die ik vroeger wel broedend in „de Hel" aan trof en later ook in de verlande fort gracht van het Werk aan de Daatselaar aan het einde van de Slaperdijk. De „dijkjes" zegt men vaak, maar het is toch echt één dijk tot aan de Daatse laar ten noorden van Renswoude toe. Ook daar verandert veel door die Kerkuilen en in het poqrtje het uiltje van Athene, ons steenuiltje terstand meer geëgaliseerd is. Veel vogels," die van het rietland houden hebben grotere broedkansen, vooral in de Marschpolder. Nu wij toch' in de Betuwe beland zijn, neem ik u mee naar de toren van IJzendoorn, waar tot voor enkele jaren nog de kerkuilen broedden. In die toren was een soort duivenflat, dat door die merkwaardigste onder de uilen in bezit genomen was. Hoe het daar nu met het uilenge- broed (in de opbouwende zin van het woord) gaat, weet ik niet, maar het was daar dat ik overdag er een tot op zo'n anderhalve meter kon benaderen eer er een felle uitval volgde. Je denkt dat de sluier rond de ogen geheel gesloten is, maar door de spleet jes van de sluier heen volgen de grote ogen alles. De kop is hartvormig en bij géén van al onze uilen is „het oor" zo perfect zichtbaar. Een deel van de sluier kan opgezet worden aan beide zijden en dan „opent" zich het oor. Het oor is niet alléén zo bijzonder. De poten zijn echte grijpklauwen. Daar voor zijn het ook roofvogels. Ze moeten snel en zeker hun prooi Tmuizen en nog eens muizen!) in de grijpgrage klauwen mee kunnen nemen. Twee tenen vooru- üit en twee achteruit met telkens de kromme, scherpe nagels naar binnen gericht. Dan dat gezichtsvermogen. Uilen hebben zulke „menselijke" uitdrukkin gen omdat de ogen naar voren gericht zijn en niet zoals bij de dagvogels opzij van de kop staan. Die ogen zijn groot en de oogappels kunnen groter gemaakt worden naar mate het donkerder wordt. Dat zie je ook zo sterk met katten. Wanneer de vogel vliegende in een horizontale stand komt dan zijn de ogen naar omlaag gericht. Alles dus héél doelmatig, (iaat het zonnetje van ons scheiden, dan gaan de oorkleppen open en vangt het dier haast muizen haast op de tast. Je moet ze maar eens langs de bosranden en boven de wei landen in het maanlicht bezig zien. Dat is een belevenis op zich zelf. In het stikdonker zie je ze niet, maar door een zacht gesuis, dat langs je heen zweeft, verneem je de vogel toch. Ik heb al eens gelezen dat de uil on der zijdezachte wiekslag de dood met zich meevoert. Niets is minder waar! Dat zuchtje komt door het verenkleed, dat zo zacht als zijde is. Dat is allemaal schijn die bedriegt. Zo'n fluweelzacht verenpakje kreeg de uil met de bedoeling dat, als ze dicht langs de grond vliegt, dat zó bijna ge ruisloos geschiedt dat de óók met een scherp gehoor toegeruste prooi de komst van de vogel niet bemerkt. On bewoonbaar. In de omgeving van Veenendaal heeft de uilenstand niet veel meer te beteke nen. Het gehele leefmilieu is voor die De ransuil SCHERPENZEEL De wielerver eniging De Valleirenners kon op de jaarvergadering, die werd gehouden in Marktzicht, terugblikken op een voor spoedig jaar. Het ledenaantal was ge stegen van achttien naar tweeëndertig en die groei was voornamelijk te dan ken aan de jeugd, want er hadden zich tien nieuwe jeugdleden aangemeld. Na een kort openingswoord van voor zitter Meinten uit Achten werden op vlotte wijze de agendapunten afge werkt. Uit het jaarverslag van secreta ris Sas bleek, dat De Valleirenners zich steeds meer ontwikkelt in de richting van een streekvereniging. Dit jaar was door Valleirenners naast de ronde van Scherpenzeel, ook de ronde van Barne- veld en Lunteren georganiseerd. De plannen voor het volgende seizoen duiden erop, dat behalve deze drie ron des, ook de ronde van Rhenen door de Scherpenzeelse renners wordt georgani seerd. Voor de ronde van Scherpenzeel streeft men naar de datum van 3 juli 1971. De aftredende voorzitter Meinten werd bij acclamatie herkozen en ook de agendapunten „verslag van de penning meester" en „bestuursbeleid" leverden geen moeilijkheden op. Daarna werden door de voorzitter de prijzen uitgereikt van de afgelopen competitie. Nieuwelingen: 1. Jan Hoksbergen; 2. Co Jansen; 3. Bert Quint; 4. Evert Blo- tenburg; 5. Rolf Sas; 6. Teo Sas; 7. T. van Dijk. Adspiranten: 1. Ati Atema; 2. Gert Hol; 3. Jan van Lagen; 4. Harry de Jong; 5. Rini Meeuwisz. A-jeugd: 1. Lois v. Hamers veld; 2. Diam van Bommel; 3. Jan van Dijk; 4. H. van Leeuwen; 5. Guus Helms. B-jeugd: 1. Wim Veldhuizen; 2. John Efferen. C-jeugd: 1. Chris van de Lugt; 2. Paul Louren. Co Jansen kreeg nog een prijs omdat hij zijn record over 20 km had verbe terd. Zijn tijd was 32 m. 3,5 sec. en hij heeft het gebracht op 30 minuten 5,40 seconden. 0 Velduil bij nest. karakteristieke nacht-roofvogels onbe woonbaar gemaakt. Ik bewaarde de méést schuwe uil tot het laatste, de bosuil, waarvan wij eens een jong exemplaar gebracht werd dat na wat bijvoedering het tóch nog haal de en naar de bossen terug vloog, 't Is een zeldzaam dier. Je herkent ze aan de dikke, ronde kop en het nogal druk doenerige roepen in de avond. Het is meer „hoehoehoe" dat uit een hoge dennentop klinkt. Sommige van onze oude dennenbossen zouden een goede nestgelegenheid voor deze uil bieden. Alleen zié ik ze de laatste jaren zo weinig. Op de hele Amerongense bbrg wist ik nabij „de Bliscap" één nest te zitten. Ik ben met succes op zoek ge weest naar zijn uilenballen, de uitge braakte voedselresten, en vond die ook onder de „roestplaats", de plek waar je ze altijd weer kunt vinden. Het was een hele toer met de kijker de vogel te „vinden", want die had nu letterlijk het uiterlijk van een stuk schors. Dan denk ik ineens aan een an der stuk „schors", precies als de bosuil een uitgesproken nachtvogel, onze nachtzwaluw. Uilen staren je aan vanuit de kunst matige ruïnes in onze dierentuinen. >len moet ze in eigen mgeving ergens langs de Slaperdijk in het maanlicht zien fourageren met nauwelijks waar neembare vleugelslag. Dat is zo langza merhand een belevenis van de eerste orde aan het worden. boven uitgebraakte RHENEN Om privé-redenen heeft jeugdtrainer Groot van Candia het bijl tje er bij neer moeten leggen. Van de voorzitter van de vereniging, de heer De Jong, vernamen wij gisteren dat het bestuur inmiddels een opvolger heeft aangesteld in de persoon van de heer H. v. d. Plas uit Ede. RHENEN Woensdagavond om half acht is er in het clubgebouw van Can dia een klaverjas- en jokeravond. Deze kaartavond is voor iedereen toeganke lijk, dus niet alleen voor leden. OPHEUSDEN De predikant van de gereformeerde gemeente van Opheus den, ds. J. Karens begint morgenavond weer met zijn wekelijkse bijbellezingen in het kerkgebouw. De bijeenkomsten beginnen om half acht. RENSWOUDE De bliksemactie ten bate van de overlevenden van de over stromingsramp in Oost-Pakistan heeft in Renswoude 1150,- opgebracht.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1970 | | pagina 9